Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de coronacrisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief dient u daarom tot het einde van het schooljaar 2023-2024 samen te lezen met omzendbrief VWO/2020/01. |
1.
De oprichting en erkenning van de centra
1.1.
De algemene erkenningsvoorwaarden voor de centra
De instelling die erkend wil blijven als Centrum voor Basiseducatie of als Centrum voor Volwassenenonderwijs, dient aan een aantal voorwaarden te voldoen:
1° het centrum moet de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens eerbiedigen en in het geheel van de werking toepassen;
2° het centrum moet georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een centrumbestuur;
3° het centrum moet gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne en bewoonbaarheid voldoen;
4° het centrum moet de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken;
5° het centrum moet beschikken over didactisch materiaal en een centrumuitrusting die beantwoorden aan de agogische vereisten;
6° het centrum dient de bepalingen na te leven over de taalregeling en de taalkennis van het personeel (zie omzendbrief PERS/2010/01);
7° het centrum dient een structuur aan te nemen zoals bepaald in het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;
8° het centrum moet beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen over eindtermen, specifieke eindtermen, basiscompetenties, erkende beroepskwalificaties, opleidingsprofielen en leerplannen;
9° het centrum moet zonder onderscheid elke cursist inschrijven voor de opleiding die deze wil volgen.
Een instelling die niet langer voldoet aan een of meer van deze voorwaarden, kan de erkenning verliezen voor het geheel van het centrum of voor één of meerdere structuuronderdelen.
1.2.
De specifieke erkenningsvoorwaarden voor de centra
De instellingen die erkend zijn als Centrum voor Basiseducatie kunnen uitsluitend opleidingen inrichten op niveau van de basiseducatie. De betrokken instellingen zijn gehouden de term 'Centrum voor Basiseducatie' (afgekort CBE) duidelijk zichtbaar in hun benaming te voeren.
De instelling die erkend zijn als Centrum voor Volwassenenonderwijs kunnen uitsluitend opleidingen inrichten op niveau van het secundair volwassenenonderwijs. De betrokken instellingen zijn gehouden de term 'Centrum voor Volwassenenonderwijs’ (afgekort CVO) duidelijk zichtbaar in hun benaming te voeren.
De centra delen elke wijziging van hun officiële benaming onmiddellijk mee aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs, gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.
1.3.
De oprichting en erkenning van een nieuw centrum
Een instelling die erkend wil worden als Centrum voor Basiseducatie of als Centrum voor Volwassenenonderwijs dient hiertoe uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een dossier voor een voorlopige erkenning in bij de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs, gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be. Uit het dossier moet blijken dat de instelling voldoet aan de erkenningsvoorwaarden 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° zoals beschreven in punt 1.1 en de erkenningsvoorwaarden vermeld in punt 1.2.
De inspectie voert na de indiening van de aanvraag een snel en gericht erkenningsonderzoek uit. Deze eerste fase van het erkenningsonderzoek kan tot twee verschillende resultaten leiden:
– een positief advies voor voorlopige erkenning;
– een negatief advies voor een voorlopige erkenning.
Op basis van het advies van de onderwijsinspectie neemt de Vlaamse Regering
uiterlijk op 31 augustus voorafgaand aan de oprichting een beslissing over hetzij
voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij niet-erkenning.
Uiterlijk zes maanden na de start van het schooljaar van voorlopige erkenning,
volgt de tweede fase van het erkenningsonderzoek. Dat is een doorlichting, waarbij de onderwijsinspectie nagaat of aan de onderwijsinstelling een erkenning verleend kan worden. De onderwijsinspectie gaat tijdens deze fase na of de onderwijsinstelling voldoet aan alle erkenningsvoorwaarden, beschreven in punt 1.1. en 1.2., aan de hand van een grondig en breed onderzoek. Deze doorlichting resulteert in een advies ‘erkenning’ of een advies ‘geen erkenning’.
De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31 maart van het schooljaar van de
voorlopige erkenning. De eventuele beslissing tot ‘geen erkenning’ gaat pas in vanaf het daaropvolgende schooljaar, zodat de rechten van de cursisten (inzake studiebekrachtiging) tijdens het lopende schooljaar gewaarborgd blijven.
Erkenning betekent dat het centrumbestuur de bevoegdheid verwerft om aan cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen voor de erkende structuuronderdelen toe te kennen.
Een centrum dat erkend wordt, komt niet automatisch in aanmerking voor financiering of subsidiëring. Hiertoe moet het centrum voldoen aan de financiering- of subsidiëringvoorwaarden (zie punt 2) en aan de voorwaarden tot het verwerven van onderwijsbevoegdheid. Opleidingen van erkende Centra voor Volwassenenonderwijs komen enkel in aanmerking voor subsidiëring of financiering indien de onderwijsbevoegdheid is toegekend via geldende procedures (zie omzendbrief VWO/2011/03) of via overheveling (zie 3.4).
2.
De financierings- of subsidiëringsvoorwaarden van de centra
2.1.
De rationalisatienormen van erkende en gefinancierde of gesubsidieerde centra
Een erkend Centrum voor Basiseducatie of Centrum voor Volwassenenonderwijs dat in aanmerking wil blijven komen voor financiering of subsidiëring moet voldoen aan een rationalisatienorm.
Deze rationalisatienorm bedraagt 60.000 lesurencursist voor een Centrum voor Basiseducatie.
Vanaf 1 september 2019 gelden voor een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs organiseert verschillende rationalisatienormen. Deze rationalisatienormen moeten behaald worden, hetzij door voldoende lesurencursist gegenereerd te hebben in de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, hetzij met behulp van overgedragen leraarsuren bij overheveling van één of meer studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs. Bij een centrum dat zelf leraarsuren overdraagt, worden deze niet meegerekend voor de berekening van het aantal lesurencursist van de rationalisatienorm. De overgedragen leraarsuren worden terug omgerekend naar lesurencursist. Hiervoor wordt eerst de verhouding berekend tussen het aantal lesurencursist dat het overdragende centrum tijdens de afgelopen referteperiode gerealiseerd heeft en het aantal leraarsuren dat aan het overdragende centrum werd toegekend. Dit levert een gemiddelde waarde per leraarsuur op voor het overdragende centrum. Vervolgens wordt deze gemiddelde waarde vermenigvuldigd met het aantal overgedragen leraarsuren. Het op deze manier bekomen aantal lesurencursist wordt dan in rekening gebracht voor het behalen van de rationalisatienorm.
De rationalisatienormen bedragen:
- 700.000 lesurencursist voor een Centrum voor Volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km² geldt.
- 360.000 lesurencursist voor een Centrum voor Volwassenenonderwijs waarvoor een bevolkingsdichtheid van 300 of minder inwoners per km² geldt.
Voor een centrum met meerdere vestigingsplaatsen wordt de totale bevolking van deze gemeenten gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor de vestigingsplaats Brussel-Hoofdstad wordt de totale bevolking van het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor de bepaling van het aantal inwoners per km² wordt de meest recente berekening van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (http://statbel.fgov.be/ ) gebruikt;
- 525.000 lesurencursist voor een Centrum voor Volwassenenonderwijs waarvan de hoofdvestigingsplaats op 1 januari 2017 ligt in:
- het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
- de rand- en taalgrensgemeenten;
- de voormalige mijngemeenten Beringen, Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Maasmechelen;
- 200.000 lesurencursist voor een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat:
- opleidingen van maximaal één studiegebied van het secundair volwassenenonderwijs organiseert;
- opleidingen van maximaal twee studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs organiseert, waarvan op 1 februari 2017 één studiegebied uniek in Vlaanderen was.
Vanaf 1 september 2019 moet een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat gedurende twee opeenvolgende referteperiodes de rationalisatienorm niet haalt, hetzij afbouwen (zie 3.1), hetzij fusioneren met een ander centrum (zie 3.2).
2.2.
De aanvullende subsidiëringsvoorwaarden voor de Centra voor Basiseducatie
Een Centrum voor Basiseducatie dat in aanmerking wil komen voor subsidiëring moet naast het behalen van de rationalisatienorm voldoen aan volgende voorwaarden:
- het Centrum voor Basiseducatie moet haar onderwijsactiviteiten (zowel werving als inrichting) spreiden over de totaliteit van haar werkingsgebied, rekening houdend met de demografische kenmerken;
- het Centrum voor Basiseducatie moet opgericht zijn als een pluralistisch centrum. Dit betekent dat de Centra voor Basiseducatie hun werking en hun agogisch project niet kunnen baseren op politieke, religieuze, ideologische of levensbeschouwelijke opvattingen;
- een Centrum voor Basiseducatie moet opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
- de algemene vergadering van het Centrum voor Basiseducatie dient voor ten minste een vierde te bestaan uit vertegenwoordigers van lokale besturen (= gemeenten, provincies, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, OCMW's of districten). Het Centrum voor Basiseducatie Brussel dient als vervanging van deze vertegenwoordigers van lokale besturen ten minste één vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie in haar algemene vergadering op te nemen.
De Vlaamse Regering subsidieert slechts één Centrum voor Basiseducatie per werkingsgebied.
Indien er in een bepaald werkingsgebied geen Centrum voor Basiseducatie gesubsidieerd wordt, en meerdere centra dienen een aanvraag tot subsidiëring in, dan kent de Vlaamse Regering de subsidiëring toe aan het Centrum voor Basiseducatie dat het grootste volume aan lesurencursist genereerde in de referteperiode voorafgaand aan de aanvraag.
2.3.
De financierings- of subsidiëringsvoorwaarden voor een nieuw erkend Centrum voor Volwassenenonderwijs
Een nieuw Centrum voor Volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs dat een erkenning heeft verkregen, komt pas in aanmerking voor financiering of subsidiëring wanneer het aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
- in een bepaalde referteperiode 800.000 lesurencursist gegenereerd heeft in één of meerdere vestigingsplaatsen waarvoor een bevolkingsdichtheid van meer dan 300 inwoners per km² geldt;
- in een bepaalde referteperiode 360.000 lesurencursist gegenereerd heeft in één of meerdere vestigingsplaatsen waarvoor een bevolkingsdichtheid van minder dan 300 inwoners per km² geldt.
Voor een centrum met meerdere vestigingsplaatsen wordt de totale bevolking van deze gemeenten gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor de vestigingsplaats Brussel-Hoofdstad wordt de totale bevolking van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor de bepaling van het aantal inwoners per km² wordt de meest recente berekening van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (http://statbel.fgov.be/) gebruikt;
Een nieuw Centrum voor Volwassenenonderwijs dat nog niet in aanmerking komt voor financiering of subsidiëring, kan geen leraarsuren of punten ontvangen van een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs via overdracht (zie 7).
3.
Afbouw, fusie, splitsing en overheveling
3.1.
Afbouw
Een centrum dat niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of aan de financiering- of subsidiëringvoorwaarden dient afgebouwd te worden. Afbouw gebeurt door de geleidelijke sluiting van alle structuuronderdelen.
De afbouw gaat in vanaf het schooljaar dat volgt op de referteperiode waarin het centrum de erkenning verloren heeft of waarin het niet langer voldoet aan de financiering- of subsidiëringvoorwaarden.
De cursisten die ingeschreven zijn in het betreffende centrum op het ogenblik dat beslist wordt tot afbouw, moeten de aangevatte opleiding volledig en binnen een normaal tijdsbestek kunnen beëindigen. Met een normaal tijdsbestek wordt bedoeld zonder onderbreking en zonder herhaling van een eenheid, module of leerjaar.
De afbouw moet gerealiseerd worden binnen een periode van drie opeenvolgende schooljaren voor een modulaire opleiding.
Een verklaring van afbouw wordt opgesteld in overeenstemming met het modelformulier dat als bijlage 1 aan deze omzendbrief is toegevoegd. De verklaring wordt voor 31 mei voorafgaand aan het schooljaar waarin de afbouw start aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs toegezonden, gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.
3.2.
Fusie
Elke fusie vindt in één keer plaats (en dus niet progressief) en op 1 september. Vanaf de fusie bestaat er nog slechts één centrumbestuur en één directeur.
Op basis van de gegenereerde gewogen financieringspunten van de fuserende centra berekent de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs ambtshalve de financiering/subsidiëring voor het gefuseerde centrum. Het fuserende Centrum voor Volwassenenonderwijs kan de vestigingsplaatsen van de samenstellende centra behouden.
Voorbeeld
Twee centra fusioneren op 1 september 2027. De berekening van de financiering/subsidiëring van het gefuseerde centrum gebeurt als volgt:
- het gefuseerde centrum heeft op 1 september 2027 recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren/punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiode 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026 heeft bereikt. De afzonderlijk berekende gewogen financieringspunten voor de twee fuserende centra voor de referteperiodes 2024, 2025 en 2026 worden samengeteld. Tijdens deze referteperiodes waren de centra immers nog niet gefusioneerd.
- het gefuseerde centrum heeft op 1 september 2028 recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren/punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2027 heeft bereikt. De afzonderlijk berekende gewogen financieringspunten voor de twee fuserende centra voor de referteperiodes 2025 en 2026 worden samengeteld. Vanaf referteperiode 2027 worden de gewogen financieringspunten voor het gefuseerde centrum berekend ook al waren de 2 centra 8/12 de van het jaar niet gefusioneerd en slechts 4/12 de wel. Voor de referteperiode 2027 gebeurt de berekening van de gewogen financieringspunten dus alsof het centrum het volledige kalenderjaar 2027 gefusioneerd was.
- het gefuseerde centrum heeft op 1 september 2029 recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren/punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiode 1 januari 2026 tot en met 31 december 2028 heeft bereikt. De afzonderlijk berekende gewogen financieringspunten voor de twee fuserende centra voor de referteperiode 2026 worden samengeteld. Voor de referteperiodes 2027 en 2028 worden de gewogen financieringspunten voor het gefuseerde centrum berekend.
- het gefuseerde centrum heeft op 1 september 2030 recht op hetzelfde aandeel aan leraarsuren/punten als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de referteperiode 1 januari 2027 tot en met 31 december 2029 heeft bereikt. Voor de referteperiodes 2027, 2028 en 2029 worden de gewogen financieringspunten voor het gefuseerde centrum berekend.
Er is geen fusie mogelijk tussen een Centrum voor Basiseducatie en een Centrum voor Volwassenenonderwijs. Bij fusie tussen Centra voor Volwassenenonderwijs die tot een verschillend onderwijsnet behoren, dient voorafgaandelijk een overdracht naar een ander centrumbestuur te gebeuren, zodat alle instellingen tot één en hetzelfde net behoren.
Een fusieverklaring wordt opgesteld in overeenstemming met het modelformulier, dat als bijlage 2 bij deze omzendbrief is opgenomen. De centra die willen fusioneren, zenden aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs, gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be, hun fusieverklaring vóór 15 februari voorafgaand aan het schooljaar waarin de fusie start. In uitzonderlijke omstandigheden, kan van deze datum worden afgeweken.
3.3.
Splitsing
Wanneer een centrumbestuur de werking van een bepaald centrum wenst te ontdubbelen in twee verschillende centra, dan wordt dit beschouwd als de oprichting van een nieuw centrum en dient de procedure gevolgd te worden die beschreven staat in punt 1.3.
Indien er als gevolg van een splitsing twee Centra voor Basiseducatie zouden ontstaan binnen eenzelfde werkingsgebied, dan wordt alleen het Centrum voor Basiseducatie dat het grootste volume aan lesurencursist genereert, gesubsidieerd.
3.4.
Overheveling van structuuronderdelen
De overheveling van structuuronderdelen is de overbrenging van een deel van het onderwijsaanbod van het ene centrum naar het andere centrum, al dan niet op grond van onderlinge uitwisseling en dit met de bedoeling deze structuuronderdelen onverminderd voor financiering of subsidiëring in aanmerking te laten komen. Het globale aanbod wordt door het mechanisme van overheveling enkel herschikt en niet verruimd.
Met structuuronderdeel wordt bedoeld: een studiegebied van het secundair volwassenenonderwijs of het geheel van het onderwijsaanbod, georganiseerd in een vestigingsplaats van een centrum.
Een overheveling van structuuronderdelen is alleen mogelijk tussen Centra voor Volwassenenonderwijs. De onderwijsbevoegdheid in een penitentiaire inrichting kan niet overgeheveld worden. Aangezien de Centra voor Basiseducatie een regionale werking kennen en over alle onderwijsbevoegdheid binnen het niveau basiseducatie beschikken, zijn de bepalingen m.b.t. overheveling voor hen zonder voorwerp.
Voor overhevelingen van studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs is de goedkeuring van de Vlaamse Regering enkel vereist indien de overheveling naar een andere vestigingsplaats geschiedt. Voor de aanvraag tot overheveling geldt steeds 15 februari van het voorafgaande schooljaar als uiterste indieningsdatum. Voor deze overhevelingen dienen de richtlijnen te worden gevolgd die opgenomen zijn in punt 8.2. van de omzendbrief m.b.t. de ontwikkeling van de opleidingsprofielen en de onderwijsbevoegdheid van de CBE en CVO.
Voor de overheveling van een studiegebied van het secundair volwassenenonderwijs naar een ander Centrum voor Volwassenenonderwijs dat onderwijsbevoegdheid heeft voor het secundair volwassenenonderwijs is geen goedkeuring van de Vlaamse Regering vereist, op voorwaarde dat de overheveling binnen dezelfde vestigingsplaats geschiedt. In dit geval volstaat een verklaring van de overheveling binnen dezelfde vestigingsplaats van één of meer SVWO-studiegebieden tussen twee centra voor volwassenenonderwijs, dat als bijlage 3 bij deze omzendbrief is opgenomen, en ondertekend door de centrumbesturen van het overhevelende en ontvangende Centrum voor Volwassenenonderwijs. De Centra voor Volwassenenonderwijs die een structuuronderdeel willen overhevelen, mailen aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs, gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be, hun verklaring van overheveling voor 31 mei voorafgaand aan het schooljaar waarin de overheveling start. In uitzonderlijke omstandigheden kan van deze datum worden afgeweken.
Overgehevelde structuuronderdelen kunnen enkel verder gefinancierd of gesubsidieerd worden als aan de volgende voorwaarden gelijktijdig voldaan is:
- Elke overheveling gebeurt in één keer (en dus niet progressief) en op 1 september.
- Het structuuronderdeel wordt gerangschikt als secundair volwassenenonderwijs
Het overhevelende Centrum voor Volwassenenonderwijs verliest de bevoegdheid om het structuuronderdeel in de vestigingsplaats waaruit het is overgeheveld, te blijven aanbieden.
Het ontvangende Centrum voor Volwassenenonderwijs verkrijgt door de overheveling het recht dit structuuronderdeel te organiseren in de vestigingsplaats waarnaar het is overgeheveld.
Elke overheveling moet het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal comité van zowel het overhevelende als het ontvangende Centrum voor Volwassenenonderwijs.
In de verklaring van de overheveling, die ondertekend wordt door beide centrumbesturen, wordt bepaald of de overdracht van een structuuronderdeel al dan niet gepaard gaat met een overdracht van leraarsuren en/of punten. Het overhevelende centrum vermeldt op bovenvermeld formulier hoeveel leraarsuren en/of punten definitief worden overgedragen én registreert deze overdracht via de daarvoor voorziene webdienst van DAVINCI.
3.5.
Rechten en plichten van personeelsleden bij afbouw, splitsing, fusie of overheveling
Deze materie wordt in een afzonderlijke omzendbrief toegelicht (PER/2009/03).
Elke beslissing tot afbouw, fusie, splitsing of overheveling moet in elk geval onderhandeld worden in het lokale comité van alle betrokken centra.
3.6.
Wijziging van centrumbestuur
Indien het centrumbestuur van een centrum wijzigt dan is het centrum verplicht dit onmiddellijk te melden aan de administratie op het volgende e-mailadres: gegevensbeheer.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be .
4.
Financiering of subsidiëring van de centra
4.1.
De financierbaarheid of subsidieerbaarheid van de centra
4.1.1.
De financierbare of subsidieerbare cursist
4.1.1.1.
Algemeen
Een cursist is financierbaar of subsidieerbaar indien hij is ingeschreven vóór één derde van het minimale aantal lestijden van de module voorbij is. Het gaat hierbij om het aantal lestijden dat volgens het goedgekeurde opleidingsprofiel moet worden georganiseerd. De inschrijvingsvoorwaarden voor een cursist worden toegelicht in de omzendbrief VWO/2011/02.
4.1.1.2.
In de opleidingen Nederlands tweede taal
Een cursist voor een opleiding Nederlands tweede taal dient om financierbaar of subsidieerbaar te zijn, naast de bepalingen in punten 4.1.1.1 en 4.1.1.2 te voldoen aan de bepalingen van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid en aan het Vlaams afsprakenkader Nederlands tweede taal van 20 februari 2020.
De cursist voor een opleiding Nederlands tweede taal die bij inschrijving niet beschikt over een studiebewijs van een opleiding Nederlands tweede taal, is enkel financierbaar of subsidieerbaar indien het centrum de afspraken gemaakt binnen de Agentschappen Integratie en Inburgering of het Huis van het Nederlands Brussel over intake, testing en doorverwijzing naleeft. Deze lokaal gemaakte afspraken kunnen niet ingaan tegen het Vlaams afsprakenkader Nederlands tweede taal.
In het centrum is steeds een geactualiseerde versie van de gemaakte afspraken binnen de Agentschappen Integratie en Inburgering of het Huis van het Nederlands Brussel aanwezig. Op basis van het cursistendossier (zie omzendbrief VWO/2011/02) controleert AHOVOKS de naleving van deze afspraken.
4.1.2.
Controle op de financierbaarheid of subsidieerbaarheid
De aanwezigheid van een cursist in de lessen of de participatie van de cursist aan de opleiding, is vanaf 1 september 2019 niet langer van belang voor de financiering of subsidiëring van de centra maar wel voor een aantal andere aangelegenheden (bv. Vlaams Opleidingsverlof). Omwille van de regelgeving van andere beleidsdomeinen dan onderwijs en vorming is het zorgvuldig bijhouden en uitwisselen van de participaties van bepaalde cursisten noodzakelijk. Een cursist die langdurig of veelvuldig afwezig is, dient op de voorwaarde van zijn aanwezigheid gewezen te worden indien hij:
- als verplicht inburgeraar een opleiding NT2 van de basiseducatie of het secundair volwassenenonderwijs volgt;
- als werkzoekende een door VDAB erkend traject naar werk in een CBE of CVO volgt.
De controle op de aanwezigheid van deze cursisten behoort tot de bevoegdheid van het beleidsdomein waaronder de betreffende regelgeving valt en gebeurt dus niet door AHOVOKS.
AHOVOKS controleert of de cursisten voldoen aan de voorwaarden voor financierbaarheid of subsidieerbaarheid en is gemachtigd desgevallend ambtshalve cursisten te schrappen die niet voldoen aan deze voorwaarden. Tegen de beslissing van AHOVOKS is beroep mogelijk bij het afdelingshoofd van de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs. Dat gebeurt uitsluitend via een e-mail naar beroepsprocedure.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.
In de registratierichtlijnen voor de controle van de cursistenkenmerken in functie van de financiering of subsidiëring van het volwassenenonderwijs wordt uitvoerig beschreven hoe de controle op de financierbaarheid of subsidieerbaarheid zal verlopen.
4.1.3.
De referteperiode
Het registratiemoment is het moment waarop één derde van het minimale aantal lestijden van de module voorbij is. Het registratiemoment bepaalt aan welke specifieke referteperiode de lesurencursist toegewezen worden.
Vanaf 1 januari 2019 loopt de referteperiode van 1 januari tot en met 31 december.
Om het aantal lesurencursist te kennen, wordt het aantal financierbare of subsidieerbare cursisten vermenigvuldigd met het totaal aantal lestijden van de betrokken module.
Meer informatie over registraties is te vinden op https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/directies-en-administraties/volwassenenonderwijs/cursistenadministratie/davinci .
4.2.
Begrenzing op de groei van de financiering of subsidiëring van de centra
Artikelen 90 (CBE) en 107 en 108 (CVO) van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs bepalen de wijze waarop vanaf het schooljaar 2020-2021 het totale volume aan VTE, leraarsuren, punten en werkingsmiddelen over alle centra heen kan toenemen:
- volgens de reële evolutie van de gewogen financieringspunten t.o.v. het referentiepunt voor:
- de vte, leraarsuren en punten van alle opleidingen van de basiseducatie en alle opleidingen van de studiegebieden NT2 richtgraad 1 en 2 en NT2 richtgraad 3 en 4 van het secundair volwassenenonderwijs;
- de werkingsmiddelen voor het secundair volwassenenonderwijs;
- beperkt tot maximaal 0,8 % indien de gewogen financieringspunten voor de leraarsuren en punten van alle opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs die niet behoren tot studiegebieden NT2 richtgraad 1 en 2 en NT2 richtgraad 3 en 4 met 0,8 % of meer zijn toe- of afgenomen t.o.v. het referentiepunt.
Het eerste referentiepunt is gelijk aan het algemene totaal aantal gewogen financieringspunten in de referteperiode 2019. Bij elke daling of stijging van het algemene totaal aantal gewogen financieringspunten wordt er een nieuw referentiepunt vastgelegd dat gelijk is aan het vorige referentiepunt plus of min het reële groeipercentage of het begrensde groeipercentage van 0,8 %.
CBE zullen steeds op basis van hun aandeel in het algemene totaal aantal gewogen financieringspunten VTE en punten ontvangen. CVO zullen steeds op basis van hun aandeel in het algemene totaal aantal gewogen financieringspunten leraarsuren, punten en werkingsmiddelen van het totale NT2-aanbod en van het totale niet-NT2-aanbod ontvangen.
4.3.
Contractonderwijs
4.3.1.
Gescheiden boekhouding
De centra kunnen in het kader van de vrije inrichting van onderwijs ook opleidingsaanbod organiseren dat niet gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de organisatie van dit soort opleidingsaanbod mogen de centra echter niet marktverstorend werken. Zij mogen dus geen middelen die ze via de Vlaamse Gemeenschap ontvangen, aanwenden voor de organisatie van onderwijs dat niet gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap.
De centra dienen een boekhouding te voeren conform de voor hun rechtsvorm geldende bepalingen. Hierbij is het van belang dat de bevoegde administratie op basis van de boekhouding van de centra een duidelijk beeld krijgt van de inkomsten en uitgaven die krachtens het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs verkregen worden en de inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op het organiseren van onderwijs dat niet gefinancierd of gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap. Deze laatste dienen duidelijk identificeerbaar te zijn in de boekhouding van de centra.
Voor onderwijsaanbod dat niet gefinancierd of gesubsidieerd is maar wel erkend is en ingericht wordt volgens de bepalingen van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs, kunnen wel de uitgereikte studiebewijzen conform de registratierichtlijnen in DAVINCI geregistreerd worden met als financieringsbron ‘contractuele financiering’.
4.3.2.
Via overgedragen uren-leraar vanuit secundair onderwijs
- De centra kunnen via samenwerking met een secundaire school onder bepaalde voorwaarden een aanbod voor leerlingen tijdens de schooluren organiseren. De secundaire school kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar overdragen aan het centrum waarmee wordt samengewerkt.
Voor de organisatie van het onthaaljaar kan een school voor leerlingen die ten minste de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, samenwerken met een of meer centra voor volwassenenonderwijs en centra voor basiseducatie. Bij de samenwerking is de school altijd verantwoordelijk voor de coördinatie. Uitsluitend de school is bevoegd en verantwoordelijk voor de inschrijving van leerlingen voor het onthaaljaar, het uitwerken per leerling van een individueel leertraject als vermeld in artikel 147/4 van de Codex SO, de programmatie van het onthaaljaar, de studiebekrachtiging en de kwaliteitszorg. Op het vlak van de financiering of subsidiëring zijn de vigerende decretale en regelgevende bepalingen enkel van toepassing op de school. Centra voor basiseducatie en centra voor volwassenenonderwijs kunnen deze leerlingen dus niet als cursist inschrijven en niet in DAVINCI registreren.
De samenwerking wordt vastgelegd in een overeenkomst waarin ten minste de volgende elementen worden opgenomen:
1° de partners waarmee wordt samengewerkt;
2° de invulling van de samenwerking;
3° de looptijd van de samenwerking;
4° de afspraken over de opvolging van de leerlingen en de kwaliteitszorg;
5° de afspraken over het inzetten van personeel.
Het protocol van de onderhandelingen hierover in de lokale comités wordt als bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst gevoegd.
Bij de overdracht van uren-leraar naar een centrum voor volwassenenonderwijs wordt elk overgedragen uur-leraar omgezet in 40 leraarsuren. Bij de overdracht van uren-leraar naar een centrum voor basiseducatie wordt elk overgedragen uur-leraar omgezet in 0,05 VTE.
Een secundaire school kan ook samenwerken met een of meer andere scholen voor secundair onderwijs of centra voor volwassenenonderwijs voor de organisatie van:
- een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt;
- een structuuronderdeel van de derde graad onder de vorm van een bijzonder kwalificerend onderwijstraject uitsluitend voor die leerling die dreigt ongekwalificeerd uit te stromen én waarvoor de school reeds schoolinterne trajecten doorliep die niet het verhoopte resultaat hebben. Dat onderwijstraject is een individueel traject op basis van de onderwijsbehoeften van de leerling die worden vastgesteld door de klassenraad. De klassenraad kan een bijzonder kwalificerend onderwijstraject voorstellen, waarbij na akkoord van het CLB en na instemming van de ouders van de leerling, de school het traject uitwerkt met een of meerdere partners. Na aanvaarding door de samenwerkende partner van het traject wordt dit opgestart. Het onderwijstraject wordt op regelmatige tijdstippen door de klassenraad in samenspraak met de betrokken personen, het CLB en de partners van het samenwerkingsverband geëvalueerd en indien nodig bijgestuurd.
Binnen het samenwerkingsverband is de eerst vermelde school altijd de coördinerende school. Alleen die school is bevoegd en verantwoordelijk voor de inschrijving van leerlingen, de programmatie, de evaluatie, de studiebekrachtiging en de kwaliteitszorg. Op het vlak van financiering of subsidiëring zijn de decretale en regelgevende bepalingen alleen van toepassing op de coördinerende school. Centra voor volwassenenonderwijs kunnen deze leerlingen dus niet als cursist inschrijven en niet in DAVINCI registreren.
De samenwerking wordt vastgelegd in een overeenkomst die ten minste de volgende elementen bevat:
1° de partners waarmee wordt samengewerkt;
2° de coördinerende school;
3° de invulling van de samenwerking;
4° de looptijd van de samenwerking;
5° de afspraken over de evaluatie en de kwaliteitszorg;
6° de afspraken over de inzet van personeel.
Het protocol van de onderhandelingen daarover in de lokale comités wordt als bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst gevoegd.
Een coördinerende school kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar overdragen aan een partner waarmee ze samenwerkt.
5.
De educatieve omkadering van de centra
5.1.
De toekenning van VTE aan de Centra voor Basiseducatie
- De generieke regeling voor de toekenning van VTE aan de Centra voor Basiseducatie
De toegekende omkadering voor de oprichtingen van betrekkingen in het ambt van leraar basiseducatie, wordt uitgedrukt in een volume aan VTE.
Het aantal VTE waarop een Centrum voor Basiseducatie recht heeft, staat vermeld in de dienstbrief. De berekening gebeurt op basis van artikel 85 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt het aantal VTE waarop een Centrum voor Basiseducatie recht heeft, berekend op basis van het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de drie voorafgaande referteperiodes heeft bereikt. Voor het schooljaar 2022-2023 wordt dus het gemiddelde aantal financieringspunten van de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 als berekeningsbasis genomen.
Het aantal financieringspunten per referteperiode per centrum wordt als volgt berekend:
1° het aantal ongewogen financieringspunten wordt berekend volgens de formule: 80% LUC per ingeschreven module in de referteperiode + 20% LUC per geslaagde module in de referteperiode;
2° vervolgens worden deze ongewogen financieringspunten gewogen volgens de formule: 90% gewogen met de puntengewichten voor centrumkenmerken en opleidingskenmerken + 10% gewogen met de puntengewichten voor de cursistenkenmerken;
3° het aantal gewogen financieringspunten wordt vermeerderd met de kwalificatiebonus voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering NT2 en NT2
waarbij
1° LUC = het aantal lesurencursist;
2° de puntengewichten voor centrumkenmerken, opleidingskenmerken en cursistenkenmerken worden bepaald in artikel 85, §2, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs (artikel 14 van het wijzigingsdecreet);
3° de kwalificatiebonus wordt berekend door per uitgereikt certificaat van de leergebieden alfa NT2 en NT2 in de referteperiode het aantal lestijden zoals vermeld in het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel te vermenigvuldigen met 0,20.
- Aanvullende VTE aanvangsbegeleiding
Centra voor Basiseducatie ontvangen aanvullende VTE die uitsluitend kunnen aangewend worden voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding van beginnende personeelsleden.
Aanvangsbegeleiding is voor alle startende personeelsleden binnen het ambt van leraar een recht en een plicht. Daarnaast kan een CBE ook aanvangsbegeleiding inrichten voor de wervingsambten van het ondersteunend personeel. Door coaching krijgt het startende personeelslid de kans geleidelijk in de job in te groeien en zo de competenties die hij of zij in de opleiding heeft verworven verder te ontwikkelen in de dagdagelijkse praktijk en dit waar nodig bij te sturen.
Aanvangsbegeleiding wordt daarom ook een onderdeel van het professionaliseringsplan van elke instelling en als dusdanig een onderdeel van het professioneel continuüm dat start bij de initiële opleiding van een personeelslid en gedurende de volledige loopbaan doorloopt in een permanente professionalisering.
Het bestuur draagt in eerste instantie zorg voor de feitelijke ontwikkeling en de concrete invulling van de aanvangsbegeleiding, daarbij - net als bij de professionalisering van haar personeelsleden - ondersteund door de pedagogische begeleidingsdiensten.
Een Centrum voor Basiseducatie ontvangt aanvullende VTE om een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen bieden zowel ruimte en mogelijkheden voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding verzorgen, als voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding zullen krijgen.
5.1.1.
Berekening
Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 7,761 aanvullende VTE aan de Centra voor Basiseducatie toegekend voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar basiseducatie in het kader van de organisatie van aanvangsbegeleiding.
Elk Centrum voor Basiseducatie heeft recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende VTE voor aanvangsbegeleiding als het aandeel aan reguliere VTE waarop het centrum recht heeft.
Een centrumbestuur kan de aanvullende VTE voor aanvangsbegeleiding omzetten in aanvullende punten voor aanvangsbegeleiding voor het ondersteunend personeel volgens de onderstaande tabel:
VTE | punten |
0,05 | 6 |
0,10 | 12 |
0,15 | 18 |
0,20 | 24 |
0,25 | 30 |
0,30 | 36 |
0,35 | 42 |
0,40 | 48 |
0,45 | 54 |
0,50 | 60 |
0,55 | 66 |
0,60 | 72 |
0,65 | 78 |
0,70 | 84 |
0,75 | 90 |
0,80 | 96 |
0,85 | 102 |
0,90 | 108 |
0,95 | 114 |
1 | |
5.1.2.
Aanwending
Met de aanvullende VTE kunnen in elk CBE betrekkingen in wervingsambten worden ingericht overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de CBE.
De aanvullende VTE aanvangsbegeleiding zijn organieke VTE, wat betekent dat het decreet rechtspositie basiseducatie volledig van toepassing is op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze VTE. De betrekkingen kunnen dus ook vacant worden verklaard en komen in aanmerking voor vaste benoeming.
5.1.3.
Samenwerking
Voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding kunnen Centra voor Basiseducatie samenwerken. Centra voor Basiseducatie kunnen er voor kiezen om in het kader van die samenwerking de VTE aanvangsbegeleiding samen te leggen, volgens de geldende regels over overdracht. De betrokken instellingen maken dan in dat geval afspraken over de inzet van de VTE en zenden een ondertekende verklaring van middelenoverdracht voor aanvangsbegeleiding binnen een samenwerkingsverband, dat als bijlage 4 bij deze omzendbrief is opgenomen, naar financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.
Ook op de overgedragen VTE binnen een samenwerkingsplatform is het decreet rechtspositie basiseducatie volledig van toepassing. In de overgedragen VTE aanvangsbegeleiding kan er echter geen vaste benoeming worden uitgesproken.
5.2.
De toekenning van leraarsuren aan de Centra voor Volwassenenonderwijs
5.2.1.
De generieke regeling voor de toekenning van leraarsuren aan de Centra voor Volwassenenonderwijs
De toegekende omkadering voor de oprichtingen van betrekkingen in de ambten van leraar secundair volwassenenonderwijs, wordt uitgedrukt in een volume aan leraarsuren.
Het aantal leraarsuren waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft, staat vermeld in de dienstbrief. De berekening gebeurt op basis van artikel 98 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt het aantal leraarsuren waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft, berekend op basis van het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de drie voorafgaande referteperiodes heeft bereikt. Voor het schooljaar 2022-2023 wordt dus het gemiddelde aantal financieringspunten van de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 als berekeningsbasis genomen.
Het aantal financieringspunten per referteperiode per centrum wordt als volgt berekend:
1° het aantal ongewogen financieringspunten wordt berekend volgens de formule:
80% LUC per ingeschreven module in de referteperiode + 20% LUC per geslaagde module in de referteperiode;
2° vervolgens worden deze ongewogen financieringspunten gewogen volgens de formule: 90% gewogen met de puntengewichten voor centrumkenmerken en opleidingskenmerken + 10% gewogen met de puntengewichten voor de cursistenkenmerken;
3° het aantal gewogen financieringspunten wordt vermeerderd met de kwalificatiebonus.
waarbij
1° LUC = het aantal lesurencursist;
2° de puntengewichten voor centrumkenmerken, opleidingskenmerken en cursistenkenmerken worden bepaald in artikel 98, §2, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs (artikel 21 van het wijzigingsdecreet);
3° de kwalificatiebonus wordt berekend door per uitgereikt certificaat in de referteperiode het aantal lestijden zoals vermeld in het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel te vermenigvuldigen met 0,20.
De samenwerkingsovereenkomst die in aanmerking komt voor de berekening van het centrumkenmerk schaalgrootte moet niet elk jaar opnieuw doorgestuurd worden. Bestaande samenwerkingsovereenkomsten van fusionerende centra worden automatisch overgenomen in de berekening van het centrumkenmerk schaalgrootte voor het fusiecentrum. Enkel in de volgende gevallen moet AHOVOKS tegen uiterlijk 31 december via een mail (financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be) op de hoogte gebracht worden met het formulier dat als bijlage 11 bij deze omzendbrief is gevoegd:
- Stopzetting van een samenwerkingsovereenkomst (wanneer partners zelf beslissen om de samenwerking niet meer verder te zetten);
- Wijziging van een samenwerkingsovereenkomst (bv. wanneer er los van een fusie een nieuwe partner bij is gekomen of weg is gegaan);
- Nieuwe samenwerkingsovereenkomst (van partners die tot dan toe nog geen samenwerkingsovereenkomst hadden).
Zonder melding van stopzetting of wijziging worden de bestaande samenwerkingsovereenkomsten, ook in geval van fusie, automatisch verlengd.
5.2.2.
Aanvullende leraarsuren voor Centra voor Volwassenenonderwijs die als EVC-testcentrum erkend zijn
De centra voor volwassenenonderwijs die als EVC-testcentrum erkend zijn overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor erkenning van verworven competenties, kunnen per geteste kandidaat in een bepaald kalenderjaar aanvullende leraarsuren voor het daaropvolgende schooljaar ontvangen. Naargelang de omvang van een assessment wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen drie categorieën, gebaseerd op het aantal lestijden dat in het opleidingsprofiel voor de beroepskwalificatie werd vastgelegd:
1° 12 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel minder dan 300 lestijden bedraagt;
2° 18 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel 300 tot en met 799 lestijden bedraagt;
3° 24 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties voor een beroepskwalificatie of deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel 800 of meer lestijden bedraagt.
Voor de berekening van het aantal aanvullende leraarsuren komen enkel geteste kandidaten in aanmerking die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht en die het bewijs geleverd hebben te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepalingen van het wettig verblijf (zie ook punt 1.2.3. van de omzendbrief m.b.t. centrumorganisatie VWO/2011/02)
5.2.3.
Aanvullende leraarsuren aanvangsbegeleiding
Centra voor Volwassenenonderwijs ontvangen aanvullende leraarsuren die uitsluitend kunnen aangewend worden voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding van beginnende personeelsleden.
5.2.3.1.
Doelstelling
Aanvangsbegeleiding is voor alle startende personeelsleden binnen het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs een recht en een plicht. Daarnaast kan een CVO ook aanvangsbegeleiding inrichten voor de wervingsambten van het ondersteunend personeel. Door coaching krijgt het startende personeelslid de kans geleidelijk in de job in te groeien en zo de competenties die hij of zij in de opleiding heeft verworven verder te ontwikkelen in de dagdagelijkse praktijk en dit waar nodig bij te sturen.
Aanvangsbegeleiding wordt daarom ook een onderdeel van het professionaliseringsplan van elke instelling en als dusdanig een onderdeel van het professioneel continuüm dat start bij de initiële opleiding van een personeelslid en gedurende de volledige loopbaan doorloopt in een permanente professionalisering.
Het bestuur draagt in eerste instantie zorg voor de feitelijke ontwikkeling en de concrete invulling van de aanvangsbegeleiding, daarbij - net als bij de professionalisering van haar personeelsleden - ondersteund door de pedagogische begeleidingsdiensten.
Een Centrum voor Volwassenenonderwijs ontvangt aanvullende leraarsuren om een kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding aan te bieden en (verder) te ontwikkelen. Deze middelen bieden zowel ruimte en mogelijkheden voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding verzorgen, als voor de personeelsleden die de aanvangsbegeleiding zullen krijgen.
5.2.3.2.
Berekening
Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 20.194 aanvullende leraarsuren aan de centra voor volwassenenonderwijs toegekend voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs in het kader van de organisatie van aanvangsbegeleiding.
Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende leraarsuren voor aanvangsbegeleiding als het aandeel aan reguliere leraarsuren waarop het centrum recht heeft.
Een centrumbestuur kan de aanvullende leraarsuren voor aanvangsbegeleiding omzetten in aanvullende punten voor aanvangsbegeleiding voor het ondersteunend personeel volgens de onderstaande tabel:
leraarsuren | punten |
40 | 5 |
80 | 9 |
120 | 14 |
160 | 19 |
200 | 24 |
240 | 28 |
280 | 33 |
320 | 38 |
360 | 43 |
400 | 47 |
440 | 52 |
480 | 57 |
520 | 63 |
560 | 66 |
600 | 71 |
640 | 76 |
680 | 82 |
720 | 85 |
760 | 90 |
800 | 95 |
840 | 100 |
880 | 104 |
920 | 110 |
960 | 114 |
1.000 | 120 |
5.2.3.3.
Aanwending
Met de aanvullende leraarsuren kunnen in elk CVO betrekkingen in wervingsambten worden ingericht overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de CVO.
De aanvullende leraarsuren aanvangsbegeleiding zijn organieke uren, wat betekent dat het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing is op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze uren. De betrekkingen kunnen dus ook vacant worden verklaard en komen in aanmerking voor vaste benoeming, affectatie of mutatie.
Als de aanvullende leraarsuren niet kunnen worden aangewend voor aanvangsbegeleiding, moeten de centra die leraarsuren aanwenden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel (zie punt 5.2.4). Bij een overdracht naar een ander centrum kunnen die uren ook alleen voor aanvangsbegeleiding of voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel worden aangewend.
5.2.3.4.
Samenwerking
Voor de organisatie van de aanvangsbegeleiding kunnen centra voor volwassenenonderwijs samenwerken. Centra voor Volwassenenonderwijs kunnen er voor kiezen om in het kader van die samenwerking de uren aanvangsbegeleiding samen te leggen, volgens de geldende regels over overdracht. De betrokken instellingen maken dan in dat geval afspraken over de inzet van de uren en zenden een ondertekende verklaring van middelenoverdracht voor aanvangsbegeleiding binnen een samenwerkingsverband, dat als bijlage 4 bij deze omzendbrief is opgenomen, naar financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be.
Ook op de overgedragen uren binnen een samenwerkingsplatform zijn het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing. In de overgedragen uren aanvangsbegeleiding kan er echter geen vaste benoeming, nieuwe affectatie of mutatie worden uitgesproken.
5.2.4.
Aanvullende leraarsuren kerntaak onderwijzend personeel
Centra voor Volwassenenonderwijs ontvangen aanvullende leraarsuren die uitsluitend kunnen aangewend worden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.
5.2.4.1.
Doelstelling
Om leraren toe te laten meer te focussen op hun kerntaken ontvangen de CVO extra omkadering waarmee de niet-essentiële werkdruk kan verminderen met positief effect op de (essentiële) lesopdracht. Dit moet ervoor zorgen dat de veerkracht van de leraar versterkt wordt en aldus het ziekteverzuim omwille van psychosociale redenen en de uitstroom uit het onderwijs ingeperkt wordt.
5.2.4.2.
Berekening
Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 26.436 aanvullende leraarsuren aan de Centra voor Volwassenenonderwijs toegekend voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.
Elk Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende leraarsuren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel als het aandeel aan reguliere leraarsuren waarop het centrum recht heeft.
Er kan aan een onderwijzend personeelslid maximaal één leraarsuur toegekend worden. Van dat principe kan alleen worden afgeweken tot maximaal drie leraarsuren per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het centrumbestuur als van de afvaardiging van het personeel komen.
5.2.4.3.
Aanwending
Met de aanvullende leraarsuren kunnen in elk CVO betrekkingen in wervingsambten worden ingericht overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de CVO.
De aanvullende leraarsuren kerntaak onderwijzend personeel zijn organieke uren, wat betekent dat het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing is op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze uren. De betrekkingen kunnen dus ook vacant worden verklaard en komen in aanmerking voor vaste benoeming, affectatie of mutatie.
Voor de toepassing van de personeelsregelgeving worden, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel beschouwd als uren die geen lesuren zijn maar ermee gelijkgesteld worden.
5.2.5.
Aanvullende leraarsuren samen school maken
Centra voor Volwassenenonderwijs ontvangen aanvullende leraarsuren die uitsluitend kunnen aangewend worden om samen school te maken.
5.2.5.1.
Doelstelling
Om een goede inspraakcultuur in elk CVO te waarborgen ontvangen de CVO extra omkadering. Een goed uitgebouwde inspraakcultuur versterkt het beleidsvoerend vermogen van de instelling, zorgt voor een krachtige en kwaliteitsvolle onderwijsorganisatie en waarborgt goede werkomstandigheden voor het onderwijspersoneel. De extra omkaderingsmiddelen moeten zorgen voor de versterking van het sociaal overleg en onderhandeling op het lokale niveau. De sociale partners stelden reeds een afsprakenkader op over hoe deze middelen aangewend moeten worden. Op basis van dit afsprakenkader gaan onderwijsinstellingen dan lokaal met deze middelen aan de slag.
5.2.5.2.
Berekening
Vanaf het schooljaar 2021-2022 worden jaarlijks 3.806 aanvullende leraarsuren aan de centra voor volwassenenonderwijs toegekend voor de oprichting van betrekkingen in het ambt van leraar secundair volwassenenonderwijs voor het samen school maken.
Elk centrum voor volwassenenonderwijs heeft recht op 40 aanvullende leraarsuren voor het samen school maken. De resterende aanvullende leraarsuren samen school maken worden verdeeld over de CVO volgens het aandeel aan reguliere leraarsuren waarop het centrum recht heeft.
5.2.5.3.
Aanwending
Met de aanvullende leraarsuren kunnen in elk CVO betrekkingen in wervingsambten worden ingericht overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de CVO.
De aanvullende leraarsuren samen school maken zijn organieke uren, wat betekent dat het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing is op de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking ingericht met deze uren. De betrekkingen kunnen dus ook vacant worden verklaard en komen in aanmerking voor vaste benoeming, affectatie of mutatie.
De aanvullende leraarsuren samen school maken worden aangewend om het sociaal overleg en onderhandeling te versterken. De aanvullende leraarsuren worden aangewend voor de vertegenwoordigers van het personeel die aangesteld zijn in het centrum, conform de toepasselijke vigerende Vlaamse of federale regelgeving.
Voor de aanwending van de leraarsuren samen school maken kunnen de Centra voor Volwassenenonderwijs samenwerken conform het afsprakenkader tussen de werkgevers en werknemers over de wijze van toekenning, de verdeling en de inzet van de aanvullende lestijden samen school maken die specifiek gericht zijn op het versterken van het lokale sociaal overleg (bijlage 6). De leraarsuren samen school maken worden aangewend in wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel of van het ondersteunend personeel. Voor de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel worden leraarsuren omgezet naar punten volgens dezelfde omzettingstabel als voor de aanvullende leraarsuren aanvangsbegeleiding (zie 5.2.3.2.).
Voor de toepassing van de personeelsregelgeving wordt, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, samen school maken beschouwd als uren die geen lesuren zijn maar ermee gelijkgesteld worden.
5.2.6.
De aanwending van de VTE of leraarsuren
De toegekende VTE of leraarsuren kunnen na onderhandeling in het lokaal comité vrij aangewend worden over de opleidingen heen.
Cursisten uit verschillende modules kunnen samen in één klasgroep gezet worden. Deze samenvoeging van cursisten moet pedagogisch en didactisch verantwoord zijn. De inspectie waakt over de kwaliteit van het onderwijs.
5.2.6.1.
Coördinatie-uren of lesvrije VTE of leraarsuren
Een centrumbestuur kan beslissen om de toegekende VTE of leraarsuren niet aan te wenden voor lesopdrachten maar wel voor andere centrumgebonden opdrachten. Bij die andere centrumgebonden opdrachten dient een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de onderwijsopdrachten en anderzijds de opdrachten die niet als onderwijsopdracht worden beschouwd (bv. administratieve opdrachten).
Na onderhandelingen in het lokaal comité legt het centrumbestuur een lijst van onderwijsopdrachten en niet-onderwijsopdrachten vast.
Het centrumbestuur kan maximaal 3 procent van de toegekende VTE of leraarsuren aanwenden voor andere opdrachten dan onderwijsopdrachten. Die 3 procent kan enkel overschreden worden na akkoord van het lokaal comité.
Een andere opdracht dan de lesopdracht in de ambten van leraar secundair volwassenenonderwijs, moet steeds in hoofdambt worden uitgeoefend.
Meer info in verband met de controle op de aanwending van de coördinatie-uren van de Centra voor Volwassenenonderwijs leest u in Omzendbrief VWO/2015/01.
Meer info in verband met de controle op de aanwending van de coördinatie-opdrachten van de Centra voor Basiseducatie leest u in Omzendbrief VWO/2018/01.
5.2.6.2.
Mogelijke beperking op vrije aanwending lesuren NT2
Bij de aanwending van het toegekende aantal VTE/leraarsuren houdt het centrum voor de opleidingen van de leergebieden alfa NT2 en NT2/studiegebieden NT2 richtgraad 1 en 2 en NT2 richtgraden 3 en 4 rekening met het plan voor een behoeftedekkend aanbod NT2 in het volgend schooljaar, zoals goedgekeurd op het regionaal overleg vermeld in artikel 46/3, 4°, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
Als de onderwijsinspectie in een centrum een kennelijk onverantwoord gebruik van de vrije aanwending vaststelt ten nadele van de opleidingen van de leergebieden alfa NT2 en NT2/studiegebieden NT2 richtgraad 1 en 2 en NT2 richtgraden 3 en 4, formuleert ze een omstandig en gemotiveerd advies voor de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan op basis van dit advies ten aanzien van het betrokken centrum een norm bepalen. In dat geval moet een centrum de VTE/leraarsuren, gegenereerd door de NT2-opleidingen, volgens de vastgelegde norm aanwenden voor de NT2-opleidingen. De Vlaamse Regering kan beslissen om de subsidiëring of de financiering van de VTE/leraarsuren boven die norm voor het komende schooljaar in mindering te brengen op het totale aantal financieringspunten, vermeld in artikel 85, §1, tweede lid en artikel 98, §1, tweede lid, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
5.2.6.3.
Gastleraren
Een centrum kan toegekende VTE/leraarsuren aanwenden voor de aanwerving van gastleraren. Het aantal vacante VTE/leraarsuren dat aan gastleraren kan worden besteed, wordt door het centrumbestuur vastgelegd na onderhandeling in het lokaal comité.
Op een gastleraar is de rechtspositieregeling in onderwijs niet van toepassing. Het centrum bepaalt zelf de wijze waarop zij een gastleraar in dienst neemt: ofwel sluit het centrum een arbeidsovereenkomst met de gastleraar zelf, ofwel sluit het centrum een contract van huur van diensten.
In het geval van een arbeidsovereenkomst wordt het centrum werkgever van de gastleraar, waarbij deze laatste onder leiding, toezicht en gezag komt van het centrum. De arbeidsreglementering heeft dan volle uitwerking en het centrum moet alle verplichtingen als werkgever nakomen. Naast de betaling van het overeengekomen loon zijn o.a. de RSZ-bijdragen eveneens ten laste van het centrum.
In het geval van huur van diensten kan een contract, bv. tegen een vaste prijs per uur, afgesloten worden zowel met natuurlijke als met rechtspersonen. Het centrum betaalt, op basis van de voorgelegde gefactureerde prestaties, het contractueel vastgelegde huurgeld. In dit geval is er geen band van leiding, toezicht en gezag en is er voor het centrum geen sprake van tewerkstelling en RSZ-verplichting. De betaling van RSZ is hier enkel afhankelijk van de persoonlijke toestand van de partij, hetzij fysieke hetzij rechtspersoon, die met het centrum een contract van huur van diensten afsluit en zich verbindt tot het leveren van diensten. Zo de persoonlijke toestand van de gastleraar RSZ-bijdragen vereist, dan dient hijzelf of de rechtspersoon waar hij tewerkgesteld is, in te staan voor de betaling ervan. Deze betaling valt geenszins ten laste van het centrum, maar zal uiteraard wel een rol spelen bij het onder contract leggen van de gastleraar.
Een gastleraar is van onberispelijk gedrag. Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van het voorleggen niet langer dan een maand tevoren is afgegeven.
Daarnaast toont de gastleraar die gastlessen geeft in centrum dat in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De gastleraar bewijst de vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
- bij een opdracht in een centrum voor volwassenenonderwijs met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in een centrum voor volwassenonderwijs en dat behaald is in de onderwijstaal;
- bij een opdracht in een centrum voor basiseducatie met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een ambt van het onderwijzend personeel in een centrum voor basiseducatie en dat behaald is in de onderwijstaal;
- met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
- met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Meer informatie over de wijze waarop de vereiste taalkennis kan worden aangetoond, vindt u in de omzendbrief “Vereiste taalkennis bij aanstelling in het onderwijs – PERS/2010/01”.
Het centrum(bestuur) controleert de voorwaarden waaraan de gastleraar de moet voldoen.
Het krediet dat een centrum ten belope van de lesopdracht van de gastleraar krijgt voor de aanwerving van gastleraren bedraagt:
1° 19,34 euro (te indexeren vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01) per 1/36 VTE voor de basiseducatie;
2° 76,68 euro (te indexeren vanaf 1 januari 2023 aan de spilindex 123,14) per leraarsuur voor het secundair volwassenenonderwijs.
Een centrum dat VTE of leraarsuren wil omzetten naar een krediet voor de aanwerving van gastleraren, deelt per zending via de daarvoor voorziene webdienst van DAVINCI het aantal VTE of leraarsuren mee.
Het totale krediet dat voorbehouden is voor de aanwerving van gastleraren wordt berekend door:
1° het product van het aantal meegedeelde VTE omgezet in 36sten vermenigvuldigd met 40 weken en het voorziene krediet per 1/36 VTE voor de Centra voor Basiseducatie;
Een voorbeeld:
0,13 VTE = 5/36 per week
5 uur X 40 = 200 uur
200 uur X 19,34 euro = 3.868 euro. Dit bedrag moet wel nog geïndexeerd worden.
2° het product van het meegedeelde aantal leraarsuren en het voorziene krediet per leraarsuur voor de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Om te zetten VTE of leraarsuren die vóór 15 oktober n worden geregistreerd in DAVINCI, worden mee in aanmerking genomen voor het bepalen van het voorschot van 25% in november n. Het saldo van 75% wordt dan uitbetaald in juni n + 1. De om te zetten VTE of leraarsuren die na 15 oktober n en vóór 15 juni n + 1 gemeld worden, zullen 100% in juni n+1 uitbetaald worden.
Een CBE of CVO kan het aantal om te zetten VTE of leraarsuren dat vóór 15 oktober n in DAVINCI werd geregistreerd nog aanpassen en dit uiterlijk vóór 15 juni n + 1. Dit kan via een mail naar financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be en registratie vóór 15 juni n+1 van het correcte aantal om te zetten VTE of leraarsuren in DAVINCI. Bij de uitbetaling van het saldo zal door het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen rekening gehouden worden met het aangepaste aantal VTE of leraarsuren dat dient omgezet te worden.
Het krediet kan enkel worden aangewend voor de inzet van gastleraren of de inzet van flexi-jobwerknemers die momenteel enkel mogelijk is in CVO. Meer info over flexi-jobs is te vinden in de omzendbrief PERS/2024/01.
Over de aanwending van VTE of leraarsuren voor de aanwerving van gastleraren is onderhandeling in het lokaal comité vereist. Het protocol van onderhandeling moet via een mail naar financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be aan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen worden bezorgd.
Een CVO kan ook een gastleraar aantrekken via het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst met een bedrijf of een organisatie uit de publieke of private profit- en non-profitsector. Meer informatie hierover is te vinden in de omzendbrief VWO/2023/01.
Niet aangewende middelen dienen na het einde van het schooljaar te worden teruggestort. Hiervoor deelt het centrum het niet aangewende bedrag mee aan financiering.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be .
6.
Omkadering voor de directie en het bestuurs- en ondersteunend personeel
6.1.
De directeur
Elk centrum heeft recht op één voltijds ambt van directeur (CBE) of één voltijdse betrekking in het ambt van directeur (CVO). Het centrumbestuur is verplicht een directeur aan te stellen.
De directeur van een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan zijn ambt uitsluitend in hoofdambt uitoefenen.
6.2.
Puntenenveloppe voor bestuurs- en ondersteunend personeel
6.2.1.
Berekening van de puntenenveloppe
6.2.1.1.
Puntenenveloppe voor de Centra voor Basiseducatie
Een Centrum voor Basiseducatie heeft per schooljaar recht op een puntenenveloppe om betrekkingen op te richten in de ambten ter ondersteuning van het centrum. De puntenenveloppe wordt voor het begin van het schooljaar bij dienstbrief door de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs aan het centrumbestuur meegedeeld.
Vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt het aantal punten waarop een Centrum voor Basiseducatie recht heeft, berekend op basis van het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de drie voorafgaande referteperiodes heeft bereikt. Voor het schooljaar 2022-2023 wordt dus het gemiddelde aantal financieringspunten van de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 als berekeningsbasis genomen.
Het aantal financieringspunten per referteperiode per centrum wordt als volgt berekend:
1° het aantal ongewogen financieringspunten wordt berekend volgens de formule:
80% LUC per ingeschreven module in de referteperiode + 20% LUC per geslaagde module in de referteperiode;
2° vervolgens worden deze ongewogen financieringspunten gewogen volgens de formule: 90% gewogen met de puntengewichten voor centrumkenmerken en opleidingskenmerken + 10% gewogen met de puntengewichten voor de cursistenkenmerken;
3° het aantal gewogen financieringspunten wordt vermeerderd met de kwalificatiebonus voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering NT2 en NT2.
waarbij
1° LUC = het aantal lesurencursist;
2° de puntengewichten voor centrumkenmerken, opleidingskenmerken en cursistenkenmerken worden bepaald in artikel 87, §2bis, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs (artikel 15 van het wijzigingsdecreet);
3° de kwalificatiebonus wordt berekend door per uitgereikt certificaat van de leergebieden alfa NT2 en NT2 in de referteperiode het aantal lestijden zoals vermeld in het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel te vermenigvuldigen met 0,20.
Het aantal punten, dat de Vlaamse Gemeenschap toekent, wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.
Als gevolg van een overgangsregeling worden aan het Centrum voor Basiseducatie Zuid-Oost-Vlaanderen en aan het Centrum voor Basiseducatie Limburg Midden-Noord extra punten toegekend om de aanstelling in stand te houden van de personeelsleden die op datum van 31 augustus 2008 belast waren met een coördinatieopdracht als vermeld in artikel 15 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen en die vanaf 1 september 2008 ononderbroken aangesteld zijn in het ambt van stafmedewerker.
Gedurende de aanstelling van bovenvermelde personeelsleden geldt een andere berekeningswijze voor de puntenenveloppe van de Centra voor Basiseducatie. Vanaf het schooljaar 2020-2021 worden de extra punten voor de bovenvermelde personeelsleden toegevoegd aan de puntenenveloppe die de betrokken CBE op basis van hun aandeel aan gewogen financieringspunten ontvangen.
Vanaf het schooljaar 2019-2020 worden als gevolg van de statutarisering jaarlijks 3.826 aanvullende punten aan de centra voor basiseducatie toegekend. Een Centrum voor Basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende punten als het aandeel aan reguliere punten waarop het centrum recht heeft. De betrekkingen die worden ingericht met deze aanvullende punten vallen volledig onder het Decreet rechtspositie personeelsleden basiseducatie, maar er kan geen vaste benoeming in deze betrekkingen worden uitgesproken.
6.2.1.2.
Puntenenveloppe voor de Centra voor Volwassenenonderwijs
Een Centrum voor Volwassenenonderwijs heeft per schooljaar recht op een puntenenveloppe om betrekkingen op te richten in de ambten van bestuurs- en ondersteunend personeel. De puntenenveloppe wordt voor het begin van het schooljaar bij dienstbrief door de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs aan het centrumbestuur meegedeeld.
Vanaf het schooljaar 2022-2023 wordt het aantal punten waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs recht heeft, berekend op basis van het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het centrum gemiddeld in de drie voorafgaande referteperiodes heeft bereikt. Voor het schooljaar 2022-2023 wordt dus het gemiddelde aantal financieringspunten van de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 als berekeningsbasis genomen.
Het aantal financieringspunten voor de punten per referteperiode per centrum wordt als volgt berekend:
1° het aantal ongewogen financieringspunten wordt berekend volgens de formule:
80% LUC per ingeschreven module in de referteperiode + 20% LUC per geslaagde module in de referteperiode;
2° vervolgens worden deze ongewogen financieringspunten gewogen volgens de formule: 90% gewogen met de puntengewichten voor centrumkenmerken en opleidingskenmerken + 10% gewogen met de puntengewichten voor de cursistenkenmerken;
3° het aantal gewogen financieringspunten wordt vermeerderd met de kwalificatiebonus.
waarbij
1° LUC = het aantal lesurencursist;
2° de puntengewichten voor centrumkenmerken, opleidingskenmerken en cursistenkenmerken worden bepaald in artikel 105, §3bis, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs (artikel 27 van het wijzigingsdecreet);
3° de kwalificatiebonus wordt berekend door per uitgereikt certificaat in de referteperiode het aantal lestijden zoals vermeld in het door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofiel te vermenigvuldigen met 0,20.
Het aantal punten, dat de Vlaamse Gemeenschap toekent, wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.
De Centra voor Volwassenenonderwijs die fuseren vanaf 1 september 2017 hebben per voltijdse betrekking van directeur, die na een fusieoperatie niet langer als directeur wordt aangesteld, recht op 130 bijkomende punten in de organieke puntenenveloppe. Deze punten moeten prioritair aangewend worden voor de aanstelling van de vast benoemde directeur in het ambt van adjunct-directeur fusie. Als er een einde komt aan deze aanstelling (bv. omwille van ontslag of pensionering), behoudt het centrum niet langer deze toegevoegde punten maar worden deze toegevoegd aan het totale volume punten die over alle centra verdeeld worden.
6.2.2.
Aantal punten per ambt of salarisschaal
6.2.2.1.
Ambten CBE
Voor betrekkingen in de ambten ter ondersteuning van de werking van een Centrum voor Basiseducatie worden volgende volumes aan punten in rekening gebracht:
1°130 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van adjunct-directeur die de salarisschaal 502 genereert;
2° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van adjunct-directeur die salarisschaal 501 genereert;
3° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van stafmedewerker die de salarisschaal 501 genereert;
4° 82 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van beleidsondersteunend administratief medewerker die de salarisschaal 106 genereert;
5° 63 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van uitvoerend administratief medewerker die de salarisschaal 122 genereert;
6° 63 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting die de salarisschaal 122 genereert.
Met de aanvullende punten in het kader van de statutarisering (zie punt 6.2.1.1.) kunnen ook betrekkingen in het ambt van leraar met punten worden opgericht. Daarvoor worden volgende volumes aan punten in rekening gebracht:
1° 110 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van leraar die salarisschaal 346 genereert;
2° 82 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van leraar die salarisschaal 301 genereert.
Voor de aanrekening van de punten voor de oprichting van deeltijdse betrekkingen in bovenstaande ambten wordt verwezen naar bijlage 5.
6.2.2.2.
Ambten CVO
Voor betrekkingen in het ambt van bestuurs- en ondersteunend personeel in een Centrum voor Volwassenenonderwijs worden volgende volumes aan punten in rekening gebracht:
1° 134 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs die de salarisschaal 540 genereert of bij overgangsmaatregel de salarisschaal 509, 502, 312, 323, 328 of 327 genereert;
2° 130 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs die de salarisschaal 502 of 501 genereert;
3°130 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van stafmedewerker die de salarisschaal 502 genereert;
4° 126 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van technisch adviseur-coördinator die de salarisschaal 538 genereert;
5° 122 punten voor een voltijds betrekking in het ambt van adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs die de salarisschaal 413 genereert;
6° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van adjunct-directeur secundair volwassenenonderwijs die de salarisschaal 312, 323, 328 of 327 genereert;
7° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van technisch adviseur-coördinator die de salarisschaal 258, 311 of 384 genereert;
8° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van stafmedewerker die de salarisschaal 316 genereert;
9° 120 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van administratief medewerker die de salarisschaal 542 genereert;
10° 110 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van technisch adviseur die de salarisschaal 257, 305 of 300 genereert;
11° 82 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van administratief medewerker die de salarisschaal 158, 100 of 208 genereert;
12° 63 punten voor een voltijdse betrekking in het ambt van administratief medewerker die de salarisschaal 122 genereert.
Voor de aanrekening van de punten voor de oprichting van deeltijdse betrekkingen in bovenstaande ambten wordt verwezen naar bijlage 7.
De som van het aantal punten van de betrekkingen die per ambt en per puntenwaarde worden ingericht, bedraagt nooit meer dan het aantal punten dat vereist is voor een betrekking die bestaat uit de som van de uren die in het betrokken ambt worden opgericht.
Een voorbeeld:
Een centrum wil in het schooljaar 2012-2013 twee personeelsleden als uitvoerend administratief medewerker aanstellen als volgt:
Personeelslid A: 16/32 (CVO) of 18/36 (CBE), goed voor 32 punten;
Personeelslid B: 16/32 (CVO) of 18/36 (CBE), goed voor 32 punten.
De aanstelling van personeelslid A en personeelslid B is samen 1 voltijdse betrekking, maar de som van de punten is groter dan 63 (met name 64). In dit geval worden slechts 63 punten aangerekend.
6.2.3.
Aanwending van de punten
De toegekende puntenenveloppe kan na onderhandeling in het lokaal comité vrij aangewend worden voor de oprichting van de betrekkingen vermeld in 6.2.2.
6.2.3.1.
Aanwending van de punten voor het ambt van adjunct-directeur fusie
De vast benoemde en tot de proeftijd toegelaten directeurs die bij een fusie van instellingen na 01/09/2017 niet aangesteld worden als directeur van het gefuseerde centrum, worden aangesteld in het ambt van ‘adjunct-directeur fusie’. De adjunct-directeur fusie behoudt zijn salarisschaal verbonden aan zijn ambt op de vooravond van de fusie.
Het centrum verwerft voor de aanstelling van deze personeelsleden 130 punten extra in zijn puntenenveloppe.
Deze punten moeten steeds eerst aangewend worden om de betrekking van de adjunct-directeur fusie verder in stand te houden.
Bij een afwezigheid van de adjunct-directeur fusie zijn er twee mogelijkheden:
1.De adjunct-directeur fusie is afwezig voor een deel van het schooljaar: op dat ogenblik is er geen vervanging mogelijk van het afwezige personeelslid.
2.De adjunct-directeur fusie is afwezig voor een volledig schooljaar: op dat moment kunnen de 130 punten aangewend worden om een ander ambt hiermee in te richten.
Voorbeeld: een adjunct-directeur fusie neemt voor een volledig schooljaar een ‘verlof wegens opdracht’. Het centrumbestuur beslist om de 130 punten aan te wenden voor de aanstelling van een adjunct-directeur SVWO aan 130 punten (ssc. 502). In het Elektronisch personeelsdossier wordt dit personeelslid in dienst gemeld via een ATO1-opdracht gekoppeld aan de vervanging van de afwezige titularis.
Het centrumbestuur behoudt de 130 punten in zijn puntenenveloppe tot een definitieve uitdiensttreding van de adjunct-directeur fusie. Een definitieve uitdiensttreding doet zich voor bij het ontslag of bij pensionering van het personeelslid.
6.2.3.2.
Aanwending van de punten voor de vervangingen binnen het ambt van administratief medewerker
Wanneer binnen de puntenenveloppe de titularis van een betrekking afwezig is voor een volledig schooljaar, dan kunnen deze punten aangewend worden om het personeelslid te vervangen in een ander ambt. Bij afwezigheden van minder dan een schooljaar is dit niet mogelijk (vervanging kan dan enkel binnen het ambt van de titularis).
Voor een vervanging binnen het ambt van administratief medewerker gelden volgende specifieke principes:
- Algemeen principe: de salarisschaal van de vervanger van een afwezig personeelslid mag niet hoger zijn dan de salarisschaal van de titularis;
- Uitzondering: als het centrum over niet-aangewende punten beschikt, kan ze de puntenwaarde van de betrekking tijdelijk verhogen om zo een hogere salarisschaal toe te kennen aan de vervanger als die beschikt over een bekwaamheidsbewijs dat van een hoger niveau is dan nodig is voor de puntenwaarde die initieel aan de betrekking is toegekend.
Algemeen principe: de salarisschaal van de vervanger mag niet hoger zijn dan de salarisschaal van de titularis
Bij de vervanging van een titularis van een betrekking in het ambt van administratief medewerker, mag de salarisschaal van de vervanger nooit hoger liggen dan de salarisschaal van de titularis die overeenstemt met de puntenwaarde die initieel aan de betrekking is toegekend. Dit betekent dat de vervanger bezoldigd wordt:
- Op basis van de puntenwaarde die initieel aan de betrekking is toegekend als zijn diplomaniveau met die puntenwaarde overeenstemt;
- Of aan een lagere salarisschaal, als zijn diplomaniveau overeenstemt met een lagere puntenwaarde dan deze die initieel aan de betrekking is toegekend.
Voorbeeld:
Een vast benoemd administratief medewerker (82 punten – salarisschaal 158) neemt voor een volledig schooljaar een voltijdse loopbaanonderbreking.
Hij wordt vervangen door een tijdelijk personeelslid dat houder is van een bekwaamheidsbewijs van ‘ten minste master’. De salarisschaal van de vervanger mag nooit hoger liggen dan de salarisschaal van de titularis. De vervanger wordt dan ook bezoldigd op basis van salarisschaal 158. De betrekking blijft 82 punten kosten.
Voorbeeld:
Een vast benoemd administratief medewerker (82 punten – salarisschaal 158) neemt een TBSPA van 1 september tot 31 januari.
Hij wordt vervangen door een tijdelijk personeelslid dat houder is van een bekwaamheidsbewijs van ‘ten minste HSO’. Als het diplomaniveau van de vervanger lager is dan het diplomaniveau van de titularis, dan wordt de vervanger bezoldigd aan de lagere salarisschaal. De vervanger wordt in dit voorbeeld dan ook bezoldigd op basis van salarisschaal 122. De betrekking blijft 82 punten kosten.
Uitzondering: hogere salarisschaal dan de titularis
Een centrum kan bij de afwezigheid van een administratief medewerker afwijken van het algemene principe dat de vervanger nooit een hogere salarisschaal kan hebben dan de salarisschaal die overeenstemt met de puntenwaarde van de titularis.
Een centrum kan een personeelslid als vervanger aanstellen met een hoger diplomaniveau dan nodig voor de puntenwaarde van de betrekking en die vervanger op basis van dat hoger diplomaniveau laten bezoldigen, op voorwaarde dat het centrum hiervoor niet-aangewende punten aanwendt om tijdelijk de puntenwaarde van de betrekking te verhogen.
Als niet-aangewende punten worden beschouwd:
- Punten die een centrum bij de start van het schooljaar niet gebruikt om een vacante betrekking in te richten binnen de organieke puntenenveloppe;
- Punten die in de loop van het schooljaar vrijkomen omdat de betrekking van een titularis vacant wordt (bijvoorbeeld door vrijwillig of ambtshalve ontslag, door het opnemen van een TBS voorafgaand aan het rustpensioen of door pensionering);
- Punten die in de loop van het schooljaar beschikbaar komen omdat de titularis van de betrekking in het ambt van administratief medewerker een dienstonderbreking neemt en in deze dienstonderbreking niet (of niet volledig) wordt vervangen.
Voorbeeld:
Een vast benoemd administratief medewerker (63 punten – salarisschaal 122) neemt van 1 september 2015 tot 31 december 2015 een TBSPA.
Het centrum werft een tijdelijk personeelslid aan met een bachelordiploma en wil dit personeelslid ook als dusdanig laten bezoldigen.
Het centrum heeft bij de start van het schooljaar voor het inrichten van de vacante betrekkingen 20 punten niet aangewend binnen zijn puntenenveloppe.
Het centrum kan voor dit personeelslid tijdelijk de puntenwaarde van de betrekking tot 82 punten verhogen door 19 niet-aangewende punten aan de betrekking toe te voegen. De puntenwaarde van de vervanger wordt dan 82 punten en de vervanger heeft recht op salarisschaal 158.
Voorbeeld:
Een vast benoemd administratief medewerker (63 punten – salarisschaal 122) is afwezig wegens ziekte van 1 oktober tot 31 oktober. Het centrum beslist om het personeelslid slechts te vervangen voor een opdracht van 16/32 voor deze periode. Hierdoor kan het centrum voor de duur van het ziekteverlof beschikken over de puntenwaarde die overeenkomt met de niet-vervangen opdracht van 16/32 ( = 32 punten) om een of meer andere vervangers in het ambt van administratief medewerker tijdelijk een hogere salarisschaal toe te kennen.
U deelt de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van de vervanger mee door de vervanger van de afwezige titularis in dienst te melden met de ambtscode die recht geeft op een hogere salarisschaal. Deze verhoging van de puntenwaarde van de titularis zal dan aangerekend worden op het aanwendingsrapport van de controle omkadering. Voor alle andere situaties die het algemene principe volgen, meldt u de vervanger steeds in dienst onder dezelfde ambtscode van de afwezige titularis.
- Voor een administratief medewerker 120 punten = ambtscode 272
- Voor een administratief medewerker 82 punten = ambtscode 273
- Voor een administratief medewerker 63 punten = ambtscode 274
Meer info in verband met de controle op de aanwending van de leraarsuren en de puntenenveloppe in de centra voor volwassenenonderwijs leest u in Omzendbrief VWO/2015/01.
6.3.
Puntenenveloppe voor ICT-coördinatie
De puntenenveloppe voor ICT-coördinatie voor de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie wordt behandeld in de omzendbrief GD/2003/04.
6.4.
Controle op de aanwending van de omkadering
Voor alle informatie in verband met de controle op de aanwending van de VTE, de puntenenveloppe en de coördinatie-opdrachten van de Centra voor Basiseducatie, zie Omzendbrief VWO/2018/01.
Voor alle informatie in verband met de controle op de aanwending van de leraarsuren, de puntenenveloppe en de coördinatie-uren van de Centra voor Volwassenenonderwijs, zie Omzendbrief VWO/2015/01.
7.
De overdracht van VTE, leraarsuren of punten
Na onderhandelingen in het lokaal comité kan het centrumbestuur niet-aangewende VTE, leraarsuren of punten overdragen naar het volgende schooljaar of naar een ander centrum. Een afschrift van de conclusies van de onderhandelingen in het lokaal comité ligt ter inzage in het centrum.
Overdrachten van leraarsuren of punten door een Centrum voor Volwassenenonderwijs mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking. In de overgedragen leraarsuren of punten kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.
De overdracht van VTE, leraarsuren of punten wordt steeds gemeld aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs en dit ten laatste tegen 31 mei van het lopende schooljaar. De melding van overdracht gebeurt volgens de procedures zoals beschreven in https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/overdracht-van-leraarsuren-voltijdsequivalenten-en-punten-in-het-volwassenenonderwijs .
7.1.
Naar een ander centrum
De overdracht beperkt zich tot 2 procent van het totaal aantal toegekende VTE, leraarsuren of punten. Er is geen overdracht mogelijk tussen een Centrum voor Basiseducatie en een Centrum voor Volwassenenonderwijs.
De beperking tot 2% op het aantal over te dragen VTE of leraarsuren geldt niet wanneer het centrumbestuur overdraagt naar:
1° een Centrum voor Basiseducatie dat beschikt over een wachtlijst voor de inschrijvingen in de opleiding Nederlands tweede taal - richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat beschikt over een wachtlijst voor de inschrijvingen in de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2;
3° een Centrum voor Basiseducatie dat van de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid heeft verkregen voor de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
4° een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat van de Vlaamse Regering onderwijsbevoegdheid heeft verkregen voor de opleiding Nederlands tweede taal - richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie.
5° een Centrum voor Volwassenenonderwijs dat over de overschrijding van de 2% leraarsuren een akkoord heeft bereikt in het lokale comité.
7.2.
Naar een volgend schooljaar
De overdracht beperkt zich tot 2 procent van het totaal aantal toegekende VTE, leraarsuren of punten. De overdracht van leraarsuren naar een volgend schooljaar hoeft niet beperkt te worden tot 2% indien over de overschrijding een akkoord werd bereikt in het lokale comité van het Centrum voor Volwassenenonderwijs. De overgedragen VTE, leraarsuren of punten naar het volgende schooljaar, kunnen enkel in het daaropvolgende schooljaar aangewend worden.
8.
De werkingsmiddelen, de inschrijvingsgelden en premies voor cursisten
8.1.
De werkingstoelage van de Centra voor Basiseducatie
De werkingstoelage waarop een Centrum voor Basiseducatie per schooljaar recht heeft, staat vermeld op de dienstbrief.
De werkingstoelage per lesuurcursist bedraagt vanaf het schooljaar 2023-2024 2,2403 euro (niet-geïndexeerd).
Vanaf het schooljaar 2023-2024 wordt de werkingstoelage waarop een Centrum voor Basiseducatie per schooljaar recht heeft, berekend op basis van het gemiddelde aantal lesurencursist dat het centrum gerealiseerd heeft tijdens de drie referteperiodes 1 januari n-4/31 december n-2 (zie 4.1.3). Voor het schooljaar 2023-2024 worden dus het gemiddelde aantal lesurencursist van de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 als berekeningsbasis genomen.
Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt als gevolg van de statutarisering jaarlijks een aanvullend bedrag van 1.524.178,47 euro aan de Centra voor Basiseducatie toegekend voor de ondersteuning van het Netwerk Basiseducatie en de eigen werking. Elk centrum voor basiseducatie heeft vanaf 1 september 2019 recht op hetzelfde aandeel aan aanvullende werkingsmiddelen als het aandeel aan reguliere werkingsmiddelen waarop het centrum recht heeft.
8.2.
De werkingsmiddelen van de Centra voor Volwassenenonderwijs
De werkingstoelage waarop een Centrum voor Volwassenenonderwijs per schooljaar recht heeft, staat vermeld op de dienstbrief.
In het nieuwe financieringssysteem wordt de werkingstoelage per schooljaar n / n+1 berekend op basis van het gemiddelde aantal financieringspunten gerealiseerd tijdens de drie referteperiodes 1 januari n-4/31 december n-2.(zie 4.1.3). Elk centrum heeft recht op de som van een vast bedrag van 0,40 euro per ongewogen financieringspunt en hetzelfde aandeel aan werkingsmiddelen als het aandeel aan gewogen financieringspunten dat het gemiddeld in de referteperiodes 1 januari n-4 tot en met 31 december n-2 volgens de volgende formule vermeld in artikel 108, §3 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs (artikel 30 van het wijzigingsdecreet) heeft bereikt.
Een centrum voor volwassenenonderwijs dat als erkend EVC-centrum in de referteperiode 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1 evaluaties voor een EVC-traject heeft afgenomen bij een specifieke doelgroep die recht heeft op een verminderde financiële bijdrage zoals vermeld in artikel 8 van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties, heeft recht op een aanvullende werkingstoelage voor het schooljaar n/n +1. De aanvullende werkingstoelage bedraagt de helft van de volledige financiële bijdrage voor een EVC-traject met het oog op het verwerven van een beroepskwalificatie of een deelkwalificatie, zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties.
Voor de berekening van de aanvullende werkingstoelage komen enkel geteste kandidaten in aanmerking die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht en die het bewijs van hun Belgische nationaliteit of het wettig verblijf kunnen voorleggen.
Het centrumbestuur kan ten laste van de werkingsmiddelen of van de Vlaamse ondersteuningspremie uitgekeerd door de VDAB, personeel aanwerven. In het gemeenschapsonderwijs kan dat voor de personeelscategorieën van toepassing in het volwassenenonderwijs vermeld in het artikel 2, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het meester-, vak- en dienstpersoneel. In het gesubsidieerd onderwijs kan dat voor de personeelscategorieën van toepassing in het volwassenenonderwijs vermeld in het artikel 4, §1, a van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.
De betrekking die met deze middelen wordt ingericht kan niet vacant worden verklaard en het centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking. Het personeelslid dat door een centrumbestuur wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Deze personeelsleden vallen onder de toepassing van de respectievelijke decreten rechtspositie.
Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen betaalt het salaris of salaristoelage rechtstreeks aan de betrokken personeelsleden. Diezelfde dienst vordert de volledige loonkost van deze personeelsleden van het centrumbestuur terug. (Zie ook omzendbrief PERS/2012/08) (http://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14419)
Cursussen die op basis van deze regeling worden georganiseerd, kunnen geen lesurencursist genereren die in aanmerking komen voor de berekening van VTE, leraarsuren of werkingsmiddelen.
8.3.
Inschrijvingsgeld en vrijstelling van inschrijvingsgeld van de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie
8.3.1.
Inschrijvingsgeld
8.3.1.1.
Inschrijvingsgeld voor contactonderwijs
Voor modules met aanvangsdatum vanaf 1 januari 2015 wordt het inschrijvingsgeld dat een cursist moet betalen, berekend door het aantal lestijden van een module te vermenigvuldigen met 1,50 euro voor de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs en vanaf 1/9/2019 ook voor de opleidingen van de basiseducatie.
Voor bepaalde categorieën van personen of opleidingen zijn vrijstellingen van inschrijvingsgeld voorzien. Deze categorieën zijn opgenomen onder punt 8.3.2.1 van deze omzendbrief.
De cursist die zich binnen een periode van zes schooljaren drie keer voor dezelfde module heeft ingeschreven, moet bij een volgende inschrijving voor dezelfde module in dezelfde periode een hoger inschrijvingsgeld betalen, berekend door het aantal lestijden te vermenigvuldigen:
- met 3 euro indien de cursist geen volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld geniet;
- met 1,5 euro indien de cursist een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld geniet.
Dit hogere inschrijvingsgeld geldt niet voor een inschrijving in:
- een open module;
- modules van (Alfa-) NT2-opleidingen van richtgraad 1 (tenzij het om een inschrijving door een inburgeraar met een ondertekend inburgeringscontract voor 1 september 2023 gaat);
- de twee categorieën voor volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld voor NT2-cursisten met domicilie in Brussel voor inschrijvingen in modules van (Alfa-)NT2-opleidingen van richtgraad 1 en richtgraad 2 (zie punt 8.3.2.1.).
8.3.1.2.
Inschrijvingsgeld voor gecombineerd onderwijs
Het inschrijvingsgeld voor gecombineerd onderwijs wordt berekend alsof het volledig in contactonderwijs wordt georganiseerd.
8.3.1.3.
Inschrijvingsgeld voor verlengde trajecten
Een cursist die zich inschrijft voor een verlengd traject betaalt het inschrijvingsgeld dat overeenstemt met het standaard traject van een opleiding.
Voorbeeld
Een cursist schrijft zich in voor de module A van het verlengde traject. Deze module bedraagt 80 lestijden. De overeenkomstige module A van het standaardtraject bedraagt 60 lestijden. De cursist betaalt voor het inschrijvingsgeld voor de module A van het verlengde traject 90 euro.
8.3.1.4.
Betalen van het inschrijvingsgeld
De cursisten betalen het inschrijvingsgeld rechtstreeks aan het centrum. Als bewijs van betaling of vrijstelling van inschrijvingsgeld (zie 8.3.2) overhandigt het centrum aan de cursist een betalingsbewijs. Dit betalingsbewijs wordt in tweevoud opgesteld: één exemplaar wordt aan de cursist bezorgd en het andere exemplaar wordt in het cursistendossier bewaard.
8.3.2.
Vrijstellingen van inschrijvingsgeld
Er bestaan verschillende categorieën van cursisten die een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van inschrijvingsgeld kunnen genieten.
De voorwaarden voor vrijstelling van inschrijvingsgeld dienen te worden opgenomen in het centrumreglement.
8.3.2.1.
Categorieën van volledige en gedeeltelijke vrijstelling
8.3.2.1.1.
Categorieën van cursisten die een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld genieten
Volgende categorieën van cursisten genieten een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld:
- geen houder zijn van een diploma van het secundair onderwijs en ingeschreven zijn voor geletterdheidsmodules Nederlands en Leren Leren of Regie over het Eigen Leren, een opleiding in de leergebieden van de basiseducatie of een opleiding van het studiegebied aanvullende algemene vorming of algemene vorming;
-ingeschreven zijn voor de opleiding Ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting van het studiegebied bijzondere educatieve noden;
- op het moment van inschrijving materiële hulp genieten (asielzoekers), een inkomen verwerven via maatschappelijke dienstverlening of een leefloon, alsook de cursisten die ten laste zijn van deze categorieën;
- op het moment van inschrijving tijdelijke bescherming genieten ter uitvoering van richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen;
- op het moment van inschrijving gedetineerd zijn en verblijven in een Belgische strafinstelling. Gedetineerden die thuis verblijven met een elektronische enkelband komen niet in aanmerking voor een vrijstelling van inschrijvingsgeld;
- op het moment van inschrijving nog niet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht (= maximum 15 jaar oud zijn en nog geen twee jaar secundair onderwijs genoten of nog geen 16 jaar oud zijn);
- op het moment van inschrijving minderjarige inburgeraar zijn en ingeschreven zijn in:
a) de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
b) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
- werkzoekend zijn op het moment van inschrijving voor een opleiding die gevolgd wordt in het kader van een gepast opleidingsaanbod vastgesteld door VDAB of in het kader van een begeleidingstraject naar werk van Actiris;
- op het moment van inschrijving niet-werkend, verplicht ingeschreven werkzoekend zijn en nog geen recht hebben op een inschakelingsuitkering (voorheen wachtuitkering).
- op het moment van inschrijving voor de opleidingen op het niveau Nederlands tweede taal richtgraad 2 van de basiseducatie of het secundair volwassenenonderwijs een inburgeringscontract ondertekend hebben, een inburgeringsattest behaald hebben;
- op het moment van inschrijving een geldig inburgeringscontract hebben of een attest van inburgering hebben behaald en ingeschreven zijn in het Rijksregister in een gemeente van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voor:
a) de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift - Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
b) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
c) de opleidingen op het niveau richtgraad 2 van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 2 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
Deze vrijstelling van inschrijvingsgeld geldt ongeacht het aantal inschrijvingen in dezelfde module;
- op het moment van inschrijving in het Rijksregister in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en in een lesplaats gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven zijn in:
a) de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1- schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift – Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
b) de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs;
c) de opleidingen op het niveau richtgraad 2 van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 2 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
Deze vrijstelling van inschrijvingsgeld geldt ongeacht het aantal inschrijvingen in dezelfde module;
-ingeschreven zijn voor de opleiding Ondernemerschap en tegelijk ingeschreven zijn als leerling in een instelling voor secundair onderwijs of in een opleiding duaal leren (SO) of leren en werken;
- een inburgeraar zijn met een inburgeringscontract dat vóór 1 september 2023 is ondertekend op het moment van inschrijving voor de volgende opleidingen:
1° de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 of de opleiding Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 – schriftelijk richtgraad 1.1 of de opleiding Latijns Schrift – Basiseducatie van het leergebied alfabetisering Nederlands tweede taal van de basiseducatie;
2° de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal van de basiseducatie of de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 van het secundair volwassenenonderwijs.
Deze vrijstelling van inschrijvingsgeld geldt tot het einde van dat contract. Schrijft de cursist zich tijdens de duur van dat contract meer dan driemaal voor dezelfde module in, dan is het verhoogd inschrijvingsgeld van 1,50 euro per lestijd van toepassing.
8.3.2.1.2.
Categorieën van cursisten die een gedeeltelijk vrijstelling van inschrijvingsgeld genieten en slechts 0,30 euro betalen
Volgende categorieën betalen een inschrijvingsgeld dat berekend wordt door het aantal lestijden van de module waarvoor men zich heeft ingeschreven te vermenigvuldigen met 0,30 euro:
- op het moment van inschrijving een inkomen verwerven via een inschakelingsuitkering (voorheen wachtuitkering) of een werkloosheidsuitkering of ten laste zijn van deze categorie;
- op het moment van inschrijving in het bezit zijn van één van volgende attesten of ten laste zijn van een persoon die in het bezit is van één van de volgende attesten:
o een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een arbeidsongeschiktheid blijkt van ten minste 66 percent;
o een attest waaruit het recht blijkt op een integratietegemoetkoming aan gehandicapten;
o een attest waaruit de inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap blijkt;
o een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een vermindering blijkt van het verdienvermogen tot een derde of minder van wat een gezonde persoon door het uitoefenen van een beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;
o een attest, uitgereikt door de bevoegde overheid, waaruit een vermindering blijkt van de zelfredzaamheid van ten minste zeven punten.
8.3.2.1.3.
NT2-cursisten die een gedeeltelijke vrijstelling van inschrijvingsgeld genieten en slechts 0,60 euro betalen (zie ook 8.3.2.1.1)
Volgende categorieën betalen een inschrijvingsgeld dat berekend wordt door het aantal lestijden van de module waarvoor men zich heeft ingeschreven te vermenigvuldigen met 0,60 euro:
- cursisten die op het moment van inschrijving geen geldig inburgeringscontract hebben of geen inburgeringsattest behaald hebben en zich inschrijven voor een NT2-opleiding van het niveau richtgraad 2;
- cursisten die een opleiding volgen van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.
8.3.2.2.
Attesten voor vrijstelling
Een cursist moet zijn recht op vrijstelling staven middels een attest. De attesten die aanleiding kunnen geven tot vrijstelling van het inschrijvingsgeld worden per categorie beschreven in een vademecum.
Over de geldigheid van nieuwe attesten die niet in bovenvermeld vademecum zijn opgenomen, kunnen aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs steeds vragen worden voorgelegd. Indien deze attesten geldig zijn, zullen ze vervolgens worden toegevoegd aan het vademecum.
8.3.2.3.
Vrijstellingen voor cursisten uit de Europese Unie
Cursisten kunnen volledige of gedeeltelijke vrijstelling van inschrijvingsgeld verkrijgen op basis van een attest uitgereikt door een lidstaat van de Europese Unie. Hiermee worden ook de attesten bedoeld uitgereikt door de Franstalige Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Duitstalige Gemeenschap.
Een Centrum voor Volwassenenonderwijs kan cursisten op basis van deze attesten slechts onder voorbehoud vrijstellen van inschrijvingsgeld. Dit voorbehoud wordt pas gelicht nadat de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs de rechtsgeldigheid van het attest heeft onderzocht. Indien het attest niet rechtsgeldig is, dan is de cursist slechts financierbaar of subsidieerbaar als hij onmiddellijk het verschuldigde inschrijvingsgeld betaalt.
8.3.3.
Begrenzingen van het inschrijvingsgeld
8.3.3.1.
Begrenzing op 180 euro voor een (Alfa-)NT2-opleiding richtgraad 1
Een cursist betaalt een maximum van 180 euro inschrijvingsgeld voor volgende NT2-opleidingen op het niveau van richtgraad 1 en de eerste deelname aan de NT2-test:
- Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1;
- Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1;
- Latijns Schrift - Basiseducatie
- Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal;
- Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2;
- Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden
Dit plafond geldt ook in het geval van:
- een combinatie van bovenstaande opleidingen;
- open modules (Alfa-) NT2;
- maatwerk (Alfa-)NT2.
Voorbeelden:
Een cursist schrijft zich aan een CVO in voor de opleiding NT2 richtgraad 1 en heeft met succes de modules NT2-Breaktrough persoonlijk en NT2-Breaktrough publiek gevolgd. Omdat hij hiervoor al 180 euro inschrijvingsgeld heeft betaald moet hij voor de volgende modules geen inschrijvingsgeld meer betalen. Ook indien hij zich inschrijft voor de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden moet hij geen inschrijvingsgeld meer betalen.
Een cursist schrijft zich aan een CVO in voor de opleiding NT2 richtgraad 1 en heeft zonder succes de module NT2-Breaktrough persoonlijk gevolgd. Na heroriëntering schrijft hij zich aan een CBE in voor de opleiding NT2 richtgraad 1 en volgt met succes de module BE NT2 – Breakthrough 1. Omdat hij hiervoor al 180 euro inschrijvingsgeld heeft betaald moet hij voor de volgende modules geen inschrijvingsgeld meer betalen.
8.3.3.2.
Begrenzing op 300 euro per semester per opleiding
Een cursist betaalt een maximum van 300 euro inschrijvingsgeld per semester voor een modulaire opleiding. Een semester is een periode van 1 september tot en met 31 december of een periode van 1 januari tot en met 31 augustus. De startdatum van de module bepaalt tot welke periode de module gerekend wordt. De einddatum van de module heeft hierbij geen belang. Wanneer de cursist tijdens een semester meerdere opleidingen volgt, dan betaalt hij per gevolgde opleiding een maximum van 300 euro.
De plafonnering per semester is overdraagbaar naar een ander centrum.
Het plafond per modulaire opleiding per semester kan enkel overschreden worden indien de cursist een hoger inschrijvingsgeld verschuldigd is als gevolg van het meer dan driemaal inschrijven in eenzelfde module binnen een periode van zes schooljaren. Een cursist moet dus bij een vierde inschrijving voor dezelfde module (binnen een periode van zes schooljaren) het verhoogde bedrag aan inschrijvingsgeld altijd betalen en dit volledige inschrijvingsgeld wordt niet meegenomen in het plafond.
8.3.3.3.
Bewijslast voor de begrenzing van het inschrijvingsgeld
De bewijslast voor de toepassing van de plafonnering per semester per opleiding wordt bij de cursist gelegd. De cursist moet aantonen welk bedrag aan inschrijvingsgeld hij reeds betaald heeft voor een bepaalde opleiding. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs is daarentegen gehouden bij betaling van het inschrijvingsgeld steeds een betalingsbewijs aan de cursist te overhandigen (zie punt 8.2.1.4).
8.3.3.4.
Premie aan cursisten
Er wordt een premie betaald aan cursisten die een eerste keer het diploma secundair onderwijs via het volwassenenonderwijs behaald hebben. Het bedrag van de premie is gelijk aan het wettelijk inschrijvingsgeld dat de cursist effectief betaald heeft voor de modules van de opleiding waarin de cursist afstudeert. De cursist krijgt enkel een premie voor de modules waarvoor de cursist geslaagd is. In voorkomend geval wordt de premie beperkt tot het begrensd inschrijvingsgeld.
Voor het bepalen van deze premie wordt het inschrijvingsgeld in rekening gebracht dat de cursist betaald heeft vanaf 1 september 2007, rekening houdend met de volledige of gedeeltelijke vrijstelling van inschrijvingsgeld waarvan de cursist heeft genoten.
Om een premie te verkrijgen, moet de cursist via mail een aanvraagdossier indienen bij AHOVOKS (premie.volwassenenonderwijs@vlaanderen.be).
Dit aanvraagdossier bestaat uit:
- het ingevulde aanvraagformulier (zie bijlage 8);
- voor de inschrijvingen vóór 1 april 2013 de originele bewijsstukken van de betaling van het inschrijvingsgeld door de cursist, uitgereikt door het Centrum of de Centra voor Volwassenenonderwijs waar de cursist de opleiding geheel of gedeeltelijk heeft gevolgd. Het betreft hier de betalingsbewijzen zoals bedoeld in punt 8.2.1.4. Op de betalingsbewijzen moet het aantal lestijden van de gevolgde opleidingsonderdelen vermeld worden.
Het opvragen van bijkomende bewijsstukken is steeds mogelijk.
In sommige studiegebieden zijn er modules die niet alleen deel uitmaken van een diplomagerichte opleiding, maar ook van andere opleidingen binnen datzelfde studiegebied. Dit zijn de zogenaamde gemeenschappelijke modules. Een cursist die een gemeenschappelijke module volgt in een andere opleiding maar later de stap zet naar een diplomagerichte opleiding, kan bij het aanvragen van de premie ook het originele bewijsstuk van het inschrijvingsgeld dat hij voor de gemeenschappelijke module met inschrijving vóór 1 april 2013 heeft betaald, in rekening brengen.
De cursist kan uiterlijk één jaar na het uitreiken van het diploma een premie aanvragen. Hierbij wordt rekening gehouden met de datum vermeld op het diploma.
AHOVOKS informeert de cursist na uiterlijk 45 kalenderdagen of het aanvraagdossier voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de premie. Indien dit het geval is, informeert AHOVOKS de cursist ook over de betalingstermijn waarbinnen de premie zal worden uitbetaald.
8.3.4.
Overmaking van de geïnde inschrijvingsgelden en uitbetaling werkingsmiddelen
Vanaf het schooljaar 2020-2021 gebeurt de overmaking van de ontvangen inschrijvingsgelden (zie 8.3.2) en de toekenning van werkingsmiddelen tweemaal per jaar, op de volgende wijze:
1° uiterlijk op 1 maart van het jaar n betaalt het agentschap aan het centrum 50% van de werkingstoelage waarop het centrum voor het schooljaar n-1/n recht heeft;
2° uiterlijk op 31 maart n maakt het centrum 100% van de geïnde inschrijvingsgelden tussen 1 september n-2 tot en met 31 december n-2 over aan het agentschap;
3° uiterlijk op 1 oktober van het jaar n betaalt het agentschap de resterende 50% van de werkingstoelage waarop het centrum voor het schooljaar n-1/n recht heeft;
4° uiterlijk op 31 oktober maakt het centrum 100% van de geïnde inschrijvingsgelden tussen 1 januari n-1 tot en met augustus n-1 over aan het agentschap.
In geval van uitbetaling deelt de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs het bij hen gekende rekeningnummer mee. Indien dit rekeningnummer moet gewijzigd worden, dient dit aan de afdeling Hoger en Volwassenenonderwijs gemeld te worden met het formulier 'Melding van wijziging van een rekeningnummer'. Dit formulier is als bijlage 9 bij deze omzendbrief gevoegd.
8.3.5.
Inschrijvingsgeld bij herkansing op de NT2-test
De eerste deelname aan de NT2-test is inbegrepen in het begrensd inschrijvingsgeld van 180 euro (zie punt 8.3.3.2.).
Herkansing op de NT2-test kan pas na het opnieuw volgen van een (deel van de) NT2-opleiding. Elke cursist die een opleiding voor een herkansing op de NT2-test volgt, is hiervoor vrijgesteld van inschrijvingsgeld tot hij geslaagd is voor de vier onderdelen van de test. Een inburgeraar met een ondertekend inburgeringscontract voor 1 september 2023 betaalt geen verhoogd inschrijvingsgeld voor de NT2-opleiding in functie van herkansing op de test.
Een herkansing op de NT2-test kost telkens 22,50 euro per onderdeel.
De cursist die voor de (Alfa-) NT2-opleiding een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld geniet, betaalt niet voor een herkansing op de NT2-test.
8.4.
Speciale onderwijsleermiddelen
De speciale onderwijsleermiddelen die centra kunnen aanvragen worden in de omzendbrief VWO/2009/01 toegelicht.
9.
Projectfinanciering of -subsidiëring
9.1.
Aanvullende financiering of subsidiëring voor projecten gecombineerd onderwijs
9.1.1.
Aanvraagdossier
Een centrum dat opleidingen in gecombineerd onderwijs met minimaal 50 procent van de totale opleiding en minstens 200 lestijden afstandsonderwijs wil organiseren en in aanmerking wil komen voor een aanvullende financiering of subsidiëring ter ondersteuning en stimulering van het gecombineerd onderwijs, dient hiertoe uiterlijk op 31 maart van het voorafgaande schooljaar een aanvraag in bij de afdeling Levenslang Leren van het Departement Onderwijs en Vorming, volwassenenonderwijsbeleid@vlaanderen.be. Hiertoe dient het centrum het aanvraagformulier te gebruiken dat als bijlage 10 bij deze omzendbrief is toegevoegd.
9.1.2.
Ontvankelijkheidscriteria
De aanvraag is alleen ontvankelijk als ze voldoet aan volgende criteria:
- het heeft betrekking op modules van een erkende en gefinancierde of gesubsidieerde opleiding waarvoor het centrumbestuur nog geen aanvullende financiering of subsidiëring ter ondersteuning en stimulering van gecombineerd onderwijs heeft gekregen;
- het omvat een luik afstandsonderwijs dat minimaal 50 percent van het totale aantal lestijden van de volledige opleiding bedraagt en minstens 200 lestijden omvat;
- er is een openleercentrum voorzien;
- het gescande protocol van de onderhandeling over het gecombineerd onderwijs in het lokaal comité is bij de aanvraag gevoegd.
De bevoegde administratie beoordeelt de ontvankelijkheid van elke aanvraag en betrekt de representatieve vakorganisaties bij de beoordeling van het toegevoegde gescande protocol van de onderhandeling over het gecombineerd onderwijs.
9.1.3.
Selectiecriteria
De ontvankelijke aanvragen worden beoordeeld door een selectiecommissie die rekening houdt met de volgende criteria:
- de inbedding van het gecombineerd onderwijs binnen de totale onderwijskundige organisatie en de innovatieve draagkracht van de betrokken centra, publieke opleidingsverstrekkers of organisaties;
- de organisatie van het gecombineerd onderwijs en de afstemming van het gedeelte afstandsonderwijs op het gedeelte contactonderwijs;
- de effectiviteit van het gecombineerd onderwijs inzake overdraagbaarheid, visie- en materiaalontwikkeling;
- de mate van betrokkenheid van het personeel;
- de flexibiliteit van het aanbod;
- de samenwerkingsverbanden en netwerken met centra, publieke opleidingsverstrekkers of organisaties;
- de kwaliteitszorg.
De selectiecommissie draagt aan de Vlaamse Regering de aanvragen voor die op basis van bovenstaande criteria gunstig zijn beoordeeld en het aantal toe te kennen leraarsuren per gunstig beoordeelde aanvraag.
9.1.4.
Voorrangscriteria
De Vlaamse Regering bepaalt aan welke door de selectiecommissie gunstig beoordeelde aanvragen een aanvullende financiering of subsidiëring wordt toegekend voor het gecombineerd onderwijs en verleent daarbij voorrang aan aanvragen die aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoen:
- aanvragen die betrekking hebben op diplomagerichte opleidingen of onderwijs aan gedetineerden;
- aanvragen die een integrale opleiding omvatten;
- aanvragen die betrekking hebben op gecombineerd onderwijs dat minimaal 75 % afstandsonderwijs omvat;
- aanvragen die gegroeid zijn uit een samenwerking met andere centra, publieke opleidingsverstrekkers of andere organisaties.
Per goedgekeurde aanvraag kan de Vlaamse Regering respectievelijk minimaal 400 en maximaal 800 leraarsuren toekennen aan een Centrum voor Volwassenenonderwijs of minimaal 0,5 VTE en maximaal 1 VTE aan een Centrum voor Basiseducatie.
9.1.5.
Engagementen van het centrumbestuur
Bij de aanvraag moeten de gemandateerden van het centrumbestuur zich engageren om:
- het ontwikkelde gecombineerd onderwijs ook effectief te organiseren binnen een termijn van maximaal twee schooljaren;
- gedurende de looptijd van het gecombineerd onderwijs alle gegevens te verzamelen die de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen kunnen aantonen; deze gegevens betreffen minimaal:
o het aantal ingeschreven cursisten;
o het aantal financierbare of subsidieerbare cursisten;
o de scholingsgraad van de cursisten;
o het aantal cursisten dat deelneemt aan de evaluaties;
o het aantal geslaagde cursisten;
o het aantal en de aard van de uitgereikte studiebewijzen;
- onderling samen te werken met andere centrumbesturen die tijdens hetzelfde schooljaar een aanvullende financiering of subsidiëring voor het gecombineerd onderwijs ontvangen zodat de uitwisselbaarheid van de knowhow inzake cursusmateriaal en begeleiding van afstandsonderwijs gegarandeerd wordt;
- tevredenheidsmetingen uit te voeren bij de cursisten en de leraars en de resultaten van de tevredenheidsmeting bij de leraars ter beschikking te stellen van het bevoegde lokale comité;
- de stuurgroep op regelmatige tijdstippen over de voortgang van het gecombineerd onderwijs te informeren.
9.1.6.
Eindrapport
Uiterlijk 14 maanden (31 oktober) na het aflopen van de aanvullende financiering of subsidiëring voor het project gecombineerd onderwijs dient het centrumbestuur een eindrapport in bij de afdeling Levenslang Leren van het Departement Onderwijs en Vorming, volwassenenonderwijsbeleid@vlaanderen.be.
Het eindrapport bevat ten minste:
- een evaluatie;
- een verslag van de activiteiten;
- de gegevens die de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen kunnen aantonen (zie 9.1.5)
- de resultaten van de tevredenheidsmetingen bij de cursisten en de leraars (zie 9.1.5).
9.2.
Extra middelen NT2 in het kader van de vluchtelingencrisis
In het kader van de vluchtelingencrisis heeft de Vlaamse overheid in de begroting 2024 een extra budget voorzien om acute noden in de organisatie van aanbod NT2 te kunnen opvangen. Deze eenmalige middelen kunnen in de CVO enkel aangewend worden voor de aanstelling van bijkomende leraren SVWO binnen de studiegebieden NT2, bijkomende aanstellingen binnen de puntenenveloppe (administratief medewerker en adjunct-directeur SVWO) en de werking van de centra met betrekking tot het NT2-aanbod. In de CBE kunnen deze eenmalige middelen enkel aangewend worden voor de aanstelling van bijkomende leraren binnen het leergebied NT2, bijkomende aanstellingen binnen de puntenenveloppe (administratief medewerker en adjunct-directeur) en de werking van de centra met betrekking tot het NT2-aanbod.
9.2.1.
Verdelingsmechanisme
Voor de Centra voor Volwassenenonderwijs worden ten laste van het begrotingsjaar 2024 32.956 aanvullende leraarsuren, 482 aanvullende punten en 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen ter beschikking gesteld. Voor de Centra voor Basiseducatie worden 132,96 aanvullende VTE, 2.192 aanvullende punten en 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen toegekend. De Vlaamse Regering beschikt over de mogelijkheid om de verdeling van deze middelen aan te passen.
De initiële verdeling van de middelen gebeurt op basis van het aantal unieke cursisten NT2 en alfa NT2 in een inburgeringstraject. De werkgroep NT2-overleg asiel heeft voor 2024 een verdeelsleutel afgesproken die optimaal zou moeten aansluiten bij de reële, lokale noden en monitort dit doorheen het volledige kalenderjaar.
9.2.2.
Aanwending van de middelen
De beschikbare middelen kunnen enkel aangewend worden voor de organisatie van de bijkomende opleidingen van de studiegebieden NT2 en van de leergebieden NT2 en alfabetisering NT2 die de verhoogde instroom van vluchtelingen in een inburgeringstraject met zich meebrengt. Het is niet mogelijk om personeel vast te benoemen of te muteren in de betrekkingen die ontstaan naar aanleiding van deze middelen.
Meer informatie over deze extra middelen is gepubliceerd op de website van het volwassenenonderwijs: http://onderwijs.vlaanderen.be/nl/extra-middelen-nederlands-tweede-taal-nt2
10.
Bijlagen