Vanaf 1 september 2009 zijn er belangrijke wijzigingen. Een kort overzicht:
- Iedereen die in het “onderwijs” fungeert, kan maximaal 140% bezoldigd worden
- Geen enkele beroepsactiviteit buiten het onderwijs heeft vanaf 1 september 2009 nog invloed op de maximale bezoldigingsgrens van 140%. Prestaties/inkomsten/arbeidsregelingen buiten het “onderwijs” (een zelfstandige activiteit/een activiteit als loontrekkende of elke andere activiteit, prestaties aan een hogeschool of aan een universiteit, in een centrum voor basiseducatie, ...) oefenen geen invloed uit op de bezoldiging van de prestaties binnen het “onderwijs”
- Wat de prestaties in het volwassenenonderwijs betreft, is er geen onderscheid meer tussen prestaties uitgeoefend in bijbetrekking in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in bijbetrekking in een wervingsambt
- Melden aan VDAB of Actiris, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (vroeger BGDA)is niet meer verplicht
- De berekening van de toelage voor overwerk volgens het “klassieke” stelsel wordt voor geen enkel personeelslid nog toegepast. Voor alle personeelsleden geldt de betere bezoldiging
- De bezoldiging van sommige plage-uren bij een bijkomende opdracht ter vervanging van een afwezig personeelslid, geldt voor alle personeelsleden en is versoepeld
- Voor de berekening van het salaris voor prestaties die als bijbetrekking worden beschouwd, geldt voor alle personeelsleden de betere bezoldiging
- Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden is er een specifieke nieuwe afwijkende regeling voorzien. De afwijkende bezoldigingswijze geldt onder meer voor personeelsleden met een opdracht in het kader van een vervanging van een afwezigheid die minder dan 10 werkdagen bedraagt, voor personeelsleden aangesteld op grond van vervangingseenheden voor korte afwezigheden en voor personeelsleden aangesteld op grond van vervangingseenheden voor vervanging van personeelsleden die op bedrijfsstage zijn
- De nieuwe regeling biedt de mogelijkheid ook andere personeelsleden dan de personeelsleden uit de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel die met onderwijs aan huis zouden kunnen worden belast, beter te bezoldigen
Het is belangrijk dat de betrokken personeelsleden op de hoogte worden gebracht. Hierbij moet hen duidelijk gewezen worden op de volgende belangrijk mededeling:
BELANGRIJK - BEZOLDIGING BIJ DE AANVANG VAN HET SCHOOLJAAR
De nieuwe cumulatieregels die ingaan op 1 september 2009 zijn positief voor heel wat personeelsleden in het onderwijs; er komt minder administratieve rompslomp bij kijken en de personeelsleden die cumuleren ontvangen in de regel ook een hoger loon.
De nieuwe reglementering werd, na onderhandelingen met de sociale partners, door de Vlaamse Regering definitief goedgekeurd op 4 september 2009.
Het zijn ingrijpende wijzigingen die door het Agentschap voor Onderwijsdiensten en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en studietoelagen moeten geïmplementeerd worden. De Administratie zal alles in het werk stellen om de nieuwe maatregelen zo snel mogelijk en vooral op een correcte manier toe te passen.
Daarbij wordt echter absolute voorrang gegeven aan de salarisbetalingen van september, de drukste maand van het schooljaar. Daarom zal in het begin van het schooljaar het salaris van de personeelsleden die cumuleren nog volgens de huidige regelgeving worden uitbetaald.
Uiteraard hebben deze personeelsleden vanaf 1 september 2009 recht op het betere loon, dat zij later met terugwerkende kracht zullen ontvangen.
1.
Inleiding
De in deze omzendbrief beschreven cumulatieregeling handelt:
enerzijds over het recht op bezoldiging van personeelsleden die in het onderwijs reeds een voltijdse betrekking uitoefenen en daarnaast in het onderwijs nog bijkomende onderwijsprestaties leveren en
anderzijds over de manier waarop deze prestaties worden bezoldigd.
Deze omzendbrief brengt de thans bestaande richtlijnen over de cumulatieregeling in één overkoepelende omzendbrief samen en wil het geheel toegankelijker voorstellen. Deze integratie zal het mogelijk maken sommige bestaande (delen van) omzendbrieven op te heffen.
In deze omzendbrief wordt het begrip inrichtende macht gehanteerd. Voor het basisonderwijs moet inrichtende macht steeds gelezen worden als schoolbestuur en voor het volwassenenonderwijs als centrumbestuur.
Deze omzendbrief handelt niet:
· over die regelingen die van toepassing zijn op de personeelsleden die een welbepaalde administratieve vorm van verlof of terbeschikkingstelling genieten en daarnaast nog andere activiteiten zouden willen uitoefenen;
- - over de cumulatieregeling in de hogescholen;
· over de cumulatieregeling in het kader van pensioenen.
Deze specifieke richtlijnen vindt u in andere bronnen.
Terminologie
In sommige van de hierna vermelde reglementaire teksten is sprake van het onderwijs met volledig leerplan, het onderwijs met beperkt leerplan of het onderwijs voor sociale promotie. Hiermee wordt bedoeld:
het onderwijs met volledig leerplan = het basisonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, inspectie, ...
het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan = een centrum voor volwassenenonderwijs (sociale promotie - OSP) en het deeltijds kunstonderwijs (DKO). Het onderwijs voor sociale promotie is nl. ook onderwijs met een beperkt leerplan.
Volwassenenonderwijs is echter een verzamelnaam voor niet enkel onderwijs voor sociale promotie maar ook voor vormen van onderwijs die in deze omzendbrief niet worden geviseerd nl. het afstandsonderwijs ..., het contractonderwijs in een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO), de basiseducatie, VDAB, Syntra......ed.
In deze omzendbrief wordt echter met volwassenenonderwijs het onderwijs voor sociale promotie bedoeld (zowel secundair als hoger beroepsonderwijs georganiseerd in een centrum voor volwassenenonderwijs).
Voor een goed begrip
Bij de verdere lezing van deze omzendbrief moet u er rekening mee houden dat het begrip “cumulatie” in twee betekenissen wordt gebruikt.
Eerste betekenis - de grens van de maximale bezoldiging
Bij het beoordelen van de cumulatieregeling van een personeelslid is de eerste vraag die rijst hoeveel uren mag het personeelslid boven een voltijdse betrekking nog presteren en hoeveel uren van die bijkomende opdracht in het onderwijs zal/mag nog worden betaald?
In het kader van het aantal uren dat nog voor bezoldiging in aanmerking komt, geldt de 40% regeling.
Het begrip “hoofdberoep” geldt vanaf 1 september 2009 niet meer.
Tweede betekenis - de begrippen: HOOFDAMBT - BIJBETREKKING - OVERUREN- PLAGE EN OVERWERK
Na het vaststellen van het aantal nog te bezoldigen uren rijst de vraag naar de wijze waarop de onderwijsopdracht zal worden bezoldigd nl. als hoofdambt, als bijbetrekking of als overwerk.
2.
Toepassingsgebied
Deze omzendbrief is van toepassing op:
de personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs
...
de personeelsleden bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken,
en die bezoldigd worden volgens de bepalingen van:
het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur
het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan
het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende bepaalde aspecten van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde personeelsleden van het onderwijs die opnieuw in actieve dienst treden of prestaties leveren die als overwerk of bijbetrekking worden beschouwd.
OPMERKING
Voor het administratief personeel, de administratief medewerker van het ondersteunend personeel in het secundair onderwijs (volledig leerplan) en het statutair meesters-, vak- en dienstpersoneel in het gemeenschapsonderwijs is de cumulatieregeling beperkt tot de toepassing van de maximale bezoldigingsgrens (40% regeling)
Deze omzendbrief is niet van toepassing op het hoger onderwijs georganiseerd in de hogescholen zoals bedoeld in artikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Deze omzendbrief is eveneens niet van toepassing op de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie.
LEES AANDACHTIG DEZE OMZENDBRIEF
Op grond van de cumulatieregeling worden de prestaties die als bijbetrekking of als overwerk worden gepresteerd netto minder gunstig bezoldigd. Om te beletten dat het werkstation verplicht is deze andere bezoldiging uit te voeren of zelfs bedragen terug te vorderen, is het noodzakelijk dat in geval van twijfel voorafgaandelijk met het werkstation contact wordt opgenomen.
Het niet naleven van de cumulatieregeling kan dus financiële gevolgen hebben.
3.
Maximale bezoldiging van prestaties in het onderwijs
3.1.
Het begrip “Onderwijs”
Voor de toepassing van de cumulatieregeling en voor het bepalen van de maximale bezoldiging wordt verstaan onder onderwijs: de centra voor leerlingenbegeleiding, de permanente ondersteuningscel, het basis- en secundair onderwijs in welke vorm ook, de onderwijsinternaten, de semi-internaten, het deeltijds kunstonderwijs in welke vorm ook, het secundair volwassenenonderwijs, de leersteuncentra, de pedagogische begeleidingsdiensten, de inspectie en het hoger beroepsonderwijs georganiseerd in een centrum voor volwassenenonderwijs of in een instelling voor secundair onderwijs. Het hoger beroepsonderwijs wordt gevat behalve dus voor die opleidingen die in de hogescholen worden aangeboden
Uit deze definitie blijkt dat met de prestaties geleverd in een Centrum voor Basiseducatie, een hogeschool of aan een universiteit dus geen rekening wordt gehouden (zie 3.2 hierna).
De cumulatieregeling blijft ook van toepassing voor de personeelsleden van sommige internaten opgenomen in het transitiekader naar Welzijn. (Meer informatie over dit transitiekader is terug te vinden in de omzendbrief Transitie van sommige internaten naar Welzijn.)
...
3.2.
De maximale bezoldigingsgrens - totaal gewijzigd
Algemeen
Voor het bepalen van het recht op bezoldiging van prestaties in het onderwijs geldt er vanaf 1 september 2009 een volledig nieuwe regeling met een totaal andere visie op de maximale bezoldigingsgrens voor prestaties in het onderwijs. Er wordt één maximale bezoldigingsgrens vastgelegd. Er wordt geen rekening meer gehouden met om het even welke beroepsactiviteit buiten het onderwijs. De wijze waarop een personeelslid in het onderwijs fungeert, maakt deel uit van de evaluatieprocedure. Hieruit zal blijken of een beroepsactiviteit buiten het onderwijs al dan niet een hinderpaal vormt voor een normale uitoefening van de opgelegde taken. Het zal de inrichtende macht of de directie zijn die hierover zal kunnen oordelen.
Basisprincipes - de grens is 140%
De regel luidt: “Met behoud van de toepassing van andere meer beperkende reglementaire bepalingen, wordt, binnen het onderwijs, voor het personeelslid dat al een ambt met volledige prestaties uitoefent noch salaris noch salaristoelage toegekend voor de gezamenlijke bijkomende prestaties geleverd in het door de Vlaamse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs die de 40% overschrijden van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de uitgeoefende opdracht of de opdrachten die overeenkomen met deze prestaties.”
Hoofdambt
De huidige werkwijze om het hoofdambt vast te stellen, blijft gelden maar ook voor de definitie van hoofdambt en bijbetrekking wordt met de prestaties in een hogeschool, de inkomsten als zelfstandige of uit een andere bezigheid/pensioen geen rekening meer gehouden en dit in alle onderwijsniveaus. Dit wordt in punt 4 nader toegelicht.
Naast of “boven” de bezoldiging van het hoofdambt zal er vanaf 1 september 2009 enkel nog een bezoldiging mogelijk zijn voor prestaties die als hoofdambt, overwerk of bijbetrekking worden beschouwd en die de 40% niet overschrijden van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de uitgeoefende opdracht of de opdrachten die overeenkomen met deze prestaties.
De basisprincipes zijn dus:
· Binnen het “onderwijs”(zie definitie hiervoor)kunnen prestaties voor maximaal 140% bezoldigd worden en voor zover er geen meer beperkende regeling van toepassing is
· prestaties/inkomsten/arbeidsregelingen buiten het “onderwijs” (een zelfstandige activiteit/een activiteit als loontrekkende of elke andere activiteit, prestaties aan een hogeschool of aan een universiteit, in een centrum voor basiseducatie...) oefenen geen invloed uit op de bezoldiging van de prestaties binnen het “onderwijs” (zie begrip punt 3.1)
Verschillende opdrachten
Wanneer de prestaties betrekking hebben op verschillende opdrachten waarvoor de vereiste minima voor een ambt met volledige prestaties verschillend zijn, dan wordt de ponderatieregel toegepast die geldt voor de berekening van het salaris.
Enkel bezoldigde prestaties
Voor de berekening van het toegelaten maximum (140%) wordt enkel rekening gehouden met prestaties waarvoor het personeelslid effectief een bezoldiging ontvangt. Er kan immers twijfel ontstaan over de vraag of bvb de plage-uren meetellen en over de vraag of het aantal uren waarvoor een verlof, TBSPA of een andere afwezigheid is toegekend al dan niet meetellen om het maximum te bepalen. In dit laatste geval blijft betrokkene wel titularis maar worden de niet-bezoldigde uren niet meegerekend om de 140% te bepalen.
Afronden
Het bekomen resultaat wordt steeds afgerond tot de hogere eenheid.
1/3 - 2/3 is niet meer van toepassing
Deze 40% - regel komt in de plaats van de vroegere 1/3 - 2/3 regel doch zonder voorwaarden.
Aanvragen om af te wijken niet meer mogelijk
De procedure om af te wijken van de maximale bezoldigingsgrens van 1/3die tot 31 augustus 2009 van toepassing was, is opgeheven.
Overgangsmaatregel in het volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs - voor sommigen en enkel op verzoek
Er is een overgangsregeling voor het personeelslid dat op grond van artikel 2 van het (wordt opgeheven) koninklijk besluit van 7 december 1978 genomen ter uitvoering van (wordt eveneens opgeheven) artikel 77, § 2, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 en houdende afwijking van sommige bepalingen van de koninklijke besluiten tot vaststelling van de voorwaarden vereist voor het oprichten van betrekkingen in de rijksinrichtingen voor technisch en voor kunstonderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan op 31 augustus 2009 recht heeft op een salaris of een salaristoelage voor de bijkomende prestaties die niet méér bedragen dan het dubbel (2/3) van het in artikel 77, § 1, van de voormelde wet bepaalde maximum.
Deze regeling wordt uiteengezet in punt 6.1
Enkel op verzoek
De overgangsmaatregel is dus enkel bedoeld voor de personeelsleden die gedurende het schooljaar 2008-2009 geen bewijs dienden te leveren van de uitzonderlijke toestand. Voor hen eindigt de afwijking van de voormelde 2/3 theoretisch dus niet op 31 augustus 2009. Voor deze personeelsleden wordt het hier bedoelde salaris of de salaristoelage op zijn verzoek en ten persoonlijke titel vanaf 1 september 2009 verder toegekend. Deze regeling houdt op van toepassing te zijn, zodra het betrokken personeelslid geen titularis meer is van het/de ambt(en) waarvoor het salaris of de salaristoelage wordt toegekend.
Samengevat op 1 september 2009
Geen enkele beroepsactiviteit buiten het onderwijs, zoals het in punt 3.1. is gedefinieerd, heeft vanaf 1 september 2009 nog invloed op de maximale bezoldigingsgrens van 140%.
...
4.
De cumulatieregeling voor personeelsleden die fungeren in onderwijs (definitie zie punt 3.1.)
Inleiding
Maximale bezoldiging van de prestaties
Voor het toepassen van de cumulatieregeling van een personeelslid dat enkel prestaties cumuleert binnen het onderwijs is de eerste vraag die rijst hoeveel uren het personeelslid nog boven een voltijdse betrekking mag presteren en hoeveel uren van die opdracht in het onderwijs nog zullen/mogen worden betaald? In het kader van het aantal uren dat nog voor bezoldiging in aanmerking komt, geldt een maximale grens. Iedereen die in het onderwijs fungeert kan maximaal tot 140% bezoldigd worden.
De begrippen hoofdambt - bijbetrekking per onderwijsniveau
De reglementering die in het onderwijs de cumulatie regelt, verschilt naargelang het personeelslid enkel fungeert in:
· het onderwijs met volledig leerplan;
· een centrum voor volwassenenonderwijs;
· het deeltijds kunstonderwijs.
Bij het onderzoek naar de betekenis van de begrippen “hoofdambt” en “bijbetrekking” binnen het onderwijs moet nl. een onderscheid worden gemaakt tussen:
de personeelsleden die prestaties leveren in het onderwijs met volledig leerplan (of het voltijds onderwijs), waarop het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling) van toepassing is, en
de personeelsleden die prestaties leveren in het onderwijs voor sociale promotie (= volwassenenonderwijs)en/of het deeltijds kunstonderwijs) waarop de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 en het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 van toepassing zijn en waarvoor eigen specifieke bepalingen gelden.
Gecombineerde opdrachten
Meer en meer personeelsleden oefenen echter opdrachten uit die gespreid zijn over het onderwijs met volledig leerplan en/of het onderwijs voor sociale promotie - een centrum voor volwassenenonderwijs - en/of het onderwijs met beperkt leerplan - het deeltijds kunstonderwijs.
...
De bezoldigingsregeling van deze gecombineerde opdrachten verschilt naargelang er al dan niet prestaties worden gecombineerd in:
· het onderwijs met volledig leerplan;
· een centrum voor volwassenenonderwijs;
· het deeltijds kunstonderwijs.
Belangrijke opmerking
Omdat deze gecombineerde opdrachten worden bezoldigd volgens zeer specifieke regels die afhankelijk zijn van de aard van elke combinatie, worden hierna de verschillende combinaties afzonderlijk behandeld.
4.1.
Het onderwijs met volledig leerplan
4.1.1.
Een nieuwe algemene regel: de maximale bezoldigingsgrens - 140%
Zoals reeds vermeld is er een grens om te bepalen hoeveel uren nog voor bezoldiging in aanmerking komen. Iedereen die in het onderwijs fungeert kan maximaal tot 140% bezoldigd worden. De toelichting hierover vindt u in punt 3.
...
Ook voor bijbetrekking en overwerk
Deze grens wordt eveneens toegepast op prestaties die als bijbetrekking of overwerk worden bezoldigd. Dit betekent dat de prestaties in het onderwijs die bij toepassing van de bezoldigingsregeling, als een bijbetrekking of als overwerk moeten worden beschouwd, ambtshalve qua volume bezoldigde uren tot 40% worden beperkt.
4.1.2.
Onderwijsopdrachten enkel in het onderwijs met volledig leerplan
Begrippen hoofdambt, bijbetrekking, overuren, plage en overwerk: definities
Het antwoord op de vraag of het personeelslid dat in het onderwijs met volledig leerplan fungeert en binnen dit onderwijs nog bijkomende prestaties levert al dan niet een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt bepaald door artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling).
Dit artikel stipuleert dat EEN BIJBETREKKINGhet ambt is met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer bij het besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling) beoogde scholen of instellingen wordt uitgeoefend door het personeelslid dat reeds een ambt met volledige prestaties uitoefent aan één of verscheidene andere bij deze bezoldigingsregeling beoogde scholen of instellingen.
Indien dit niet het geval is, blijft het HOOFDAMBT.
Het begrip “ambt met volledige prestaties” (voltijds ambt) - drie belangrijke vragen
Indien het personeelslid een ambt met volledige prestaties uitoefent aan één of meerdere andere onderwijsinstellingen met volledig leerplan rijzen drie belangrijke vragen:
hoe wordt het ambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan gevormd?
wat zijn overuren?
wat is plage en overwerk?
Definitie
Artikel 4 van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling)bepaalt dat onder ambt met volledige prestaties wordt verstaan: het ambt dat prestaties behelst waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt.
De opdracht of prestaties in het onderwijs worden echter uitgedrukt in een aantal uren te presteren per week. Hetzelfde artikel stipuleert dan ook dat de prestaties van een lid van het onderwijzend personeel volledig zijn wanneer hij aan EEN of MEER scholen ten minste het minimum aantal lesuren dat voor zijn ambt is vastgesteld presteert of waarvan de som der betrekkelijke waarden van de opdrachtbreuken de eenheid bereikt (= HET BEGRIP PONDERATIEREGELING).
Ongeacht de verschillende niveaus, zijn VOLLEDIG, de prestaties van het personeelslid dat in EEN of IN HET KLEINSTE AANTAL scholen tenminste een zulkdanig aantal uren presteert dat de SOM VAN HUN BETREKKELIJKE WAARDEN de eenheid bereikt.
Als de eenheid wordt overschreden
Het hoofdambt situeert zich in volledig leerplan en de bijkomende opdrachten van betrokkene overschrijden de eenheid.
De volgende situaties kunnen zich voordoen:
alle uren van het volledig leerplan situeren zich in één school;
de opdrachten situeren zich in twee scholen maar de eenheid wordt bereikt in één school;
de opdrachten situeren zich in meerdere scholen en de eenheid kan niet in één school worden bereikt.
Alle uren van volledig leerplan situeren zich in één school
Beperken tot de éénheid
Voor het samenvoegen van de opdrachten moet men met het kleinst geheel aantal uren de éénheid trachten te bereiken. Hiertoe kiest men eerst de best bezoldigde uren.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen personeelsleden die een ambt geheel of gedeeltelijk als hoofdambt uitoefenen in één school ook meer uren presteren dan het aantal lesuren dat vereist is voor een ambt met volledige prestaties.
Wat zijn overuren?
Het hoofdambt wordt beperkt tot de eenheid. Alle overige uren in de school worden beschouwd als overuren.
Overuren zijn dus de uren die boven het aantal lesuren vereist voor een volledige opdracht in een hoofdambt worden uitgeoefend.
Wat is plage en het maximum aantal uren?
Niet al de voormelde overuren worden bezoldigd. Van het aantal overuren wordt/worden één of meerdere uren afgetrokken die in principe niet worden bezoldigd. Uit deze overige uren worden eerst de uren in de best bezoldigde opdracht genomen. Dit zijn de plage-uren.
Het aantal “plage-uren” is afhankelijk van het minimumaantal uren dat voor het ambt met volledige prestaties is vastgesteld.
Het minimum aantal lesuren vereist voor een ambt met volledige prestaties samen met deze plage-uren wordt het maximum-aantal lesuren genoemd.
Wat is overwerk?
Met overwerk wordt bedoeld de overuren die gepresteerd worden boven het maximum aantal uren aan de instelling(en) met volledig leerplan waar het personeelslid een hoofdambt met volledige of onvolledige prestaties uitoefent.
Deze overuren worden met een toelage bezoldigd.
Belangrijk
Overwerk kan ook ontstaan doordat het personeelslid in meer dan één school fungeert. Overwerk kan dus ontstaan omdat:
in de enige school waar het personeelslid fungeert uren (plage inbegrepen) boven de eenheid worden gepresteerd;
het personeelslid in meerdere scholen fungeert doch er in 1 school uren resten (plage inbegrepen!) die niet worden 'gebruikt' om het ambt met volledige prestaties te vormen.
Voorbeeld 1
| 19/20 | u | AV | | Aardrijkskunde | 3e graad | SSC 301 |
en | 1/20 | u | AV | | Aardrijkskunde | 2e graad | SSC 301 |
en | 6/22 | u | AV | | Fysica | 1e graad | SSC 300 |
De 20/20 uren aardrijkskunde worden als hoofdambt beschouwd. De uren fysica worden als overuren nl. plage-uren en overwerk beschouwd.
Voorbeeld 2
Betrokkene geeft
| 7/20 | u | AV | | Nederlands | 2e graad | SSC 301 |
| 4/20 | u | AV | | Engels | 2e graad | SSC 346 |
| 10/20 | u | AV | | Engels | 3e graad | SSC 346 |
| 4/22 | u | AV | | Nederlands | 1e graad | SSC 301 |
De uren Engels in 2e en 3e graad zijn de best bezoldigde uren en worden dus eerst genomen om het hoofdambt te vormen. Daarna worden 6 uren Nederlands in de 2e graad gebruikt om de eenheid te bereiken. Dit is het hoofdambt. De overige uren worden als overuren nl. plage en overwerk verdeeld. De plage wordt eerst genomen bij het resterende uur Nederlands in de 2e graad. De overige uren worden als overwerk beschouwd. Bij dit voorbeeld zien we dat de noemer voor de opdrachten in 2e graad automatisch 20 wordt omdat betrokkene 10/20 presteert in de 3e graad.
De opdrachten situeren zich in twee scholen maar de eenheid wordt bereikt in één school.
In dit geval situeert het hoofdambt zich in de school waar de eenheid wordt bereikt. Dit hoofdambt wordt beperkt tot de éénheid. De overige uren worden beschouwd als plage en overwerk. Van deze uren wordt de plage altijd eerst genomen uit de best bezoldigde opdracht.
De opdrachten in de andere school worden als bijbetrekking beschouwd.
Belangrijk: onderscheid overwerk en bijbetrekking
Het verschil tussen overwerk en bijbetrekking wordt dus enkel bepaald door een louter toevallige en bijkomstige factor nl. of het gaat om prestaties verstrekt aan (een) andere inrichting(en) (= bijbetrekking) of aan dezelfde inrichting(en) (= overwerk) als die waar het hoofdambt wordt gevormd/uitgeoefend.
Voorbeeld 1
Betrokkene geeft:
in school A:
| 22/22 | u | AV | | Nederlands | 1e graad | SSC 301 |
| 4/21 | u | AV | | Engels | 2e graad | SSC 301 |
in school B:
| 4/21 | u | AV | | Engels | 2e graad | SSC 301 |
Het hoofdambt wordt bepaald in school A nl. 4/21 Engels en 18/22 Nederlands. De overige uren in school A worden als plage en overwerk bepaald. De opdracht in school B is bijbetrekking. Men kiest eerst de best bezoldigde uren om met het kleinste geheel aantal uren de eenheid te bereiken. De overige uren worden plage en overwerk.
Voorbeeld 2
Betrokkene geeft:
in school A:
| 19/22 | u | AV | | Nederlands | 1e graad | SSC 301 |
| 4/21 | u | AV | | Nederlands | 2e graad | SSC 501 |
in school B:
| 5/21 | u | AV | | Engels | 2e graad | SSC 346 |
Het hoofdambt situeert zich in school A. Eerst neemt men de best bezoldigde uren, dit zijn de uren Nederlands in de 2e graad. Daarna worden de uren Nederlands in de 1e graad geselecteerd tot de eenheid bereikt is. Het overige uur Nederlands 1e graad is plage. De uren in school B worden als bijbetrekking beschouwd.
De opdrachten situeren zich in meerdere scholen en de eenheid kan niet worden bereikt in één school.
Hier wordt de verzameling van scholen gezocht die aan volgende voorwaarden voldoet:
De verzameling van scholen moet zo weinig mogelijk instellingen omvatten.
De eenheid moet bereikt worden met het kleinste geheel aantal uren.
De eenheid mag slechts in beperkte mate overschreden worden (het deel boven de eenheid moet kleiner zijn dan het gepondereerd volume van één uur met de grootste noemer die betrokkene presteert).
Indien meerdere combinaties van scholen voldoen aan de voorgaande voorwaarden wordt die combinatie gekozen die het best bezoldigd is.
Voorbeeld 1
Betrokkene geeft:
in school A | 14/21 | u | SSC 301 | 06666 |
in school B | 5/20 | u | SSC 346 | 02500 |
in school C | 2/21 | u | SSC 301 | 00952 |
in school D | 8/22 | u | SSC 301 | 03636 |
Met school A+B+C bereikt men de eenheid. Toch zal de school A+D als hoofdambt gekozen worden (06666 + 03636 = 10302)omdat de eenheid bereikt wordt met het minst aantal scholen. De eenheid wordt niet teveel overschreden( nl. met 00302 d.i. kleiner dan 1/22 = 00454 ).De eenheid wordt bereikt met een geheel aantal uren.
Voorbeeld 2
Betrokkene geeft:
in school A | 14/21 | u | SSC 301 | 06666 |
in school B | 9/22 | u | SSC 301 | 04090 |
in school C | 6/20 | u | SSC 346 | 03000 |
in school D | 2/21 | u | SSC 301 | 00952 |
De combinatie scholen A+B = 10756 overschrijdt de eenheid met 00756 (d.i. meer dan 00454 nl. 1/22)
De combinatie school A+C = 09666 bereikt de eenheid niet.
De combinatie A+C+D = 10618 overschrijdt de eenheid met 00618 (d.i. meer dan 00454 nl. 1/22)
Zowel de combinatie A+B als de combinatie A+C+D overschrijdt teveel de eenheid.
Gevolg: de combinatie A+B wordt gekozen omdat deze het minst scholen omvat.
Voorbeeld 3
Betrokkene geeft:
in school A | 14/21 | u | SSC 301 | 06666 |
in school B | 5/20 | u | SSC 346 | 02500 |
in school C | 2/21 | u | SSC 301 | 00952 |
in school D | 9/22 | u | SSC 301 | 04090 |
De combinatie school A+B+C bereikt de eenheid. De combinatie school A+D overschrijdt de eenheid ( 10756) met 00756, d.i. meer dan 00454(1/22). Daarom gaat de voorkeur naar de combinatie A+B+C.
Voorbeeld 4
Betrokkene geeft:
in school A | 14.5/22 | u | SSC 301 | 06590 |
in school B | 8/22 | u | SSC 301 | 03636 |
in school C | 7/20 | u | SSC 301 | 03500 |
De combinatie A+B bereikt de eenheid: 10226
De combinatie school A+C bereikt eveneens de eenheid: 10090
Ondanks het feit dat de combinatie A+C dichter de eenheid benadert, wordt toch school A+B gekozen omdat men hier de eenheid bereikt met een geheel aantal uren.
Voorbeeld 5
Betrokkene geeft:
in school A | 16/22 | u | SSC 301 | 07272 |
in school B | 4/22 | u | SSC 301 | 01818 |
| | | | |
| 2/22 | u | SSC 300 | 00909 |
in school C | 2/22 | u | SSC 301 | 00909 |
| | | | |
| 4/22 | u | SSC 300 | 01818 |
De eenheid wordt met een geheel aantal uren bereikt zowel met de combinatie A+B als met A+C. Beide combinaties overschrijden de eenheid niet teveel. Hier wordt de best bezoldigde combinatie gekozen nl. A+B. Binnen de verzameling scholen die als hoofdambt wordt beschouwd, worden eerst de best bezoldigde opdrachten als hoofdambt bepaald tot de eenheid bereikt is.
De opdrachten in de andere school is bijbetrekking.
4.1.3.
Bijkomende onderwijsopdracht enkel in een centrum voor volwassenenonderwijs
Begrippen hoofdambt - bijbetrekking: definities
Het antwoord op de vraag of het personeelslid dat in het onderwijs met volledig leerplan fungeert en tevens bijkomende prestaties levert in een centrum voor volwassenenonderwijs al dan niet een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKINGuitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt bepaald door artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling).
Dit artikel stipuleert dat EEN BIJBETREKKING het ambt is met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer bij het besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling) beoogde scholen of instellingen wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens een ambt met volledige prestaties uitoefent in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan.
Indien dit niet het geval is, blijft het HOOFDAMBT.
4.1.3.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.1.3.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in een centrum voor volwassenenonderwijs en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld
voltijds secundair onderwijs: 6/20
CVO: | 12/20 leraar SOSP |
| 8/20 leraar HOSP |
Hoofdambt 12/20 + 8/20 of 20/20 in CVO, waar dus een ambt met volledige prestaties wordt uitgeoefend.
Bijbetrekking: 6/20 in het voltijds secundair onderwijs
4.1.3.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in een centrum voor volwassenenonderwijs en het onderwijs met volledig leerplan
Samen niet meer dan een ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen met name één of meer hoofdambten in het volledig leerplan en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling voor dat onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen m.a.w. tot maximum het best bezoldigde ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten:
basisonderwijs: 18/36 zorgcoödinator SSC 501
voltijds secundair onderwijs: 7/20 leraar SSC 501
CVO: 3/20 leraar SOSP SSC 501
Hoofdambt: 18/36 in basisonderwijs en 7/20 in voltijds secundair onderwijs en 3/20 in CVO.
Bezoldiging: maximaal voor de voltijdse opdracht aan SSC 501.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
Belangrijk van 1 september 2009
Wat de prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs(zie punt 4.2.2. hierna) betreft, is er geen onderscheid meer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervingsambt,selectie- en bevorderingsambt in een centrum voor volwassenenonderwijs
In een centrum voor volwassenenonderwijs (zie punt 4.2.2. hierna) oefent men een bijbetrekking uit indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in een centrum voor volwassenenonderwijs aan hetzelfde CVO of aan één of meer andere CVO's.
Belangrijke opmerking
Voor het bepalen van het hoofdambt, of met andere woorden voor het vormen van het voltijds ambt hebben de prestaties in het volledig leerplan altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs. In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd. De resturen die in een centrum voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 | SSC 301 |
CVO 1 7/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2 4/20 leraar SOSP | SSC 301 |
Hoofdambt: voltijdse prestaties in voltijds secundair onderwijs (12/20),
CVO 1 (7/20 SSC 311) en CVO 2 (1/20 SSC 301) samen.
Bijbetrekking: 3/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het CVO zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 5/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 18/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 5/22 als leraar in voltijds secundair onderwijs SSC 301
16/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs SSC 312
Bijbetrekking: 2/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. Voor het bepalen van het hoofdambt hebben de prestaties in het volledig leerplan voorrang. De beperking tot de gepondereerde eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met prestaties uit het CVO. De resterende prestaties in hetzelfde CVO in een selectieambt worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 15/30 technisch adviseur SSC 257
CVO 1: | 10/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs SSC 312 |
CVO 2: | 2/10 technisch adviseur SSC 257 |
Hoofdambt: 15/30 in voltijds secundair onderwijs en 10/20 in CVO 1.
Bijbetrekking: 2/10 technisch adviseur in CVO 2.
Verklaring
Alle prestaties worden in een selectieambt uitgeoefend, maar de prestaties in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De prestaties in één centrum voor volwassenenonderwijs, met name CVO 1, bereiken samen met het volledig leerplan de norm van de gepondereerde eenheid. Bijgevolg worden de prestaties in het ander CVO, met name CVO 2, een bijbetrekking. ...
Voorbeeld 4
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 SSC 501
CVO : | 7/10 technisch-adviseur-coördinator SSC 538 |
Hoofdambt: 12/20 in voltijds secundair onderwijs en 4/10 in CVO.
Bijbetrekking: 3/10 adjunct-directeur voor hoger onderwijs in CVO
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een bevorderingsambt uitgeoefend. Voor het bepalen van het hoofdambt hebben de prestaties in het volledig leerplan voorrang. De beperking tot de gepondereerde eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met prestaties uit het CVO. De resterende prestaties in hetzelfde centrum in een bevorderingsambt worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd.
4.1.4.
Bijkomende onderwijsopdracht enkel in het deeltijds kunstonderwijs
Begrippen hoofdambt - bijbetrekking: definities
Het antwoord op de vraag of het personeelslid dat in het onderwijs met volledig leerplan fungeert en tevens bijkomende prestaties levert in het deeltijds kunstonderwijs al dan niet een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKINGuitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt bepaald door artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling).
Dit artikel stipuleert dat EEN BIJBETREKKINGhet ambt is met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer bij het besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling) beoogde scholen of instellingen wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens een ambt met volledige prestaties uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs.
Indien dit niet het geval is, blijft het HOOFDAMBT.
4.1.4.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in het deeltijds kunstonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.1.4.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het deeltijds kunstonderwijs en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.1.4.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs en het onderwijs met volledig leerplan.
Voor de bezoldiging van een personeelslid dat een onvolledige opdracht in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs combineert met een onvolledige opdracht in hoofdambt in het onderwijs met volledig leerplan, bijvoorbeeld het voltijds secundair onderwijs, geldt, ongeacht de grootte van de opdracht in het voltijds secundair onderwijs steeds hetzelfde principe.
Elk van de deelopdrachten wordt namelijk volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling voor dat onderwijsniveau bezoldigd en het zo vastgestelde salaris wordt wel beperkt tot het salaris dat overeenstemt met het maximum van het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
4.1.5.
Bijkomende onderwijsopdrachten in een centrum voor volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs
Begrippen hoofdambt - bijbetrekking - definitie
Het antwoord op de vraag of het personeelslid dat in het onderwijs met volledig leerplan fungeert en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs en in het deeltijds kunstonderwijs bijkomende prestaties levert al dan niet een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKINGuitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt bepaald door artikel 5 van voormelde KB van 15 april 1958(bezoldigingsregeling).
Dit artikel stipuleert dat EEN BIJBETREKKINGhet ambt is met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer bij het voormelde besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling) beoogde scholen of instellingen wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens een ambt met volledige prestaties uitoefent in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, waartoe een centrum voor volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs behoren.
Indien dit niet het geval is, blijft het HOOFDAMBT.
4.1.5.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen)
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan is hoofdambt.
De ambten die een personeelslid in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent, worden als bijbetrekking beschouwd.
4.1.5.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen) en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld
Opdrachten:
voltijds secundair onderwijs: 6/22 leraar
deeltijds kunstonderwijs: 11/22 leraar
CVO: 10/20 leraar HOSP
Hoofdambt: voltijdse prestaties ambt in deeltijds kunstonderwijs (11/22) en CVO (10/20) samen.
Bijbetrekking: 6/22 in voltijds secundair onderwijs
4.1.5.3.
Combinatie van onvolledige prestaties in hoofdambt in het onderwijs met beperkt leerplan (deeltijds kunstonderwijs én volwassenenonderwijs) en volledig leerplan.
Samen niet meer dan ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen, met name één of meer hoofdambten in het volledig leerplan en tevens in een of meer centra voor volwassenenonderwijs en/of het deeltijds kunstonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling per onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen.
Het personeelslid wordt dus bezoldigd tot maximum het best bezoldigde ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten
basisonderwijs: 18/36 zorgcoördinator | SSC 501 |
deeltijds kunstonderwijs: 7/20 leraar groepsmusiceren instrumentaal: klassiek | SSC 501 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 18/36 in basisonderwijs, 7/20 in het deeltijds kunstonderwijs en 3/20 in CVO.
Samen voltijdse opdracht aan SSC 501.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
Bij deze vorm van gecombineerde opdrachten is het de regelgeving in het volwassenenonderwijs die een belangrijke invloed heeft op de bezoldiging van de prestaties in de andere onderwijsniveaus.
De bijbetrekking is enkel mogelijk in een centrum voor volwassenenonderwijs.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Wat de prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs(zie punt 4.2.2. hierna) betreft, is er een geen onderscheid meer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie- en bevorderingsambt in een centrum voor volwassenenonderwijs
Hier is het belangrijk om te weten dat men in een centrum voor volwassenenonderwijs een bijbetrekking uitoefent indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
Belangrijke opmerking
De onvolledige prestaties die een personeelslid in een onderwijsniveau buiten een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent die nodig zijn om een voltijds hoofdambt te bekomen, zullen bij voorrang en volgens de bezoldigingsregeling van kracht in de andere onderwijsniveau, worden uitbetaald. Ze worden aangevuld tot de gepondereerde eenheid met lestijden uit een of meer centra voor volwassenenonderwijs.
Voor het bepalen van het hoofdambt, of m.a.w. voor het vormen van het voltijds ambt hebben de onvolledige prestaties in het volledig leerplan en in het deeltijds kunstonderwijs samen dus altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs.
In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd.
De resturen die in een centrum voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden dan als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: 3/22 leraar | SSC 301 |
CVO 1: 5/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 3/20 leraar SOSP | SSC 301. |
Hoofdambt: voltijdse prestaties in voltijds secundair onderwijs (12/20), DKO (3/22), CVO 1 (5/20 SSC 311) en CVO 2 (1/20 SSC 301) samen.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan en het deeltijds kunstonderwijs worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het CVO zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 5/22 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: leraar 4/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 16/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 4/22 leraar in DKO, 5/22 als leraar in voltijds secundair onderwijs en 12/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.
Bijbetrekking: 4/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. De prestaties in het voltijds secundair en het DKO worden bij voorrang uitbetaald. Met andere woorden alle opdrachten in het SO en DKO worden integraal volgens de eigen bezoldigingsregeling vastgesteld. De beperking tot de eenheid wordt bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in het volwassenenonderwijs. De resterende prestaties in een CVO in en selectieambt (of bevorderingsambt) worden vanaf 1 septemebr 2009 als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd. ...
Voorbeeld 3
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 15/30 technisch adviseur | SSC 257 |
deeltijds kunstonderwijs: 13/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 2/10 technisch adviseur | SSC 257 |
Hoofdambt: 15/30 in voltijds secundair onderwijs en 13/22 in DKO.Bijbetrekking: 2/10 technisch adviseur in CVO.
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. De prestaties in het voltijds secundair en het DKO worden bij voorrang uitbetaald. Met andere woorden alle opdrachten in het SO en DKO worden integraal volgens de eigen bezoldigingsregeling vastgesteld en de bezoldiging wordt beperkt tot de Ft van de best bezoldigde salarisschaal. De opdracht in het CVO wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 4
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 15/30 technisch adviseur | SSC 257 |
deeltijds kunstonderwijs: 19/38 opsteller | SSC 202 |
CVO: 2/10 technisch adviseur | SSC 257 |
Hoofdambt: 15/30 in voltijds secundair onderwijs en 2/10 in CVO.De prestaties als opsteller worden eveneens als hoofdambt betaald. Ze behoren tot de categorie administratief personeel.
Bijbetrekking: geen
Verklaring
De onvolledige opdrachten overschrijden samen de eenheid. Maar de opdracht in het DKO wordt uitgeoefend in de personeelscategorie administratief personeel, dat niet valt onder de bezoldigingsregeling van KB nr. 63 van 20 juli 1982 en waarvoor de begrippen overwerk en bijbetrekking niet gelden.
4.1.6.
Personeelsleden die een opdracht uitoefenen in een HOGESCHOOL gecombineerd met een opdracht in een ander onderwijsniveau.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor depersoneelsleden belast met een gecombineerde opdracht in een hogeschool en andere onderwijsniveaus is er een belangrijke wijziging.
...
De berekening van het salaris toegekend in de hogeschool
wijzigt niet, MAAR bij de berekening van het salaris voor de
prestaties die worden uitgeoefend op het niveau basisonderwijs, secundair onderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijdskunstonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding... wordt GEEN rekening meer gehouden met het feit dat er in een hogeschool prestaties worden geleverd.
Voor het vaststellen van het salaris op het andere niveau wordt met het volume van de opdracht ( 20%, 50%, 80%...) die in een hogeschool wordt uitgeoefend noch met de er toegekende
salarisschaal rekening gehouden. Er kan dus geen overwerk of bijbetrekking meer ontstaan door een combinatie met prestaties in het hoger onderwijs.
...
4.2.
Een centrum voor volwassenenonderwijs
4.2.1.
Een nieuwe algemene regel: de maximalebezoldigingsgrens -140%
...
Zoals reeds vermeld is er een grens om te bepalen hoeveel uren nog voor bezoldiging in aanmerking komen. Iedereen die in het onderwijs fungeert kan maximaal tot 140% bezoldigd worden. De toelichting hierover vindt u in punt 3.
Ook voor bijbetrekking
Deze grens wordt eveneens toegepast op prestaties die als bijbetrekking wordenbezoldigd. Dit betekent dat de prestaties in het onderwijs die bij toepassing van de bezoldigingsregeling als een bijbetrekking moeten worden beschouwd, ambtshalve qua volume bezoldigde uren tot 40% worden beperkt.
4.2.2.
Onderwijsopdrachten enkel in een centrum voor volwassenenonderwijs
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Er is geen onderscheid meer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
Begrippen hoofdambt en bijbetrekking - definities
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in volwassenenonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
...
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
Het begrip voltijds ambt in een centrum voorvolwassenenonderwijs
Overeenkomstig artikel 3bis van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 wordt verstaan onder ambt met volledige prestaties, het ambt dat prestaties behelst waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt.
Zijn onder meer volledig de prestaties van een personeelslid dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs ten minste het minimumaantal lesuren geeft dat voor zijn ambt is vastgesteld krachtens artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2001 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, en de prestatie- en bezoldigingsregeling voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs.
Voor de toepassing van de begrippen hoofdambt en bijbetrekking zijn eveneens volledig de prestaties van een personeelslid dat aan één of meer centra in totaal ten minste zoveel lesuren geeft dat de som van de betrekkelijke waarden van deze uren de eenheid bereikt.
Ten aanzien van een ambt wordt de betrekkelijke waarde van één lesuur voorgesteld door de breuk die tot teller het getal 1 heeft en tot noemer het aantal lesuren dat voor zijn opdracht is vastgesteld.
De volgende situaties kunnen zich voordoen:
alle uren situeren zich in één centrum voor volwassenenonderwijs(CVO);
de opdrachten situeren zich in twee of meer centra voor volwassenenonderwijs maar de eenheid wordt bereikt in één centrum voor volwassenenonderwijs(CVO);
de opdrachten situeren zich in meerdere centra voor volwassenenonderwijs maar de eenheid wordt niet bereikt in één centrum voor volwassenenonderwijs.
Alle uren situeren zich in één CVO
Het personeelslid oefent een wervings-, selectie- of bevorderingsambt uit.
De lestijden die in hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs (CVO)worden uitgeoefend boven het aantal lestijden dat nodig is om in hoofdambt volledige prestaties te verkrijgen, worden als bijbetrekking bezoldigd. Deze lestijden, ook resturen genoemd, worden dus als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd.
Het samenvoegen van prestaties tot een voltijds hoofdambt, gebeurt tot ten minste één volledige lestijd per ambt(prestatie-eenheid 1/10, 1/20, 1/25 of 1/32).
De eenheid wordt bereikt met het kleinste aantal gehele lestijden en onder de lesuren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd.
Indien het personeelslid echter een ambt met volledige prestaties uitoefent, krijgen de prestaties in dit ambt voorrang op beter bezoldigde prestaties in een ander ambt.
Het hoofdambt wordt beperkt tot de eenheid, alle overige uren in het CVO worden als bijbetrekking beschouwd.
BELANGRIJK - IN EEN CENTRUM VOOR VOLWASSENENONDERWIJS BESTAAN
- GEEN OVERUREN
- GEEN PLAGE - UREN
- GEEN OVERWERK
Voorbeeld 1
Opdrachten
CVO: | 20/20 leraar SOSP - Engels ASO 3 - | SSC 311 |
| 5/20 leraar SOSP - Engels ASO 2 - | SSC 301. |
Hoofdambt: 20/20 aan SSC 311
Bijbetrekking: 5/20 resturen in hetzelfde CVO.
Verklaring
De beide opdrachten situeren zich binnen hetzelfde ambt van leraar SOSP, maar de lesuren in ASO3 zijn de best bezoldigde.
Voorbeeld 2
Opdrachten
CVO: | 32/32 administratief medewerker | SSC 158 |
| 9/25 leraar HOSP | SSC 316 |
Hoofdambt: 32/32 aan SSC 158
Bijbetrekking: 9/25 resturen in hetzelfde CVO.
Verklaring
De opdrachten situeren zich binnen twee verschillende ambten. Het voltijds ambt moet altijd bij voorrang als hoofdambt worden beschouwd. Bijgevolg moet in dit geval de best bezoldigde uren als bijbetrekking worden beschouwd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
CVO: | 12/20 adjunct-directeur voor het hoger onderwijs | SSC 509 |
| 7/20 adjunct-directeur voor het secundair onderwijs | SSC 502 |
| 5/20 leraar HOSP | SSC 502 |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 509 + 7/20 en 1/20 aan SSC 502
Bijbetrekking: 4/20 resturen leraar HOSP aan SSC 502 in hetzelfde CVO.
Verklaring
Het personeelslid oefent een wervingsambt uit. Voor het bepalen van de eenheid worden eerst de onvolledige ambten gekozen die het best bezoldigd zijn. De resturen in het wervingsambt zijn bijbetrekking.
...
Voorbeeld 4
Opdrachten
CVO: | 8/10 technisch adviseur | SSC 257 |
| 3/10 technisch adviseur-coördinator | SSC 258 |
Hoofdambt: 3/10 aan SSC 258 en 7/10 aan SSC 257.
Bijbetrekking: 1/10 resturen aan SSC 257
Verklaring
De opdrachten situeren zich binnen een bevorderingsambt en selectieambt. Om het ambt met volledige prestaties te berekenen, wordt eerst het best bezoldigd ambt in aanmerking genomen. De restopdracht in het selectieambt wordt vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking beschouwd.
De opdrachten situeren zich in twee of meer CVO'S maar de eenheid wordt bereikt in één centrum.
Het personeelslid oefent een wervings-, selectie- of bevorderingsambt uit.
Wanneer het personeelslid enkel aangesteld is in één of meer centra voor volwassenenonderwijs, dan komen de prestaties in het best bezoldigde ambt eerst in aanmerking voor het bepalen van het hoofdambt. De overige uren worden beschouwd als bijbetrekking.
Indien het personeelslid echter een ambt met volledige prestaties uitoefent, krijgen de prestaties in dit ambt voorrang op beter bezoldigde prestaties in een ander ambt.
Voorbeeld 1
Opdrachten
CVO 1: | 20/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs | SSC 502 |
CVO 2: | 7/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 20/20 in CVO 1 - voltijds ambt
Bijbetrekking: 7/20 in CVO 2
Verklaring
Het ambt van adjunct-directeur voor secundair onderwijs in CVO 1 is een voltijds ambt en dus hoofdambt. Bijgevolg kunnen de prestaties in CVO 2 als bijbetrekking worden beschouwd.
...
Voorbeeld 2
Opdrachten
CVO 1: | 8/10 technisch adviseur | SSC 257 |
| 2/10 technisch adviseur-coördinator | SSC 258 |
CVO 2: | 3/20 adjunct-directeur secundair onderwijs | SSC 502 |
Hoofdambt: 2/10 aan SSC 258 en 8/10 aan SSC 257.
Bijbetrekking: 3/20 in CVO 2.
Verklaring
De onvolledige opdrachten in CVO 1 bereiken samen de norm van de gepondereerde eenheid. Bijgevolg kan het ambt in het ander CVO als bijbetrekking worden beschouwd/bezoldigd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
CVO 1: | 12/20 adjunct-directeur voor hoger onderwijs10/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs | SSC 509 SSC 502 |
CVO 2: | 3/20 leraar HOSP | SSC 502 |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 509 en 8/20 aan SSC 502 in CVO 1.
Bijbetrekking: 2/20 aan SSC 502 in CVO 1 aangevuld met 3/20 aan SSC 502 in CVO 2.
Verklaring
Het personeelslid oefent in CVO 1 een selectieambt uit en in CVO 2 een wervingsambt. Aangezien de onvolledige ambten in één CVO volstaan om de gepondereerde eenheid te vormen, worden ze als hoofdambt vastgesteld met voorrang aan de bestbezoldigde prestaties. De restprestaties in het selectieambt in CVO 1 worden voortaan als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd, samen met de prestaties in het CVO 2.
De opdrachten situeren zich in meerdere centra en de eenheid kan niet bereikt worden in één centrum
Het personeelslid oefent een wervings-, selectie- of bevorderingsambt uit.
Voorbeeld 1
Opdrachten
CVO 1: | 10/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs | SSC 502 |
CVO 2: | 10/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs | SSC 502 |
CVO 3: | 5/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 10/20 aan SSC 502, aangevuld met 10/20 aan SSC 502 in CVO 2.
Bijbetrekking: 5/20 aan SSC 501 in CVO 3
Verklaring
Er is een voltijds ambt van adjunct-directeur voor secundair onderwijs in CVO 1 en CVO 2 samen. Bijgevolg kunnen de prestaties als leraar in het andere CVO als bijbetrekking worden beschouwd.
Voorbeeld 2
Opdrachten
CVO 1: | 12/20 leraar HOSP | SSC 316 |
CVO 2: | 5/20 leraar HOSP | SSC 316 |
| 3/20 leraar agogische methodieken TSO 3 - SOSP | SSC 311 |
CVO 3: | 10/32 administratief medewerker | SSC 158 |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 316 in CVO 1, aangevuld met 5/20 aan SSC 316 en 3/20 aan SSC 311 in CVO 2.
Bijbetrekking: 10/32 aan SSC 158 in CVO 3.
Verklaring
Om de eenheid te bereiken, moet men eerst de best bezoldigde lestijden in aanmerking nemen. Het voltijds ambt kon men ook bekomen met 17/20 aan SSC 316 en 6/32 aan SSC 158 zonder de gepondereerde eenheid te overschrijden. Maar aangezien de eenheid moet worden bereikt met het kleinst aantal gehele lestijden, moet de voorrang gaan naar 3/20 in plaats van 6/32. Bovendien zijn de prestaties als leraar SOSP beter bezoldigd dan het ambt van administratief medewerker.
Voorbeeld 3
Opdrachten
CVO 1: | 12/20 leraar TV HOSP | SSC 502 |
CVO 2: | 5/20 leraar HOSP | SSC 502 |
| 3/20 leraar agogische methodieken TSO 3 - SOSP | SSC 501 |
| 6/25 leraar praktijk agogische methodieken TSO 3 - SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 502 in CVO 1, aangevuld met 5/20 aan SSC 502 en 3/20 aan SSC 501 in CVO 2.
Bijbetrekking: 6/25 aan SSC 501 in CVO 2.
Verklaring
Om de eenheid te bereiken, moet men eerst de best bezoldigde lestijden in aanmerking nemen. Het voltijds ambt kon men ook bekomen met 17/20 aan SSC 502 en 4/25 aan SSC 501 zonder de gepondereerde eenheid te overschrijden. Maar aangezien de eenheid moet worden bereikt met het kleinst aantal gehele lestijden, moet de voorrang gaan naar 3/20 in plaats van 4/25.
...
Voorbeeld 4
Opdrachten
CVO 1: | 8/10 technisch adviseur | SSC 257 |
CVO 2: | 2/10 technisch adviseur-coördinator | SSC 538 |
CVO 3: | 3/20 adjunct-directeur secundair onderwijs | SSC 502 |
Hoofdambt: 2/10 aan SSC 538 in CVO 2, aangevuld met 8/10 aan SSC 257 in CVO 1.
Bijbetrekking: 3/20 in CVO 3.
Verklaring
De onvolledige opdrachten in CVO 1 en CVO 2 zijn het best bezoldigd en bereiken samen de norm van de gepondereerde eenheid. Bijgevolg kan het ambt in het ander CVO, met name CVO 3, als bijbetrekking worden beschouwd/bezoldigd.
Voorbeeld 5
Opdrachten
CVO 1: | 14/20 adjunct-directeur secundair onderwijs | SSC 502 |
CVO 2: | 4/20 adjunct-directeur hoger onderwijs | SSC 509 |
CVO 3: | 3/20 adjunct-directeur secundair onderwijs | SSC 502 |
Hoofdambt: 14/20 aan SSC 502 in CVO 1, aangevuld met 4/20 aan SSC 509 in CVO 2 en 2/20 aan SSC 502 in CVO 3.
Bijbetrekking: De restopdracht van 1/20 in CVO 3.
Verklaring
Het personeelslid oefent enkel selectieambten uit. Om het hoofdambt te bepalen worden eerst de prestaties in aanmerking genomen die het best bezoldigd zijn. De restprestaties situeren zich binnen het CVO, met name in CVO 3, waar prestaties meetellen om het hoofdambt te bepalen. Vanaf 1 september 2009 kunnen ze als bijbetrekking worden beschouwd en bezoldigd.
4.2.3.
Bijkomende onderwijsopdrachten enkel in het deeltijds kunstonderwijs
Begrippen hoofdambt en bijbetrekking - definities
...
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKINGuitoefent in volwassenenonderwijswordt bepaald inartikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKINGhet ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
4.2.3.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs en deeltijdse prestaties in het deeltijds kunstonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs wordt ook als hoofdambt beschouwd. Het salaris wordt beperkt tot maximaal het bedrag dat overeenstemt met het salaris voor volledige prestaties in “het best bezoldigd ambt”.
Voorbeeld
Opdrachten
CVO: 32/32 administratief medewerker | SSC 158 |
deeltijds kunstonderwijs: 6/22 leraar | SSC 301. |
Hoofdambt: 32/32 administratief medewerker in CVO en 6/22 leraar in DKO.
Het salaris wordt evenwel beperkt tot het maximum van het best bezoldigde ambt nl. tot FT SSC 301.
Verklaring
Aangezien het personeelslid een voltijds ambt van administratief medewerker uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs, worden deze prestaties volgens de bezoldigingsregeling van een centrum voor volwassenenonderwijs bezoldigd. In het deeltijds kunstonderwijs bestaan geen bijbetrekkingen binnen een andere onderwijsinstelling van het onderwijs met beperkt leerplan. De prestaties worden bijgevolg bezoldigd volgens de bezoldigingsregeling van het onderwijs met beperkt leerplan (hier DKO). Het totale salaris mag echter niet hoger zijn dan het salaris dat het personeelslid zou genieten als het, in zijn best bezoldigd ambt met onvolledige prestaties, volledige prestaties zou leveren.
4.2.3.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het deeltijds kunstonderwijs en onvolledige prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 22/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 3/10 technisch adviseur | SSC 257. |
Hoofdambt: voltijds ambt van leraar in DKO.
Bijbetrekking: 3/10 aan SSC 257 in CVO.
Verklaring
Er is reeds een voltijds ambt in een andere onderwijsinstelling (DKO) dan het CVO (bovengenoemd artikel 2, §3 van het KB nr.63) en bijgevolg kunnen de prestaties in het selectieambt als bijbetrekking worden bezoldigd.
Voorbeeld 2
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 22/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 311 |
Hoofdambt: 22/22 aan SSC 301 in DKO.
Bijbetrekking: 3/20 aan SSC 311 in CVO
Verklaring
Er is reeds een voltijds ambt in een andere onderwijsinstelling dan het CVO (bovengenoemd artikel 2, § 3 van het KB nr.63) en bijgevolg kunnen de prestaties in het wervingsambt als bijbetrekking worden bezoldigd.
4.2.3.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs en een centrum voor volwassenenonderwijs
Samen niet meer dan ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen, met name één of meer hoofdambten in het deeltijds kunstonderwijs en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling per onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen. Het salaris wordt dus beperkt tot het maximum van het best bezoldigd ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 17/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 6/25 leraar SOSP | SSC 301 |
Hoofdambt: 17/22 in het deeltijds kunstonderwijs en 6/25 in CVO.
De betrekkelijke waarde van de som van beide opdrachtbreuken is gelijk aan 1,013. Het salaris zal echter beperkt worden tot het maximum van de SSC 301.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
De bijbetrekking is enkel mogelijk in een centrum voor volwassenenonderwijs.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Ineen centrum voorvolwassenenonderwijs wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie- en bevorderingsambt in het volwassenenonderwijs
Hier is het belangrijk om te weten dat men in een centrum voor volwassenenonderwijs een bijbetrekking uitoefent indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het deeltijds kunstonderwijs en tevens door een ambt met onvolledige prestaties in het volwassenenonderwijs uitgeoefend aan hetzelfde CVO of aan één of meer andere CVO.
Belangrijke opmerking
Voor het bepalen van het hoofdambt, of met andere woorden voor het vormen van het voltijds ambt hebben de prestaties in het deeltijds kunstonderwijs altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs.
In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd. De resturen die in een of meer centra voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 12/20 leraar aan SSC 347 en 3/22 leraar | SSC 301 |
CVO 1: 5/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 3/20 leraar SOSP | SSC 301 |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 347 en 3/22 aan SSC 301 in deeltijds kunstonderwijs, aangevuld met 5/20 aan SSC 311 in CVO 1 en 1/20 aan SSC 301 in CVO 2.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: leraar 9/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 16/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 9/22 in DKO aangevuld met 12/20 in CVO.
Bijbetrekking: 4/20 in CVO.
Verklaring
In een centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. Voor het vormen van de gepondereerde eenheid hebben de prestaties in het DKO voorrang. De restprestaties in het selectieambt worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking beschouwd en bezoldigd.
4.2.4.
Bijkomende onderwijsopdrachten enkel in het onderwijs met volledig leerplan
Begrippen hoofdambt en bijbetrekking - definities
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in volwassenenonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
...
4.2.4.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.2.4.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in een centrum voor volwassenenonderwijs en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.2.4.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in een centrum voor volwassenenonderwijs en het onderwijs met volledig leerplan
Samen niet meer dan een ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen met name één of meer hoofdambten in het volledig leerplan en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling voor dat onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen m.a.w. tot maximum het best bezoldigde ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten:
basisonderwijs: 18/36 ICT-coördinator | SSC 501 |
voltijds secundair onderwijs: 7/20 leraar | SSC 501 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 18/36 in basisonderwijs en 7/20 in voltijds secundair onderwijs en 3/20 in CVO.
Bezoldiging: maximaal voor de voltijdse opdracht aan SSC 501.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
Belangrijk vanaf 1 september 2009
In een centrum voorvolwassenenonderwijs, is er geen onderscheid meer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie- en bevorderingsambt
In een centrum voor volwassenenonderwijs (zie punt 4.2.2. hierna) oefent men een bijbetrekking uit indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde CVO of aan één of meer andere CVO's.
Belangrijke opmerking
Voor het bepalen van het hoofdambt, of met andere woorden voor het vormen van het voltijds ambt hebben de prestaties in het volledig leerplan altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs. In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd. De resturen die in een of meer centra voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 | SSC 301 |
CVO 1: 7/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 4/20 leraar SOSP | SSC 301 |
Hoofdambt: 12/20 in voltijds secundair onderwijs, 7/20 aan SSC 311 in CVO 1 en 1/20 aan SSC 301 in CVO 2.
Bijbetrekking: 3/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het CVO zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 5/22 | SSC 301 |
CVO: 18/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs | SSC 312 |
Hoofdambt: 5/22 in het voltijds secundair onderwijs, aangevuld met 16/20 in CVO.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met de prestaties in het centrum voor volwassenenonderwijs. De restprestaties in hetzelfde CVO, ook al betreft het een selectieambt, worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking bezoldigd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 15/30 technisch adviseur | SSC 257 |
CVO 1: 5/10 technisch adviseur coördinator | SSC 258 |
CVO 2: 2/10 technisch adviseur | SSC 257 |
Hoofdambt: 15/30 in voltijds secundair onderwijs en 5/10 in CVO 1.
Bijbetrekking: 2/10 technisch adviseur in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met de best bezoldigde uren in CVO 1. De prestaties in het ander centrum, met name CVO 2, worden als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 4
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 18/36 opvoeder | SSC 106 |
CVO 1: 6/10 technisch adviseur coördinator | SSC 258 |
CVO 2: 6/32 administratief medewerker | SSC 158 |
Hoofdambt: 18/36 opvoeder in voltijds secundair onderwijs en 5/10 in CVO 1.
Bijbetrekking: 1/10 technisch adviseur in CVO 1 en 6/32 administratief medewerker in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties van het voltijds secundair onderwijs aan te vullen met de best bezoldigde uren die zich in CVO 1 situeren. De restprestaties in hetzelfde CVO, ook al betreft het een bevorderingsambt, worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking bezoldigd. De prestaties in het ander centrum, met name CVO 2, worden eveneens als bijbetrekking beschouwd.
4.2.5.
Bijkomende onderwijsopdrachten in het deeltijds kunstonderwijs en in het onderwijs met volledig leerplan
Bij deze vorm van gecombineerde opdrachten is het de regelgeving in een centrum voor volwassenenonderwijs die de belangrijkste invloed heeft op de bezoldiging van de prestaties.
Begrippen hoofdambt - bijbetrekking - definitie
...
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in een centrum voorvolwassenenonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
4.2.5.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen)
De ambten die een personeelslid in het onderwijs in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent, worden als bijbetrekking beschouwd.
4.2.5.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen) en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met beperkt leerplan is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld
Opdrachten:
voltijds secundair onderwijs: 6/22 leraar
deeltijds kunstonderwijs: 11/22 leraar
CVO: 10/20 leraar HOSP
Hoofdambt: voltijdse prestaties ambt in deeltijds kunstonderwijs (11/22) en CVO (10/20) samen.
Bijbetrekking: 6/22 in voltijds secundair onderwijs
4.2.5.3.
Combinatie van onvolledige prestaties in hoofdambt in het onderwijs met beperkt leerplan (deeltijds kunstonderwijs én volwassenenonderwijs) en volledig leerplan.
Samen niet meer dan ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen, met name één of meer hoofdambten in het volledig leerplan en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs en of het deeltijds kunstonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling per onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen.
Het personeelslid wordt dus bezoldigd tot maximum het best bezoldigde ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten
basisonderwijs: 18/36 zorgcoördinator | SSC 501 |
deeltijds kunstonderwijs: 7/20 leraar instrumentaal ensemble | SSC 501 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 18/36 in basisonderwijs, 7/20 in het deeltijds kunstonderwijs en 3/20 in CVO.
Samen voltijdse opdracht aan SSC 501.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Ineen centrum voorvolwassenenonderwijs is er geen onderscheidmeer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie en bevorderingsambt in een centrum voor volwassenenonderwijs
Hier is het belangrijk om te weten dat men in een centrum voor volwassenenonderwijs een bijbetrekking uitoefent indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde Centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere Centra voor volwassenenonderwijs.
Belangrijke opmerking
De onvolledige prestaties die een personeelslid in een onderwijsvorm buiten een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent die nodig zijn om een voltijds hoofdambt te bekomen, zullen bij voorrang en volgens de bezoldigingsregeling van kracht in de andere onderwijsvorm, worden uitbetaald. Ze worden aangevuld tot de gepondereerde eenheid met lestijden uit een centrum voor volwassenenonderwijs.
Voor het bepalen van het hoofdambt, of m.a.w. voor het vormen van het voltijds ambt hebben de onvolledige prestaties in het volledig leerplan en in het deeltijds kunstonderwijs samen dus altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs.
In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd.
De resturen die in een centrum voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden dan als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: 3/22 leraar | SSC 301 |
CVO 1: 5/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 3/20 leraar SOSP | SSC 301. |
Hoofdambt: voltijdse prestaties in voltijds secundair onderwijs (12/20), DKO (3/22), CVO 1 (5/20 SSC 311) en CVO 2 (1/20 SSC 301) samen.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan en het deeltijds kunstonderwijs worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het wervingsambt aan het CVO zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 5/22 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: leraar 4/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 16/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 4/22 leraar in DKO en 5/22 als leraar in voltijds secundair onderwijs en 12/20 als adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.Bijbetrekking: 4/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. De prestaties in het voltijds secundair en het DKO worden bij voorrang uitbetaald. De beperking tot de eenheid wordt bereikt door de prestaties aan te vullen met de prestaties in het centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het selectieambt in het CVO worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking bezoldigd.
4.2.6.
Personeelsleden die een opdracht uitoefenen in een HOGESCHOOL gecombineerd met een opdracht in een ander onderwijsniveau
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de personeelsleden belast met een gecombineerde opdracht in een hogeschool en andere onderwijsniveaus is er een belangrijke wijziging.
...
De berekening van het salaris toegekend in de hogeschoolwijzigt niet, MAAR bij de berekening van het salaris voor deprestaties die worden uitgeoefend op het niveau basisonderwijs,secundair onderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijdskunstonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding... wordt GEENrekening meer gehouden met het feit dat er in een hogeschoolprestaties worden geleverd.
Voor het vaststellen van het salaris op het andere niveau wordt noch met het volume van de opdracht ( 20%, 50%, 80%...) die in eenhogeschool wordt uitgeoefend noch met de er toegekendesalarisschaal rekening gehouden. Er kan dus geen bijbetrekking meer ontstaan door een combinatie met prestaties in het hoger onderwijs.
4.3.
Het deeltijds kunstonderwijs
4.3.1.
De maximale bezoldigingsgrens – het best bezoldigd ambt
...
In het deeltijds kunstonderwijs wordt in het merendeel van de situaties de maximum bezoldigingsgrens bepaald door het principe van het best bezoldigd ambt.
De aftopping is in dit geval niet vastgelegd op de maximumgrens van prestaties nl. 140% maar wel op een maximumbedrag.
Dit maximumbedrag is het salaris dat het personeelslid zou krijgen als het voltijds aangesteld zou zijn in zijn hoogste salarisschaal.
De maximumgrens van 140% is enkel van toepassing op een bijbetrekking in het deeltijds kunstonderwijs.
In het deeltijds kunstonderwijs worden prestaties als bijbetrekking beschouwd in combinatie met een volledige opdracht in het onderwijs met volledig leerplan(zie punt 4.3.4.1.hierna)
4.3.2.
Onderwijsopdrachten enkel in het deeltijds kunstonderwijs
Begrippen volledige prestaties en onvolledige prestaties
De reglementaire basis voor het begrip 'volledige prestaties' is vastgelegd in artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 en in de 2 besluiten van 31 juli 1990 over de bekwaamheidsbewijzen in het domein 'Beeldende en audiovisuele kunst' en in de domeinen 'Muziek, Woordkunst-drama en Dans' (zie hierna).
Een personeelslid oefent in het deeltijds kunstonderwijs een ambt met volledige prestaties uit als het ten minste het aantal lesuren geeft zoals dit vastgelegd is in de regelgeving die de salarisschalen en het prestatiestelsel voor dit ambt bepaalt.
In het deeltijds kunstonderwijs zijn de salarisschalen en het prestatiestelsel voor het bestuurs- en onderwijzend personeel vastgelegd in de volgende regelgeving:
Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, domein "Beeldende en audiovisuele kunst";
Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, domeinen "Muziek", "Woordkunst-drama" en "Dans".
In het deeltijds kunstonderwijs wordt het minimum en maximum aantal lesuren vereist voor een ambt met volledige prestaties vastgesteld als volgt:
1° voor het onderwijs van de kunstvakken en voor het ambt van begeleider (enkel muziek) in de eerste, tweede en derde graad van het deeltijds kunstonderwijs: 22 lesuren;
2° voor het onderwijs van de kunstvakken en voor het ambt van begeleider (enkel muziek) in de 4de graad van het deeltijds kunstonderwijs: 20 lesuren;
Voor een hoofdambt met onvolledige prestaties is de deler van de opdrachtbreuk gelijk aan het minimum aantal lesuren vereist voor een ambt met volledige prestaties.
Voor een bijbetrekking is de deler van de bezoldigingsbreuk 20.
Begrip best bezoldigd ambt
Volgens artikel 32,§ 2, van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 wordt in het deeltijds kunstonderwijs de bezoldiging van combinaties van onvolledige opdrachten niet per definitie beperkt tot maximaal een volledige opdracht, maar wel beperkt tot maximum het bedrag dat overeenstemt met 'het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt'. De meeste personeelsleden in het deeltijds kunstonderwijs hebben een combinatie van opdrachten in de 1ste, 2de of 3de graad en 4degraad. De opdracht 4de graad is het best bezoldigd. Het personeelslid zal dan ook voor een aantal uren boven de fulltime kunnen bezoldigd worden.
Of de uren boven de fulltime bezoldigd zijn, hangt ervan af of het personeelslid verschillend bezoldigde opdrachten uitoefent.
Voorbeeld 1
8/20 | SSC 501 (10 jaar anciënniteit) |
17/22 | SSC 301 (10 jaar anciënniteit) |
Het personeelslid wordt voor 24 uur volledig betaald en voor 1 u gedeeltelijk. Het salaris wordt immers afgetopt bij het salaris voor 20/20, SSC 501 aan 10 jaar anciënniteit.
Voorbeeld 2
22/22 | SSC 301 (15 jaar anciënniteit) |
3/20 | SSC 347 (15 jaar anciënniteit) |
Het personeelslid wordt voor 24 uur volledig betaald en voor 1 uur gedeeltelijk. Het salaris wordt immers afgetopt bij het salaris voor 20/20, SSC 347 aan 15 jaar anciënniteit.'
Dit tweede voorbeeld is een illustratie van artikel 35 uit het KB van 10 maart 1965 'Wanneer een personeelslid titularis is van een ambt met volledige prestaties en van één of meer ambten met onvolledige prestaties mag het salaris dat hem toegekend wordt nooit hoger zijn dan dit welke het personeelslid zou bekomen indien het in zijn best bezoldigd ambt met volledige of onvolledige prestaties, volledige prestaties zou leveren'.
BELANGRIJK
In het deeltijds kunstonderwijs:
- bestaat geen overwerk
- en bestaat evenmin de mogelijkheid om binnen het deeltijds kunstonderwijs zowel een volledige opdracht als hoofdambt én een opdracht als bijbetrekking uit te oefenen.
4.3.3.
Bijkomende onderwijsopdrachten enkel in een centrum voor volwassenenonderwijs
...
Bij deze vorm van gecombineerde opdrachten is het de regeling in het volwassenenonderwijs die de belangrijkste invloed heeft op de bezoldiging van de prestaties. Daarom wordt hier de toelichting herhaald die ook bij punt 4.2.3. (volwassenenonderwijs) wordt gegeven.
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in volwassenenonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
4.3.3.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs en deeltijdse prestaties in het deeltijds kunstonderwijs
Het personeelslid wordt voor zowel de prestaties in volwassenenonderwijs als in deeltijds kunstonderwijs in hoofdambt bezoldigd. Het salaris wordt beperkt tot maximum het bedrag dat overeenstemt met “het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt”.
Voorbeeld
Opdrachten
CVO: 32/32 administratief medewerker | SSC 158 |
deeltijds kunstonderwijs: 6/22 leraar | SSC 301. |
Hoofdambt: 32/32 administratief medewerker in CVO en 6/22 leraar in DKO.
Het salaris wordt evenwel beperkt tot het maximum van het best bezoldigde ambt nl. tot FT SSC 301.
Verklaring
Aangezien het personeelslid een voltijds ambt van administratief medewerker uitoefent in het volwassenenonderwijs, worden deze prestaties volgens de bezoldigingsregeling van het volwassenenonderwijs bezoldigd. In het deeltijds kunstonderwijs bestaan geen bijbetrekkingen binnen een andere onderwijsinstelling van het onderwijs met beperkt leerplan. De prestaties worden bijgevolg bezoldigd volgens de bezoldigingsregeling van het onderwijs met beperkt leerplan( hier DKO). Het totale salaris mag echter niet hoger zijn dan het salaris dat het personeelslid zou genieten als het, in zijn best bezoldigd ambt met onvolledige prestaties, volledige prestaties zou leveren.
4.3.3.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het deeltijds kunstonderwijs en onvolledige prestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in een centrum voor volwassenenonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 22/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 3/10 technisch adviseur | SSC 257. |
Hoofdambt: voltijds ambt van leraar in DKO.
Bijbetrekking: 3/10 aan SSC 257 in CVO.
Verklaring
Er is reeds een voltijds ambt in een andere onderwijsinstelling (DKO) dan het CVO (bovengenoemd artikel 2, §3 van het KB nr.63) en bijgevolg kunnen de prestaties in het selectieambt als bijbetrekking worden bezoldigd.
Voorbeeld 2
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 22/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 311 |
Hoofdambt: 22/22 aan SSC 301 in DKO.
Bijbetrekking: 3/20 aan SSC 311 in CVO
Verklaring
Er is reeds een voltijds ambt in een andere onderwijsinstelling dan het CVO (bovengenoemd artikel 2, § 3 van het KB nr.63) en bijgevolg kunnen de prestaties in het wervingsambt als bijbetrekking worden bezoldigd.
4.3.3.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs en een centrum voor volwassenenonderwijs
Samen niet meer dan ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen, met name één of meer hoofdambten in het deeltijds kunstonderwijs en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling per onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen. Het salaris wordt dus beperkt tot het maximum van het best bezoldigd ambt (cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Voorbeeld
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 17/22 leraar | SSC 301 |
CVO: 6/25 leraar SOSP | SSC 301 |
Hoofdambt: 17/22 in het deeltijds kunstonderwijs en 6/25 in CVO.
De betrekkelijke waarde van de som van beide opdrachtbreuken is gelijk aan 1,013. Het salaris zal echter beperkt worden tot het maximum van de SSC 301.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
In een centrum voorvolwassenenonderwijs is er geen onderscheidmeer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie- en bevorderingsambt
Hier is het belangrijk om te weten dat men in een centrum voor volwassenenonderwijs een bijbetrekking uitoefent indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het deeltijds kunstonderwijs en tevens door een ambt met onvolledige prestaties in het volwassenenonderwijs uitgeoefend aan hetzelfde CVO of aan één of meer andere CVO.
Belangrijke opmerking
Voor het bepalen van het hoofdambt, of met andere woorden voor het vormen van het voltijds ambt hebben de prestaties in het deeltijds kunstonderwijs altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs.
In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd. De resturen die in een of meer centra voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 12/20 leraar aan SSC 347 en 3/22 leraar | SSC 301 |
CVO 1: 5/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 3/20 leraar SOSP | SSC 301. |
Hoofdambt: 12/20 aan SSC 347 en 3/22 aan SSC 301 in deeltijds kunstonderwijs, aangevuld met 5/20 in CVO 1 en 1/20 aan SSC 301 in CVO 2.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het CVO zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: leraar 9/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 16/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 9/22 in DKO en 12/20 in het CVO. Bijbetrekking: 4/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. De prestaties in het DKO worden bij voorrang uitbetaald. De beperking tot de eenheid wordt bereikt door de prestaties aan te vullen met de prestaties in het centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het selectieambt in het CVO worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking bezoldigd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
deeltijds kunstonderwijs: 14/22 leraar | SSC301 |
CVO 1: | 4/10 technisch adviseur | SSC 257 |
CVO 2: | 2/10 technisch adviseur | SSC 257 |
Hoofdambt: 14/22 in DKO, aangevuld met 4/10 in CVO 1.
Bijbetrekking: 2/10 technisch adviseur in CVO 2.
Verklaring
De opdrachten in CVO 1 en het deeltijds kunstonderwijs bereiken samen de norm van de gepondereerde eenheid, waardoor de prestaties in het ander CVO als bijbetrekking worden beschouwd..
4.3.4.
Bijkomende onderwijsopdrachten enkel met het onderwijs met volledig leerplan
Begrippen hoofdambt en bijbetrekking: definities
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in deeltijds kunstonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van het deeltijds kunstonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
In het deeltijds kunstonderwijs isO.A. EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat in het deeltijds kunstonderwijs wordt uitgeoefend door een personeelslid dat tezelfdertijd een ambt met volledige prestaties uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat overeenkomstig deze bepaling niet als bijbetrekking kan worden beschouwd.
4.3.4.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in het deeltijds kunstonderwijs
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.3.4.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het deeltijds kunstonderwijs en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het deeltijds kunstonderwijs is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
4.3.4.3.
Combinaties van onvolledige opdrachten in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs en het onderwijs met volledig leerplan.
Voor de bezoldiging van een personeelslid dat een onvolledige opdracht in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs combineert met een onvolledige opdracht in hoofdambt in het onderwijs met volledig leerplan, bvb. het voltijds secundair onderwijs, geldt, ongeacht de grootte van de opdracht in het onderwijs met volledig leerplan steeds hetzelfde principe.
Elk van de deelopdrachten wordt nl. volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling voor dat onderwijsniveau bezoldigd en het zo vastgestelde salaris wordt beperkt tot het salaris dat overeenstemt met het maximum van het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt(cfr. artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985).
Dit principe geldt ook voor combinaties van een onvolledige opdracht in hoofdambt in het deeltijds kunstonderwijs met een onvolledige opdracht in hoofdambt in het basisonderwijs.
Voorbeeld 1
secundair onderwijs | 16/20 SSC 501 (10 jaar anciënniteit) |
deeltijds kunstonderwijs | 6/22 SSC 301 (10 jaar anciënniteit). |
Verklaring
Bij een combinatie van onvolledige opdrachten in het DKO en in het secundair onderwijs wordt het salaris beperkt tot maximum het bedrag dat overeenstemt met 'het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt'. Als alle opdrachten secundair onderwijs en DKO uitbetaald worden is er een overschrijding van dit maximum. Het personeelslid wordt voor 16/20 (SO) en 5/22 volledig betaald en voor 1/22 (DKO) gedeeltelijk. Het salaris wordt immers afgetopt bij het salaris voor 20/20, salarisschaal 501 aan 10 jaar anciënniteit.'
Voorbeeld 2
secundair onderwijs | 6/22 SSC 301 (10 jaar anciënniteit) |
deeltijds kunstonderwijs | 16/20 SSC 347 (10 jaar anciënniteit) |
Verklaring
Bij een combinatie van onvolledige opdrachten in het DKO en in het secundair onderwijs wordt het salaris beperkt tot maximum het bedrag dat overeenstemt met 'het salaris voor volledige prestaties in het best bezoldigd ambt'. Als alle opdrachten secundair onderwijs en DKO uitbetaald worden is er een overschrijding van dit maximum. Het personeelslid wordt voor 16/20 (DKO) en 5/22 volledig betaald en voor 1/22 (SO) gedeeltelijk. Het salaris wordt immers afgetopt bij het salaris voor 20/20, salarisschaal 347 aan 10 jaar anciënniteit.
4.3.5.
Bijkomende onderwijsopdrachten in een centrum voor volwassenenonderwijs en volledig leerplan
Bij deze vorm van gecombineerde opdrachten is het de regelgeving in een centrum voor volwassenenonderwijs die de belangrijkste invloed heeft op de bezoldiging van de prestaties.
Begrippen hoofdambt - bijbetrekking - definitie
...
Het antwoord op de vraag of iemand een HOOFDAMBT of een BIJBETREKKING uitoefent in volwassenenonderwijs wordt bepaald in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982. Hierin wordt, specifiek voor het personeel van de centra voor volwassenenonderwijs, bepaald welke onderwijsprestaties als bijbetrekking en welke onderwijsprestaties als hoofdambt worden beschouwd.
Wervings-, selectie- en bevorderingsambten
In het volwassenenonderwijs is EEN BIJBETREKKING het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
· een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
· een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs.
EEN HOOFDAMBT IS het ambt met al dan niet volledige prestaties dat niet als bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
4.3.5.1.
Hoofdambt met volledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en deeltijdse prestaties in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen)
De ambten die een personeelslid in het onderwijs in het deeltijds kunstonderwijs en in een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent, worden als bijbetrekking beschouwd.
4.3.5.2.
Het personeelslid oefent een hoofdambt met volledige prestaties uit in het onderwijs met beperkt leerplan (volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs samen) en onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met beperkt leerplan is hoofdambt.
Het ambt dat betrokkene uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan wordt als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 6/22 leraar
deeltijds kunstonderwijs: 11/22 leraar
CVO: 10/20 leraar HOSP
Hoofdambt: voltijdse prestaties ambt in deeltijds kunstonderwijs (11/22) en CVO (10/20) samen.
Bijbetrekking: 6/22 in voltijds secundair onderwijs
4.3.5.3.
Combinatie van onvolledige prestaties in hoofdambt in het onderwijs met beperkt leerplan (deeltijds kunstonderwijs én volwassenenonderwijs) en volledig leerplan
Samen niet meer dan ambt met volledige prestaties
Personeelsleden die een gecombineerde opdracht uitoefenen, met name één of meer hoofdambten in het volledig leerplan en tevens in een centrum voor volwassenenonderwijs en of het deeltijds kunstonderwijs waarvan de prestaties in geen van deze onderwijsniveaus afzonderlijk de norm bereiken voor een ambt met volledige prestaties, worden bezoldigd volgens de gebruikelijke bezoldigingsregeling per onderwijsniveau. Het zo vastgestelde salaris mag nooit hoger zijn dan het hoogste salaris dat het personeelslid zou krijgen indien het in één van deze hoofdambten volledige prestaties zou uitoefenen.
Het personeelslid wordt dus bezoldigd tot maximum het best bezoldigde ambt.
Voorbeeld
Opdrachten
basisonderwijs: 18/36 zorgcoördinator | SSC 501 |
deeltijds kunstonderwijs: 7/20 leraar groepsmusiceren instrumentaal: klassiek | SSC 501 |
CVO: 3/20 leraar SOSP | SSC 501 |
Hoofdambt: 18/36 in basisonderwijs, 7/20 in het deeltijds kunstonderwijs en 3/20 in CVO.
Samen voltijdse opdracht aan SSC 501.
Samen wel meer dan ambt met volledige prestaties
Belangrijk vanaf 1 september 2009
In een centrum voorvolwassenenonderwijs is er geen onderscheidmeer tussen prestaties uitgeoefend in een selectie- of bevorderingsambt en prestaties uitgeoefend in een wervingsambt.
...
Wervings-, selectie en bevorderingsambt in een centrum voor volwassenenonderwijs
Hier is het belangrijk om te weten dat men in een centrum voor volwassenenonderwijs een bijbetrekking uitoefent indien men tevens een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde Centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere Centra voor volwassenenonderwijs.
Belangrijke opmerking
De onvolledige prestaties die een personeelslid in een onderwijsvorm buiten een centrum voor volwassenenonderwijs uitoefent die nodig zijn om een voltijds hoofdambt te bekomen, zullen bij voorrang en volgens de bezoldigingsregeling van kracht in de andere onderwijsvorm, worden uitbetaald. Ze worden aangevuld tot de gepondereerde eenheid met lestijden uit een centrum voor volwassenenonderwijs.
Voor het bepalen van het hoofdambt, of m.a.w. voor het vormen van het voltijds ambt hebben de onvolledige prestaties in het volledig leerplan en in het deeltijds kunstonderwijs samen dus altijd voorrang op de onderwijsprestaties in een centrum voor volwassenenonderwijs.
In een centrum voor volwassenenonderwijs telt men enkel het kleinste aantal gehele lesuren dat nodig is om de eenheid te bereiken. Onder de gepresteerde uren worden altijd eerst die gekozen die in de best bezoldigde ambten worden gepresteerd.
De resturen die in een of meer centra voor volwassenenonderwijs alsnog de eenheid overschrijden, worden dan als bijbetrekking beschouwd.
Voorbeeld 1
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 12/20 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: 3/22 leraar | SSC 301 |
CVO 1: 5/20 leraar SOSP | SSC 311 |
CVO 2: 3/20 leraar SOSP | SSC 301. |
Hoofdambt: voltijdse prestaties in voltijds secundair onderwijs (12/20), DKO (3/22), CVO 1 (5/20 SSC 311) en CVO 2 (1/20 SSC 301) samen.
Bijbetrekking: 2/20 in CVO 2.
Verklaring
De prestaties uitgeoefend in het volledig leerplan en het deeltijds kunstonderwijs worden bij voorrang bezoldigd. De beperking tot de eenheid wordt bijgevolg bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen zijn bijbetrekking.
Voorbeeld 2
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: leraar 5/22 | SSC 301 |
deeltijds kunstonderwijs: leraar 4/22 | SSC 301 |
CVO: adjunct-directeur voor secundair onderwijs 16/20 | SSC 312 |
Hoofdambt: 4/22 leraar in DKO en 5/22 als leraar in voltijds secundair onderwijs en 12/20 als adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.Bijbetrekking: 4/20 adjunct-directeur voor secundair onderwijs in het CVO.
Verklaring
In het centrum voor volwassenenonderwijs worden de prestaties in een selectieambt uitgeoefend. De prestaties in het voltijds secundair en het DKO worden bij voorrang uitbetaald. De beperking tot de eenheid wordt bereikt door de prestaties aan te vullen met de best bezoldigde uren in een centrum voor volwassenenonderwijs. De resturen in het selectieambt in het CVO worden vanaf 1 september 2009 als bijbetrekking bezoldigd.
Voorbeeld 3
Opdrachten
voltijds secundair onderwijs: 15/30 technisch adviseur | SSC 257 |
deeltijds kunstonderwijs: 11/22 leraar | SSC301 |
CVO: 2/10 technisch adviseur | SSC 257 |
Hoofdambt: 15/30 in voltijds secundair onderwijs en 11/22 in DKO.
Bijbetrekking: 2/10 technisch adviseur in CVO.
Verklaring
De opdrachten in het volledig leerplan en het deeltijds kunstonderwijs bereiken samen de norm van de gepondereerde eenheid, waardoor de prestaties in het ander CVO als bijbetrekking worden beschouwd.
4.3.6.
Personeelsleden die een opdracht uitoefenen in een HOGESCHOOL gecombineerd met een opdracht in een ander onderwijsniveau.
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de personeelsleden belast met een gecombineerde opdracht in een hogeschool en andere onderwijsniveaus is er een belangrijke wijziging.
...
De berekening van het salaris toegekend in de hogeschoolwijzigt niet, MAAR bij de berekening van het salaris voor deprestaties die worden uitgeoefend op het niveau basisonderwijs,secundair onderwijs, volwassenenonderwijs, deeltijdskunstonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding... wordt GEENrekening meer gehouden met het feit dat er in een hogeschoolprestaties worden geleverd.
Voor het vaststellen van het salaris op het andere niveau wordtmet het volume van de opdracht ( 20%, 50%, 80%...) die in eenhogeschool wordt uitgeoefend noch met de er toegekendesalarisschaal rekening gehouden. Er kan dus geen bijbetrekking meer ontstaan door een combinatie met prestaties in het hoger onderwijs.
5.
Bezoldiging
5.1.
Recht op bezoldiging voor het uitoefenen van een bijbetrekking of overwerk - voorwaarden die gelden m.i.v. 1 september 2009- verhaalprocedure
Het algemeen principe is: geen recht op een bezoldiging
Luidens artikel 10, §2, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, wordt geen bezoldiging toegekend voor prestaties die in het onderwijs met volledig leerplan als overwerk of als bijbetrekking worden beschouwd.
Uitzonderlijk wel recht op een bezoldiging - een afwijking tot het einde van het schooljaar
Op grond van de bepalingen van artikel 10, §6, kan tijdelijk en uiterlijk tot het einde van het lopende school-, of dienstjaar wel een salaris, salaristoelage of toelage verleend worden voorprestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd op voorwaarde dat geen ander geschikt kandidaat kan worden gevonden die de betrokken prestaties als hoofdambt kan uitoefenen.
Geschikte kandidaat
Een geschikte kandidaat is een persoon die voldoet aan de decretale of reglementaire aanstellingsvoorwaarden vastgesteld in de rechtspositieregeling.
De bepalingen betreffende o.a. de regelingen omtrent de verdeling van de betrekkingen onder vastbenoemden,de tijdelijke aanstellingen van doorlopende duur (TADD), e.d. blijven dus onverminderd van toepassing.
BELANGRIJK vanaf 1 september 2009
Melden aan VDAB of Actiris
Voor het recht op bezoldiging van prestaties die als overwerk of als bijbetrekking worden beschouwd is het voorafgaandelijk melden van de vacature aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding of Actiris(= de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling)niet meer verplicht.
Het blijft uiteraard voor de inrichtende machteen mogelijkheid om geschikte kandidaten te vinden.
Dit geldt in elk onderwijsniveau en voor alle personeelscategorieën.
Verklaring op eer
Ook deze verklaring is voor iedereen afgeschaft.
...
Verhaal indienen
Tegen de toewijzing aan een personeelslid van prestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd, kan verhaal worden ingediend. De voorwaarden hiertoe werden bepaald bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 1993.
Bezwaar bij de inrichtende macht
De persoon die zich benadeeld acht, moet bij de inrichtende macht tegen de toewijzing bezwaar aantekenen. Het bezwaarschrift bevat het bewijs dat de betrokkene zich bij de inrichtende macht kandidaat heeft gesteld voor een betrekking van het toegewezen ambt, vak of de specialiteit en de bevestiging van het verzoek tot aanstelling.
Verhaal bij de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs
De voorwaarden, de termijn en de procedure vindt u inbijlage 1.
Afwijking
Voor sommige bijbetrekkingen was er in 1982 nog een specifieke afwijking voorzien - zie toelichting over artikel 10, § 3 in punt 6.2.1.hierna.
Geen eindejaarstoelage, vakantiegeld noch uitgestelde bezoldiging
De personeelsleden die op grond van artikel 10, §§ 3 en 6 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982, voor een bijbetrekking in het onderwijs worden bezoldigd, kunnen in die hoedanigheid geen aanspraak maken op eindejaarstoelage, op vakantiegeld noch op uitgestelde bezoldiging.
5.2.
Bezoldiging in het onderwijs met volledig leerplan
5.2.1.
Bezoldigd overwerk - Vier soorten
5.2.1.1.
Het “klassieke” stelsel
Reglementering
De toelage voor overwerk wordt geregeld bij het koninklijk besluit van 15 april 1958(overwerk) houdende toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.
De berekening van de toelage
Belangrijk vanaf 1 september 2009
De berekening van de toelage voor overwerk volgens het “klassieke” stelsel wordt m.i.v. 1 september 2009 voor geen enkel personeelslid nog toegepast. Voor alle personeelsleden geldt de betere bezoldiging bedoeld in de punten 5.2.1.2. en 5.2.1.3.
...
5.2.1.2.
Betere bezoldiging van het overwerk vanaf 1 september 2009
Om tegemoet te komen aan de blijvende schaarste aan onderwijsverstrekkers op de onderwijsarbeidsmarkt in Vlaanderen, zijn de maatregelen m.b.t. de betere bezoldiging van het overwerk niet enkel verlengd maar ook uitgebreid naar alle personeelsleden die recht hebben op bezoldigde overuren. Deze maatregelen hebben betrekking op de bijkomende prestaties binnen het onderwijs met volledig leerplan die als overwerk worden beschouwd. Deze prestaties worden beter bezoldigd. Het belasten van een personeelslid met dergelijke prestaties is versoepeld.
Het personeelslid ontvangt voor deze uren een bezoldiging alsof deze uren als hoofdambt zijn verstrekt.
De aandacht wordt erop gevestigd dat deze maatregelen geen wijzigingen inhouden van de reglementaire bepalingen op het gebied van het vaststellen van het overwerk. De nieuwe regelgeving beoogt enkel de bezoldiging van deze bijkomende prestaties te verbeteren door ze op vergelijkbare wijze te behandelen als de uren die in hoofdambt worden gepresteerd.
Toepassingsgebied
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Deze maatregel geldt voor elk personeelslid en dit ongeacht de personeelscategorie waartoe het behoort.
Uiteraard moet het personeelslid recht hebben op de bezoldiging voor de prestaties die het uitoefent en die als overwerk moeten worden beschouwd.
...
Voorwaarden en verhaalprocedure
De voorwaarden die moeten voldaan zijn om een personeelslid met overwerk te belasten en de wijze waarop verhaal kan worden ingediend, zijn in punt 5.1. toegelicht.
Toestemming van het personeelslid
Er moet overleg zijn met het betrokken personeelslid waaruit moet blijken dat zij/hij met deze maatregel instemt.
Bezoldiging als hoofdambt
Het personeelslid ontvangt een toelage voor overwerk.
In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid dat er mee instemt om overwerk te presteren, voor het aantal uren waarvoor het in overwerk is aangesteld, een salaris alsof de uren waarvoor het personeelslid is aangesteld, verstrekt zijn als hoofdambt m.a.w. zoals uren die binnen een "gewoon" opdrachtenpakket liggen. Dit betekent dat de noemer en de anciënniteit uit het hoofdambt van toepassing zijn.
Maximale bezoldiging
De beperking op demaximaal voor bezoldiging in aanmerking komende prestaties (140%)bedoeldin punt 3.is van toepassing.
Bezoldiging in het kader van vervanging van sommige afwezigheden
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden is er een specifieke nieuwe afwijkende regeling die in punt 6.4. wordt toegelicht.
...
Uitbetalingsmodaliteiten
Vanaf wanneer?
Het personeelslid krijgt de toelage voor overwerk vanaf de dag waarop het de opdracht die het toekennen van de toelage wettigt, uitoefent.
De toelage voor overwerk wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald, samen met het salaris.
Voor welke dagen?
Het personeelslid krijgt de toelage voor overwerk voor alle dagen - zie ook het behoud hierna - die geheel of gedeeltelijk vallen binnen de periode waarin het met de opdracht belast blijft.
Behoud tijdens sommige onderbrekingen
Het personeelslid behoudt het recht op de toelage tijdens:
· de wettelijke feestdagen, de weekends, de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie
· een afwezigheid wegens ziekte of een afwezigheid naar aanleiding van een arbeidsongeval, een VVP wegens ziekte of een VVP wegens arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk, een beroepsziekte, een bedreiging door een beroepsziekte of een verlof wegens moederschapsbescherming.
Uiteraard moeten de voormelde dagen of vakanties geheel of gedeeltelijk vallen binnen de periode waarin het personeelslid met de opdracht belast blijft.
Andere onderbrekingen - geen recht meer op de toelage
Bij een andere dan de hiervoor vermelde onderbreking van de uitoefening van de opdracht die aanleiding geeft tot het toekennen van de toelage, is er geen recht op een toelage voor overwerk als de onderbreking langer dan veertien opeenvolgende kalenderdagen duurt. Het recht op een toelage vervalt vanaf de eerste dag van de onderbreking.
Indien de afwezigheid meer dan veertien opeenvolgende kalenderdagen duurt, is er geen recht op de uitbetaling van de toelage m.a.w. ook nietmeer volgens het “klassieke” systeem.
5.2.1.3.
Bezoldiging van een bijkomende opdracht ter vervanging van een afwezig personeelslid
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Onder bepaalde voorwaarden kunnenplage-uren van elk personeelslid dat met bijkomende prestaties wordt belast, eveneens als overwerk worden bezoldigd. Eén of meer personeelsleden die al een opdracht in het onderwijs uitoefenen, kunnen bijkomend worden belast met de vervanging van een afwezig personeelslid. De personeelsleden die de bijkomende opdracht uitoefenen, zullen voor deze bijkomende opdracht volledig worden bezoldigd.
Toepassingsgebied - voor alle personeelsleden
Deze maatregel geldt vanaf 1 september 2009 voor alle personeelsleden en dit ongeacht:
· tot welke personeelscategorie zij behoren
· de instellingen waarin zij in het onderwijs met volledig leerplan fungeren
· de bijkomende opdracht.
Voorwaarden inzake de bezoldiging van extraplage-uren
Soort afwezigheden
Het gaat niet enkel om een afwezigheid wegens ziekte maar om alle afwezigheden, ongeacht de redenen.
Niet enkel in dezelfde instelling
De regeling vanaf 1 september 2009 breidt de bezoldiging van de hier bedoelde vervangingen gevoelig uit tot alle categorieën en alle personeelsleden en het versoepelt de voorwaarden in die zin dat het niet meer noodzakelijk is dat de titularis en de vervanger in dezelfde instelling fungeren. De vervanger moet enkel op de vooravond van de vervanging doorlopend in het onderwijs aangesteld zijn. Het begrip vooravond is een essentiële voorwaarden. Het moet immers gaan om een “bijkomende” opdracht.
Bijkomende opdracht
Het begrip “afwezig personeelslid” moet zo worden gelezen dat de plaats van de oorspronkelijke aanstelling niet meer van belang is. Het moet dus - in tegenstelling tot vóór 1 september 2009 - niet meer gaan om een “collega in dezelfde instelling”. Het personeelslid dat de vervangingsopdracht uitoefent, moet wel op de vooravond in het onderwijs zijn aangesteld maar dit hoeft dus niet meer in dezelfde instelling te zijn.
Om op 1 september al recht te hebben op de bezoldiging van de extra plage-uren is één van de voorwaarden dat betrokkene op 31 augustus - de vooravond - is aangesteld.
Essentiële voorwaarde - de plage-uren moeten ontstaan door de vervanging
Een belangrijke en essentiële voorwaarde is dat de plage - uren in het opdrachtenpakket slechts voor een bezoldiging in aanmerking komen indien deze overuren louter een gevolg zijn van de bijkomende vervangingsopdracht. De plage-uren die het personeelslid eventueel al in zijn oorspronkelijke opdracht heeft, blijven dus onbezoldigd.
...
Toestemming van het personeelslid
Er moet overleg zijn met het betrokken personeelslid waaruit blijkt dat zij/hij met de bijkomende vervangingsopdracht instemt.
Voorwaarden inzake de aanstelling en verhaalprocedure
De voorwaarden waaraan moet voldaan zijn en de wijze waarop verhaal kan worden ingediend, zijn in punt 5.1. toegelicht.
Bezoldiging van de extra plage-uren
Het personeelslid oefent al een voltijdse opdracht uit
Indien het personeelslid al een voltijdse opdracht uitoefende op de vooravond van de bijkomende opdracht ter vervanging van een afwezige, ontvangt het personeelslid voor de totale bijkomende opdracht een toelage voor overwerk(beperkt tot maximaal 40% - zie hierna).
...
Voorbeelden
Het personeelslid oefent een opdracht van 20/20 uit. Hij neemt een bijkomende opdracht van een afwezige op van 6/20. Deze 6/20 worden volledig als overwerk bezoldigd. Ook de plage-uren worden dus als overwerk bezoldigd.
Het personeelslid oefent een opdracht van 21/20 uit. Hij neemt een bijkomende opdracht van 6/20 op. Deze 6/20 worden bezoldigd als overwerk. Het plage-uur uit de oorspronkelijke opdracht (1/20) blijft echter een plage-uur (geen bijkomende opdracht) en wordt niet bezoldigd.
Het personeelslid oefent al een deeltijdse opdracht uit
Het personeelslid dat een deeltijdse opdracht uitoefent en daarnaast een bijkomende opdracht opneemt, ontvangt voor de gezamenlijke prestaties die de minimumopdracht vormen een salaris. Voor het gedeelte van de opdracht dat het personeelslid boven deze minimumopdracht presteert, ontvangt het een toelage voor overwerk(beperkt tot maximaal 40% - zie hierna).
Voorbeeld
Een personeelslid presteert 16/20. Hij neemt een bijkomende opdracht op van 6/20. Het personeelslid ontvangt een salaris voor 20/20 en een toelage voor overwerk voor 2/20. Ook deze plage-uren worden als overwerk bezoldigd.
Uitbetalingmodaliteiten
Vanaf wanneer?
Het personeelslid krijgt de toelage voor overwerk vanaf de dag waarop het de opdracht die het toekennen van de toelage wettigt, uitoefent.
Voor welke dagen?
Het personeelslid krijgt de toelage voor overwerk voor alle dagen - zie ook het behoud hierna - die geheel of gedeeltelijk vallen binnen de periode waarin het met de opdracht belast blijft.
Behoud tijdens sommige onderbrekingen
Het personeelslid behoudt het recht op de toelage tijdens:
· de wettelijke feestdagen, de weekends, de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie
· een afwezigheid wegens ziekte of een afwezigheid naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk, een beroepsziekte, een bedreiging door een beroepsziekte of een verlof wegens moederschapsbescherming.
Uiteraard moeten de voormelde dagen of vakanties geheel of gedeeltelijk vallen binnen de periode waarin het personeelslid met de opdracht belast blijft.
Andere onderbrekingen - geen recht meer op de toelage
Bij een andere dan hiervoor bedoelde onderbreking van de uitoefening van de opdracht die aanleiding geeft tot het toekennen van de toelage, is er geen recht op een toelage voor overwerk als de onderbreking langer dan veertien opeenvolgende kalenderdagen duurt.
Indien de afwezigheid meer dan 14 opeenvolgende kalenderdagen duurt, is er geen recht op de uitbetaling van de toelage m.a.w. ook niet volgens het “klassieke” systeem.
Maximale bezoldiging
De beperking - zie echter het kader hierna - op de maximaal voor de bezoldiging in aanmerking komende prestaties (140%) bedoeld in punt 3. is van toepassing.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Afwijkende regeling - vervanging van een afwezigheid die minder dan 10 werkdagen bedraagt
Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van een afwezigheid die minder dan 10 werkdagen bedraagt, geldt de afwijkende regeling die in punt 6.4 wordt toegelicht.
5.2.1.4.
Tijdelijk en permanent onderwijs aan huis - gewoon en buitengewoon basisonderwijs - nieuwe regeling vanaf 1 september 2009
In uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren kan voor sommige leerlingen onder welbepaalde voorwaarden tijdelijk of permanent onderwijs aan huis worden georganiseerd.
Toelichting i.v.m. het onderwijs aan huis in het basisonderwijs vindt u in de omzendbrief BaO/97/5 van 17 juni 1997.
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Toepassingsgebied - voor alle personeelsleden
De nieuwe regeling biedt de mogelijkheid ook andere personeelsleden dan de personeelsleden uit de categorie van dewervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel die met onderwijs aan huis zouden kunnen worden belast, in een wervingsambt van het onderwijzend personeel beter te bezoldigen.
Niet uitsluitend voor personeelsleden die met een fulltime opdracht belast zijn.
De regeling geldt ook voor het personeelslid dat met de extra 4 lestijden het aantal lestijden vereist voor het ambt met volledige prestaties bereikt en overschrijdt. Het personeelslid zal voor deze extra inspanning op een gelijkaardige wijze worden bezoldigd als een collega die toevallig wel een fulltime opdracht uitoefent. In de praktijk komt het immers ook voor dat personeelsleden die geen ambt met volledige prestaties uitoefenen met het onderwijs aan huis worden belast. In dat geval ontstond er in het verleden toch onbezoldigde plage.Dit wijzigt vanaf 1 september 2009. De nieuwe regeling heeft immers tot doel elk overuur dat gecreëerd wordt als gevolg van onderwijs aan huis te bezoldigen
Voorbeeld
Een onderwijzer oefent een opdracht uit van 24/24 en wordt belast met 4/24 tijdelijk onderwijs aan huis. Voor deze 4/24 ontvangt het personeelslid een toelage voor overwerk.
Bezoldiging in hoofdambt en uitvoeringsmodaliteiten
Het personeelslid wordt voor deze uren bezoldigd met een toelage voor overwerk die vastgesteld en toegekend wordtvolgens dein punt 5.2.1.2. uiteengezette modaliteiten.
Onderwijs aan huis - opnieuw in actieve dienst treden - gepensioneerde
Het schoolbestuur of directeur van een instelling kan voor het onderwijs aan huis ook een beroep doen op een personeelslid dat opnieuw in actieve dienst treedt of op een gepensioneerde - zie respectievelijk punt 3 van de omzendbrief 13CC/IF/GDH van 6 oktober 2000 of de omzendbrief PERS/2009/11 van 25 september 2009.
5.2.1.5.
Tijdelijk en permanent onderwijs aan huis - gewoon en buitengewoon secundair onderwijs - regeling vanaf 1 september 2009
In uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren kan voor sommige leerlingen onder welbepaalde voorwaarden tijdelijk of permanent onderwijs aan huis worden georganiseerd.
Toelichting i.v.m. het tijdelijk en permanent onderwijs aan huis in het secundair onderwijs vindt u in de omzendbrieven SO/2005/05 en SO/2005/06(BUSO); beiden van 22 juli 2005.
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Toepassingsgebied - voor alle personeelsleden
De nieuwe regeling biedt de mogelijkheid ook andere personeelsleden dan de personeelsleden uit de categorie wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel die met onderwijs aan huis zouden kunnen worden belast in een werkingsambt van het onderwijzend personeel, beter te bezoldigen. Hierbij is er geen beperking meer.
Niet uitsluitend voor personeelsleden met een fulltime opdracht
De nieuwe regeling geldt niet enkel voor personeelsleden die met een fulltime opdracht belast zijn.De regeling geldt ook voor het personeelslid dat met de extra 4 lesuren het aantal uren vereist voor het ambt met volledige prestaties bereikt en overschrijdt. Het personeelslid zal voor deze extra inspanning op een gelijkaardige wijze worden bezoldigd als een collega die toevallig wel een fulltime opdracht uitoefent. In de praktijk komt het immers ook voor dat personeelsleden die geen ambt met volledige prestaties uitoefenen met onderwijs aan huis worden belast. In dat geval ontstond er in het verleden toch onbezoldigde plage. Dit wijzigt vanaf 1 september 2009. De nieuwe regeling heeft immers tot doel elk overuur dat gecreëerd wordt als gevolg van onderwijs aan huis te bezoldigen.
Voorbeeld
Iemand presteert 20/20 en krijgt 4 uur OaH: er ontstaat geen plage en voor de vier uur boven de eenheid ontvangt het de toelage.
Iemand presteert 21/20 en krijgt 4 uur OaH: die oorspronkelijk plage blijft niet bezoldigd omdat deze geen gevolg zijn van onderwijs aan huis.
Iemand presteert 18/20 en krijgt 4 uur OAH: er ontstaat geen plage en voor de twee uur boven de eenheid ontvangt het de toelage.
...
Bezoldiging in hoofdambt en uitvoeringsmodaliteiten
Het personeelslid wordt voor deze uren bezoldigd met een toelage voor overwerk die vastgesteld en toegekend wordt volgens de in punt 5.2.1.2. hiervoor uiteengezette modaliteiten.
Onderwijs aan huis - opnieuw in actieve dienst treden - gepensioneerde
De inrichtende macht of directeur van een instelling kan voor het onderwijs aan huis ook een beroep doen op een personeelslid dat opnieuw in actieve dienst treedt of op een gepensioneerde - zie respectievelijk punt3 van de omzendbrief13CC/IF/GDH van 6 oktober 2000 of de omzendbrief PERS/2009/11 van 25 september 2009.
5.2.2.
Bijbetrekkingen - twee vormen
De“klassieke” betalingswijze bestond tot 31 augustus 2009. Vanaf 1 september 2009 geldt enkel nog de meer voordelige bezoldigingswijze.
5.2.2.1.
De “klassieke” bezoldigingswijze (artikel 44ter van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling))
Indien men een ambt in bijbetrekking uitoefent en aan de voorwaarden vermeld in punt 5.1. voldoet kan men voor de prestaties die als een bijbetrekking worden beschouwd een bezoldiging verkrijgen.
De “klassieke” betalingswijze van de bijbetrekking was sterk verschillend van de bezoldiging als hoofdambt. Het jaarsalaris en de bezoldigingsbreuk verschilden.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de berekening van het salaris voor prestaties die als bijbetrekking worden beschouwd, geldt m.i.v. 1 september 2009 voor alle personeelsleden de betere bezoldiging bedoeld in punt 5.2.2.2. hierna
...
5.2.2.2.
Betere bezoldiging van elke vorm van bijbetrekking - nieuwe regeling vanaf 1 september2009
Belangrijke voorafgaandelijke opmerking
Om tegemoet te komen aan de blijvende schaarste aan onderwijsverstrekkers op de onderwijsarbeidsmarkt in Vlaanderen, zijn de maatregelen m.b.t. de betere bezoldiging van bijbetrekking niet enkel verlengd maar ook uitgebreid naar alle personeelsleden. Deze maatregelen hebben o.a. betrekking op de prestaties binnen het onderwijs met volledig leerplan die als bijbetrekking worden beschouwd. Die prestaties worden beter bezoldigd. Het belasten van een personeelslid met dergelijke prestaties is versoepeld.
De voormelde artikelen wijzigen de reglementaire bepalingen inzake bijbetrekking niet.
De regelgeving beoogt enkel de bezoldiging van deze bijkomende prestaties te verbeteren door ze op vergelijkbare wijze te behandelen als de uren die in hoofdambt worden gepresteerd.
Voor elke “soort” bijbetrekking
Gelet op de doelstellingen van de maatregelen nl. een oplossing bieden voor de tekorten binnen het onderwijs komt elke "soort" van bijbetrekking in aanmerking voor deze betere bezoldiging. Het betreft elke bijbetrekking in de zin van artikel 5van het koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling volledig leerplan) nl.:
“Bijbetrekking: het ambt met al dan niet volledige prestaties, dat aan één of meer bij de onderhavige bezoldigingsregeling beoogde scholen of instellingen wordt uitgeoefend door het personeelslid dat:
a) reeds een ambt met volledige prestaties uitoefent aan één of verscheidene andere bij de onderhavige bezoldigingsregeling beoogde scholen of instellingen, met uitzondering van de hogescholen zoals bedoeld in artikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
b) eveneens een ambt met volledige prestaties uitoefent aan een instelling van het deeltijds kunstonderwijs en/of aan een centrum voor volwassenenonderwijs;
c) een niet-uitsluitend ambt in het onderwijs met volledig leerplan uitoefent waarvoor het een volledige salaris geniet, waarvan het brutobedrag gelijk is aan of hoger ligt dan het minimum van zijn salarisschaal.”
Voorwaarden inzake de aanstelling en verhaalprocedure
De voorwaarden waaraan moet voldaan zijn en de wijze waarop verhaal kan worden ingediend, zijn in punt 5.1. toegelicht.
Toestemming van het personeelslid
Er moet overleg zijn met het betrokken personeelslid waaruit moet blijken dat zij/hij met het uitoefenen van de bijbetrekking instemt.
...
Bezoldiging
In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid ... voor het aantal uren waarvoor het in bijbetrekking is aangesteld, een salaris alsof de uren verstrekt zijn als hoofdambt m.a.w. zoals uren die binnen een "gewoon" opdrachtenpakket liggen.
...
Jaarsalaris
De verschuldigde salarisschaal wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de salarisschaal die voor hetzelfde ambt of functie in hoofdambt wordt toegekend maar het bedrag wordt met 1.137,54 euro verminderd (= indexbijslag).
Maximale bezoldiging
De beperking op de maximaal voor bezoldiging in aanmerking komende prestaties (140%) bedoeld in punt 3 is van toepassing.
Bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden is er een specifieke nieuwe afwijkende regeling die in punt 6.4. wordt toegelicht.
...
Uitbetalingsmodaliteiten
De in deze rubriek bedoelde personeelsleden ontvangen een salaris dat wordt toegekend onder de voorwaarden en de modaliteiten die gelden voor elke tijdelijke aanstelling en dit overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het KB nr. 63 van 20 juli 1982.
Behoud tijdens sommige dienstonderbrekingen
Het personeelslid behoudt de bezoldiging tijdens een dienstonderbreking volgens de specifieke regelingen bij elke vorm van dienstonderbreking die geldt voor tijdelijke personeelsleden.
Er is echter geen “terugval” meer op de “klassieke wijze” van bezoldigen van een bijbetrekking.
OOK VOOR ONDERWIJS AAN HUIS
In het gewoon of buitengewoon basisonderwijs en in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs kan een personeelslid dat in een van deze onderwijsniveaus in hoofdambt reeds een ambt met volledige prestaties of met onvolledige prestaties uitoefent, belast worden met onderwijs aan huis - voor de toelichting bij devoorwaarden die gelden vanaf 1 september 2009 zie respectievelijk de punten5.2.1.4.en5.2.1.5. hiervoor.
Indien de uren onderwijs aan huis geheel of gedeeltelijk als bijbetrekking moeten worden beschouwd, ontvangt het personeelslid voor al deze uren een salaris of salaristoelage vastgesteld alsof de uren waarvoor het personeelslid is aangesteld, verstrekt zijn als hoofdambt in de zin van artikel 5 van voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958(bezoldigingsregeling).
Opnieuw in actieve dienst treden - gepensioneerde
De inrichtende macht of directeur van een instelling kan voor het onderwijs aan huis ook een beroep doen op een personeelslid dat opnieuw in actieve dienst treedt of op een gepensioneerde - zie respectievelijk punt 3 van de omzendbrief13CC/IF/GDH van 6 oktober 2000 of de omzendbrief PERS/2009/11 van 25 september 2009.
...
5.3.
Bezoldiging van bijbetrekkingen in een centrum voor volwassenenonderwijs
Artikel 2,§ § 3 tot 6 en artikel 10, §§ 2, 3, 5 tot 7 van het koninklijk besluit nummer 63 van 20 juli 1982 regelen de vaststelling van en de bezoldigingswijze van bijbetrekkingen in een centrum voor volwassenenonderwijs.
De “klassieke” betalingswijze bestond tot 31 augustus 2009. Vanaf 1 september 2009 geldt enkel nog de meer voordelige bezoldigingswijze.
Belangrijke opmerking:
In tegenstelling tot het voltijds onderwijs, bestaan in het volwassenenonderwijs de begrippen “plage-uren” en “overwerk” niet, maar enkel het - veel ruimere - begrip bijbetrekking.
5.3.1.
De “klassieke” bezoldigingswijze
Wegens een tekort aan gekwalificeerde leraars, werden sommige prestaties die in een centrum voor volwassenenonderwijs als bijbetrekking werden beschouwd in uitvoering van CAO VI, al beter bezoldigd vanaf 1 september 2001. Tevens werd vanaf dan het “soort” bijbetrekkingen uitgebreid.
Verschil tussen wervingsambten, selectie- en bevorderingsambten
De betere bezoldiging en de uitbreiding van het “soort” bijbetrekkingen gold uitsluitend voor bijbetrekkingen die in een wervingsambt werden uitgeoefend. In een centrum voor volwassenenonderwijs oefenen leraars en administratief medewerkers een wervingsambt uit.
De betere bezoldiging bestond erin dat de bijbetrekking in een wervingsambt bezoldigd werd volgens de principes van het hoofdambt:
· de noemer hoofdambt
· de geldelijke anciënniteit hoofdambt, evenwel voor tijdelijke bijbetrekkingen beperkt tot de opname van de diensten die vanaf 1 september 2001 in aanmerking komen.
De uitbreiding van het soort bijbetrekkingen bestond erin dat ook de prestaties die in een wervingsambt binnen hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs worden uitgeoefend waar er prestaties meetellen om het hoofdambt te vormen (gepondereerde eenheid), als bijbetrekking werden beschouwd.
Om de gepondereerde eenheid te vormen, werden in geval van combinaties van opdrachten met een wervingsambt in het volwassenenonderwijs, vanaf 1 september 2001, de prestaties in andere onderwijsniveaus bij voorrang uitbetaald.
Tot slot werd de aanwervingprocedure voor leraars en administratief medewerkers vanaf 1 september 2001 versoepeld.
...
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Wervingsambten en selectie- en bevorderingsambten - één regeling
Voor de vaststelling van het hoofdambt en de bijbetrekking, worden de specifieke bepalingen die tot 31 augustus 2009 enkel van toepassing waren voor de personeelsleden van de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) die een wervingsambt uitoefenen vanaf 1 september 2009 ook van toepassing voor de personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt uitoefenen.
Het onderscheid in de behandeling van de opdrachten uitgeoefend in een wervingsambt en opdrachten uitgeoefend in selectie- en bevorderingsambten en die als bijbetrekkingen zullen worden beschouwd, wordt opgeheven. De definities en de bezoldigingswijze zijn vanaf 1 september 2009 gelijkluidend.
De bezoldiging van een bijbetrekking wordt (nog) gunstiger.
...
5.3.2.
Betere bezoldiging van elke vorm van bijbetrekking - nieuwe regeling vanaf 1 september 2009
Belangrijke voorafgaandelijke opmerking
Om tegemoet te komen aan de blijvende schaarste aan onderwijsverstrekkers op de onderwijsarbeidsmarkt in Vlaanderen, zijn de maatregelen m.b.t. de betere bezoldiging van bijbetrekking niet enkel verlengd maar dus ook uitgebreid naar alle personeelsleden. Deze maatregelen hebben betrekking op alle prestaties binnen het volwassenenonderwijs die als bijbetrekking worden beschouwd. Al die prestaties worden vanaf 1 september 2009 beter bezoldigd.
Het belasten van een personeelslid met dergelijke prestaties is versoepeld, ook in geval dit personeelslid een selectie- of bevorderingsambt zou uitoefenen.
Uitzondering
Ingevolge toepassing van artikel 105 van het decreet Volwassenenonderwijs van 15 juni 2007 kan het bevorderingsambt van directeur nooit als bijbetrekking worden uitgeoefend.
Indien men in het volwassenenonderwijs een ambt in bijbetrekking uitoefent en aan de voorwaarden bedoeld in punt 5.1.voldoet, kan men voor de prestaties die als een bijbetrekking worden beschouwd een bezoldiging verkrijgen.
De voormelde artikelen wijzigen de reglementaire bepalingen inzake het vaststellen van een bijbetrekking niet.
De regelgeving beoogt de bezoldiging van deze bijkomende prestaties te verbeteren door ze op vergelijkbare wijze te behandelen als de uren die in hoofdambt worden gepresteerd.
Voor elke “soort” bijbetrekking
Gelet op de doelstellingen van de maatregelen nl. een oplossing bieden voor de tekorten binnen het onderwijs komt elke "soort" van bijbetrekking in aanmerking voor deze betere bezoldiging. Het betreft elke bijbetrekking in de zin van
artikel 2, §3, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982
“§ 3. Onder "bijbetrekking" in de zin van § 1 wordt in het volwassenenonderwijs verstaan: het ambt met al dan niet volledige prestaties dat aan één of meer centra voor volwassenenonderwijs wordt uitgeoefend door het personeelslid dat eveneens:
1° een ambt met volledige prestaties uitoefent in het onderwijs met volledige leerplan, met uitzondering van het hoger onderwijs georganiseerd in een hogeschool zoals bedoeld in artikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
2° een ambt met volledige prestaties uitoefent in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs en/of in het deeltijds kunstonderwijs;
3° een ambt met volledige prestaties uitoefent dat, overeenkomstig de ponderatieregel toegepast zoals voor de berekening van het salaris, gevormd wordt door een ambt met onvolledige prestaties in het onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het in 1° bedoelde hoger onderwijs, en tevens door een ambt met onvolledige prestaties dat wordt uitgeoefend in het deeltijds kunstonderwijs en/of in het volwassenenonderwijs aan hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of aan één of meer andere centra voor volwassenenonderwijs;
4° reeds een niet-uitsluitend ambt in het onderwijs met volledig leerplan uitoefent waarvoor het een volledig salaris geniet, waarvan het bruto-bedrag gelijk is aan of hoger ligt dan het minimum van zijn salarisschaal.”
Voorwaarden inzake de aanstelling en verhaalprocedure
De voorwaarden die moeten voldaan zijn en de wijze waarop verhaal kan worden ingediend, wordt in punt 5.1. toegelicht.
Toestemming van het personeelslid
Er moet overleg zijn met het betrokken personeelslid waaruit moet blijken dat zij/hij met deze maatregel instemt.
Bezoldiging
In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid voor het aantal uren waarvoor het in bijbetrekking is aangesteld, een salaris alsof de uren verstrekt zijn als hoofdambt m.a.w. zoals uren die binnen een "gewoon" opdrachtenpakket liggen.
Jaarsalaris
De verschuldigde salarisschaal wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de salarisschaal die voor hetzelfde ambt of functie in hoofdambt wordt toegekend maar het bedrag wordt met 1.137,54 euro verminderd.(= indexbijslag)
Maximale bezoldiging
De beperking op de maximaal voor bezoldiging in aanmerking komende prestaties (140%) bedoeld in punt 3 is van toepassing.
Bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden is er een specifieke nieuwe afwijkende regeling die in punt 6.4. wordt toegelicht.
Uitbetalingsmodaliteiten
De in deze rubriek bedoelde personeelsleden ontvangen een salaris dat wordt toegekend onder de voorwaarden en de modaliteiten die gelden voor elke tijdelijke aanstelling en dit overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het KB nr. 63 van 20 juli 1982.
Het personeelslid behoudt m.a.w. de bezoldiging volgens de gewone regeling van elke tijdelijke aanstelling en dit volgens de specifieke regelingen bij elke dienstonderbreking.
Er is echter geen “terugval” meer op de “oude wijze” van bezoldigen van een bijbetrekking.
Ook betere bezoldiging voor sommige personeelsleden met “oude” overgangsregeling
Sommige vast benoemde personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt uitoefenen en die aan bepaalde voorwaarden voldoen, ontvingen tot 31 augustus 2009 een loon aan de geblokkeerde geldelijke anciënniteit op 7 augustus 1982 overeenkomstig artikel 10, §5 van het koninklijk besluit nr.63 van 20 juli 1982 (zie punt 6.2.2.).
Ook deze personeelsleden ontvangen voor de in voormelde artikel 10, §5, bedoelde prestaties die als een bijbetrekking worden beschouwd, vanaf 1 september 2009 de betere bezoldiging.
De vastbenoemde personeelsleden die een wervingsambt uitoefenen, ontvingen de betere bezoldiging al vanaf 1 september 2001.
5.4.
Bezoldiging van bijbetrekking in het deeltijds kunstonderwijs
De “klassieke” betalingswijze bestond tot 31 augustus 2009. Vanaf 1 september 2009 geldt enkel nog de meer voordelige bezoldigingswijze.
5.4.1.
De “klassieke” bezoldigingswijze
Indien men in het deeltijds kunstonderwijs een ambt in bijbetrekking uitoefent en aan de voorwaarden bedoeld in punt 5.1.voldoet, kan men voor de prestaties die als een bijbetrekking worden beschouwd een bezoldiging verkrijgen.
De “klassieke” betalingswijze van de bijbetrekking verschilde sterk van de bezoldiging als hoofdambt. Het jaarsalaris en de bezoldigingsbreuk verschilden.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de berekening van het salaris voor prestaties die als bijbetrekking worden beschouwd, geldt m.i.v. 1 september 2009 voor alle personeelsleden de betere bezoldiging bedoeld in punt 5.4.2. hierna
5.4.2.
Betere bezoldiging van elke vorm van bijbetrekking - nieuwe regeling vanaf 1 september 2009
Belangrijke voorafgaandelijke opmerking
Om tegemoet te komen aan de blijvende schaarste aan onderwijsverstrekkers op de onderwijsarbeidsmarkt in Vlaanderen, zijn de maatregelen m.b.t. de betere bezoldiging van bijbetrekking niet enkel verlengd maar ook uitgebreid naar alle personeelsleden. Deze maatregelen hebben o.a. ook betrekking op de bijkomende prestaties binnen het deeltijds kunstonderwijs die als bijbetrekking worden beschouwd. Die prestaties worden beter bezoldigd. Het belasten van een personeelslid met dergelijke prestaties is versoepeld.
De voormelde artikelen wijzigen de reglementaire bepalingen inzake bijbetrekking niet.
De regelgeving beoogt enkel de bezoldiging van deze bijkomende prestaties te verbeteren door ze op vergelijkbare wijze te behandelen als de uren die in hoofdambt worden gepresteerd.
Voor elke “soort” bijbetrekking
Gelet op de doelstellingen van de maatregelen nl. een oplossing bieden voor de tekorten binnen het onderwijs komt elke "soort" van bijbetrekking in aanmerking voor deze betere bezoldiging. Het betreft elke bijbetrekking in de zin van artikel 2,§2, van het koninklijk besluit nr.63 van 20 juli 1982 nl.:
Ҥ 2. Onder bijbetrekking als vermeld in paragraaf 1, wordt in het deeltijds kunstonderwijs verstaan: het ambt met al dan niet volledige prestaties dat in het deeltijds kunstonderwijs wordt uitgeoefend door een personeelslid dat eveneens:
1° een ambt met volledige prestaties uitoefent in het onderwijs met volledig leerplan, met uitzondering van het hoger onderwijs georganiseerd in een hogeschool vermeld inartikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;
2° een niet-uitsluitend ambt in het onderwijs met volledig leerplan uitoefent waarvoor het een volledig salaris geniet, waarvan het brutobedrag gelijk is aan of hoger ligt dan het minimum van zijn salarisschaal”
Voorwaarden inzake de aanstelling en verhaalprocedure
De voorwaarden waaraan moet voldaan zijn en de wijze waarop verhaal kan worden ingediend, zijn in punt 5.1. toegelicht.
Toestemming van het personeelslid
Er moet overleg zijn met het betrokken personeelslid waaruit moet blijken dat zij/hij met het uitoefenen van deze bijbetrekking instemt.
Bezoldiging
In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid voor het aantal uren waarvoor het in bijbetrekking is aangesteld, een salaris alsof de uren verstrekt zijn als hoofdambt m.a.w. zoals uren die binnen een "gewoon" opdrachtenpakket liggen. Dit betekent dat de noemer en de anciënniteit uit het hoofdambt van toepassing zijn.
Jaarsalaris
De verschuldigde salarisschaal wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de salarisschaal die voor hetzelfde ambt of functie in hoofdambt wordt toegekend maar het bedrag wordt met 1.137,54 euro verminderd (= indexbijslag).
Maximale bezoldiging
De beperking op de maximaal voor bezoldiging in aanmerking komende prestaties (140%) bedoeld in punt 3 is van toepassing.
Bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Voor de bezoldiging in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden is er een specifieke nieuwe afwijkende regeling die in punt 6.4. wordt toegelicht.
Uitbetalingsmodaliteiten
De in deze rubriek bedoelde personeelsleden ontvangen een salaris dat wordt toegekend onder de voorwaarden en demodaliteitendie gelden voor elke tijdelijke aanstelling en dit overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het KB nr. 63 van 20 juli 1982.
Behoud tijdens sommige dienstonderbrekingen
Het personeelslid behoudt de bezoldiging tijdens een dienstonderbreking volgens de specifieke regelingen bij elke vorm van dienstonderbreking die geldt voor tijdelijke personeelsleden.
Er is echter geen “terugval” meer op de “klassieke wijze” van bezoldigen van een bijbetrekking.
Ook betere bezoldiging voor sommige personeelsleden met “oude” overgangsregeling
Bij overgangsmaatregel uit 1982 staan sommige personeelsleden als vast benoemde in een bijbetrekking. Zij ontvangen een salaris aan een op 7 augustus 1982 geblokkeerde geldelijke anciënniteit (overeenkomstigartikel 10, §5van het koninklijk besluit nr.63 van 20 juli 1982 (ziepunt 6.2.2.).Vanaf 1 september 2009 ontvangen ook deze personeelsleden dezelfde betere bezoldiging zoals voor de organieke bijbetrekkingen.
...
6.
Afwijkingen
6.1.
Uitdovend karakter van een afwijking op de 40% regel - bezoldigde prestaties toegelaten tot 2/3
Regeling vóór 31 augustus 2009
Een persoon die reeds een hoofdberoep uitoefende buiten het onderwijs of prestaties leverde in het onderwijs die ten minste gelijkwaren aan een ambt met volledige prestaties, konvoor de gezamenlijke bijkomende prestaties in het onderwijs, nog slechts worden bezoldigd tot beloop van een derde van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties.
In het opgehevenartikel 77,§ 2, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 was echter een uitbreiding op deze 1/3 - regel voorzien.
1/3 kon 2/3 worden
Indien de betrokkene buiten zijn hoofdberoep slechts bijkomende prestaties uitoefende in één instelling en zich in een uitzonderlijke toestand bevond (zie hierna)mocht het aantal uren niet meer bedragen dan twee derden van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties. Deze bepalingen werden eveneens toegepast op prestaties die als bijbetrekking werden bezoldigd.
...
Toepassingsgebied
Het (thans opgeheven) koninklijk besluit van 7 december 1978bepaalde de toestanden die als uitzonderlijk werden beschouwd en die aanleiding konden geven tot het uitkeren van een salaris voor bijkomende prestaties die twee derden mochten bedragen van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties. Dit besluit was van toepassing op de personeelsleden die in een centrum voor volwassenenonderwijs of het deeltijds kunstonderwijs bijkomende prestaties uitoefenden.
Uitzonderlijke toestanden
Als uitzonderlijke toestanden in de zin van voorgaande bepaling werden beschouwd:
de toestand van de personeelsleden voor wie hetzij het ambt van directeur, adjunct-directeur, leraar de enige bijkomende activiteituitmaakte;
de toestand van het personeelslid dat het ambt van directeur en tevens van leraar in hetzelfde centrum voor volwassenenonderwijs of in dezelfde instelling van het deeltijds kunstonderwijs, als enige bijkomende activiteit uitoefende.
Voorwaarden
De voormelde personeelsleden die slechts in één instelling bijkomende prestaties uitoefenden, konden een salaris bekomen voor bijkomende prestaties die niet meer bedroegen dan twee derden van het minimum vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties, op voorwaarde dat ze zich in een dergelijke uitzonderlijke toestandbevonden.
Belangrijk op 1 september 2009
1/3 - 2/3 is niet meer van toepassing
De 40% - regel - zie punt 3.2. hiervoor - komt in de plaats van de 1/3 - 2/3 regel.
Aanvragen om af te wijken is niet meer mogelijk. De procedure om af te wijken van de vroegere maximale bezoldigingsgrens van 1/3 is opgeheven.
Overgangsmaatregel - voor welbepaalde personeelsleden en enkel op verzoek
Er is echter een overgangsregeling die van toepassing is op het personeelslid dat op grond van artikel 2 van het voormelde (opgeheven) koninklijk besluit van 7 december 1978 op 31 augustus 2009 recht heeft op een salaris of een salaristoelage voor de bijkomende prestaties die niet méér bedragen dan het dubbel (2/3) van het in (het opgeheven) artikel 77, § 1, van de wet van 24 december 1976 bepaalde maximum.
Zoals vermeld waren deze bepalingen van dit besluit van toepassing op de personeelsleden die in een centrum voorvolwassenenonderwijs of in het deeltijds kunstonderwijs prestaties uitoefenden die volgens artikel 77, §1, van de wet van 24 december 1976 als - zie hiervoor - bijkomende activiteit werden beschouwd.
Voor wie geldt de overgangsmaatregel NIET ?
De personeelsleden die hetzij het ambt van leraar, lesgever of assistent, hetzij het mandaat van voordrachthouder uitoefenden, konden enkel aanspraak maken op de toepassing van deze maatregel voor zover:
· de inrichtende macht een uitdrukkelijke aanvraag deed waarbij dringende beweegredenen van pedagogische aard werden ingeroepen of waarbij het bewijs werd geleverd dat geen enkele andere geschikte kandidaat kon worden gevonden voor de betrokken specialiteit;
· deze aanvraag werd ingewilligd door een daartoe gemachtigde ambtenaar.
De getroffen beslissing gold slechts voor de duur van het lopende schooljaar.
Deze personeelsleden worden niet gevat door de overgangsmaatregel.
...
Voor wie geldt de overgangsmaatregel WEL ?
De overgangsmaatregel is dus enkel bedoeld voor die personeelsleden die gedurende het schooljaar 2008-2009 geen bewijs dienen te leveren van de uitzonderlijke toestand.
De overgangsmaatregel geldt dus uitsluitend voor personeelsleden die in een centrum voor volwassenenonderwijs het ambt van adjunct-directeur of directeur (zie echter hierna) als bijbetrekking uitoefenden en daarvoor op 31 augustus 2009 recht hadden op een salaris. In het deeltijds kunstonderwijs was deze maatregel enkel van toepassing op het ambt van directeur.
Ze geldt voor prestaties die 40 % overschreden van een voltijdse betrekking.
Let op
Vanaf het schooljaar 2001-2002 kunnen personeelsleden het ambt van directeur in een centrum voor volwassenenonderwijs uitsluitend uitoefenen als hoofdambt. De overgangsmaatregel heeft dus enkel betrekking op het ambt van directeur in een CVO, voor zover een personeelslid daarin sedert 31 augustus 1999 ononderbroken aangesteld of vast benoemd is (zie artikel 105 van het decreet van 15 juni 2007).
Indien de betrokkenen geen verzoek - zie hierna - indienen eindigt voor hen de afwijking van de voormelde 2/3 dus ook op 31 augustus 2009.
Wel een uitzonderlijke toestand
Indien het personeelslid zich op 31 augustus 2009 dus wel in een uitzonderlijke toestand in een bijbetrekking, wordt het hier bedoelde salaris of de salaristoelage ten persoonlijke titel vanaf 1 september 2009 verder toegekend. Deze regeling houdt op van toepassing te zijn, zodra het betrokken personeelslid geen titularis meer is van het/de ambt(en) waarvoor het salaris of de salaristoelage wordt toegekend.
BELANGRIJK - Enkel op verzoek
Het salaris of de salaristoelage boven de maximale bezoldigingsgrens wordt op persoonlijke titel vanaf 1 september 2009 verder toegekend op voorwaarde dat het personeelslid hierom verzoekt.
Het betrokken personeelslid moet schriftelijk of via een e-mail bericht aan zijn werkstation melden dat hij zich in deze uitzonderlijke toestand bevindt en vragen om vanaf 1 september 2009 de overgangsmaatregeling toe te passen.
6.2.
Afwijkingen op de bezoldiging van sommige prestaties
Achtergrondinformatie
Vóór 1982 bestonden in een centrum voor volwassenenonderwijs of het deeltijds kunstonderwijs de begrippen hoofdambt en bijbetrekking niet. Deze werden pas in 1982 ingevoerd nl. bij het koninklijk besluit nr.63 van 20 juli 1982.
De doorgevoerde wijzigingen aan de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan waren dermate ingrijpend voor de bezoldiging van sommige prestaties van de betrokken personeelsleden dat het noodzakelijk was aan sommige personeelsleden bijzondere rechten - overgangsmaatregelen - toe te kennen.
Artikel 10 van vermeld besluit, inzonderheid de §§ 3 en 5, bevat dergelijke overgangsbepalingen voor personeelsleden die bij de inwerkingtreding van het besluit een bijbetrekking uitoefenden of waarvoor de prestaties, ingevolge dit besluit, in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, als bijbetrekking werden beschouwd.
In § 3 wordt vermeld welke prestaties toch nog verder als bijbetrekking kunnen worden bezoldigd.
In § 5 wordt aan sommige personeelsleden in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, het behoud van hun salaris onder bepaalde voorwaarden gewaarborgd.
6.2.1.
Uitzondering op grond van artikel 10,§ 3
In het onderwijs met volledig leerplan
De uitzonderingen die in 1982 werden uitgeschreven voor de personeelsleden tewerkgesteld in het onderwijs met volledig leerplan zijn sterk gedateerd en verwijzen naar specifieke situaties in de periode 1982 en volgende. De toelichting die gaat als bijlage 2 is dan ook minder actueel.
In het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan
Deze overgangsmaatregel wordt in bijlage 3 toegelicht.
6.2.2.
Artikel 10,§ 5 - bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging
Voor sommige vastbenoemden
Toestand tot 31 augustus 2009
Het personeelslid dat ten laatste op 7 augustus 1982 vast benoemd of stagiair was in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan en wiens prestaties in dit onderwijs thans als bijbetrekking worden beschouwd, heeft recht op het salaris dat hij, op grond van de prestaties waarmee hij belast blijft, op voormelde datum zou bekomen hebben bij toepassing van de bezoldigingsregeling van het personeel van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan (K.B. 10 maart 1965), eventueel beperkt tot het salaris dat hij werkelijk genoot.
Deze beperking mag echter niet tot gevolg hebben dat het toe te kennen salaris niet wordt aangepast bij iedere wijziging van de salarisschaal waarin het salaris is vastgesteld of dat het personeelslid wordt uitgesloten van salarisverhogingen die het gevolg zijn van de toekenning van een andere salarisschaal voor de door hem uitgeoefende prestaties.
Periodieke verhogingen gehalveerd
Het bedrag van de in dit salaris begrepen periodieke verhogingen wordt met 50 percent verminderd.
Belast gebleven zijn
De gevallen die voor de toepassing van voorgaande bepalingen niet als onderbreking worden beschouwd, zijn:
de afwezigheid tijdens welke het personeelslid aanspraak kan maken op zijn loon of op een pensioen, dat tijdelijk wordt toegekend of dat in aanmerking komt voor de verhoging van het salaris of voor de toekenning en de berekening van het pensioen;
de periode van schoolvakantie en ontspanningsverlof en de dagen waarop de lessen geschorst zijn;
de tijd tijdens welke het personeelslid zijn legerdienst vervult of wederopgeroepen is;
elke schorsing van de ambtsuitoefening, die in één of verschillende malen niet meer dan zes werkdagen bedraagt;
elke andere afwezigheid die, in één of verschillende malen, niet meer dan twee jaar bedraagt en tijdens welke de uitwerking van de aanwervingsakte of van het aanwervingscontract geschorst werd krachtens een beslissing van het inrichtend bestuur, aan de Minister van Onderwijs betekend binnen de maand volgend op het begin van de afwezigheid.
De waarborgregeling
Uit het voorgaande blijkt dat, mits een vermindering met 50% van het bedrag van de in het salaris begrepen periodieke verhogingen, en onder de voormelde voorwaarde, aan de vastbenoemde of stagedoende personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan het behoud van salaris wordt gewaarborgd dat zij genoten op 7 augustus 1982, rekening gehouden met eventuele wijzigingen van de toegekende salarisschaal en met salarisverhogingen ten gevolge van de toekenning van een andere salarisschaal voor de uitgeoefende prestaties.
Belangrijk op 1 september 2009
De bezoldiging van deze personeelsleden, de wijze waarop het salaris/de salaristoelage wordt toegekend, het behoud of het verlies ervan zal vanaf 1 september 2009 gebeuren volgens de regeling die in punt 5.3(Volwassenenonderwijs) en in punt 5.4(Deeltijds Kunstonderwijs) wordt toegelicht.
Voor de andere personeelsleden
Toestand tot 31 augustus 2009
De andere dan hiervoor bedoelde personeelsleden bekwamen een salaris vastgesteld op basis van de “klassieke” bezoldigingswijze in het onderwijs met beperkt leerplan.
Belangrijk op 1 september 2009
De bezoldiging van deze personeelsleden, de wijze waarop het salaris/de salaristoelage wordt toegekend, het behoud of het verlies ervan zal vanaf 1 september 2009 gebeuren volgens de regeling die in punt 5.3(Volwassenenonderwijs) en in punt 5.4(Deeltijds Kunstonderwijs) wordt toegelicht.
6.3.
Drie uitzonderlijke en specifieke regelingen
In artikel 12 en 14 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX en in artikel IX.5 van het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVIworden drie vrij uitzonderlijke toestanden geregeld.
6.3.1.
Artikel 12 - opnieuw toepassing vragen van de in 1982 gewaarborgde bezoldiging of van een definitieve betaling als hoofdambt
Dit artikel bepaalt dat personeelsleden die een bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging uitoefenen (overgangsregeling bepaald in artikel 10 §§ 3 en 5 van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982) verder aanspraak kunnen maken op deze gewaarborgde bezoldiging, ongeacht de inkomsten die zij verwerven uit activiteiten buiten het onderwijs.
Op basis van dit artikel konden de personeelsleden die vroeger een bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging uitoefenden, maar ondertussen in een hoofdambt staan, vragen om hun hoofdambt terug om te zetten in deze bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging. De omzetting gebeurde enkel voor de personeelsleden die de vraag tot omzetting tegen uiterlijk
31 december 1998 ingediend hebben bij het werkstation.
Een personeelslid aangesteld in een bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging kan uiteraard ook terug een aanstelling in hoofdambt krijgen op voorwaarden dat:
· het personeelslid hierom uitdrukkelijk verzoekt
· dit verzoek gebeurt via de inrichtende macht
· het personeelslid de nodige bewijsstukken aflevert.
Eens het personeelslid terug in hoofdambt aangesteld is, verliest het personeelslid definitief het recht op een bijbetrekking met gewaarborgde bezoldiging.
6.3.2.
Artikel 14 - sommige personeelsleden die vóór 1 januari 1996 een "niet-uitsluitend " ambt en een andere onderwijsopdracht uitoefenden en ook na 1 januari 1996 hun opdracht aan de hogeschool combineren met een andere onderwijsopdracht
In afwijking van de bestaande bepalingen konden deze personeelsleden die aan bovenvermelde voorwaarden voldoen voor hun onderwijsopdrachten buiten het hoger onderwijs bezoldigd worden in hoofdambt tot het bereiken van de volgende maximumgrens: een voltijdse opdracht + 1/3 (2/3 mits uitzonderingstoestand). Om het volume van de prestaties te berekenen tellen de prestaties in alle onderwijsniveaus mee inclusief het hoger onderwijs.
Voor de berekening van het salaris werden de prestaties verstrekt in de hogescholen als eerste in aanmerking genomen.
...
Voorbeeld
Een personeelslid oefende volgende prestaties uit:
hoger onderwijs | 70% | | gepondereerd volume | 7000 |
deeltijds kunstonderwijs school A | 13/22 | | 5909 |
deeltijds kunstonderwijs school B | 8/20 | | 4000 |
| | Totaal | 16909 |
Prestaties hoger onderwijs + DKO-school A vormden samen een voltijdse opdracht + 1/3 (gepondereerd volume= 12.909), volledig bezoldigd in hoofdambt. Als school B de uitzonderingstoestand had aangevraagd nl. bezoldiging FT + 2/3 kon het personeelslid voor al zijn prestaties in hoofdambt betaald worden.
Belangrijk vanaf 1 september 2009
Aangezien voor de bezoldiging van prestaties in het onderwijs (zie definitie in punt 3.1) er geen rekening meer wordt gehouden met de prestaties in een hogeschool, is deze afwijkende regeling zonder voorwerp.
6.3.3.
Artikel IX.5 - geen rekening houden met TBSOB - opnieuw toepassing vragen van de gewaarborgde bezoldiging
Het personeelslid, dat nà 7 augustus 1982 en vóór 1 september 1991 prestaties heeft uitgeoefend waarvoor ze bezoldigd werden op grond van het voormeld artikel 10, § 5, van het koninklijk besluit nummer 63 van 20 juli 1982 (punt6.2.2) en voor wie de bepalingen van artikel 10, § 5, door een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking niet meer gelden, kan aan het bevoegde werkstation vragen om zijn voor die periode toegekende salaris of salaristoelage opnieuw vast te stellen volgens de voornoemde bepalingen en dit zonder rekening te houden met de voormelde onderbreking van de uitgeoefende prestaties.
Bij het onderwijsdecreet III van 9 april 1992 werd immers vanaf 1 september 1991 artikel 10, § 5 gewijzigd in die zin dat voor de toepassing van het begrip “belast gebleven zijn” een aantal gevallen niet als onderbreking worden beschouwd o.a. elke afwezigheid die, in één of verschillende malen, niet meer dan twee jaar bedraagt en waarbinnen de uitwerking van de aanwervingakte of van het aanwervingcontract geschorst werd krachtens een beslissing van de inrichtende macht, aan de Minister van Onderwijs betekend binnen de maand volgend op het begin van de afwezigheid. Hiermee wordt ook de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geviseerd waardoor de personeelsleden na een periode van boventalligheid hun rechten op de waarborgregeling behielden.
6.4.
Afwijkende bezoldigingswijze in het kader van een vervanging van sommige afwezigheden
Op wie is dit van toepassing
In dit punt wordt onder een personeelslid verstaan:
1° het personeelsliddat een opdracht uitoefent in het kader van een vervanging van een afwezigheid die minder dan tien werkdagen bedraagt
2° het personeelslid dat een opdracht uitoefent in het kader van een vervanging van een afwezigheid bedoeld in punt 5.2.1.3. van deze omzendbrief EN die minder dan tien werkdagen bedraagt
3° het personeelslid dat aangesteld is op grond van vervangingseenheden voor korte afwezigheden
4° het personeelslid dat aangesteld is op grond van vervangingseenheden voor vervanging van personeelsleden die op bedrijfsstage zijn.
Opnieuw in actieve dienst getreden of gepensioneerde
Het is mogelijk dat voor het uitoefenen van de voormelde soorten vervangingen een beroep wordt gedaan op personeelsleden die opnieuw in actieve dienst treden - de zgn. herindiensttreders - of op gepensioneerden. Indien zij dus als tijdelijk personeelslid worden aangesteld om één van de hier bedoelde vervangingsopdrachten uit te oefenen, wordt het salaris van het personeelslid bepaald volgens de hierna vermelde afwijkende bezoldigingswijze.
Afwijkende bezoldigingwijze enkel in het geval van specifieke vervangingen
Hierna wordt - punten 1° tot 4° - kort toegelicht voor welke specifieke vervangingen en afwezigheden de nieuwe regeling geldt.
1° een vervanging van een afwezigheid die minder dan tien werkdagen bedraagt
Een personeelslid dat tijdelijk een personeelslid vervangt, krijgt slechts een salaris of een salaristoelage als de vervanging voldoet aan een aantal specifieke voorwaarden.
Eén van die voorwaarden is dat het te vervangen personeelslid afwezig is voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen.
Deze voorwaarde geldt niet:
in het basisonderwijs
· voor de vervanging van een personeelslid in een school of in een vestigingsplaats van een school
- in het gewoon basisonderwijs: indien u in een vestigingsplaats per onderwijsniveau minder dan 72 lestijden inricht in het ambt van onderwijzer of kleuteronderwijzer;
- in het buitengewoon basisonderwijs: indien u in een vestigingsplaats per onderwijsniveau minder dan 66 lestijden inricht in het ambt van onderwijzer ASV of kleuteronderwijzer ASV.
in elk niveau (basisonderwijs, secundair onderwijs, centrum voor leerlingenbegeleiding,deeltijds kunstonderwijs, centrum voor volwassenenonderwijs...)
voor de vervanging van een personeelslid:
· dat afwezig is wegens omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner
· dat afwezig is wegens de opname van een verlofweek van postnatale rust
· dat is aangesteld in een bevorderingsambt.
Deze vormen van reglementaire vervangingen worden gevat door de hierna vermelde afwijkende bezoldigingregeling.
2° een vervanging van een afwezigheid bedoeld inpunt 5.2.1.3.van deze omzendbrief en die minder dan tien werkdagen bedraagt.
Onder de voorwaarden beschreven in punt 5.2.1.3. ontstaat het recht op de bezoldiging van sommige plage-uren. Indien een dergelijke vervanging minder dan tien werkdagen bedraagt, geldt ook voor dergelijke vervangingen de hierna vermelde afwijkende bezoldigingregeling.
3° vervanging op grond van vervangingseenheden voor korte afwezigheden
In de omzendbrief PERS/2005/23 wordt het gebruik van de vervangingseenheden voor korte afwezigheden(VKA) in het basisonderwijs toegelicht.In dit kader wordt een “korte afwezigheid” gedefinieerd als “ de afwezigheden van de personeelsleden die aangesteld zijn in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, voor wie op basis van andere regelgeving (zie 1°) geen vervanger kan worden gefinancierd of gesubsidieerd”.
De hierna vermelde afwijkende bezoldigingswijze is van toepassing op:
· elke vervanging van een afwezigheid van minder dan tien werkdagen in het kader van VKA
· op de personeelsleden die in het kader van de VKA reglementering - als uitzondering - voor een langere periode worden aangesteld om korte vervangingen te doen (ATO 2).
4° vervanging op grond van vervangingseenheden voor bedrijfsstage
In de omzendbrief PERS/2005/22 wordt de vervanging van personeelsleden uit het secundair onderwijs die op bedrijfsstage gaan, toegelicht.
Ook hier geldt het principe dat de hierna vermelde bezoldigingswijze geldt voor elke vorm van vervanging - minder of meer dan 10 werkdagen - waarvoor de vervangingseenheden in het kader van de bedrijfsstage worden aangewend.Dit geldt dus ook voor die personeelsleden die - als uitzondering - voor een langere periode op grond van deze vervangingseenheden worden aangesteld (ATO 2).
Afwijkende bezoldigingsregeling
Afwijking 1 - steeds hoofdambt
In afwijking van de bezoldigingswijze van overwerk en bijbetrekking uiteengezet in respectievelijk de punten 5.2.1.2. en 5.2.2.2., 5.3.2. en 5.4.2.worden de prestaties van een personeelslid - zie definitie hiervoor - steeds als hoofdambt bezoldigd.
Deze prestaties van dit personeelslid in het kader van de voormelde vervangingen worden dus nooit als overwerk of als bijbetrekking beschouwd.
Afwijking 2 - geen invloed op de andere opdrachten
De andere door het personeelslid uitgeoefende opdrachten worden in geen enkel onderwijsniveau beïnvloed door de prestaties die het personeelslid in het kader van de voormelde vervangingen uitoefent en worden desgevallend verder als hoofdambt, bijbetrekking, plage of overwerk beschouwd.
Dit betekent dat er voor geen enkel aspect een beïnvloeding is van de andere door het personeelslid uitgeoefende opdrachten. Een eerste voorbeeld hiervan is de noemeromzetting/noemerbepaling in het secundair onderwijs. Hierbij geldt de regel dat voor de personeelsleden die fungeren in de tweede graad maar tevens belast zijn met een halve lesopdracht in de derde graad, of de vierde graad, of de derde en de vierde graad: het minimum 20 i.p.v. 21 en het maximum 21 i.p.v. 22 lesuren wordt. De voormelde meer voordelige bezoldigingswijze van de prestaties in het kader van de vervanging is een uitzonderingsmaatregel. Deze maatregel mag echter geen aanleiding geven tot een“vermenging” met de bezoldigingsregels die normaal zouden gelden.
Voorbeeld
Een personeelslid dat 13/21 uitoefent in de tweede graad (secundair onderwijs) en als gevolg van een vervanging gedurende een paar dagen bijkomend belast wordt met 11/20 in de derde graad behoudt dan ook de noemer 21 in de tweede graad.
Een tweede voorbeeld is de wijze waarop in het deeltijds kunstonderwijs de bezoldigingsgrens op het zgn. best bezoldigd ambt wordt bepaald.Ook deze specifieke regeling wordt door de vervangingsopdracht niet beïnvloed.
Voorbeeld
Een voorbeeld hiervan is een leraar in DKO met een opdracht van 15/20 en 8/22 waarvan de bezoldiging eventueel beperkt wordt tot het best bezoldigd ambt. Deze leraar doet een vervanging van een omstandigheidsverlof naar aanleiding van de geboorte van een kind (DO 119) voor 10/20 en het verlof is korter dan 10 werkdagen. De beperking tot best bezoldigd ambt in de organieke betrekking blijft gelden en de vervangingsopdracht van 10/20 wordt bijkomend betaald in hoofdambt.
Een derde voorbeeld: de vervangingsopdrachten beïnvloeden evenmin de lopende hoofdambten of bijbetrekkingen in het volwassenenonderwijs, waar de “gewone” (geen vervangingsopdrachten) als laatste meetellen om de gepondereerde eenheid te bepalen.
Voorbeeld
Een personeelslid oefent volgende opdrachten uit:
voltijds secundair onderwijs: 11/22 leraar
CVO: 10/20 leraar HOSP
Hij wordt voor 5 dagen in het BAO belast met een korte vervanging van een personeelslid dat afwezig is omwille van een omstandigheidsverlof n.a.v. een geboorte bij de partner voor een halftijdse opdracht van 12/24.
Blijven ongewijzigd tijdens de korte vervanging:
Hoofdambt: voltijdse prestaties ambt in voltijds secundair onderwijs (11/22) en CVO (10/20) samen.
Het hoofdambt wordt dus niet meer beïnvloed zoals voor 1/9/2009, waarbij de opdracht in CVO bijbetrekking werd omdat prestaties in andere onderwijsniveaus bij voorrang als hoofdambt werden bezoldigd.
Afwijking 3 - uitzondering op de maximale bezoldigingsgrens
Voor het toekennen van de bezoldiging voor de voormelde vervangingsopdrachten gelden de beperkingen gesteld in punt 3 (140%) niet. Dit betekent dat de som van alle opdrachten samen de 140%-grens mag overschrijden.
Bijzonder geval - toch opnieuw begrensd tot 140%
Indien een afwezigheid oorspronkelijk minder dan 10 werkdagen bedraagt - bvb 5 dagen - maar (bvb. in geval van ziekte) verlengd wordt tot meer dan 10 dagen (bvb. 15), geldt echter vanaf de eerste dag van de vervanging (dag 1 van de 15) de beperking tot 140% wel opnieuw.In dit bijzonder geval moet de vervanger van deze wijziging(minder gunstig)in de bezoldiging op de hoogte worden gesteld.
7.
Melding aan de Agentschappen
7.1.
Elektronische doorsturen van cumulatiegegevens (communicatie - record lay-out 8 - RL-8)
Belangrijk vanaf 1 september 2009
De nieuwe maatregelen enerzijds en het veralgemenen van de elektronische zendingen anderzijds, hebben tot gevolg dat het invullen en het zenden van de record lay-out 8 (RL-8) vanaf 1 september 2009 overbodig worden.
De nieuwe regelgeving betekent bijgevolg een grote vermindering van de taakbelasting voor de onderwijsinstellingen bij het zenden van een opdrachtenpakket.
7.1.1.
Opdrachten binnen het onderwijs
De opdrachten die worden uitgeoefend als overwerk of bijbetrekking worden doorgezonden als een gewone elektronische zending.
Voorbeeld 1
Een licentiaat, vast benoemd voor 20 uur AV Wiskunde in de 3de graad ASO wordt op 1 september 2005 bijkomend belast in dezelfde school met nog 5 uur AV Wiskunde in de 3de graad ASO in vacante uren.
Toestand op 1 september 2009:
RL-1 - 20 u AV Wiskunde 3de graad ASO Ato 4
RL-1 - 5 u AV Wiskunde 3de graad ASO Ato 2
De beide RL-1's worden in één bericht doorgestuurd.
Voorbeeld 2:
Een onderwijzer is voor 24/24 vast benoemd en hij wordt tevens aangesteld in dezelfde school voor 4/24 onderwijs aan huis.
RL-1 onderwijzer Ato4 voor 24/24
RL-1 onderwijzer Ato2 voor 4/24 met de vakcode "onderwijs aan huis" (598)
Beide RL-1's worden doorgestuurd in 1 bericht.
7.1.2.
Taken buiten het onderwijs
Aangezien de prestaties/inkomsten/ arbeidsregelingen buiten het “onderwijs” (buiten het onderwijs = basiseducatie/een zelfstandige activiteit/een activiteit als loontrekkende of elke andere activiteit, prestaties aan een hogeschool of aan een universiteit, ...) vanaf 1 september 2009 geen invloed meer uitoefenen op de bezoldiging van de prestaties binnen het “onderwijs” (zie punt 3 van deze omzendbrief), moet een onderwijsinstelling geen record lay-out 8 (RL-8) meer zenden om de omvang, noch de inkomsten uit deze activiteiten te melden.
Deze regel geldt voor alle onderwijsinstellingen in alle onderwijsniveaus die door deze omzendbrief zijn gevat.
7.1.3.
Geen papieren bewijsstukken meer
Doordat noch de omvang van een beroepsactiviteit buiten onderwijs, noch de inkomsten ervan een rol spelen bij het vaststellen van de maximale onderwijsprestaties vanaf 1 september 2009, zullen de werkstations geen bewijsstukken meer opvragen zoals bv. een attest van de werkgever of een aanslagbiljet van de directe belastingen (berekeningsnota), die ervoor noodzakelijkerwijs op papier werden opgezonden.
Door de versoepeling van de aanwervingprocedure vanaf 1 september 2009 (punt 5.1. van deze omzendbrief), moet het werkstation evenmin nog bewijsstukken opvragen om het salaris of de salaristoelage te kunnen verlenen voor prestaties die als bijbetrekking of overwerk dienen te worden beschouwd om aan te tonen dat geen ander geschikt kandidaat kan worden gevonden die de betrokken prestaties als hoofdambt kan uitoefenen. Ook de verklaring op eer die daarmee verband houdt, moet niet meer elektronisch worden gemeld.
7.2.
Formulier in verband met overwerk - aanvraag “klassieke” bezoldigingswijze
Het formulier 'Aanvraag van een toelage voor overwerk', Pers 5Bis, ingediend voor de uitbetaling van overwerk volgens het “klassiek stelsel” is vanaf 1 september 2009 afgeschaft.
7.3.
Informatie
Voor verdere informatie neemt u contact op met het werkstation.
8.
Bijlagen