Prestatieregeling

  • Begrippen: opdracht, schoolopdracht en hoofdopdracht
  • De wijzigingen aan deze omzendbrief naar aanleiding van de invoering van het ambt van adjunct-directeur worden meegedeeld onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van het decreet en besluit m.b.t. het lerarenambt.

1. Toelichting

De overheid heeft een prestatieregeling uitgewerkt die:

- zo eenvoudig mogelijk is;

- zoveel mogelijk uniform is voor onderwijzend personeel en paramedisch personeel;

- de directie de mogelijkheid biedt om het schoolleven zodanig te organiseren dat kinderen en ouders krijgen waar ze recht op hebben;

- misbruiken en overbevraging van het personeel voorkomt; ruimte laat voor lokale autonomie.

Voor het goed begrip moet het verschil tussen de begrippen opdracht, hoofdopdracht en schoolopdracht duidelijk zijn.

Met opdracht van een personeelslid worden alle taken bedoeld die men uitvoert, ook de taken die thuis uitgevoerd worden zoals bijvoorbeeld de voorbereidingen en verbeteringen, de verslagen, enz...

De schoolopdracht is het grootste deel van de opdracht: namelijk die taken die men in schoolverband uitvoert, zijnde de hoofdopdracht en andere bijkomende taken.

De hoofdopdracht is het grootste deel van de schoolopdracht. Voor een leerkracht is dat in principe de lesopdracht; voor het paramedisch personeelslid is dat in principe de kindgebonden opdracht.

Het decreet basisonderwijs definieert plage als volgt: lestijden of uren buiten het lestijden- en urenpakket die zich situeren boven het minimum maar binnen het maximum van de hoofdopdracht. De wettelijke bepalingen worden toegelicht in de tekst hierna.

Daarnaast worden de criteria voor de invulling van de hoofd- en schoolopdracht vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokaal comité. In elke school wordt bij de voorbereiding van het schooljaar onderhandeld over de algemene regels om de vaststelling van het aantal lestijden/uren prestatie tussen het minimum en maximum van de hoofdopdracht en de schoolopdracht op een billijke en transparante wijze te bepalen.

De plage die wordt ingericht, moet aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten worden gemeld met inbegrip van hun invulling. Meer informatie hierover vindt u, voor de nulmeting in het schooljaar 2010-2011, in de omzendbrief “Plage-lestijden - Plage-lestijden voor onderwijzers in het gewoon lager onderwijs: nulmeting 2010-2011. Vanaf het schooljaar 2011-2012 zal de jaarlijkse opvraging van het percentage op het niveau van de scholengemeenschap of op het niveau van de school voor de scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap, worden geïntegreerd in het dossier jaarlijkse inlichtingen (zie ook punt 6 van de omzendbrief “Plage-lestijden - plage-lestijden voor onderwijzers in het gewoon lager onderwijs: nulmeting 2010-2011”).

1.1. Onderwijzend personeel in het gewoon basisonderwijs

1.1.1. Schoolopdracht

De leden van het onderwijzend personeel die voltijds werken, hebben een wekelijkse schoolopdracht van maximum 26 klokuren, te presteren binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen, dus tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's morgens en tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's namiddags.

De schoolopdracht van het onderwijzend personeel in vestigingsplaatsen die minder dan 28 lestijden gefinancierd of gesubsidieerd krijgen wordt zodanig vastgelegd dat er gedurende de volledige periode van normale aanwezigheid van de leerlingen iemand van het bestuurs- en onderwijzend personeel aanwezig is.

Oudercontacten en personeelsvergaderingen vallenbuiten de 26 klokuren en kunnen georganiseerd worden buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.

Hetzelfde geldt voor opdrachten bepaald na overleg of onderhandelingen in het bevoegd lokaal comité.

De administratieve taken eigen aan de functie van onderwijzer behoren tot de opdracht, maar niet tot de schoolopdracht.

De wekelijkse schoolopdracht voor deeltijds werkend personeel bedraagt ten hoogste het evenredig deel van de 26 klokuren.

1.1.2. Hoofdopdracht

De hoofdopdracht bestaat in principe uitsluitend uit een lesopdracht, behalve voor personeelsleden belast met bijzondere pedagogische taken.

De scholen kunnen maximum 3% van het toegekende lestijden- en urenpakket op schoolniveau reserveren voor bijzondere pedagogische taken. De BPT-uren kunnen toegewezen worden aan het onderwijzend en het paramedisch personeel.

(zie omzendbrief Specifieke maatregelen vanaf 1-9-2001 voor het organiseren van bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs - BaO/2001/6 van 15-06-2001)

Schematische voorstelling

Schema 1

1.1.2.1. Kleuteronderwijzer

De hoofdopdracht van de kleuteronderwijzers die voltijds werken in het gewoon basisonderwijs bedraagt minimum 24 lestijden en maximum 26 lestijden

De wekelijkse hoofdopdracht voor een kleuteronderwijzer die deeltijds werkt in een opgesplitste volledige opdracht wordt bepaald volgens onderstaande tabel:

lestijden 

Minimum lestijden 

maximum lestijden 

6,5 

7,5 

10 

10 

10 

11 

11 

11 

12 

12 

12 

13 

13 

13 

14 

14 

14 

15 

15 

15 

16 

16 

16 

17 

17 

17 

18,5 

18 

18 

19,5 

19 

19 

21 

20 

20 

22 

21 

21 

23 

22 

22 

24 

23 

23 

25 

Een personeelslid aangeworven in vacante lestijden, die geen deel uitmaken van een opgesplitste volledige opdracht, dat deeltijds presteert moet geen plage doen.

De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een hoofdopdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt.

1.1.2.2. Onderwijzer

De hoofdopdracht van de onderwijzers die voltijds werken in het gewoon basisonderwijs bedraagt minimum 24 lestijden en maximum 27 lestijden.

Ze mogen slechts met een derde plage-lestijd belast worden als deze plage-lestijd om organisatorische redenen noodzakelijk is. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het bepalen van de criteria voor de invulling van de hoofdopdracht, die bij de voorbereiding van het schooljaar vastgelegd moeten worden na onderhandeling in het bevoegde lokaal comité.

Verder mogen er binnen een scholengemeenschap in het gewoon lager onderwijs maximaal 10% plage-lestijden worden ingericht ten opzichte van het totaal aantal lestijden op basis waarvan de school betrekkingen in het ambt van onderwijzer in het gewoon lager onderwijs heeft ingericht en die vanaf het schooljaar 2012-2013 geput worden uit:

- de lestijden volgens de schalen voor het gewoon lager onderwijs;

- de SES-lestijden;

- de additionele lestijden volgens de schalen, gebaseerd op de leerling/leerkracht-ratio;

- de additionele lestijden sociale maatregel;

- de aanvullende lestijden voor godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing voor het lager onderwijs.

Voor scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren, wordt dit percentage op schoolniveau vastgelegd.

Bovendien mag het percentage plage-lestijden binnen de scholengemeenschap vanaf het schooljaar 2011-2012 niet hoger liggen dan het percentage plage-lestijden dat in het schooljaar 2010-2011 in de scholengemeenschap werd ingericht (= nulmeting).

Indien na het schooljaar 2010-2011 een school toetreedt tot een scholengemeenschap, zal het percentage plage van deze scholengemeenschap voor het schooljaar 2010-2011 (= nulmeting) worden berekend op basis van de plage-lestijden en het totaal aantal aangewende lestijden in het ambt van onderwijzer in het schooljaar 2010-2011 voor alle scholen die vanaf dan deel uitmaken van deze scholengemeenschap. Toetredende scholen brengen m.a.w. hun gegevens van het schooljaar 2010-2011 (= nulmeting) mee naar de scholengemeenschap. Hetzelfde principe geldt voor scholen die veranderen van scholengemeenschap of die ervoor kiezen om niet langer deel uit te maken van een scholengemeenschap.

In de hieronder opgenomen voorbeelden wordt gefocust op het schooljaar 2010-2011, het schooljaar waarin de nulmeting plaatsvond. Daarbij wordt uiteraard nog verwezen naar de onderdelen van de op dat ogenblik geldende omkadering. Een aantal van die onderdelen - met name de GOK-lestijden, de aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding en de aanvullende lestijden voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten – werden bij de hervorming van de omkadering van het basisonderwijs geïntegreerd in de nieuwe basisomkadering die geldt vanaf het schooljaar 2012-2013.

Vanaf dat schooljaar moet bij de berekening van het totaal aantal lestijden waarmee betrekkingen worden ingericht in het ambt van onderwijzer in het gewoon lager onderwijs rekening gehouden worden met de betrekkingen die worden geput uit de lestijden volgens de schalen voor het gewoon lager onderwijs, de SES-lestijden, de additionele lestijden volgens de schalen, gebaseerd op de leerling/leerkracht-ratio, de additionele lestijden sociale maatregel en de aanvullende lestijden voor godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing voor het lager onderwijs.

Voorbeeld 1

School A zat in het schooljaar 2010-2011 samen met school B in scholengemeenschap X.

School A ontving 244 lestijden volgens de schalen en 4 GOK-lestijden, 20 aanvullende lestijden voor godsdienst en 2 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding, samen 270 lestijden. Ze richtte hiermee 10 voltijdse en 2 halftijdse betrekkingen in, in het ambt van onderwijzer. Ze wendde dus 264 lestijden aan. Ze had m.a.w. 6 lestijden die ze niet aanwendde of die ze had overgedragen. Deze 6 lestijden mogen niet in aanmerking genomen worden bij de berekening van de plage.

School B ontving 132 lestijden volgens de schalen, 10 aanvullende lestijden voor niet-confessionele zedenleer en 2 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding. Ze richtte hiermee 5 voltijdse en 3 deeltijdse (3 x 8/24) betrekkingen in, in het ambt van onderwijzer. Ze wendde dus alle 144 ontvangen lestijden aan.

Scholen A en B wendden samen 408 (264 + 144) lestijden aan in het ambt van onderwijzer.

Naast de 408 lestijden, waarmee betrekkingen werden ingericht in het ambt van onderwijzer, richtten beide scholen in het schooljaar 2010-2011 ook een aantal plage-lestijden in:

- School A richtte 29 plage-lestijden in = 11% (van 264 lestijden).

- School B richtte 14,5 plage-lestijden in = 10,1% (van 144 lestijden).

In het schooljaar 2010-2011 werden er in scholengemeenschap X bovenop de 408 lestijden nog eens 43,5 lestijden plage ingericht in het ambt van onderwijzer, dit betekent voor deze scholengemeenschap een nulmeting van 10,6% plage.

Aangezien er vanaf het schooljaar 2011-2012 maximum 10% plage mag ingericht worden, zal er vanaf dat schooljaar maximum 10% plagemogen ingericht worden.

Voorbeeld 2

School A en school B zitten in het schooljaar 2011-2012 nog steeds in scholengemeenschap X. Bovendien treedt vanaf dit schooljaar school C toe tot deze scholengemeenschap.

School C ontving voor het schooljaar 2010-2011 400 lestijden volgens de schalen,46 GOK-lestijden en 10 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding. Ze wendde hiermee 18 voltijdse betrekkingen en 4 deeltijdse betrekkingen (6/24) in, in het ambt van onderwijzer.Daarnaast ontving ze ook 48 aanvullende lestijden voor godsdienst. In deze aanvullende lestijden voor godsdienst richtte ze twee voltijdse betrekkingen in, in het ambt van leermeester godsdienst. Deze 48 aanvullende lestijden godsdienst mogen dus niet in aanmerking genomen worden bij de berekening van de plage. Het totale aantal aangewende lestijden in het ambt van onderwijzer bedroeg dus 456 lestijden. Naast deze 456 lestijden richtte school C in het schooljaar 2010-2011 ook 36,5 plage-lestijden in = 8% (van 456 lestijden).

Om het percentage plage te berekenen dat in scholengemeenschap X vanaf 2011-2012 mag ingericht worden, moeten de gegevens van het schooljaar 2010-2011 van school C toegevoegd worden aan de gegevens van het schooljaar 2010-2011 van school A en school B: deze drie scholen richtten in het schooljaar 2010-2011 samen 864 (264 + 144 + 456) lestijden in, in het ambt van onderwijzer. Daarnaast richtten ze samen 80 (29 + 14,5 + 36,5) plage-lestijden in, dit betekent voor deze scholengemeenschap een nulmeting van 9,3% plage.

Aangezien er vanaf het schooljaar 2011-2012 nooit meer plage mag ingericht worden dan bij de nulmeting (=schooljaar 2010-2011) mag er vanaf het schooljaar 2011-2012 maximum 9,3% plage ingericht worden in scholengemeenschap X.

Voorbeeld 3

School D zat in het schooljaar 2010-2011 samen met school E en F in scholengemeenschap Y.

School D ontving voor het schooljaar 2010-2011, net als school C, 400 lestijden volgens de schalen, 46 GOK-lestijden en 10 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding.Daarnaast ontving ze, net als school C, ook 48 aanvullende lestijden voor godsdienst. Ze wendde hiermee 21 voltijdse betrekkingen aan, in het ambt van onderwijzer. School D, een school van het gesubsidieerd vrij onderwijs, opteerde er dus voor om ook met de aanvullende lestijden voor godsdienst betrekkingen in te richten in het ambt van onderwijzer. In tegenstelling tot school C, mag school D deze 48 aanvullende lestijden voor godsdienst dus wel in aanmerking nemen bij de berekening van de plage. Het totale aantal aangewende lestijden in het ambt van onderwijzer bedraagt dus 504 lestijden. Naast deze 504 lestijden richtte school D in het schooljaar 2010-2011 ook 56 plage-lestijden in = 11,1% (van 504 lestijden).

School E ontving 178 lestijden volgens de schalen,20 GOK-lestijden, 14 aanvullende lestijden voor niet-confessionele zedenleer en 2 aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding. Ze richtte hiermee 8 voltijdse en 1 halftijdse betrekking in, in het ambt van onderwijzer. Ze wendde dus alle 214 ontvangen lestijden aan. Naast deze 214 lestijden richtte school D in het schooljaar 2010-2011 ook 15 plage-lestijden in = 7% (van 214 lestijden).

School F ontving 120 lestijden volgens de schalen,2 GOK-lestijden en 10 aanvullende lestijden voor godsdienst. Ze richtte hiermee 5 voltijdse en 1 halftijdse betrekking in, in het ambt van onderwijzer. Daarnaast ontving ze ook 2 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding waarmee een leermeester lichamelijke opvoeding werd aangesteld. Deze 2 aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding mogen dus niet in aanmerking genomen worden bij de berekening van de plage. Het totale aantal aangewende lestijden in het ambt van onderwijzer bedroeg dus 132 lestijden. Naast deze 132 lestijden richtte school D in het schooljaar 2010-2011 ook 10,5 plage-lestijden in = 8% (van 132 lestijden).

Scholen D, E en F wenden in het schooljaar 2010-2011 samen 850 (504 + 214 + 132) lestijden aan in het ambt van onderwijzer. Bovenop deze 850 lestijden werden er in het schooljaar 2010-2011 in scholengemeenschap Y nog eens 81,5 (56 + 15 + 10,5) lestijden plage ingericht in het ambt van onderwijzer, dit betekent voor deze scholengemeenschap een nulmeting van 9,6% plage.

Aangezien er vanaf het schooljaar 2011-2012 nooit meer plage mag ingericht worden dan bij de nulmeting (=schooljaar 2010-2011) mag er vanaf het schooljaar 2011-2012 maximum 9,6% plage ingericht worden in scholengemeenschap Y.

Voorbeeld 4

School D beslist op het einde van het schooljaar 2010-2011 om uit scholengemeenschap Y te treden. Vanaf het schooljaar 2011-2012 bestaat scholengemeenschap Y enkel uit de scholen E en F.

Om het percentage plage te berekenen dat in scholengemeenschap Y vanaf 2011-2012 mag ingericht worden, moeten de gegevens van het schooljaar 2010-2011 van school E en school F samen gelegd worden. Deze twee scholen richtten in het schooljaar 2010-2011 samen 346 (214 + 132) lestijden in. Daarnaast richtten ze samen 25,5 (15 + 10,5) plage-lestijden in, dit betekent voor deze scholengemeenschap een nulmeting van 7,4% plage.

Aangezien er vanaf het schooljaar 2011-2012 nooit meer plage mag ingericht worden dan bij de nulmeting (=schooljaar 2010-2011) mag er vanaf het schooljaar 2011-2012 maximum 7,4% plage ingericht worden in scholengemeenschap Y.

De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een hoofdopdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt.

Voorbeelden van een hoofdopdracht voor een voltijdse onderwijzer:

- 24 lestijden lesopdracht

- 26 lestijden lesopdracht

- 14 lestijden lesopdracht + 10 BPT-uren

De wekelijkse hoofdopdracht voor een onderwijzer die deeltijds werkt in een opgesplitste volledige opdracht wordt bepaald volgens onderstaande tabel:

lestijden 

Minimum lestijden 

maximum lestijden 

10 

10 

10 

11,5 

11 

11 

12,5 

12 

12 

13,5 

13 

13 

14,5 

14 

14 

15,5 

15 

15 

17 

16 

16 

18 

17 

17 

19 

18 

18 

20 

19 

19 

22* 

20 

20 

23* 

21 

21 

24* 

22 

22 

25* 

23 

23 

26* 

*: Onderwijzers mogen slechts met een derde plage-uur belast worden als dit plage-uur om organisatorische redenen noodzakelijk is.

Een personeelslid aangeworven in vacante lestijden, die geen deel uitmaken van een opgesplitste volledige opdracht, dat deeltijds presteert moet geen plage doen.

Voorbeeld:

Men heeft een vastbenoemd onderwijzer die een FT opdracht van 24/24 heeft.

De vastbenoemde onderwijzer 24/24 neemt halftijdse loopbaanonderbreking en presteert nog 12/24.

Voor de andere 12/24 wordt een tijdelijke onderwijzer aangesteld.

Beide onderwijzers werken nu deeltijds, echter in een betrekking die afkomstig is van een voltijdse betrekking, bijgevolg kunnen aan beide onderwijzers plage-lestijden gevraagd worden namelijk 1,5 plage-lestijden.

De hoofdopdracht van deze onderwijzers is dan maximum 13,5 lestijden onderwijsopdracht ieder.

1.1.2.3. Leermeesters

De hoofdopdracht van de leermeesters godsdienst, de leermeesters niet-confessionele zedenleer en de leermeesters lichamelijke opvoeding die voltijds werken in het gewoon basisonderwijs bedraagt minimum 24 lestijden en maximum 28 lestijden.

De wekelijkse hoofdopdracht voor de leermeester LO die deeltijds werkt in een opgesplitste volledige opdracht wordt bepaald volgens onderstaande tabel:

deeltijdse prestaties 

Hoofdopdracht 

lestijden 

Minimum lestijden 

maximum lestijden 

10 

10 

10 

11 

11 

11 

12 

12 

12 

14 

13 

13 

15 

14 

14 

16 

15 

15 

17 

16 

16 

18 

17 

17 

19 

18 

18 

21 

19 

19 

22 

20 

20 

23 

21 

21 

24 

22 

22 

25 

23 

23 

26 

Deze tabel geldt niet voor de deeltijds werkende leermeesters godsdienst en niet-confessionele zedenleer, aangezien aan deze deeltijds werkende personeelsleden geen plage kan gevraagd worden.

Een personeelslid aangeworven in vacante lestijden, die geen deel uitmaken van een opgesplitste volledige opdracht, dat deeltijds presteert moet geen plage doen.

De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een hoofdopdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt.

1.2. Onderwijzend personeel in het buitengewoon basisonderwijs

De leden van het onderwijzend personeel die voltijds werken, hebben een wekelijkse schoolopdracht van maximum 26 klokuren, te presteren binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen, dus tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's morgens en tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's namiddags.

De schoolopdracht van het onderwijzend personeel in vestigingsplaatsen die minder dan 28 lestijden gefinancierd of gesubsidieerd krijgen wordt zodanig vastgelegd dat er gedurende de volledige periode van normale aanwezigheid van de leerlingen iemand van het bestuurs- en onderwijzend personeel aanwezig is.

Klassenraden en overleg m.b.t. individuele leerlingen behoren tot de schoolopdracht.

Oudercontacten en personeelsvergaderingen vallen buiten de 26 klokuren en kunnen georganiseerd worden buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.

Hetzelfde geldt voor opdrachten bepaald na overleg of onderhandelingen in het bevoegd lokaal comité.

De administratieve taken eigen aan de functie van onderwijzer behoren tot de opdracht, maar niet tot de schoolopdracht.

De hoofdopdracht van de personeelsleden die voltijds werken in het buitengewoon basisonderwijs bestaat uit volgende minima en maxima:

  • - voor de kleuteronderwijzer ASV bedraagt de hoofdopdracht minimum 22 lestijden en maximum 26 lestijden.

  • - voor de onderwijzer ASV, de leermeester godsdienst, de leermeester niet-confessionele zedenleer, de leermeester lichamelijke opvoeding en de leermeester compensatietechniek Braille in type 6 bedraagt de hoofdopdracht minimum 22 lestijden en maximum 27 lestijden;

De afgevaardigde van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een hoofdopdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt.

De hoofdopdracht bestaat in principe uitsluitend uit een lesopdracht behalve voor personeelsleden belast met bijzondere pedagogische taken.

Maximum 3% van het toegekende lestijden- en urenpakket op schoolniveau kan gereserveerd worden voor bijzondere pedagogische taken. De BPT-uren kunnen toegewezen worden aan het onderwijzend en het paramedisch personeel.

(zie omzendbrief Specifieke maatregelen vanaf 1-9-2001 voor het organiseren van bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs - BaO/2001/6 van 15-06-2001)

1.3. Paramedisch personeel in het gewoon onderwijs

...

Een kinderverzorger die voltijds in het gewoon kleuteronderwijs werkt heeft een schoolopdracht van 32 klokuren per week. Deze prestatieregeling kan niet beperkt blijven tot de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen. Voor- en naschools toezicht buiten de normale aanwezigheid van de leerlingen mag in geen geval deel uitmaken van de opdracht, vermits kinderverzorgers in essentie geïntroduceerd werden binnen het gewoon kleuteronderwijs voor het opnemen van verzorgende taken, ter ondersteuning van de kleuteronderwijzers.

Buiten de schoolopdracht maar binnen de opdracht situeren zich oudercontacten, personeelsvergaderingen en opdrachten bepaald na overleg of onderhandeling, in het bevoegd lokaal comité. Deze opdrachten vallen niet noodzakelijk binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.

De wekelijkse schoolopdracht van een deeltijds werkend kinderverzorger in het gewoon kleuteronderwijs bedraagt het evenredig deel van 32 klokuren.

Wanneer kinderverzorgers in meerdere scholen worden ingezet, dient overlegd te worden tussen de betrokken verantwoordelijken opdat de kinderverzorgers zo efficiënt mogelijk kunnen ingezet worden rekening houdend met de noden van de kleuters.

1.4. Paramedisch personeel in het buitengewoon onderwijs

Een aantal principes die gelden voor het onderwijzend personeel worden doorgetrokken naar de paramedici.

De leden van het paramedisch personeel die voltijds werken, hebben een wekelijkse schoolopdracht van maximum 26 klokuren, te presteren binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen, dus tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's morgens en tussen 15 minuten vóór de eerste les en 15 minuten na de laatste les 's namiddags.

Net zoals bij het onderwijzend personeel geldt deze regel niet voor oudercontacten en personeelsvergaderingen. M.a.w. oudercontacten en personeelsvergaderingen vallen buiten de 26 klokuren en kunnen georganiseerd worden buiten de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen. Hetzelfde geldt voor opdrachten bepaald na overleg of onderhandelingen in het bevoegd lokaal comité.

In tegenstelling tot vroeger behoren de administratieve taken eigen aan de functie van paramedicus niet tot de schoolopdracht. Ze behoren tot de opdracht, maar tellen niet mee voor de 26 klokuren schoolopdracht.

De hoofdopdracht van een paramedicus die voltijds werkt bedraagt minimum 24 lestijden en maximum 28 lestijden. ...

De afgevaardigde van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast worden met een hoofdopdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met volledige prestaties bedraagt.

Die hoofdopdracht bestaat uitsluitend uit het verstrekken van therapie behalve voor de paramedici die belast zijn met bijzondere pedagogische taken.

Maximum 3% van het toegekende lestijden- en urenpakket op schoolniveau kan gereserveerd worden voor bijzondere pedagogische taken. De BPT-uren kunnen toegewezen worden aan het onderwijzend en het paramedisch personeel.

( zie omzendbrief Specifieke maatregelen vanaf 1-9-2001 voor het organiseren van bijzondere pedagogische taken in het basisonderwijs - BaO/2001/6 van 15-06-2001)

Voorbeelden van een hoofdopdracht voor een voltijdse logopedist:

- 24 lestijden logopedie

- 28 lestijden logopedie

16 lestijden logopedie + 8 BPT-uren

18 lestijden logopedie + 10 BPT-uren

De wekelijkse schoolopdracht voor deeltijds werkend personeel bestaat uit een evenredig deel van de 26 klokuren.

De wekelijkse hoofdopdracht wordt bepaald volgens onderstaande tabel.

deeltijdse prestaties 

Hoofdopdracht 

lestijden 

Minimum lestijden 

maximum lestijden 

10 

10 

10 

11 

11 

11 

12 

12 

12 

14 

13 

13 

15 

14 

14 

16 

15 

15 

17 

16 

16 

18 

17 

17 

19 

18 

18 

21 

19 

19 

22 

20 

20 

23 

21 

21 

24 

22 

22 

25 

23 

23 

26 

1.5. Medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in het buitengewoon onderwijs.

Vanaf 1 september 1997 kan een school voor buitengewoon onderwijs uren uit haar urenpakket putten om een arts in dienst te nemen, een maatschappelijk werker, een psycholoog of een orthopedagoog (zie rubriek personeelsformatie).

Deze personeelsleden hebben een schoolopdracht van 32 klokuren per week. Net zoals voor het onderwijzend en paramedisch personeel, vallen oudercontacten, personeelsvergaderingen en opdrachten bepaald na overleg of onderhandelingen in het bevoegd lokaal comité, niet binnen de schoolopdracht.

De schoolopdracht bestaat uit taken eigen aan het uitgeoefende ambt behalve voor personeelsleden belast met bijzondere pedagogische taken.

De wekelijkse schoolopdracht van een deeltijds werkend personeelslid van deze categorieën bedraagt ten hoogste het evenredige deel van 32 klokuren.

Voor personeelsleden van deze categorieën die voltijds in een school werken kan de prestatieregeling niet beperkt blijven tot de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.

De administratieve taken eigen aan hun opdracht, tellen niet mee voor de 32 klokuren.

Voor hen wordt ook geen opsplitsing gemaakt tussen school- en hoofdopdracht.

2. Het beleids- en ondersteunend personeel in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs

Vanaf het schooljaar 2005-2006 bestond de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel uit drie ambten:

- administratief medewerker

- ict-coördinator

- zorgcoördinator

In uitvoering van cao XII werd het ambt van beleidsondersteuner vanaf 1 januari 2022 aan deze categorie toegevoegd. In datzelfde kader wordt vanaf 1 september 2023 het selectieambt van adjunct-directeur aan deze categorie toegevoegd.

Opgelet

Het ambt van adjunct-directeur uit de punten van het beleids-en ondersteund personeel is niet hetzelfde als de functie van adjunct-directeur bij de vrijwillige fusie van scholen.

De wekelijkse opdracht van het beleids- en ondersteunend personeel dat voltijds fungeert bedraagt 36 klokuren.

De wekelijkse opdracht van het beleids- en ondersteunend personeel dat deeltijds fungeert bedraagt steeds een volledig aantal uren van het maximaal aantal klokuren. Concreet betekent dit dat de personeelsleden niet kunnen aangesteld worden voor fracties van uren bv. niet voor 12,5/36.

Bovenstaande geldt ook voor de personeelsleden die weder tewerkgesteld zijn als administratieve hulp in het basisonderwijs.

3. Stafmedewerker-SG

Vanaf 1 september 2005 kan op het niveau scholengemeenschap een functie van stafmedewerker-SG ingericht worden. Het staat elke school/scholengemeenschap vrij intern hiervoor een eigen benaming te hanteren.

Voor de functie van stafmedewerker-SG kunnen aanstellingen gebeuren in de volgende onderliggende ambten:

  • onderwijzer
  • onderwijzer-ASV
  • kleuteronderwijzer
  • kleuteronderwijzer-ASV
  • administratief medewerker
  • ict-coördinator
  • zorgcoördinator
  • Beleidsondersteuner
  • Adjunct-directeur

De wekelijkse opdracht van de voornoemde personeelsleden die voltijds fungeren bedraagt 36 klokuren.

De wekelijkse opdracht van de voornoemde personeelsleden die deeltijds fungeren bedraagt steeds een geheel deel van 36 klokuren.

4. Bijlage