Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de coronacrisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief dient u daarom tot het einde van het schooljaar 2023-2024 samen te lezen met omzendbrief VWO/2020/01. |
1.
Toelatings- en inschrijvingsvoorwaarden
1.1.
Toelatingsvoorwaarden
Om toegelaten te worden tot een opleiding in het volwassenenonderwijs moet een kandidaat-cursist voldoen aan een aantal toelatingsvoorwaarden.
De toelatingsvoorwaarden kunnen verschillen naargelang het type aanbod.
1.1.1.
Leeftijdsvoorwaarden
Er wordt een onderscheid in de toelatingsvoorwaarden gemaakt tussen cursisten die voldaan hebben aan de deeltijdse of aan de voltijdse leerplicht. Een cursist heeft voldaan aan de voltijdse leerplicht wanneer hij op het ogenblik van zijn inschrijving 16 jaar is of 15 jaar en de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs heeft gevolgd. Een cursist heeft voldaan aan de deeltijdse leerplicht als hij op het ogenblik van zijn inschrijving 18 jaar is of wanneer hij het voltijds secundair onderwijs met vrucht beëindigd heeft. Indien de inschrijving plaats vindt tussen 1 september en 31 december, dan moet de cursist 18 worden ten laatste op 31 december van hetzelfde kalenderjaar.
Cursisten die voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht hebben toegang tot :
- de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen van de basiseducatie;
- de opleidingen van het secundair volwassenenonderwijs, uitgezonderd de opleidingen van de studiegebieden algemene vorming, aanvullende algemene vorming, bedrijfsbeheer en Hebreeuws.
Cursisten die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht hebben toegang tot :
- de opleidingen van de leergebieden informatie- en communicatietechnologie, maatschappijoriëntatie, Nederlands en wiskunde en het maatwerk van de basiseducatie;
- de opleidingen van de studiegebieden algemene vorming en aanvullende algemene vorming.
Om toegelaten te worden tot de opleidingen Bedrijfsbeheer en Ondernemerschap van het studiegebied bedrijfsbeheer moet een cursist aan één van volgende voorwaarden voldaan hebben:
1° voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht;
2° ingeschreven zijn als leerling in de derde graad van het secundair onderwijs, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een centrum voor deeltijdse vorming, of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen.
Voor de opleidingen van het studiegebied Hebreeuws, gelden geen leeftijdsvoorwaarden.
Onder specifieke voorwaarden kunnen jongeren tussen 12 en 16 jaar oud toegelaten worden tot de opleidingen van de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 (zie 1.1.4.1.2).
1.1.2.
Vereiste studiebewijzen
Om toegelaten te worden tot de opleidingen van de basiseducatie of het secundair volwassenenonderwijs moet de cursist geen studiebewijzen voorleggen.
1.1.3.
Volgorderelatie tussen modules en opleidingen
1.1.3.1.
Toelating tot de aanvangsmodules en niet-sequentieel geordende modules
Wanneer de cursist voldoet aan de toelatingsvoorwaarden vermeld in 1.1.1 en 1.1.2 wordt deze in alle gevallen toegelaten tot de aanvangsmodule van een opleiding in de sequentieel geordende organisatie of tot een niet-sequentieel geordende module.
1.1.3.2.
Toelating tot de sequentieel geordende modules
Om als cursist toegelaten te worden tot een sequentieel geordende module van een opleiding, moet voldaan worden aan één van de voorwaarden die opgenomen zijn in artikel 35, §2, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
Ter uitvoering van artikel 35, §2, 2°, van hetzelfde decreet heeft de Vlaamse Regering bepaald welke deelcertificaten uitgereikt door een Centrum voor Basiseducatie toegang geven tot welke sequentieel geordende modules (bijlage 1).
Ter uitvoering van hetzelfde artikel en in opvolging van het bilateraal samenwerkingsakkoord tussen het ministerie van Landsverdediging en het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming heeft de Vlaamse Regering bepaald welke attesten uitgereikt door het ministerie van Defensie toegang geven tot welke sequentieel geordende modules (bijlage 2).
Voor sommige sequentieel geordende modules geldt er een overgangsregeling in afwachting van de bijsturing van het opleidingsprofiel waarbij de volgorderelatie zal herbekeken worden. In afwachting van het nieuwe opleidingsprofiel wordt er gedoogd dat inzake de toelatingsvoorwaarden geen rekening wordt houden met de volgorderelaties m.b.t. de module ‘basis’ van de opleidingsprofielen van de studiegebieden textiel, ambachtelijke accessoires (voorheen kant), die op 1 september 2005 ingevoerd werden (zie ook punt 3.1.1. van omzendbrief VWO/2011/03).
1.1.3.3.
Toelating tot de taalopleidingen vanaf richtgraad 2
In afwijking van de bepaling in 1.1.3.1 moet een cursist om toegelaten te worden tot de aanvangsmodule van een opleiding vanaf richtgraad 2 van de studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Europese talen richtgraad 3 en 4, Hebreeuws, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen, met uitzondering van de opleidingen Deens richtgraad 4, Duits richtgraad 4, Engels richtgraad 4, Frans richtgraad 4, Italiaans richtgraad 4, Portugees richtgraad 4, Spaans richtgraad 4 en Zweeds richtgraad 4, kunnen aantonen dat hij de basiscompetenties behaald heeft van de opleiding van het niveau van de voorgaande richtgraad.
Voor de opleidingen van de studiegebieden Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2, Europese neventalen richtgraad 1 en 2, Europese talen richtgraad 3 en 4, Hebreeuws, Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2, Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4, Oosterse talen, Scandinavische talen en Slavische talen gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden:
1° om toegelaten te worden tot de aanvangsmodule met schriftelijke basiscompetenties moet de cursist kunnen aantonen dat hij de schriftelijke basiscompetenties heeft behaald op het niveau van de voorgaande richtgraad;
2° om toegelaten te worden tot de aanvangsmodule met mondelinge basiscompetenties moet de cursist kunnen aantonen dat hij de mondelinge basiscompetenties heeft behaald op het niveau van de voorgaande richtgraad.
Voorbeelden
Een cursist heeft de competenties van de module Waystage mondeling van de opleiding NT2 richtgraad 1 van het secundair volwassenenonderwijs behaald maar (nog) niet de competenties van de module Waystage schriftelijk. Deze cursist krijgt (nog) niet het certificaat van de opleiding NT2 richtgraad 1 uitgereikt maar kan op basis van het deelcertificaat Waystage mondeling wel al doorstromen naar de eerste modules Threshold mondeling van de opleiding NT2 richtgraad 2.
Een cursist heeft de competenties van de modules Waystage mondeling 1 en Waystage mondeling 2 van de opleiding NT2 richtgraad 1 van de basiseducatie behaald maar (nog) niet de competenties van de modules Waystage schriftelijk 1 en Waystage schriftelijk 2. Deze cursist krijgt (nog) niet het certificaat van de opleiding NT2 richtgraad 1 uitgereikt maar kan op basis van de deelcertificaten Waystage mondeling 1 en Waystage mondeling 2 wel al doorstromen naar de eerste modules Threshold mondeling van de opleiding NT2 richtgraad 2.
Een cursist heeft de competenties van de module Europese Talen Groep 1 Threshold 4 Mondeling van de opleiding Frans Richtgraad 2 (ERK B1) behaald maar (nog) niet de competenties van de module Europese Talen Groep 1 Threshold 4 Schriftelijk. Deze cursist krijgt (nog) niet het certificaat van de opleiding Frans Richtgraad 2 uitgereikt maar kan op basis van het deelcertificaat Europese Talen Groep 1 Threshold 4 Mondeling wel al doorstromen naar de module Europese Talen Groep 1 Vantage Mondeling A van de opleiding Frans Richtgraad 3 (ERK B2).
1.1.4.
Leer- of studiegebiedspecifieke toelatingsvoorwaarden
1.1.4.1.
Leer- of studiegebied Nederlands tweede taal
1.1.4.1.1.
Doorverwijzing door het Huis van het Nederlands
In het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs worden de toelatingsvoorwaarden voor cursisten Nederlands tweede taal die niet beschikken over een studiebewijs Nederlands tweede taal afgestemd op de bepalingen van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
De volgende instanties beschikken over de uitsluitende bevoegdheid voor de organisatie en coördinatie van de intake, testing en doorverwijzing van cursisten die niet beschikken over een studiebewijs Nederlands tweede taal:
- het Agentschap Integratie en Inburgering, vermeld in artikel 17, §2, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 m.b.t. de organisatie van de Vlaamse administratie;
- het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Antwerpen vzw, Atlas;
- het gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap Integratie en Inburgering Gent vzw, Amal;
- het Huis van het Nederlands Brussel vzw.
De Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs zijn dan ook gehouden de bevoegdheid van deze instanties te aanvaarden en de afspraken, gemaakt over intake, testing en doorverwijzing van cursisten Nederlands tweede taal, die niet beschikken over een studiebewijs Nederlands tweede taal, na te leven.
Een cursist Nederlands tweede taal wordt geschrapt als subsidieerbare cursist als bij controle van de cursistenkenmerken blijkt dat de afspraken over intake, testing en doorverwijzing niet worden nageleefd.
1.1.4.1.2.
12-16-jarigen
In afwijking van de toelatingsvoorwaarden m.b.t. leeftijd (zie 1.1.1) kunnen onder bepaalde voorwaarden ook 12- tot 16-jarigen uit het voltijds secundair onderwijs tot de opleidingen van het leergebied of de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 toegelaten worden. Het is de leeftijd van de betrokken leerling op het moment van de inschrijving die bepalend is. De leerling moet dus bij de inschrijving minstens 12 jaar oud zijn en mag niet ouder zijn dan 16 jaar noch 15 jaar en de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs gevolgd hebben.
Voor deze cursisten gelden specifieke toelatingsvoorwaarden:
- de leerling neemt op vrijwillige basis deel;
- de leerling volgt de opleiding buiten de lesuren van de school voor secundair onderwijs;
- de school voor secundair onderwijs levert aan de leerling een attest af waarin ten minste volgende elementen zijn opgenomen:
· een omschrijving van de taalachterstand van de leerling in functie van de opleiding die de leerling in het secundair onderwijs volgt;
· de contactgegevens van de persoon die door de school voor secundair onderwijs wordt aangeduid voor de opvolging van de modules of de opleiding waarvoor de leerling in het organiserende centrum is ingeschreven.
- het organiserende centrum contacteert de persoon van de school voor secundair onderwijs:
· bij de aanvang en bij de afronding van de modules of de opleiding waarvoor de leerling is ingeschreven;
· bij de vroegtijdige stopzetting van de modules of de opleiding;
· bij stagnatie van de leervorderingen van de leerling in de modules of de opleiding.
Het attest bedoeld in het derde punt wordt bij inschrijving toegevoegd aan het cursistendossier van de leerling, zoals opgemaakt door het organiserende centrum (zie 6.1.4.).
1.1.4.2.
Opleidingen waar cursisten in aanraking komen met voeding
In uitvoering van federale, Europese of andere hiërarchisch hogere regelgeving zijn voor sommige opleidingen aanvullende maatregelen mogelijk.
Voor de opleidingen waarin cursisten rechtstreeks met voedingswaren of -stoffen in aanraking komen en zij die waren of stoffen kunnen verontreinigen of besmetten, is in uitvoering van de federale regelgeving op de voedselveiligheid (cfr. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)) een voorzorgsmaatregel nodig: in het centrumreglement van de centra voor volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor opleidingen waarbij cursisten in aanraking komen met voedingswaren moet een meldingsplicht m.b.t. levensmiddelenhygiëne opgenomen worden (zie verder onder punt 7.1.1.).
1.2.
Inschrijvingsvoorwaarden
1.2.1.
Algemeen
Een centrum schrijft zonder onderscheid elke cursist in voor de opleiding die hij wil volgen. Cursisten worden ingeschreven in de volgorde dat ze zich bij het centrum in orde stellen met alle volgende inschrijvingsvoorwaarden:
- aan de toelatingsvoorwaarden voldoen;
- zich akkoord verklaard hebben met het centrumreglement;
- zich akkoord verklaard hebben met het eigen agogisch project van het centrum;
- indien men voldaan heeft aan de deeltijdse leerplicht, het bewijs geleverd hebben te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepalingen van het wettig verblijf (zie 1.2.3);
- het inschrijvingsgeld betaald hebben of er gedeeltelijk/volledig van vrijgesteld zijn.
1.2.2.
Wachtlijsten en voorrang van inschrijving
Indien de capaciteit van het cursusaanbod ontoereikend is om alle cursisten te kunnen inschrijven, dan kan het centrum wachtlijsten aanleggen. Het centrum respecteert hierbij de volgorde van inschrijving.
Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor inschrijvingen in de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal en de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4. In deze opleidingen hebben volgende doelgroepen voorrang bij inschrijving indien zich een capaciteitstekort voordoet:
- cursisten die een inburgeringscontract ondertekend hebben met het onthaalbureau;
- cursisten die gevat zijn door het inwerkingsbeleid, zoals geregeld in het decreet van 4 juni 2003 betreffende het inwerkingsbeleid;
- cursisten die de bereidheid om Nederlands te leren moeten aantonen zoals bedoeld in het decreet van 15 juli 2007 houdende de Vlaamse Wooncode.
Deze cursisten zijn gevat door een verplichting om een opleiding Nederlands tweede taal te volgen.
1.2.3.
Wettig verblijf
Cursisten of EVC-kandidaten die voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht - d.w.z. 18 jaar oud zijn – moeten bij inschrijving het bewijs leveren te beschikken over de Belgische nationaliteit of te voldoen aan de bepalingen van het wettig verblijf. Cursisten die niet aan deze inschrijvingsvoorwaarde voldoen, zullen geschrapt worden als financierbare of subsidieerbare cursist.
De maatregel heeft betrekking op alle opleidingen - dus niet alleen de opleidingen Nederlands tweede taal - zowel in de Centra voor Basiseducatie als in de Centra voor Volwassenenonderwijs.
Uitzondering op deze regel zijn de cursisten die les volgen in de penitentiaire instelling. Deze cursisten moeten het wettig verblijf niet aantonen, maar er moet wel een attest van detentie voorgelegd worden.
Het centrum moet het bewijs van Belgische nationaliteit of wettig verblijf opnemen in het cursistendossier.
Om na te gaan of een bepaald document als wettig verblijf aanvaard wordt kan het centrum het vademecum wettig verblijf raadplegen: (Wettig verblijf: inschrijvingsvoorwaarde voor cursisten – voor directies en administraties - Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.)
Het verblijfsdocument moet geldig zijn op het ogenblik van inschrijving.
1.2.3.1.
Bewijs van Belgische nationaliteit
Het centrum bewijst aan de hand van het inschrijvingsformulier dat de cursist de Belgische nationaliteit bezit. Op het ondertekende inschrijvingsformulier worden de nationaliteitsgegevens en rijksregisternummer van de cursist vermeld. In geval van Belgische nationaliteit is het niet nodig een kopie van de identiteitskaart te bewaren in het cursistendossier.
1.2.3.2.
Bewijs van wettig verblijf of nationaliteit EU-landen
Indien de cursist niet beschikt over de Belgische nationaliteit, moet het centrum een kopie van het bewijs van wettig verblijf opnemen in het cursistendossier. De vermelding van het rijksregisternummer in het cursistendossier wordt niet aanvaard als bewijs van wettig verblijf.
1.2.4.
Bewijs van kandidaat-inwijkeling voor NT2-afstandsonderwijs vanuit het buitenland
Er geldt een afwijking op het aantonen van het wettig verblijf voor een kandidaat-inwijkeling die wil ingeschreven worden in bepaalde NT2-opleidingen die vanuit het buitenland in 100% afstandsonderwijs gevolgd worden:
- de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal bij een centrum voor basiseducatie;
- de opleiding Nederlands tweede taal richtgraad 1 of de opleiding Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden van het studiegebied Nederlands Tweede Taal richt-graad 1 en 2 bij een centrum voor volwassenenonderwijs.
Het decreet betreffende het volwassenenonderwijs legt vast wat in dit kader onder kandidaat-inwijkeling verstaan moet worden: de vreemdeling die in het buitenland een visum tot langdurig verblijf in België heeft aangevraagd en zijn of haar wil uit om in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven te worden in het Rijksregister, of de niet-visumplichtige vreemdeling die bij de bevoegde diplomatieke of consulaire post in het buitenland zijn of haar wil uit om een langdurig verblijf in België te verkrijgen en om in een gemeente van het Nederlandse taalgebied of van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ingeschreven te worden in het Rijksregister.
In de plaats van het wettig verblijf moet deze kandidaat-cursist een bewijs leveren waaruit blijkt dat hij een kandidaat-inwijkeling is.
Aan deze bepaling zal echter pas uitvoering kunnen gegeven worden nadat in een besluit van de Vlaamse Regering de wijze is vastgelegd waarop een vreemdeling kan bewijzen een kandidaat-inwijkeling te zijn.
2.
Evaluatie en bekrachtiging van verworven competenties
2.1.
Evaluatie en studiebekrachtiging in het kader van een opleiding
2.1.1.
Evaluatie in het kader van een opleiding
2.1.1.1.
Evaluatievormen
Een centrum organiseert per module een evaluatie.
Een evaluatie is een deskundige beoordeling van de mate waarin de cursist de doelstellingen uit het goedgekeurde leerplan heeft bereikt. Een evaluatie kan georganiseerd worden in de vorm van een permanente evaluatie en/of in de vorm van een afsluitende evaluatie.
Het centrum kan een cursist of een voormalige cursist die daar maximaal vijf schooljaren eerder een deelcertificaat van de opleiding behaald heeft en heeft aangetoond dat hij alle competenties van de opleiding bereikt heeft, vrijstellen van de evaluatie.
De evaluatievorm die het centrum hanteert, wordt opgenomen in het evaluatiereglement (zie 2.1.1.2).
Er kan een tweede evaluatieperiode worden georganiseerd. Dit dient opgenomen te worden in het evaluatiereglement (zie 2.1.1.2).
De centra organiseren ook een NT2-test zoals vermeld in artikel 2, 29°bis van het decreet volwassenenonderwijs voor cursisten die een certificaat willen behalen voor de opleiding:
- Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1;
- Nederlands tweede taal alfa mondeling richtgraad 1 - schriftelijk richtgraad 1.1;
- Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het leergebied Nederlands tweede taal;
- Nederlands tweede taal richtgraad 1 van het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 (zie 2.1.2.1).
De NT2-test bestaat uit een gestandaardiseerde NT2-test en trajectevaluatie.
De cursist moet geslaagd zijn voor elk onderdeel van de NT2-test: lezen, luisteren, schrijven en spreken. Per onderdeel van de NT2-test telt het resultaat van de gestandaardiseerde NT2-test mee voor 60% van het totaalresultaat van dat onderdeel. Het resultaat van de trajectevaluatie telt voor de overige 40% van het totaalresultaat per onderdeel mee.
De cursist die niet geslaagd is voor een onderdeel van de NT2-test, kan pas herkansen voor dit onderdeel nadat hij opnieuw een (deel van de) NT2-opleiding in richtgraad 1 heeft gevolgd.
Voor de gestandaardiseerde NT2-test gebruiken de centra uitsluitend vragen uit de NT2-testdatabank. De centra hebben kosteloze toegang en mogen de vragen niet verspreiden aan derden. De centra zorgen ervoor dat elke cursist uiterlijk drie maanden na het einde van de NT2-opleiding een NT2-test kan afleggen. Een cursist die ingeschreven is als kandidaat-inwijkeling voor NT2-afstandsonderwijs vanuit het buitenland (zie punt 1.2.4.) kan ook op een later tijdstip dan drie maanden na het einde van de NT2-opleiding een NT2-test afleggen.
Uiterlijk zes weken na het afleggen van de NT2-test delen ze de cursist het resultaat mee. De bepalingen m.b.t. toetsafname, de beoordeling en de bekendmaking van de resultaten van de NT2-test worden opgenomen in het evaluatiereglement (zie 2.1.1.2). De beroepsprocedure vermeld in het evaluatiereglement geldt ook voor cursisten die niet akkoord gaan met de resultaten van de NT2-test.
Tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 bestaat de NT2-test uit een gestandaardiseerde NT2-test voor de onderdelen lezen en schrijven en een trajectevaluatie voor alle onderdelen. De cursist krijgt dan een certificaat indien hij geslaagd is voor de onderdelen lezen en schrijven, waarbij het resultaat op de gestandaardiseerde NT2-test meetelt voor 60% van het totaalresultaat voor die onderdelen en geslaagd is voor de onderdelen spreken en luisteren door te slagen voor de trajectevaluatie (de eigen evaluatie door het centrum).
Meer informatie over de NT2-test is te vinden op: https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/directies-administraties-en-besturen/volwassenenonderwijs/nederlands-als-tweede-taal-nt2/nt2-test-taalniveau-a2-en-a1-alfa
2.1.1.2.
Evaluatiereglement
Een centrum stelt verplicht een evaluatiereglement op. Het evaluatiereglement omvat ten minste:
- de evaluatievoorwaarden;
- de vorm van iedere evaluatie;
- de tijdvakken waarbinnen de evaluaties worden afgelegd;
- de samenstelling van de evaluatiecommissies;
- de wijze van beraadslaging door de evaluatiecommissies en bekendmaking van de evaluatieresultaten;
- de voorwaarden waaronder een tweede evaluatieperiode georganiseerd wordt;
- de procedure waarbij conflicten die plaatsvinden tussen de cursisten en de leden van de evaluatiecommissie voor de beraadslaging, worden behandeld of waarbij vermoede materiële vergissingen die na het afsluiten van de beraadslaging zijn vastgesteld, kunnen worden rechtgezet;
- de procedure voor vrijstelling van evaluaties en voor de regeling van betwistingen hierover.
Voor centra die de NT2-test organiseren bevat het evaluatiereglement ook de beroepsprocedure voor cursisten die niet akkoord gaan met de resultaten van de NT2-test (zie 2.1.1.1).
Het evaluatiereglement wordt bekrachtigd door het centrumbestuur en opgenomen in het centrumreglement (zie 6.1.1).
2.1.1.3.
Neerslag van evaluatie
Zie 6.1.2, 6.1.3 en 6.1.6
2.1.2.
Studiebekrachtiging in het kader van een opleiding
2.1.2.1.
Uitreiken van studiebewijzen
Centra moeten van rechtswege erkende studiebewijzen uitreiken. Een centrum reikt ten laatste op het einde van de tweede maand na het afsluiten van de evaluatie de behaalde studiebewijzen uit aan cursisten Het centrum waar de cursist de opleiding met vrucht beëindigt, reikt steeds het studiebewijs van die opleiding uit.
Een centrum kan ook aan een voormalige cursist die daar maximaal vijf schooljaren eerder een deelcertificaat van de opleiding behaald heeft en heeft aangetoond dat hij alle competenties van de opleiding bereikt heeft, een certificaat of diploma uitreiken op basis van vrijstellingen. Het uitreiken van het eindstudiebewijs is enkel mogelijk zolang de opleiding nog bestaat en de afbouwperiode van het opleidingsprofiel dat geactualiseerd of stopgezet wordt, niet is afgelopen.
Voor de uitreiking van een certificaat voor een (Alfa-)NT2-opleiding van richtgraad 1 moet de cursist geslaagd zijn voor de NT2-test als vermeld in punt 2.1.1.1.
2.1.2.2.
Gelijkwaardigheid studiebewijzen
In het secundair volwassenenonderwijs worden bepaalde studiebewijzen uitgereikt die ook in andere vormen van onderwijs worden uitgereikt. Vermits de onderliggende kwaliteitsnormen dezelfde zijn, hebben die studiebewijzen, ongeacht waar ze zijn uitgereikt, dezelfde waarde en genereren ze dezelfde civiele effecten naar vervolgonderwijs of doorstroming naar de arbeidsmarkt. Concreet kunnen het diploma van secundair onderwijs en het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer ook behaald worden in:
- het voltijds secundair onderwijs;
- het deeltijds beroepssecundair onderwijs;
- de leertijd (Syntra opleidingen).
2.1.2.3.
Soorten studiebewijzen
Een deelcertificaat bekrachtigt elke module van een opleiding waarvoor een goedgekeurd opleidingsprofiel bestaat.
Voorbeelden:
De module wiskunde functioneren 01 van de opleiding wiskunde wordt bekrachtigd met het deelcertificaat wiskunde functioneren 01.
De module 'motoren 1' van de opleiding technicus personen- en lichte bedrijfswagens wordt bekrachtigd met het deelcertificaat motoren 1;
- Het bewijs van deelkwalificatie
Een bewijs van deelkwalificatie bekrachtigt een samenhangend geheel van competenties uit eenzelfde beroepskwalificatie en biedt uitstroomkansen in een smaller deel van de arbeidsmarkt dan de volledige beroepskwalificatie. De afbakening van de module of modules die het samenhangend geheel van de competenties van de deelkwalificatie bevatten, is vastgelegd in het opleidingsprofiel. De bijlage 3 met het overzicht van goedgekeurde opleidingsprofielen bij de omzendbrief VWO/2011/03 vermeldt desgevallend de afbakening van een of meerdere deelkwalificaties.
Een certificaat bekrachtigt een modulaire opleiding van de basiseducatie en het secundair volwassenenonderwijs (uitgezonderd opleidingen die bekrachtigd worden door een getuigschrift of een diploma secundair onderwijs).
Aan cursisten die met goed gevolg een opleiding hebben beëindigd die gebaseerd is op een erkende beroepskwalificatie, wordt een certificaat uitgereikt waarop onder het opschrift “Certificaat” de volgende bepaling toegevoegd wordt: “Bewijs van beroepskwalificatie niveau … van de Vlaamse kwalificatiestructuur en niveau … van het Europees kwalificatiekader”. Naargelang het niveau van de beroepskwalificatie (waarvan het Vlaamse niveau is vermeld in het opleidingsprofiel en overeenstemt met Europese niveau) vult het centrum hier 2, 3, 4 of 5 in. De bijlage 3 met het overzicht van goedgekeurde opleidingsprofielen bij de omzendbrief VWO/2011/03 vermeldt desgevallend het niveau van de erkende beroepskwalificatie: bijlage 3
Voorbeelden:
De opleiding wiskunde - maatschappelijk participeren wordt bekrachtigd met het certificaat wiskunde - maatschappelijk participeren.
De opleiding Nederlands tweede taal - richtgraad 1 wordt bekrachtigd met het certificaat Nederlands tweede taal- richtgraad 1.
De modulaire opleiding koetswerkhersteller van het secundair volwassenenonderwijs wordt bekrachtigd met het certificaat koetswerkhersteller.
De modulaire opleiding Medewerker Bakkerij van het secundair volwassenenonderwijs wordt bekrachtigd met het certificaat Medewerker Bakkerij, Bewijs van beroepskwalificatie niveau 2 van de Vlaamse kwalificatiestructuur en niveau 2 van het Europees kwalificatiekader.
Een centrumbestuur dat onderwijsbevoegdheid bezit voor een opleiding waarvan de modules van andere opleidingen integraal deel uitmaken, is ertoe gemachtigd om een certificaat van de onderliggende opleiding uit te reiken aan de cursist die aantoonbaar de competenties van de onderliggende opleiding in voldoende mate bereikt heeft.
Voorbeelden:
Een CVO met onderwijsbevoegdheid voor de opleiding Zorgkundige kan aan een cursist die heeft aangetoond bij de evaluaties van de modules van de opleiding Verzorgende de competenties in voldoende mate bereikt te hebben, een certificaat Verzorgende uitreiken.
Een CVO met onderwijsbevoegdheid voor zowel de opleiding Bakker als de opleiding Banketbakker kan aan een cursist die heeft aangetoond bij de evaluaties van de modules van de opleiding Medewerker bakkerij de competenties in voldoende mate bereikt te hebben, een certificaat Medewerker Bakkerij uitreiken.
- Het getuigschrift over de basiskennis bedrijfsbeheer
Het getuigschrift bekrachtigt de opleiding bedrijfsbeheer van het studiegebied bedrijfsbeheer van het secundair volwassenenonderwijs. Het betreft het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer.
Voorbeeld:
De opleiding bedrijfsbeheer van het secundair volwassenenonderwijs wordt bekrachtigd met het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer.
- Het diploma secundair onderwijs
Het diploma secundair onderwijs bekrachtigt in het secundair volwassenenonderwijs:
- de opleidingen economie-moderne talen, economie-wiskunde, humane wetenschappen ASO 3, moderne talen-wetenschappen, moderne talen-wiskunde en wetenschappen-wiskunde van het studiegebied algemene vorming;
- de opleiding Aanvullende Algemene Vorming in combinatie met een certificaat of een bewijs van beroepskwalificatie van een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied, een certificaat van een opleiding naar een beroepskwalificatie van niveau 5 of een diploma van gegradueerde (ook als de opleiding inmiddels tot een ander studiebewijs leidt);
- de opleiding Aanvullende Algemene Vorming, gecombineerd met een of meer deelattesten als bewijs van slagen voor het specifiek gedeelte, eigen aan de gekozen onderverdeling, van een examenprogramma tot het behalen van een diploma secundair onderwijs in het TSO of BSO voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds onderwijs voor zover de onderverdeling overeenkomt met een diplomagerichte opleiding in het volwassenenonderwijs;
-de diplomagerichte opleiding van het secundair volwassenenonderwijs, gecombineerd met een bewijs van slagen voor het algemeen gedeelte, eigen aan de gekozen onderverdeling, van een examenprogramma tot het behalen van een diploma secundair onderwijs in het TSO of BSO voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs;
- een door de Vlaamse Regering bepaalde opleiding van een ander studiegebied dan algemene vorming of aanvullende algemene vorming, als de cursist bij zijn inschrijving houder is van een diploma van het secundair onderwijs.
Het overzicht van de door de Vlaamse Regering bepaalde opleidingen die - al dan niet in combinatie met de opleiding Aanvullende Algemene Vorming - leiden tot een diploma secundair onderwijs, is opgenomen als bijlage 3 bij deze omzendbrief. Een cursist kan deze opleiding bij een ander centrum volgen dan het centrum waar hij de opleiding Aanvullende Algemene Vorming volgt. Het centrum waar de cursist de combinatie van beide opleidingen met vrucht beëindigt, reikt steeds het diploma secundair onderwijs uit.
In het geval het om een combinatie met een diploma van gegradueerde gaat, wordt het diploma van secundair onderwijs steeds uitgereikt door het centrum voor volwassenenonderwijs waar de cursist in kwestie het certificaat van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming behaalde. Indien bij deze combinatie het diploma van gegradueerde pas na het certificaat van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming werd behaald, kan het uitgereikte diploma van secundair onderwijs niet in DAVINCI geregistreerd worden. Het centrum reikt in dit geval het papieren diploma secundair onderwijs aan de voormalige cursist uit en mailt een scan van het certificaat AAV en het diploma van gegradueerde aan AHOVOKS (davinci@vlaanderen.be) zodat het diploma in de LED kan opgenomen worden.
In het geval het om een combinatie met een bewijs van beroepskwalificatie opgenomen in bijlage 3 gaat, wordt het diploma van secundair onderwijs steeds uitgereikt door het centrum voor volwassenenonderwijs waar de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met vrucht beëindigde. Dit is automatisch het geval indien het bewijs van beroepskwalificatie is afgeleverd door:
- een centrum voor volwassenenonderwijs;
- een andere organisatie die in overeenstemming met het GKK-decreet van 26 april 2019 het kwaliteitstoezicht door of steeds samen met de onderwijsinspectie en gedurende het gehele proces van het kwaliteitstoezicht liet gebeuren.
Om het voor de CVO duidelijk te maken welke bewijzen van beroepskwalificatie tot een automatische vrijstelling in een traject naar een diploma SO leiden, staat er op de bewijzen van beroepskwalificatie, afgeleverd door een organisatie buiten onderwijs die koos voor kwaliteitstoezicht (a) door of (b) in samenwerking met de onderwijsinspectie (tijdens het hele proces) de volgende zin vermeld:
a. “Het kwaliteitstoezicht op dit traject gebeurt door de onderwijsinspectie. Daardoor geeft dit bewijs automatisch recht op vrijstelling(en) in het onderwijs zoals bepaald door de geldende wetgeving.”
b. “Het kwaliteitstoezicht op dit traject gebeurt door de onderwijsinspectie en de toezichthouders van … (invullen beleidsdomein/naam organisatie). Daardoor geeft dit bewijs automatisch recht op vrijstelling(en) in het onderwijs zoals bepaald door de geldende wetgeving.”.
Indien het bewijs van beroepskwalificatie is afgeleverd door een organisatie buiten onderwijs die ervoor koos om het kwaliteitstoezicht niet door of niet tijdens het hele proces in samenwerking met de onderwijsinspectie te (laten) doen, dan leidt dit niet automatisch tot vrijstellingen in functie van het behalen van het diploma SO. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs moet dan zelf beoordelen of de behaalde beroepskwalificatie al dan niet recht geeft op vrijstelling voor een of meerdere modules.
Het certificaat van de opleiding algemene vorming BSO 3 of de opleiding algemene vorming TSO 3, behaald voor 1 september 2014, leidt in combinatie met het certificaat van een opleiding opgenomen in bijlage 3 bij deze omzendbrief tot het diploma secundair onderwijs.
Voorbeelden:
Een cursist volgt de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters in centrum X en behaalt er het certificaat. Vervolgens volgt de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum y teneinde het diploma secundair onderwijs te kunnen halen. Wanneer de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met vrucht beëindigt, reikt centrum y het diploma secundair onderwijs uit ongeacht of het centrum ook onderwijsbevoegdheid heeft voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters.
Een cursist volgt de opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum X en behaalt er het certificaat. Vervolgens volgt de cursist de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters in centrum y teneinde het diploma secundair onderwijs te kunnen halen. Wanneer de cursist de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters met vrucht beëindigt, reikt centrum y het diploma secundair onderwijs uit ongeacht of het centrum ook onderwijsbevoegdheid heeft voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming.
Een cursist behaalde het certificaat van de opleiding algemene vorming BSO3 voor 1 september 2014. De cursist schreef zich ook in voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters in een ander centrum voor volwassenenonderwijs. Wanneer de cursist de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters met vrucht beëindigt, reikt dit centrum voor volwassenenonderwijs het diploma secundair onderwijs voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters uit. Dit ongeacht of het centrum voor volwassenenonderwijs in kwestie onderwijsbevoegdheid heeft voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming.
Een cursist is reeds in het bezit van een diploma secundair onderwijs op het moment dat hij zich inschrijft voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters in centrum x. Wanneer de cursist de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters met vrucht beëindigt, reikt centrum x het diploma secundair onderwijs voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters uit ongeacht of het centrum ook onderwijsbevoegdheid heeft voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming.
Een cursist is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs maar wel van een diploma van gegradueerde op het moment dat hij zich inschrijft voor een opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum x. Wanneer de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met vrucht beëindigt, reikt centrum x het diploma secundair onderwijs uit.
Een cursist is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs maar wel van een diploma van gegradueerde Gezinswetenschappen op het moment dat hij zich inschrijft voor een opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum x. Wanneer de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met vrucht beëindigt, reikt centrum x het diploma secundair onderwijs uit hoewel de opleiding Gezinswetenschappen inmiddels tot een diploma van bachelor leidt.
Een cursist is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs. Hij volgt de opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum x en behaalt er het certificaat. Vervolgens volgt de cursist een graduaatsopleiding in hogeschool y. Wanneer de cursist de graduaatsopleiding met vrucht beëindigt, reikt centrum x het diploma secundair onderwijs uit.
Een cursist is niet in het bezit van een diploma secundair onderwijs maar heeft na het succesvol afleggen van de EVC-test voor Kinderbegeleider Baby’s en Peuters wel een bewijs van een beroepskwalificatie behaald op het moment dat hij zich inschrijft voor een opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum x. Wanneer de cursist de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met vrucht beëindigt, reikt centrum x het diploma secundair onderwijs uit.
Een cursist volgt de opleiding Aanvullende Algemene Vorming in centrum x en behaalt er het certificaat. Vervolgens legt de cursist een EVC-test af voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters. Wanneer de cursist de EVC-test succesvol aflegt, dan reikt het centrum het diploma secundair onderwijs uit.
Een cursist schrijft zich in voor de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters en legt een bewijs van slagen voor het algemeen gedeelte, eigen aan de gekozen onderverdeling, van een examenprogramma tot het behalen van een diploma secundair onderwijs in het TSO of BSO voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs voor. Wanneer de cursist de opleiding Kinderbegeleider Baby’s en Peuters met vrucht beëindigt, reikt het centrum het diploma secundair onderwijs uit.
Op het diploma secundair onderwijs wordt steeds het totale aantal lestijden opgenomen. In het geval van de opleidingen Economie-Moderne Talen, Economie-Wiskunde, Humane Wetenschappen ASO 3, Moderne Talen-Wetenschappen, Moderne Talen-Wiskunde en Wetenschappen-Wiskunde van het studiegebied algemene vorming wordt het totale aantal lestijden van de desbetreffende opleiding vermeld. In het geval het gaat om een combinatie van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met het studiebewijs van een diplomagerichte beroepsopleiding (certificaat van een diplomagerichte opleiding van het secundair volwassenenonderwijs, certificaat - bewijs van een beroepskwalificatie niveau 5 of een diploma van gegradueerde), dan wordt het totale aantal lestijden van de beide opleidingen samen op het diploma secundair onderwijs vermeld.
Uitzonderingen hierop zijn de combinaties van opleidingen waarbij het niet mogelijk is om de som van de lestijden te maken omdat één van beide opleidingen niet in lestijden van het volwassenenonderwijs is uitgedrukt, zoals in volgende gevallen:
- een bijkomend uitgereikt diploma secundair onderwijs met vermelding van een opleiding uit de lijst van de diplomagerichte beroepsopleidingen aan de cursist die bij zijn inschrijving al houder was van een diploma secundair onderwijs;
- een uitgereikt diploma secundair onderwijs op basis van de combinatie van het certificaat van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met de graad van gegradueerde behaald aan een hogeschool.
In deze gevallen volstaat het om enkel de lestijden van de gevolgde opleiding in het volwassenenonderwijs te vermelden met ter verduidelijking een aanvulling tussen haakjes (zie voetnoot 6 bij het model van studiebewijs in bijlage 8).
Voorbeelden:
De opleiding Wetenschappen-Wiskunde wordt bekrachtigd met het diploma secundair onderwijs;
De combinatie van de opleiding algemene vorming TSO 3 met het certificaat van de opleiding Installateur centrale verwarming wordt bekrachtigd met het diploma secundair onderwijs.
De combinatie van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met het certificaat – bewijs van een beroepskwalificatie van niveau 5 van de opleiding Reisleider wordt bekrachtigd met het diploma secundair onderwijs.
De combinatie van de opleiding Aanvullende Algemene Vorming met het diploma van gegradueerde Boekhouden wordt bekrachtigd met het diploma secundair onderwijs.
2.1.3.
Modellen van studiebewijzen
Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 betreffende de studiebekrachtiging in het volwassenenonderwijs legt de modellen van de studiebewijzen vast. Volgende modellen van studiebewijzen zijn als bijlage bij deze omzendbrief opgenomen:
- model van deelcertificaat (bijlage 4);
- model van bewijs van deelkwalificatie (bijlage 5);
- model van certificaat (bijlage 6);
- model van getuigschrift over de basiskennis van bedrijfsbeheer (bijlage 7);
- model van diploma van secundair onderwijs (bijlage 8);
- model van certificaat – bewijs van beroepskwalificatie (bijlage 15).
De modellen van de studiebewijzen bevatten de minimumvermeldingen die op het studiebewijs moeten voorkomen. Een centrum mag het studiebewijs aanvullen met een opsomming van de modules van de opleiding, het behaalde resultaat, de behaalde graad en titel.
2.1.4.
Validering van studiebewijzen (vanaf 1/9/2024)
Elk studiebewijs wordt ondertekend door de directeur van het centrum (en niet meer de cursist). De ondertekening en uitreiking van het studiebewijs kan rechtsgeldig op twee manieren gebeuren:
- op papier met een handgeschreven handtekening
- digitaal met een gekwalificeerde elektronische handtekening.
Bij beide manieren van uitreiking, op papier of digitaal, voldoet een gescande handtekening niet.
In het geval dat een studiebewijs digitaal ondertekend wordt, dient het – gelet op het civiele effect van een studiebewijs – altijd om een gekwalificeerde elektronische handtekening te gaan. Let wel, deze elektronische handtekening verliest in geprinte versie haar authenticiteit en integriteit, en dus haar juridisch statuut.
Op deze pagina is meer informatie te vinden over de types handtekeningen, het juridisch kader, voorwaarden, gevolgen, … van elektronische handtekeningen: De elektronische handtekening | Vlaanderen.be.
De validatie van het studiebewijs gebeurt met een stempel. Met betrekking tot de vermeldingen die deze stempel moet bevatten, zijn geen verdere richtlijnen vastgelegd. Bij voorkeur wordt het logo of de benaming van het centrum gebruikt.
Behoudens de directeur kan elke gemandateerde van het centrumbestuur met de ondertekening van de studiebewijzen worden belast. In voorkomend geval worden in het model van het betrokken studiebewijs enerzijds de woorden 'de directeur van bovengenoemd centrum' vervangen door de woorden 'de gemandateerde van het centrumbestuur van bovengenoemd centrum' en anderzijds onderaan de woorden 'De directeur' vervangen door de woorden 'De gemandateerde van het centrumbestuur'.
2.1.5.
Supplementen bij studiebewijzen
2.1.5.1.
Deelcertificaatsupplement
Bij een deelcertificaat van een opleidingsaanbod in de vorm van een open module wordt steeds een deelcertificaatsupplement uitgereikt, zijnde een document dat de inhoud van de module en de door de cursist bereikte eindtermen of basiscompetenties verduidelijkt.
Voor het deelcertificaat gelden volgende modaliteiten:
Omwille van de transparantie en herkenbaarheid van de deelcertificaatsupplementen in het volwassenenonderwijs, dient een deelcertificaatsupplement informatie te verstrekken over zes onderstaande onderdelen en dit in de opgegeven volgorde:
1. Informatie over de identiteit van de cursist:
1.1. naam;
1.2. voornaam;
1.3. geboortedatum;
1.4. cursistnummer bij het Centrum voor Basiseducatie of Centrum voor Volwassenenonderwijs (INSZ).
2. Informatie over de aard van het deelcertificaat:
2.1. “deelcertificaat van een open module”;
2.2. het leergebied of studiegebied;
2.3. de officiële naam van het Centrum voor Basiseducatie of Centrum voor Volwassenenonderwijs.
3. Informatie over het niveau van het deelcertificaat:
3.1. “basiseducatie” of ”secundair volwassenenonderwijs”
3.2. de duur van de open module, uitgedrukt in lestijden;
4. Informatie over de open module en de behaalde studieresultaten:
4.1. Onderwijsvorm: organisatie van de open module in de vorm van contactonderwijs of gecombineerd onderwijs;
4.2. inhoud van de open module: een opsomming van de geselecteerde eindtermen of basiscompetenties uit een van de leergebieden van de basiseducatie of studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs;
4.3. het evaluatiesysteem en het behaalde individuele evaluatieresultaat.
5. Informatie over de functie van de open module:
5.1. gegevens in verband met de aansluiting en de mogelijke vervolgopleidingen.
6. Authenticiteit van het deelcertificaatsupplement:
6.1. datum;
6.2. handtekening;
6.3. de functie van diegene die het deelcertificaatsupplement ondertekent;
6.4. zegel van het Centrum voor Basiseducatie of Centrum voor Volwassenenonderwijs;
6.5. facultatief: extra authenticiteitmaatregelen.
Het model van deelcertificaatsupplement is als bijlage 9 opgenomen bij deze omzendbrief. Voor de rest is het bestuur van het Centrum voor Basiseducatie of het Centrum voor Volwassenenonderwijs vrij om de opmaak van het deelcertificaatsupplement te bepalen.
2.1.6.
Vervanging van studiebewijzen
De centra zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren studiebewijs aan de houders van het studiebewijs. Het attest vermeldt de datum van uitreiking van het studiebewijs.
Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de toekenning van namen en voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij het centrum waar ze hun authentiek studiebewijs hebben behaald een verzoek indienen om dat studiebewijs te laten vervangen door een studiebewijs met hun nieuwe naam of voornaam. Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde studiebewijs worden ingeleverd en moeten officiële stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen. Het centrum bewaart het document van naamswijziging in het cursistendossier en reikt het studiebewijs met de naamswijziging uit (met behoud van de oorspronkelijke uitreikingsdatum).
2.2.
Evaluatie en uitreiking van bewijzen in het kader van EVC-trajecten
Een Centrum voor Volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor erkende beroepskwalificaties, kan een aanvraag indienen om hiervoor het EVC-traject aan te bieden. De aanvraag kan pas ingediend worden nadat de ministers van Onderwijs en Werk de EVC-standaard voor de betreffende beroepskwalificatie hebben goedgekeurd. De erkenningsaanvraag moet gebeuren via het verplicht formulier ‘Aanvraag tot erkenning van een beroepskwalificerend EVC-traject als EVC-testcentrum door een Centrum voor Volwassenenonderwijs’ (bijlage 10).
Centra voor Volwassenenonderwijs die als EVC-testcentrum erkend zijn overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor erkenning van verworven competenties, zijn bevoegd voor het afnemen van evaluaties van verworven competenties uit een erkende beroepskwalificatie bij personen die geen lessen gevolgd hebben in het centrum. Zij kunnen een bewijs uitreiken aan personen die met succes een EVC-traject hebben doorlopen.
2.2.1.
Het bewijs van beroepskwalificatie
Een bewijs van beroepskwalificatie wordt uitgereikt aan een persoon die tijdens de beoordeling heeft aangetoond de competenties uit de beroepskwalificatie te hebben verworven.
2.2.2.
Het bewijs van deelkwalificatie
Een bewijs van deelkwalificatie wordt uitgereikt aan een persoon die tijdens de beoordeling heeft aangetoond de competenties uit de deelkwalificatie te hebben verworven, zonder in aanmerking te komen voor een bewijs van beroepskwalificatie waarvan de deelkwalificatie een onderdeel is.
2.2.3.
Het bewijs van competenties
Een bewijs van competenties wordt uitgereikt aan een persoon die niet in aanmerking komt voor een bewijs van beroepskwalificatie of voor een bewijs van deelkwalificatie waarvan de aangetoonde competenties een onderdeel zijn.
Het bewijs van competenties vermeldt alle competenties waarvan de persoon tijdens de beoordeling aangetoond heeft ze te hebben verworven.
2.2.4.
Modellen van bewijzen uitgereikt na een EVC-test
Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties legt de modellen van de bewijzen na de beoordeling van competenties vast. Volgende modellen zijn als bijlage bij deze omzendbrief opgenomen:
- model van een bewijs van beroepskwalificatie (bijlage 11);
- model van een bewijs van deelkwalificatie (bijlage 12);
- model van een bewijs van competenties (bijlage 13);
De modellen van de bewijzen bevatten de vermeldingen die op het bewijs na de beoordeling van competenties moeten voorkomen.
3.
Vakantieregeling en aanwending van de onderwijstijd
3.1.
Organisatie van het schooljaar
3.1.1.
Algemeen
Een centrum dient per schooljaar 40 weken administratief open te zijn. Dit betekent niet dat er effectief 40 weken moet worden lesgegeven.
Het is mogelijk dat de lokalen van een centrum gebruikt worden bij de organisatie van parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen. In dat geval kunnen de lessen de dag voor, van of na deze verkiezingen geschorst worden.
Het is ook mogelijk dat er geen lessen kunnen georganiseerd worden naar aanleiding van een dienstvrijstelling van een personeelslid om deel te nemen aan vergaderingen van lokale inspraakorganen.
3.1.2.
Centra voor Basiseducatie
Na onderhandeling in het lokaal comité legt een Centrum voor Basiseducatie per schooljaar zijn vakantieregeling vast.
Tussen Kerstmis en Nieuwjaar geldt een collectieve sluiting en ook op volgende wettelijke en reglementaire feestdagen:
Wettelijke feestdagen:
- 1 januari;
- paasmaandag;
- 1 mei (feest van de arbeid);
- Hemelvaartsdag;
- pinkstermaandag;
- 21 juli (nationale feestdag);
- 15 augustus (OLV-tenhemelopneming);
- 1 november (Allerheiligen);
- 11 november (wapenstilstand);
- 25 december (Kerstmis).
Reglementaire feestdagen:
- de dag na Hemelvaartsdag;
- 11 juli (Feest van de Vlaamse Gemeenschap);
- 2 november (Allerzielen);
- 26 december (tweede kerstdag).
Tijdens vakantieperiodes waarin deze wettelijke en reglementaire feestdagen volgens de vakantieregeling van het CBE vallen, kan er geen gesubsidieerd onderwijs verstrekt noch gepland worden.
3.1.3.
Centra voor Volwassenenonderwijs
Het schooljaar start ten vroegste op 1 september en eindigt op 31 augustus. In de modulaire organisatie kan een module van een opleiding op elk ogenblik starten en vrij worden gespreid, over de schooljaren heen. De lessen kunnen op alle dagen van de week plaatsvinden.
Volgende vakantieperioden worden vastgelegd:
- de zomervakantie begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;
- de herfstvakantie begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en duurt één week. Als 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november;
- de kerstvakantie begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en duur twee weken. Als 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie op de maandag na 25 december;
- de krokusvakantie begint op de zevende maandag voor Pasen en duurt één week;
- de paasvakantie begint op de eerste maandag van april en duurt twee weken. Als Pasen in maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Als Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag voor Pasen.
Tijdens deze vakantieperioden kan er geen gesubsidieerd of gefinancierd onderwijs verstrekt noch gepland worden, tenzij er vooraf afspraken zijn gemaakt over een aanbod tijdens een vakantieperiode en op voorwaarde dat het betrokken personeelslid akkoord is om op een ander moment tijdens het schooljaar vakantie te nemen (opgelet: tijdens de zomervakantie komt enkel een personeelslid wiens aanstelling tot 31/08 loopt hiervoor in aanmerking). In het centrum ligt het protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité over de criteria en de afspraken daarover ter beschikking.
Naast deze periodes, worden er ook een aantal vakantiedagen vastgelegd. Indien deze dagen niet in een vakantieperiode vallen, is er ook vakantie op volgende dagen:
- 11 november;
- 1 mei;
- paasmaandag;
- Hemelvaartsdag en de dag nadien (de dag na Hemelvaartsdag kan na onderhandeling in het lokaal comitépermanent een vakantiedag zijn. In het centrum ligt het protocol van het lokaal comité ter beschikking);
- pinkstermaandag.
De Centra voor Volwassenenonderwijs hebben ook recht op één facultatieve vakantiedag per schooljaar. Deze facultatieve vakantiedag kan opgesplitst worden in twee halve facultatieve vakantiedagen.
Daarnaast kan een Centrum voor Volwassenenonderwijs voor alle cursisten of voor een groep van cursisten één dag per schooljaar de lessen schorsen voor de organisatie van pedagogische studiedagen. Deze pedagogische studiedag kan niet opgesplitst worden.
3.2.
Organisatie van de onderwijstijd
Een centrumbestuur organiseert het opleidingsaanbod op die manier dat het aantal geplande lestijden overeenstemt met het aantal te organiseren lestijden, zoals bepaald in de goedgekeurde opleidingsprofielen. Dit in functie van de onderwijskwaliteit. De in het opleidingsprofiel vastgelegde lestijden geven immers het minimum weer dat noodzakelijk wordt geacht voor het realiseren van de (specifieke) eindtermen of basiscompetenties. Tevens vormt dit de basis voor de subsidiëring/financiering van de opleiding en voor het inschrijvingsgeld dat de cursist betaalt (zie omzendbrief VWO/2011/01).
3.2.1.
Afwijking op de duur bij gelijktijdig geïntegreerde trajecten
Bepaalde modules kunnen gelijktijdig geïntegreerd met modules van een andere opleiding aangeboden worden zonder dat het totale aantal te organiseren lestijden de som bedraagt van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen. Centra bepalen zelf in welke mate zij de modules gedeeltelijk of volledig gelijktijdig geïntegreerd aanbieden maar waken erover dat de cursist de competenties van alle modules die ze geïntegreerd aanbieden, in de samengebalde onderwijstijd kan verwerven.
Het gelijktijdig geïntegreerd onderwijs voldoet ten minste aan de volgende criteria:
1° het gelijktijdig geïntegreerd onderwijs voldoet aan de bepalingen van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;
2° het totale aantal lestijden dat in aanmerking genomen wordt voor de berekening van de subsidiëring of de financiering, bedraagt de som van het aantal lestijden zoals bepaald in de opleidingsprofielen;
3° de gelijktijdig georganiseerde lessen worden door ten minste twee leraren gegeven;
4° de gelijktijdig georganiseerde lessen zijn inhoudelijk op elkaar afgestemd.
Voorbeelden: zie punt 3.1.6. van omzendbrief VWO/2011/03.
3.2.2.
Invulling van de onderwijstijd
De onderwijstijd kan enkel ingevuld worden met onderwijsactiviteiten, zijnde die activiteiten waarbij er gewerkt wordt aan basiscompetenties van cursisten in functie van curriculumrealisatie. Onderwijsactiviteiten omvatten dus alle activiteiten waar cursisten aan leerplandoelstellingen werken: lessen, stages en andere vormen van werkplekleren, evaluaties, extra-muros-activiteiten gekoppeld aan curriculumrealisatie, combi-activiteiten (d.w.z. het gedeelte contactonderwijs van modules die in gecombineerd onderwijs aangeboden worden),... Een onderwijsactiviteit is echter niet: intake, pedagogische studiedagen, proclamatie, oriënteringsproeven, vrijstellingstesten, trajectbegeleiding, pauzes, algemene vergaderingen, ...
Rekening houdend met de bepalingen in 3.1, is het mogelijk dat een centrum er niet in slaagt het totaal aantal lestijden te plannen zoals vastgelegd in het goedgekeurde opleidingsprofiel. In dit geval kan het aantal geplande lestijden maximaal 8 procent afwijken van het aantal lestijden vermeld in het goedgekeurde opleidingsprofiel.
Wanneer het centrum de doelstellingen van de opleiding niet haalt, zal de onderwijsinspectie naar de oorzaken zoeken en onder meer de aanwending van de onderwijstijd controleren. De overschrijding of de niet-correcte toepassing van de organisatie van de onderwijstijd kan dan als verklarend element meespelen in het onderbouwen van een advies van de inspectie. Indien een centrum de organisatie van de onderwijstijd niet correct toepast of de 8%-regel overschrijdt, kan dit leiden tot een advies beperkt in de tijd of een ongunstig advies volgens de procedures van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.
Conform het voornoemde decreet moet de organisatie van de onderwijstijd steeds uitgedrukt worden in lestijden.
Bij de organisatie van het aanbod dient een centrumbestuur er, onverminderd de regeling inzake cumulatie, rekening mee te houden dat het volume van de opdracht die een leraar op weekbasis effectief uitoefent niet meer bedraagt dan 125 procent van de betrekking op weekbasis waarvoor hij is aangesteld. Indien het centrumbestuur dit percentage wil overschrijden, dan is een uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van de betrokken leraar vereist.
3.3.
Werkplekleren/stage/duaal leren
Werkplekleren vereist een adequate begeleiding door het centrum, ook op de plaats waar het werkplekleren doorgaat. Bij de planning van de modules (na inspraak van onder meer de personeelsleden), zal het centrumbestuur hier rekening mee moeten houden. Het inrichten van werkplekleren in vakantieperiodes is dan ook pas zinvol indien dit niet gehypothekeerd wordt door de van kracht zijnde vakantieregeling voor het personeel van het centrum.
Met retroactieve ingang vanaf 1 september 2015 geldt dat een cursist-stagiair die bij de uitvoering van zijn stage schade berokkent aan de stagegever of derden, enkel aansprakelijk is voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is de cursist-stagiair enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
3.3.1.
Dimona
De Dimona (DéclarationImmédiate/Onmiddellijke Aangifte) is het elektronische bericht waarmee de werkgever iedere indiensttreding en uitdiensttreding van een werknemer aangeeft bij de RSZ of de DIBISS. De Dimona is verplicht voor alle werkgevers uit de publieke en de private sector.
Het koninklijk besluit van 29 juli 2019 (BS van 2 september 2019) licht toe voor welke stages de onderwijsinstelling als "werkgever" fungeert (en dus de Dimona moet uitvoeren). Deze specifieke aangifte brengt geen wijzigingen toe aan het statuut van stagiair: ondanks de Dimona, zijn voor deze stagiairs geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.
Het gaat om een verrijkte Dimona waarbij een aantal extra gegevens moeten meegegeven worden. Volgende gegevens worden gevraagd:
- de identificatiegegevens van de stagiair (rijksregisternummer);
- de identificatiegegevens van de instelling (KBO-nummer);
- een aanduiding of het om een arbeider of een bediende gaat (werknemerskengetal 848/849);
- de periode waarbinnen de stageactiviteiten worden uitgeoefend (dus niet de exacte begin- en einddatum van de stage maar wel bv. het school- of academiejaar). Eén aangifte per stagiair volstaat voor het volledige schooljaar, ongeacht het aantal stageplaatsen;
- een specifieke code om deze stagiairs te onderscheiden van gewone werknemers (Dimona type "STG");
- het vergoedingsstelsel: het gaat steeds om het beperkte vergoedbaarheidstype (F2).
Een handleiding om de Dimona voor stagiairs te doen is te raadplegen via deze link. Bijkomende info over de aangifte is beschikbaar op de website van de FOD Sociale Zekerheid en/of via email: petits-kleine_statut@fedris.be
3.3.2.
Duaal leren
Een duale opleiding is een beroepsopleiding van het secundair volwassenenonderwijs waarin cursisten de competenties die tot een beroepskwalificatie leiden deels verwerven in het Centrum voor Volwassenonderwijs als onderwijsinstellingscomponent en deels op de werkplek als werkplekcomponent. Bij duaal leren leert de cursist in de onderneming bepaalde nieuwe competenties voor het eerst. Het is dus anders dan bij stages en gesimuleerde werkplekken in de onderwijsinstelling waarbij de cursist eerder geleerde competenties verder inoefent. Duaal leren is ook intensiever omdat een groot deel van de opleiding op de werkplek gebeurt. In principe is dat minstens 50% van de lestijden maar de Vlaamse Regering kan voor bijzondere duale opleidingen gemotiveerde afwijkingen toestaan.
De Vlaamse Regering legt vast welke opleidingen die gebaseerd zijn op een erkende beroepskwalificatie duaal ingericht kunnen worden (zie overzicht in bijlage 14). Centra voor Volwassenenonderwijs die onderwijsbevoegdheid hebben voor een opleiding waarvan is vastgelegd dat die duaal kan aangeboden worden, kunnen deze opleiding duaal inrichten op voorwaarde dat er een overeenkomst met (een) erkende onderneming(en) is.
De cursist die een duale opleiding wil volgen, sluit met een CVO en (een) erkende onderneming(en) een overeenkomst af waarin de rechten en plichten van alle actoren zijn opgenomen. Zowel de cursist, de onderneming(en) als het CVO engageren zich om de duale opleiding binnen drie opeenvolgende schooljaren te voleindigen. Het CVO moet er dus in de planning van het aanbod duaal leren rekening mee houden het volledige traject van de duale opleiding binnen drie schooljaren te organiseren. In het opleidingsplan wordt het individuele leertraject van de duale opleiding van de cursist vastgelegd. Het aantal uren op de werkvloer bepaalt het type overeenkomst en de leervergoeding voor de cursist. (zie: https://www.vlaanderen.be/leerlingen-uit-het-secundair-onderwijs-opleiden-op-de-werkplek/overeenkomsten#enetmf-2 ).
Meer informatie voor trajectbegeleiders in duaal leren in het volwassenenonderwijs is beschikbaar op: https://www.vlaanderen.be/begeleiden-bij-duaal-en-alternerend-leren/ondersteuningsaanbod-voor-trajectbegeleiders-in-duaal-leren-in-het-volwassenenonderwijs .
4.
Afsprakenkader Nederlands tweede taal
Het Vlaams afsprakenkader NT2 dat vanaf 20 februari 2020 geldt, houdt een reeks van taakafspraken in tussen de beleidsdomeinen Onderwijs en Vorming, Werk en Inburgering over Nederlands als tweede taal (NT2) en meer bepaald volgende aspecten:
1. de organisatie en afstemming van het opleidingsaanbod;
2. de oriëntering, niveaubepaling en leertrajecten van cursisten;
3. de attestering van taalkennis Nederlands en de wederzijdse erkenning van de studiebewijzen;
4. de samenwerking op het vlak van NT2 tussen de Centra voor Basiseducatie (CBE), de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO), de Universitaire Talencentra (UTC), de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
(VDAB), Syntra Vlaanderen en de Agentschappen Integratie en Inburgering en het Huis van het Nederlands Brussel.
Het Vlaams afsprakenkader NT2 geldt als een algemeen kader voor alle betrokken actoren. Elk Agentschap/Huis legt, binnen de krijtlijnen van dit afsprakenkader, de verdere concrete taakafspraken tussen de verschillende
actoren in zijn werkingsgebied vast in een lokaal afsprakenkader. Dit wordt minstens jaarlijks geagendeerd op het lokaal NT2-overleg.
Werkingsgebieden voor de lokale NT2-overleggen en voor de opmaak van het behoefteplan NT2:
• Het werkingsgebied van Atlas is de stad Antwerpen.
• Het werkingsgebied van het Huis van het Nederlands Brussel is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
• Het werkingsgebied van Amal is de stad Gent.
• Het werkingsgebied van het Agentschap Integratie en Inburgering omvat de rest van het Vlaams Gewest en is opgesplitst in (sub)regio’s.
De integrale tekst van het afsprakenkader Nederlands tweede taal is te raadplegen via volgende link: afsprakenkader Nederlands tweede taal.
5.
Kwaliteitszorg
5.1.
Verplicht kwaliteitszorgsysteem
Elk centrum ontwikkelt een kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot:
- de organisatie van het onderwijsaanbod;
- de leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist;
- de uitvoering van andere onderwijsopdrachten en -bevoegdheden die door het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs of door de Vlaamse Regering worden toegekend aan de centra;
- de organisatie en het beheer van de instelling zodat de doelstellingen van de organisatie behaald kunnen worden;
- de behandeling van de cursist en van de personeelsleden met respect voor hun rechten en plichten;
- de uitvoering van de administratieve en organisatorische opdrachten en bevoegdheden die door het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs of door de Vlaamse Regering worden toegewezen aan de centra;
- de permanente vorming van het personeel.
Het centrum realiseert dit kwaliteitszorgsysteem door permanent en op eigen initiatief toe te zien op de kwaliteit van de eigen onderwijsactiviteiten.
5.2.
Ondersteuning op vlak van kwaliteitszorg
Voor de uitbouw van het kwaliteitszorgsysteem kunnen de centra rekenen op de ondersteuning van
1° de pedagogische begeleidingsdienst waarbij het is aangesloten in het geval van de Centra voor Volwassenenonderwijs;
2° de representatieve groepering van de Centra voor Basiseducatie in het geval van de Centra voor Basiseducatie.
5.3.
Inzet van middelen voor kwaliteitszorg
Een centrum is gehouden ten minste 5 procent van de werkingsmiddelen te besteden aan kwaliteitszorg en de ontwikkeling van leermiddelen.
Met werkingsmiddelen worden bedoeld:
- de inschrijvingsgelden betaald door de cursisten;
- de werkingstoelage die het centrum desgevallend ontvangt;
- de gelden die het centrum ontvangt voor het evalueren van cursisten die afstandsonderwijs hebben gevolgd of van cursisten in de studiegebieden algemene vorming en aanvullende algemene vorming die geen opleiding in het centrum hebben gevolgd;
- andere inkomsten.
6.
Administratieve documenten
6.1.
Documenten die permanent in het centrum ter beschikking zijn van de inspectie en AHOVOKS
6.1.1.
Het centrumreglement
Het centrumreglement, met inbegrip van het evaluatiereglement, is op het centrum steeds ter beschikking van de inspectie en AHOVOKS.
6.1.2.
De schriftelijke neerslag van de evaluaties
De schriftelijke neerslag van de evaluatie per module is het originele document met de concrete evaluatieopgaven en de antwoorddocumenten van elke cursist of de ingevulde toetsen.
Bij het gebruik van permanente evaluatie op basis van criteria houdt het centrum de gebruikte criteria bij, samen met een overzichtslijst per cursist/module met aanduiding van de resultaten.
De onderwijsinspectie gaat na of bij de evaluatie van de leerresultaten effectief nagegaan wordt in welke mate de cursisten de (specifieke) eindtermen of de basiscompetenties, zoals vastgelegd in de goedgekeurde opleidingsprofielen, realiseren.
6.1.3.
De processen-verbaal van de evaluaties
Van de beslissing van de evaluatiecommissie wordt een proces-verbaal opgesteld. Dit proces-verbaal vermeldt:
- naam, instellingsnummer en adres van het centrum;
- de datum van de evaluatie;
- de module waarop de evaluatie betrekking heeft;
- de naam, voornaam en geboortedatum van de cursisten die aan de evaluatie deelgenomen hebben;
- het behaalde resultaat;
- de uitgereikte studiebewijzen (certificaten, getuigschriften of diploma's);
- de namen en handtekeningen van de voorzitter en ten minste
één lid van de evaluatiecommissie.
6.1.4.
Het cursistendossier
Voor elke cursist wordt een cursistendossier opgemaakt dat op een overzichtelijke wijze wordt geklasseerd.
Het cursistendossier is het basisdossier om de financierbaarheid/subsidieerbaarheid van de cursist vast te stellen. Indien op het ogenblik van de controle de nodige bewijsstukken niet in het dossier voorhanden zijn, dan is de betrokken cursist niet financierbaar/subsidieerbaar.
Het cursistendossier bevat de volgende documenten:
- het inschrijvingsformulier;
- de individuele steekkaart;
- een kopie van een document dat het wettig verblijf aantoont (indien van toepassing);
- attesten gedeeltelijke en volledige vrijstelling inschrijvingsgeld (enkel Centra voor Volwassenenonderwijs);
- andere verantwoordingsstukken (voor cursisten van de opleiding AAV en NT2 zie ook VWO/2011/03 punt 6.2.).
6.1.4.1.
Het inschrijvingsformulier
6.1.4.1.1.
Algemeen
Bij elke inschrijving van een cursist voor een module wordt een inschrijvingsformulier in tweevoud opgemaakt. Het volstaat dat beide exemplaren worden gedateerd en ondertekend door de cursist. Eén exemplaar blijft bewaard in het cursistendossier en het ander exemplaar wordt, na betaling van het inschrijvingsgeld, aan de cursist overhandigd als bewijs van zijn/haar inschrijving en van de betaling van het inschrijvingsgeld of de vrijstelling hiervan.
Een inschrijvingsformulier kan ook digitaal opgemaakt en bewaard worden. Belangrijk daarbij is dat de rechten en plichten van de cursist en het centrum op dezelfde onmiskenbare manier door beide partijen onderschreven worden. Dat betekent bijvoorbeeld dat een cursist zich identificeert en akkoord verklaart via zijn elektronische handtekening.
Modules waarvoor op hetzelfde moment ingeschreven wordt kunnen gevat worden in één inschrijvingsformulier op voorwaarde dat deze niet verder reiken dan één schooljaar en dat de modules niet in sequentiële volgorderelatie staan tot elkaar.
Het inschrijvingsformulier vormt samen met de individuele steekkaart het basisdocument voor de controle van de financierbaarheid of subsidieerbaarheid van de betrokken cursist en of er voldaan is aan de toelatingsvoorwaarden.
6.1.4.1.2.
Vereiste gegevens
Er wordt geen model voorzien, maar het inschrijvingsformulier moet ten minste volgende gegevens bevatten:
- identificatie centrum;
- opleiding (officiële benaming), modules (officiële benaming conform de opleidingsprofielen) waarvoor de cursist zich inschrijft met telkens de vermelding van het aantal lestijden;
- startdatum en einddatum van de modules;
- identificatie cursist: naam en voornaam, rijksregisternummer, geboortedatum, en in geval de cursist niet de Belgische nationaliteit heeft het land van herkomst;
- het bedrag van het effectief betaalde inschrijvingsgeld voor de modules van een goedgekeurd opleidingsprofiel;
- een formulering waardoor de cursist zich akkoord verklaart met het centrumreglement;
- voor een cursist met de Belgische nationaliteit een formulering waardoor de cursist bevestigt over de Belgische nationaliteit te beschikken en de vermelding van het rijksregisternummer van die cursist.
6.1.4.1.3.
Volgorderelatie modules
Indien het gaat om niet-sequentiële modules, dan mag het inschrijvingsformulier opgemaakt worden voor meerdere niet-sequentiële modules die de cursist tijdens een bepaald schooljaar wenst af te leggen. In dat geval moet het inschrijvingsgeld in zijn geheel betaald worden.
Indien er wel een volgorderelatie is tussen de modules, kan dit niet omdat de cursist in dit geval niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden.
6.1.4.1.4.
Geldigheidsduur
In de modulaire organisatie geldt het inschrijvingsformulier voor een module.
6.1.4.2.
De individuele steekkaart
6.1.4.2.1.
Algemeen
De individuele steekkaart beschrijft de vorderingen van de cursist doorheen het leertraject. Deze gegevens mogen ook digitaal worden bijgehouden, op voorwaarde dat ze gemakkelijk en snel toegankelijk zijn.
6.1.4.2.2.
Vereiste gegevens
Er wordt geen model voorzien, maar de steekkaart moet minstens volgende gegevens bevatten:
- opleiding (benaming);
- naam cursist;
- een opsomming van: in volgorde van het modulaire leertraject de modules (conform de goedgekeurde opleidingsprofielen);
- achter de modules waarvoor de cursist vrijgesteld is, wordt de letter V vermeld. Achter de andere modules wordt het schooljaar vermeld tijdens hetwelk de cursist voor de eerste maal deze modules volgt;
- achter de modules waarvoor de cursist is geëvalueerd, wordt de vermelding G (geslaagd) of NG (niet geslaagd) aangebracht;
- achter de modules waarvoor de cursist een toelatingsproef heeft afgelegd, wordt de vermelding P (proef) vermeld;
- de vermeldingen betreffende een eventuele bismodule kunnen eveneens opgenomen worden.
6.1.4.3.
Bewijs van wettig verblijf
Voor cursisten die niet beschikken over de Belgische nationaliteit en na raadpleging van het registratiesysteem DAVINCI het wettig verblijf moeten aantonen, dient er in het cursistendossier een kopie opgenomen te worden van het document dat het wettig verblijf aantoont. Centra kunnen hiervoor het vademecum consulteren met daarin alle documenten die aanvaard worden als bewijs van wettig verblijf. Het verblijfsdocument moet nog geldig zijn op het moment van inschrijving.
Het vademecum vindt u terug op: Wettig verblijf: inschrijvingsvoorwaarde voor cursisten – voor directies en administraties - Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming).
6.1.4.4.
Attesten gedeeltelijke en volledige vrijstelling inschrijvingsgeld
Indien de cursist niet conform de tariefsuggestie van DAVINCI vrijgesteld is van de betaling van het inschrijvingsgeld, dan worden de attesten tot staving van deze vrijstelling in het cursistendossier bewaard.
6.1.4.5.
Andere verantwoordingsstukken
Indien een cursist wordt toegelaten op basis van een vooropleiding of van beroepservaring, dan moeten alle verantwoordingsstukken (bv. diploma's, attesten van opleidingsinstellingen, ervaringsbewijzen, verslag van de directeur van het centrum, enz...) in het cursistendossier bewaard worden.
Dit is ook het geval indien de cursist toegelaten wordt op basis van de voorwaarde “15 jaar en de 2 eerste leerjaren van het voltijds secundair onderwijs gevolgd hebben” (opleiding bedrijfsbeheer, zie 1.1.1). In dat geval moet de cursist een attest voorleggen waaruit blijkt dat hij de 2 eerste leerjaren van het voltijds secundair onderwijs heeft gevolgd.
6.1.5.
Bewaartermijnen
6.1.5.1.
Processen-verbaal van de evaluaties
Het proces-verbaal bevat de lijst van de geslaagde en de niet-geslaagde cursisten en de vermelding van de uitgereikte (deel)certificaten, getuigschriften en diploma's. Het proces-verbaal wordt gedurende dertig jaar bewaard (d.w.z. dertig jaren te rekenen vanaf 31 augustus van het schooljaar in kwestie).
6.1.5.2.
Evaluatiedocumenten
Onder evaluatiedocumenten worden die documenten verstaan die de basis vormen voor de studiebekrachtiging.
Van de verschillende soorten evaluaties (schriftelijke, praktische, mondelinge proeven, permanente evaluatie, stagebeoordelingen, portfolio, ...) worden per module volgende documenten bewaard:
1° opdrachten en vragen (geen werkstukken);
2° beoordelingsrubrieken en -criteria.
Bovenvermelde evaluatiedocumenten worden per module voor drie cursisten bewaard en dit gedurende een periode van 3 jaar (d.w.z. drie jaren te rekenen vanaf 31 augustus van het schooljaar in kwestie). Bij gecombineerd onderwijs gebeurt dit via een elektronisch archief.
6.1.5.3.
Individuele steekkaart
Voor elke ingeschreven cursist wordt een steekkaart opgemaakt, manueel of geïnformatiseerd, met de persoonlijke en onderwijsgegevens. De steekkaart wordt hetzij elektronisch hetzij onder printvorm gedurende dertig jaar bewaard (d.w.z. dertig jaren te rekenen vanaf 31 augustus van het schooljaar in kwestie).
6.1.5.4.
Administratief cursistendossier
Over de schooljaren heen wordt er per cursist een dossier opgebouwd dat alle relevante informatie over de studieloopbaan bevat. Het cursistendossier bevat o.a. de inschrijvingsformulieren, de attesten voor vrijstelling of vermindering van het inschrijvingsgeld, vrijstellingsattesten, processen-verbaal van de toelatingsproeven en van de vrijstellingsproeven, eventuele gelijkwaardigheidbeslissingen... . Sommige van deze formulieren kunnen ook apart worden geklasseerd (bijvoorbeeld per semester en per opleiding...). Deze formulieren blijven echter deel uitmaken van het cursistendossier ook wanneer zij apart worden geklasseerd. Het cursistendossier wordt gedurende vijf jaar bewaard (d.w.z. vijf jaren te rekenen vanaf 31 augustus van het schooljaar waarin de cursist zich voor de eerste maal in het centrum inschreef).
6.1.5.5.
Processen-verbaal van de verleende afwijkingen op de toelatingsvoorwaarden
Voor de toelatings- en vrijstellingsproeven gelden de richtlijnen zoals beschreven bij de evaluatiedocumenten. Andere stavingsstukken worden in het cursistendossier bewaard.
Het proces-verbaal bevat de lijst van de cursisten die:
- in afwijking van de toelatingsvoorwaarden tot een bepaald opleidingsonderdeel worden toegelaten;
- van een bepaald opleidingsonderdeel worden vrijgesteld.
De processen-verbaal worden gedurende vijf jaar bewaard (d.w.z. vijf jaren te rekenen vanaf 31 augustus van het schooljaar in kwestie).
6.1.6.
Samenstelling van de besturen van Centra voor Basiseducatie
De samenstelling van het bestuur van het Centrum voor Basiseducatie met inbegrip van de documenten die de afvaardiging voor de betrokken instelling vastleggen.
6.2.
Documenten aan te leveren aan AHOVOKS en/of inspectie
In uitvoering van hun decretale opdrachten dienen centra de benodigde documenten aan te leveren aan AHOVOKS en/of de onderwijsinspectie, indien de door hen uitgevoerde controles dit vereisen.
6.3.
Informatie te bezorgen aan de onderwijsinspectie
De informatie in het kader van een doorlichting door de onderwijsinspectie is via doorklikken naar het niveau volwassenenonderwijs te vinden op: https://www.onderwijsinspectie.be/nl/doorlichten/doorlichting-volwassenenonderwijs-vwo
7.
Zorgvuldig bestuur
7.1.
Principes van zorgvuldig bestuur
Zorgvuldig bestuur betekent dat scholen en centra zich in de dagelijkse werking aan een aantal principes moeten houden.
Wat de centra betreft, gaat het om volgende principes:
- de toegankelijkheid van het centrumreglement;
- het aanrekenen van cursusmateriaal tegen kostprijs;
- communicatie over orde- en tuchtmaatregelen;
- eerlijke concurrentie;
- verbod op politieke activiteiten;
- handelsactiviteiten;
- reclame en sponsoring.
7.1.1.
De toegankelijkheid van het centrumreglement
Het centrumbestuur is gehouden een centrumreglement goed te keuren.
De cursist verklaart zich bij inschrijving akkoord met dit centrumreglement en wordt geacht de rechten en plichten, zoals hierin beschreven staan, te kennen. De cursist verleent dit akkoord, alsook zijn akkoord met betrekking tot het eigen agogisch project van het centrum (zie 6.1.5.1), via een handtekening op het inschrijvingsformulier.
Het centrumbestuur is niet verplicht de cursist bij inschrijving steeds een papieren kopie van het centrumreglement te overhandigen. Wel moet het centrumbestuur de cursist op de hoogte stellen van het bestaan van dit reglement en van de plaats waar het reglement kan ingekeken worden.
Het centrumreglement moet gemakkelijk door de cursist geraadpleegd kunnen worden. Niet alle cursisten hebben vlot toegang tot het internet. In het centrum moet op een bereikbare plaats steeds een exemplaar van het centrumreglement te raadplegen zijn.
Als de cursist uitdrukkelijk vraagt om een papieren kopie van het centrumreglement, dan moet het centrumbestuur een kopie aan de cursist overhandigen.
Het centrumreglement wordt autonoom door het centrumbestuur opgesteld, maar omvat ten minste volgende elementen:
- het reglement van orde en tucht;
- het evaluatiereglement;
- de uitschrijvingsregeling;
- de bijdrageregeling;
- informatie over de werking van de klachtenprocedure binnen het centrum.
In het centrumreglement van de Centra voor Volwassenenonderwijs met onderwijsbevoegdheid voor opleidingen waarbij cursisten in aanraking komen met voedingswaren moet een meldingsplicht m.b.t. levensmiddelenhygiëne opgenomen worden. Deze meldingsplicht houdt in dat de cursist die deelneemt aan een opleiding waarbij hij in aanraking komt met voedingswaren, in voorkomend geval, het centrum onmiddellijk op de hoogte brengt van het feit dat zijn medische toestand een risico inhoudt op (on)rechtstreekse verontreiniging van levensmiddelen, met als gevolg dat na de beslissing van het centrum de cursist hetzij tijdelijk bepaalde programmaonderdelen niet mag volgen, hetzij de opleiding in zijn geheel niet langer mag volgen. Daarbij moet tevens vermeld worden dat de gegevens over de medische toestand worden verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de centrumdirecteur en dat de centrumdirecteur en de personeelsleden van het centrum die deze gegevens over de medische toestand verwerken, gehouden zijn tot geheimhouding over deze gegevens.
Voor een cursist die in aanmerking komt voor kinderbijslag kan het centrumreglement bepalen dat de cursist bij inschrijving een intentieverklaring ondertekent, waarbij hij/zij zich engageert zich voor meerdere opleidingsonderdelen voor een bepaalde duur te zullen inschrijven. Dit teneinde te voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake kinderbijslag.
7.1.2.
Communicatie over orde- en tuchtmaatregelen
Alle communicatie in het kader van een orde- of tuchtprocedure dient formeel en schriftelijk gecommuniceerd te worden aan de betrokken cursist.
Wanneer het gaat om een meerderjarige cursist moet communicatie met betrekking tot de schoolprestaties en administratieve opvolging gebeuren ten aanzien van de cursist zelf, tenzij die cursist expliciet toestemming geeft om die informatie door te geven aan zijn of haar ouders of voogd.
Bij een minderjarige cursist moet die communicatie gebeuren ten aanzien van de ouders of voogd van de cursist.
7.1.3.
Aanrekenen van cursusmateriaal tegen kostprijs
De centra mogen aan de cursisten uitsluitend kosten aanrekenen voor cursusmateriaal.
Onder cursusmateriaal worden alle benodigdheden verstaan die het centrumbestuur noodzakelijk acht voor het volgen van een module/opleidingsonderdeel/leerjaar.
Het cursusmateriaal wordt aangerekend tegen kostprijs en moet bij het begin van elk schooljaar geraamd worden. De cursist moet voor de inschrijving op de hoogte gebracht worden van de kosten voor cursusmateriaal, die aangerekend zullen worden voor de module/het opleidingsonderdeel die/dat hij wenst te volgen.
7.1.4.
Verbod op politieke activiteiten
Centra mogen politieke activiteiten laten doorgaan in hun lokalen wanneer deze plaatsvinden buiten de periodes waarin er centrumactiviteiten zijn. Deze activiteiten mogen ook niet plaatsvinden in periodes waarin verkiezingsmiddelen voorafgaand aan verkiezingen beperkt worden door of krachtens een wet of decreet.
Personeelsleden en cursisten kunnen niet gevraagd of aangezet worden om aan deze politieke activiteiten deel te nemen. Het centrumbestuur kan ook niet betrokken worden bij de organisatie van deze politieke activiteiten.
Het schoolbestuur moet rekening houden met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling. Het centrumbestuur kan beslissen om geen politieke activiteiten in haar lokalen te laten plaatsvinden. Maar wanneer zij beslist om dit wel toe te laten, dan moet dit gelden voor alle politieke partijen, voor zover de standpunten en gedragingen van die partij niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
7.1.5.
Verplichting tot gebruik van officiële benamingen
Bij elke informatieverstrekking van het centrum, in het bijzonder de studiebekrachtiging, hanteert een centrumbestuur minstens de benamingen die betrekking hebben op opleidingen en modules die zijn vastgelegd door de Vlaamse Regering. Deze benamingen gelden voor alle centra over de onderwijsnetten heen en garanderen zo transparantie en eenvormigheid voor cursisten, personeelsleden en andere belanghebbenden. Daarom zijn centra vanaf 1 september 2020 er in hun communicatie- en informatiebeleid toe gehouden minstens de officiële benamingen van opleidingen en modules te gebruiken in al hun communicatie.
Dit gaat dus niet enkel over officiële documenten zoals het inschrijvingsbewijs of het studiebewijs, maar ook over de communicatie op de website, informatiebrochures, sociale media,... In die communicatie kan het centrum naast de officiële benaming eventueel nog een eigen benaming toevoegen. Het niet naleven van deze maatregel kan gesanctioneerd worden door middel van een gedeeltelijke terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen.
7.2.
Commissie zorgvuldig bestuur
Bij het ministerie van Onderwijs en Vorming werd een commissie zorgvuldig bestuur opgericht. De commissie is een onafhankelijk orgaan van actief bestuur. Door haar samenstelling zal ze vertrouwd zijn met het onderwijsveld, in die zin dat ze zich zal kunnen uitspreken over specifieke onderwijsgebonden problemen.
De commissie behandelt vragen en klachten van onderwijsverstrekkers en particulieren in verband met de onder 7.1 vermelde principes en heeft beslissings- en sanctioneringsbevoegdheid.
Iedere belanghebbende heeft het recht om aan de commissie zorgvuldig bestuur vragen te stellen over de toepassing van de principes van zorgvuldig bestuur.
Met betrekking tot klachten kunnen de beslissingen, die administratieve rechtshandelingen zijn en geen gerechtelijke uitspraken, tot een gedeeltelijke terugbetaling van werkingstoelagen leiden. De klachtenprocedure is aan bepaalde termijnen gekoppeld en er wordt in een beroepsmogelijkheid bij de Vlaamse Regering voorzien. Tegen de beslissingen die Vlaamse Regering op haar beurt neemt, kan bij de Raad van State beroep worden aangetekend.
Meer informatie over de principes van zorgvuldig bestuur, opgesomd in 7.1, de samenstelling en de werking van de commissie zorgvuldig bestuur is beschikbaar op volgende website:
Zorgvuldig bestuur - directies en administraties in het onderwijs - Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
8.
Bijlagen