Besluit van de Vlaamse Regering betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs

  • goedkeuringsdatum
    28 oktober 2016
  • publicatiedatum
    B.S.29/12/2016
  • zie ook
  • datum laatste wijziging
    12/09/2024

COORDINATIE

(1) Decr. van 16/06/2017 (B.S. 18/08/2017) detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVII
;

(2) Decr. van 09/03/2018 (B.S. 11/05/2018) detail
Decreet betreffende het deeltijds kunstonderwijs
;

(3) Decr. van 15/06/2018 (B.S. 17/08/2018) detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVIII
;

(4) Decr. van 06/07/2018 (B.S. 30/08/2018) detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018
;

(5) Decr. van 21/12/2018 (B.S. 28/12/2018) detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019
;

(6) Decr. van 21/12/2018 (B.S. 31/12/2018) detail
Decreet houdende wijziging van regelgeving betreffende politiek verlof voor onderwijspersoneel
;

(7) Decr. van 15/03/2019 (B.S. 08/05/2019) detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen betreffende het onderwijs uit cao XI vanaf het schooljaar 2019-2020
;

(8) Decr. van 22/03/2019 (B.S. 15/05/2019) detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 en het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft de afstemming op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid
;

(9) Decr. van 05/04/2019 (B.S. 24/06/2019) detail
Decreet betreffende het Onderwijs XXIX
;

(10) Decr. van 17/05/2019 (B.S. 26/07/2019) detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft
;

(11) Decr. van 22/11/2019 (B.S. 11/12/2019) detail
Decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat de wijziging van het inschrijvingsrecht betreft (dit decreet wijzigt het decr. van 17/05/2019 dat deze codificatie wijzigt.)
;

(12) Decr. van 20/12/2019 (B.S. 30/12/2019) detail
Programmadecreet bij begroting 2020
;

(13) Decr. van 08/05/2020 (B.S. 14/05/2020) detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (Dit decreet wijzigt de ingangsdatum van het decreet van 17/05/2019.)
;

(14) Decr. van 26/06/2020 (B.S. 17/07/2020) detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2020
;

(15) Decr. van 17/07/2020 (B.S. 27/07/2020) detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (III) en tot wijziging van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016
;

(16) Decr. van 03/07/2020 (B.S. 24/08/2020) detail
Decreet over het onderwijs XXX
;

(17) Decr. van 25/06/2021 (B.S. 06/07/2021) detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs naar aanleiding van de coronacrisis (VIII) (Dit decreet wijzigt het decreet van 17/05/2019 dat o.a. deze codificatie wijzigt.)
;

(18) Decr. van 09/07/2021 (B.S. 26/08/2021) detail
Decreet over het onderwijs XXXI
;

(19) Decr. van 04/02/2022 (B.S. 16/03/2022) detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de regelgeving over het LOP en de CLR
;

(20) Decr. van 25/02/2022 (B.S. 25/05/2022) detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het onderwijs uit cao XII Leerplicht, cao V Basiseducatie en cao VI Hoger onderwijs vanaf het school- of academiejaar 2021-2022
;

(21) Decr. van 24/06/2022 (B.S. 12/07/2022) detail
Decreet tot wijziging van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft de voorbereiding van de transitie van sommige voorzieningen van Onderwijs naar Welzijn
;

(22) Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022) detail
Decreet over diverse maatregelen voor het onderwijs
;

(23) Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022) detail
Decreet over het onderwijs XXXII
;

(24) Decr. van 21/04/2023 (B.S. 16/05/2023) detail
Decreet tot wijziging van diverse decreten door de fusie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid tot het Departement Zorg
;

(25) Decr. van 16/06/2023 (B.S. 14/08/2023) detail
Decreet over de onderwijsinternaten
;

(26) Decr. van 07/07/2023 (B.S. 28/08/2023) detail
Decreet over het onderwijs XXXIII
;

(27) Decr. van 23/11/2023 (B.S. 20/12/2023) detail
Decreet tot opheffing van meerdere onderwijsbepalingen
;

(28) Decr. van 19/04/2024 (B.S. 28/06/2024) detail
Decreet over het onderwijs XXXIV
;

(29) Decr. van 17/05/2024 (B.S. 11/06/2024) detail
Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat het beheren en bewaren van bestuursdocumenten en persoonsgegevens betreft
;

(30) Decr. van 17/05/2024 (B.S. 15/07/2024) detail
Decreet over het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht
;

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, artikel X.35, zoals het laatst gewijzigd werd bij het decreet van 17 juni 2016, dat het volgende stelt: "Artikel X.35. De Vlaamse Regering kan de bepalingen van volgende decreten coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie :

1° het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

2° de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

2° bis het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs berekend wordt;

3° de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;

4° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;

5° de wet van 19 juli 1971 betreffende de toekenning van studietoelagen;

5bis° het koninklijk besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het voltijds secundair onderwijs;

5ter° het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs.

5quater° het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten.

5quinquies° het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs.

5quinquies°/1 het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;

5sexies° het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de salarissen, de salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding;

5sexies°/1 het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;

6° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs;

7° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Vlaamse Autonome Hogescholen;

8° het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs;

9° het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;

10° het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;

11° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

12° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

13° het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap;

14° het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen;

15° het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;

16° het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III;

17° het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;

18° het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V;

19° het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

20° het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI;

21° het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing;

22° het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;

22bis° het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs;

23° het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997;

24° het decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs VIII;

25° het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool;

26° het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;

27° het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX;

28° het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;

29° het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs;

30° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs X;

31° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI;

32° het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt;

33° het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII- Ensor;

34° het decreet van 16 februari 2001 houdende regeling van de studietoelagen voor het hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap;

35° het decreet van 20 april 2001 houdende een aanpassing van de regelgeving betreffende het tertiair onderwijs;

36° het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek;

36bis° het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I;

36ter° het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs;

36quater° de decretale bepalingen uit het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van opleidingsvorm 3 in het buitengewoon secundair onderwijs;

37° het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV;

38° het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV;

39° het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI;

40° het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs XVII;

41° het decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het onderwijs;

42° het decreet van 4 juli 2008 betreffende het onderwijs XVIII;

42bis° het decreet van 6 juni 2008 houdende instelling van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding;

43° het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft;

44° het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende bepalingen voor het deeltijds kunstonderwijs;

45° het decreet van 8 mei 2009 betreffende het onderwijs XIX;

46° het decreet betreffende het onderwijs XX;

47° het decreet betreffende het onderwijs XXI;

48° het decreet betreffende het onderwijs XXII;

49° het decreet betreffende het onderwijs XXIII;

50° het decreet betreffende het onderwijs XXIV;

51° het decreet betreffende het onderwijs XXV;

52° het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften;

53° het decreet betreffende het onderwijs XXVI.

Te dien einde kan de Vlaamse Regering :

1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;

2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;

3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde eenheid in de terminologie te brengen, de bepalingen onderling te doen overeenstemmen en ze in overeenstemming te brengen met de actuele stand van de regelgeving, inzonderheid door de afstemming met de bepalingen inzake begrippenkader;

4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.".

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 februari 2016;

Gelet op het advies nummer 59.442 van 15 juli 2016 van de Raad van State, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° (60 dagen) van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;

Na beraadslaging,

Besluit :

Artikel 1.

De hierna genoemde wettelijke en decretale bepalingen voor het onderwijs, met inachtneming van de wijzigingen die ze hebben ondergaan, worden gecoördineerd in een codificatie volgens de bij dit besluit gevoegde tekst :

1° artikel 20, 21 van het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

2° artikel 3, § 1, § 5, § 8, § 9; 4; 6; 6bis; 6quater, eerste lid, derde lid; 7; 12; 24, § 1, eerste lid, § 2, eerste en tweede lid, § 3; 25; 26; 27, § 1; 28; 32; 35; 36 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

3° artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs berekend wordt;

4° artikel 20 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;

5° artikel 1, 2, 4, 4/1, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 van het koninklijk besluit nr.184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;

6° artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;

7° artikel 3ter, 3quater, 3quinquies, 4, 5, 17, 90, 90bis, 91, 92, 93, 93bis, 93ter, 93quater, 94, 95, 95bis tot en met 95sexies, 96, 96bis, 96ter, 97, 97bis, 98, 98bis, 99, 100/1, 100bis tot en met 100sexies, 100septies tot en met 100decies, 191, 199, 200, 190, 192, 198 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;

8° artikel 2 tot en met 10, 15, 16, 29, 29/2 tot en met 29/7 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III;

9° artikel 29 tot en met 36bis van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;

10° artikel 57 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V;

11° artikel 50, 51, 54, 80, 169octies, 169novies, 164 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI;

12° artikel 12, 14, 16, 15, 17, 62, 63, 64, 67 van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;

13° artikel 12, 13, 14 van het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX;

14° artikel 170, 172, 173 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI;

15° artikel V.21 tot en met V.35, IX.1, IX.2 tot en met IX.9, XI.1, XI.2, XI.3, XI.6, XIII.9 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek;

16° artikel II.1, IV.1-IV.5, IV.6 tot en met IV.10, VIII.1 tot en met VIII.5 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen;

17° artikel X.1 tot en met X.17, X.22 tot en met X.26, X.28, X.29, X.35, X.39 tot en met X.43, X.48, X.49 tot en met X.55, X.57, X.58, X.59, X.61 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV;

18° artikel X.2, X.5, X5bis van het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV;

19° artikel IX.4, IX.5 van het decreet van 7juli 2006 betreffende het onderwijs XVI;

20° artikel V.1 tot en met V.4 van het decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het onderwijs;

21° artikel XI.6, XI.7, XI.9 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende het onderwijs XVIII;

22° artikel 20 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft;

23° artikel 3 tot en met 6, 8 tot en met 8quinquies van het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs;

24° artikel VIII.26 van het decreet van 9 juli 2010 betreffende het onderwijs XX;

25° artikel XI.1 tot en met XI.3, XI.4 tot en met XI.7 van het decreet van 1 juli 2011 betreffende het onderwijs XXI;

26° artikel XI.1 van het decreet van 21 december 2012 betreffende het onderwijs XXII;

27° artikel X.1, X.2 tot en met X.8 van het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV.

Art. 2.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

CODIFICATIE

Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs, gecoördineerd op 28 oktober 2016.

DEEL I. INLEIDENDE BEPALING

Art. I.1.

De codificatie van sommige bepalingen voor het onderwijs regelt enkel gemeenschapsaangelegenheden.

DEEL II. DEELTIJDS KUNSTONDERWIJS

Hoofdstuk 1. Definities

Art. II.1.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 2. Erkenning, financiering, subsidiering van scholen

Art. II.2. t.e.m. art. II.12.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 3. Organisatie en structuur

Art. II.13. t.e.m. art. II.21.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 4. Normen

Art. II.22. t.e.m. art. II.29.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 5. Personeel ten laste van het werkingsbudget of van de eigen middelen

Art. II.30.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 6. Inschrijvingsgeld

Art. II.31. t.e.m. art. II.38.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 7. Beroepskwalificaties, basiscompetenties en specifieke eindtermen

Art. II.39. t.e.m. art. II.42.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 8. Administratief kader

Art. II.43.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 9. Werkingsbudget

Art. II.44. t.e.m. art. II.46.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 10. Aanwending van de schooltijd

Art. II.47.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 11. Zorgvuldig bestuur

Art. II.48. t.e.m. art. II.52.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Hoofdstuk 12. Tijdelijke projecten deeltijds kunstonderwijs

Afdeling 1. Tijdelijke projecten

Art. II.53. t.e.m. art. II.56.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Afdeling 2. Tijdelijk project regionale samenwerking Zuid-Limburg

Art. II.57.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Afdeling 3. Pilootprojecten hervorming deeltijds kunstonderwijs

Art. II.58.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Afdeling 4. Stopzetting en organieke omzetting van experimenten en tijdelijke projecten

Art. II.59.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. II.60.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

DEEL III. INTERNATEN en TEHUIZEN VOOR KINDEREN MET OUDERS DIE GEEN VASTE VERBLIJFPLAATS HEBBEN.

Hoofdstuk 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.1.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.2.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

[18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021

Art. III.2/1.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

Art. III.3.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.4.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.5.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.6.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.7.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Hoofdstuk 2. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Afdeling 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.8.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.9.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.10.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.11.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Afdeling 2. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.12.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.13.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.14.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Hoofdstuk 3. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Afdeling 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.15.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.16.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.17.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.18.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.19.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Afdeling 2. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.20.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

[14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020
Afdeling 3. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] 14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020
]

[14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020

Art. III.20/1.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020
] [14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020

Art. III.20/2.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

14Decr. van 26/06/2020
B.S. 17/07/2020
]

Hoofdstuk 4. Personeel

Afdeling 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Onderafdeling 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.21.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.22.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Onderafdeling 2. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.23.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.24.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.25.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.26.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.27.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.28.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.29.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.30.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

[21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022

Art. III. 30/1.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022
]

Onderafdeling 3. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.31.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.32.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.33.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.34.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

[21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022
Onderafdeling 4. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] 21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022
]

[21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022

Art. III. 34/1.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

21Decr. van 24/06/2022
B.S. 12/07/2022
]

Afdeling 2. Gesubsidieerd onderwijs

Art. III.35.

§ 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

§ 2. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

§ 3. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

§ 4. De Vlaamse Regering legt een regeling vast om de bestaande DAC-arbeidsplaatsen in de gesubsidieerde vrije internaten te regulariseren.

Afdeling 3. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.36.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Hoofdstuk 5. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.37.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Hoofdstuk 6. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.38.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.39.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.40.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.41.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.42.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.43.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.44.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Hoofdstuk 7. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. III.45.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

[7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019
Hoofdstuk 8. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
Aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] 7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019
]

[7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019

Art. III.46.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023

§1. Aan semi-internaten als vermeld in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen, worden uren toegekend voor aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering.

§2. Het aantal uren voor aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering waarop het semi-internaat recht heeft, is 58 uur x B/C, waarbij:

1° B: het totale aantal toegekende uren van het semi-internaat van het vorige schooljaar;

2° C: het totale aantal toegekende uren van alle semi-internaten van het vorige schooljaar van alle instellingen samen.

De uren, vermeld in het eerste lid, worden binnen een semi-internaat als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

§3. Om B en C te bepalen, worden de toegekende ambten in semi-internaten omgezet in uren, waarbij een voltijds ambt in 38 uren wordt omgezet.

§4. De uren kunnen worden samengelegd.

De semi-internaten die kiezen om de uren samen te leggen, richten daarvoor een of meer samenwerkingsverbanden aanvangsbegeleiding, beleidsondersteuning en professionalisering op, waar afspraken worden gemaakt over de aanwending van die uren.

§5. De Vlaamse Regering kan met betrekking tot het samenwerkingsverband, vermeld in paragraaf 4, de volgende maatregelen vastleggen:

1° de duur van de samenwerking;

2° de vorm van overeenkomst, waarmee het samenwerkingsverband wordt opgericht;

3° de wijze en het tijdstip van mededeling van het samenwerkingsverband aan de overheid.

§6. Met de uren kunnen in elke instelling betrekkingen in wervingsambten worden opgericht overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de toegekende omkadering, vermeld in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen.

25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] 7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019
] [7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019

Art. III.47.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019
] [7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019

Art. III.48.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

7Decr. van 15/03/2019
B.S. 08/05/2019
]

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
Hoofdstuk 9. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] 20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022

Art. III.49.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
] [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022

Art. III.50.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
] [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022

Art. III.51.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
...25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

DEEL IV. SPECIFIEKE PROJECTEN OF INSTELLINGEN

Hoofdstuk 1. Overzicht

Art. IV.1.

De specifieke projecten of instellingen die in dit deel IV worden behandeld zijn :

1° diensten met onderwijsbehoeften,

2° kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalig hoofdstedelijk gebied Brussel,

3° voor- en nabewaking in de Nederlandstalige basisscholen van het gemeenschapsonderwijs in tweetalige gebied Brussel-hoofdstad,

4° cultuureducatie

5° leerlingenvervoer,

6° schoolboekhouding,

7° speciale onderwijsleermiddelen in het volwassenen- en hoger onderwijs,

8° Europese en internationale programma's,

9° tijdelijke projecten kunstinitiatie.

[9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
10° centrale organisatie synchroon internet onderwijs.9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
]

Hoofdstuk 2. Diensten met onderwijsbehoeften

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. IV.2.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :

1° [12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
dienst:

a) dienst neuropsychiatrie voor kinderen, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd;

b) door de Vlaamse Regering bepaalde categorie van diensten of voorzieningen waarvan de werking veroorzaakt dat de jongeren die er verblijven niet naar een school kunnen gaan;

12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
]

2° ouders : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite een jongere onder hun bewaring hebben. In het geval de jongere meerderjarig is, wordt onder dit begrip de meerderjarige verstaan;

3° pedagogisch personeelslid : personeelslid van een dienst dat instaat voor het verstrekken van onderwijs.

[12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
4° plaats: plaats die of bed dat aanleiding geeft tot een verblijf overdag in de dienst, vermeld in punt 1°.12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
]

Afdeling 2. Subsidiëring

Art. IV.3.

De Vlaamse Regering kent jaarlijks subsidie-enveloppes toe aan diensten voor het verstrekken van onderwijs.

De subsidie-enveloppes bevatten middelen voor de ondersteuning van de jaarlijkse personeels- en werkingskosten die de diensten dragen voor het verstrekken van onderwijs.

Art. IV.4.

De subsidie-enveloppes worden toegekend op voorwaarde dat :

1° de dienst erkend is door de Vlaamse Regering voor ten minste [5Decr. van 21/12/2018
B.S. 28/12/2018
negen5Decr. van 21/12/2018
B.S. 28/12/2018
] bedden voor dag- en nachthospitalisatie en/of plaatsen voor daghospitalisatie;

2° de dienst over voldoende didactisch materiaal, aangepaste schooluitrusting en lokalen die voldoen aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid beschikt om onderwijs te verstrekken;

3° de dienst voor het verstrekken van onderwijs geen andere financiering of subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap geniet;

4° het onderwijs wordt verstrekt overeenkomstig de in Afdeling 3 bedoelde beginselen;

5° de dienst bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een aanvraag indient waaruit blijkt dat zij voldoet aan de bepalingen van 1°, 2°, 3° en 4°. De Vlaamse Regering kan de vorm bepalen waarin de aanvraag moet gebeuren.

Art. IV.5.

De subsidie-enveloppes worden vastgesteld door het aantal [12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
plaatsen12Decr. van 20/12/2019
B.S. 30/12/2019
] te vermenigvuldigen met een door de Vlaamse Regering bepaald bedrag. Voor het begrotingsjaar 2002 is het bedrag vastgelegd op 3.000 euro.

Art. IV.6.

§ 1. De Vlaamse Regering kent de subsidie-enveloppes toe binnen de beschikbare begrotingskredieten. [5Decr. van 21/12/2018
B.S. 28/12/2018
Vanaf 2019 bedraagt de subsidie-enveloppe minimaal 1.469.000 euro. Dit bedrag wordt geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex.5Decr. van 21/12/2018
B.S. 28/12/2018
]

§ 2. De Vlaamse Regering kan nadere regelen met betrekking tot de toekenning van de subsidie-enveloppes vastleggen en de bepalingen inzake de voorwaarden voor het toekennen van subsidie in het kader van artikel IV.4, verder preciseren.

Afdeling 3. Werking

Onderafdeling 1. Organisatie

Art. IV.7.

De dienst is geen school of onderwijsdienst.

Art. IV.8.

De dienst organiseert het gehele kalenderjaar onderwijs.

Art. IV.9.

De dienst duidt binnen het eigen personeel een verantwoordelijke aan voor de organisatie van het onderwijs.

Art. IV.10.

De dienst organiseert onderwijs met inachtname van :

1° de bepalingen over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het personeel;

2° de bepalingen inzake zorgvuldig bestuur in het secundair onderwijs.

Art. IV.11.

Bij de opname van een jongere in een dienst krijgen de ouders informatie over :

1° de mogelijkheid om onderwijs te volgen in de dienst;

2° de doelstelling en de inhoud van het onderwijsaanbod;

3° de wijze waarop de ouders in contact kunnen komen met het pedagogisch personeelslid en de verantwoordelijke voor de organisatie van het onderwijs.

Art. IV.12.

De dienst werkt mee aan de controle op de leerplicht.

Onderafdeling 2. Pedagogische personeelsleden

Art. IV.13.

De pedagogische personeelsleden zijn houder van één van volgende studiebewijzen of daarmee gelijkgestelde :

1° diploma initiële lerarenopleiding kleuteronderwijs;

2° diploma initiële lerarenopleiding lager onderwijs;

3° diploma initiële lerarenopleiding secundair onderwijs groep 1;

4° diploma initiële lerarenopleiding van academisch niveau;

5° getuigschrift pedagogische bekwaamheid.

De dienst kan afwijken van de in het eerste lid bedoelde verplichting :

1° bij gebrek aan kandidaten. Een gebrek aan kandidaten wordt slecht geacht aanwezig te zijn indien voorafgaandelijk de vacature werd gemeld aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling-Actiris en de dienst op eer verklaart geen ander geschikt kandidaat te hebben kunnen vinden die de prestaties in hoofdambt kan uitoefenen;

2° ten aanzien van de personeelsleden van de dienst die vóór 1 maart 2002 instonden voor de verstrekking van onderwijs aan jongeren, opgenomen in de dienst.

Onderafdeling 3. Onderwijsaanbod

Art. IV.14.

Het onderwijs door diensten wordt op vraag van de ouders verstrekt. Het onderwijs is gericht op het beperken van leerachterstand en, zo mogelijk, het voorbereiden van de integratie of reïntegratie van jongeren in een school of centrum. Het beantwoordt aan de bepalingen van artikel 29, 1, van het Kinderrechtenverdrag.

Art. IV.15.

Er wordt een individueel handelingsplan opgemaakt voor elke jongere waar onderwijs aan wordt verstrekt.

Het handelingsplan bevat voor een bepaalde periode de pedagogische en didactische planning en geeft aan hoe het onderwijs wordt geïntegreerd in het geheel van de medische en/of therapeutische handelingen verstrekt door de dienst. Het handelingsplan houdt rekening met de vigerende eindtermen, ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen.

Het handelingsplan wordt opgemaakt in samenspraak met de school of centrum waar de jongere is ingeschreven.

Art. IV.16.

De dienst kan geen getuigschriften bedoeld in artikel 53 tot en met 57 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en geen studiebewijzen bedoeld in artikel 254 tot en met 256 van de Codex Secundair Onderwijs, uitreiken.

Afdeling 4. Toezicht

Art. IV.17.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de onderwijsinspectie en de verificatiediensten van het Agentschap voor Onderwijsdiensten de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden controleren.

Art. IV.18.

De Vlaamse Regering bepaalt de regelen met betrekking tot de vermindering of de terugvordering van de subsidie-enveloppes als de diensten de subsidiëringsvoorwaarden niet naleven.

Hoofdstuk 3. Kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad

Art. IV.19.

Vanaf 2 januari 2003 kunnen in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad enkel personeelsleden worden aangeworven binnen de geldende normen die de Vlaamse Regering heeft vastgelegd houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen.

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017

Vanaf 1 januari 2017 wordt de op 1 juni 2016 door de Vlaamse onderwijsbegroting gefinancierde personeelsformatie van 811 uren in het ambt van verpleger en 5832 uren in het ambt van kinderverzorger als vast benoemd of contractueel titularis in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige hoofdstedelijk gebied Brussel geleidelijk afgebouwd.

Telkens wanneer een vast benoemde of contractueel aangestelde titularis uit dienst treedt, vermindert het toegestane volume financierbare uren met het aantal financierbare uren dat betrokkene presteerde.

Deze afbouwregeling geldt totdat het aantal uren dat gefinancierd wordt binnen de begroting Onderwijs nog 2880 uren, voor de totaliteit van de beide ambten van verpleger en kinderverzorger, bedraagt.

Telkens een vast benoemde of contractueel aangestelde titularis voltijds of deeltijds afwezig is voor een periode en het totaal aantal gefinancierde uren niet gedaald is tot onder de 2880 uren, voor de totaliteit van de beide ambten van verpleger en kinderverzorger, kan geen vervanger worden aangesteld die een salaris ontvangt van het agentschap onderwijsdiensten.

De middelen die jaarlijks vrijkomen door toepassing van het derde en het vijfde lid worden geherinvesteerd in de onderwijsbegroting.

1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

Art. IV.20.

§ 1. De personeelsleden die aan- of tewerkgesteld zijn als titularis van een betrekking van verpleger of kinderverzorger in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad kunnen op 1 september 2002 vast benoemd worden onder volgende voorwaarden :

1° Belg of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, de EVA (Europese Vrijhandelsassociatie) of in het bezit zijn van een vrijstelling verleend door de Vlaamse Regering;

2° burgerlijke en politieke rechten of een vrijstelling van de Vlaamse Regering genieten en in het bezit zijn van een attest van goed gedrag en zeden dat niet langer dan één jaar tevoren werd afgegeven. De vrijstelling van burgerlijke en politieke rechten gaat steeds samen met de vrijstelling bedoeld in 1° hiervoor;

3° voldoen aan de taalwetten;

4° op 31 augustus 2002 720 dagen dienstanciënniteit bezitten. De berekening van de dienstanciënniteit gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs. In afwijking van artikel 4, § 1, b), van hetzelfde decreet wordt het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die niet de helft bedraagt van het aantal uren, vereist voor een betrekking met volledige dienstprestaties, niet met de helft verminderd. De diensten gepresteerd in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden beschouwd als diensten gepresteerd zoals bepaald in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

5° de betrekking in hoofdambt uitoefenen;

6° op 31 december 2001 aan- of tewerkgesteld zijn.

De vaste benoeming op 1 september 2002 is beperkt tot het volume van de betrekking waarvoor het personeelslid als titularis was aan- of tewerkgesteld.

Onder titularis van een betrekking wordt verstaan: het personeelslid dat als eerste in een concrete betrekking een aanstelling of tewerkstelling heeft gekregen.

Deze betrekking wordt niet vacant verklaard.

§ 2. Na toepassing van § 1 worden de personeelsleden, aan- of tewerkgesteld in een kinderdagverblijf van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die voldoen aan de voorwaarden van 1° tot en met 6° van § 1, eerste lid, op hun verzoek op 1 januari 2003 vast benoemd in een vacante betrekking. Deze vaste benoeming is beperkt tot het volume van de opdracht waarvoor het personeelslid op 31 december 2001 is aan- of tewerkgesteld als verpleger of kinderverzorger in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

De personeelsleden moeten aan de voorwaarde van 4° van § 1, eerste lid, voldoen op 31 december 2002.

De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de op 1 september 2002 geldende normen die de Vlaamse regering heeft vastgelegd houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen. De betrekkingen die tussen 1 september 2002 en 1 januari 2003 vacant worden ten gevolge van de pensionering of de terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen van de titularis kunnen eveneens vacant worden verklaard.

De raad van bestuur deelt vóór 15 oktober 2002, aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen, de vacante betrekkingen mee, samen met een beschrijving van de wijze waarop de kandidaturen voor vaste benoeming moeten worden ingediend.

§ 3. Voor de vaste benoemingen zoals bedoeld in § 2 heeft het personeelslid dat op 31 augustus 2002 over de grootste dienstanciënniteit beschikt, voorrang. De dienstanciënniteit wordt berekend zoals bepaald in §1, 4°.

§ 4. Met ingang van de datum van vaste benoeming zijn de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en de uitvoeringsbesluiten op bedoelde personeelsleden van toepassing. In afwijking van het eerste lid zijn, voor de vaste benoemingen zoals bedoeld in § 2, de bepalingen van artikel 36ter, §2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, niet van toepassing.

§ 5. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn alle bepalingen van toepassing die gelden voor de personeelsleden die vast benoemd zijn in het ambt van kinderverzorger in het gewoon basisonderwijs en in het ambt van verpleger in het buitengewoon basisonderwijs. Voor de toepassing van de regelgeving met betrekking tot vaste benoeming, affectatie en mutatie wordt :

1° het ambt van kinderverzorger zoals bedoeld in deze afdeling niet beschouwd als hetzelfde ambt van kinderverzorger in het gewoon en buitengewoon onderwijs;

2° het ambt van verpleger zoals bedoeld in deze afdeling niet beschouwd als hetzelfde ambt van verpleger in het buitengewoon onderwijs.

§ 6. Voor de toepassing van de regelgeving met betrekking tot de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling, gelden de normen die de Vlaamse Regering heeft vastgelegd houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen. De personeelsleden bedoeld in § 1 die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking zijn gesteld voor minder dan de helft van een volledige betrekking, zijn niet verplicht om een reaffectatie of wedertewerkstelling te aanvaarden. Het ambt van kinderverzorger of verpleger zoals bedoeld in deze afdeling wordt, voor de toepassing van de regelgeving inzake reaffectatie en tewerkstelling, beschouwd als hetzelfde ambt van kinderverzorger in het gewoon en buitengewoon onderwijs, respectievelijk het hetzelfde ambt van verpleger in het buitengewoon onderwijs.

Art. IV.21.

Onverminderd de in artikel IV.19 bedoelde normen worden de personeelsleden die in de Brusselse peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs tewerkgesteld zijn als verpleger of kinderverzorger en die niet benoemd zijn bij toepassing van het voorgaande artikel, § 1 en § 2, door de scholengroep 8-Brussel aangeworven als contractuele personeelsleden waarop de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om bijkomende ambten vast te leggen. De personeelsleden die in deze ambten worden tewerkgesteld, worden eveneens aangeworven als contractuele personeelsleden waarop de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.

Art. IV.22.

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
...1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

Art. IV.23.

§ 1.Tot een door de Vlaamse Regering nader te bepalen datum betaalt de Vlaamse Gemeenschap rechtstreeks het salaris uit aan de personeelsleden bedoeld in dit hoofdstuk, overeenkomstig volgende bepalingen :

1° aan de personeelsleden bedoeld in dit hoofdstuk worden de volgende salarisschalen toegekend :

a) salarisschaal 143 voor wie in het ambt van kinderverzorger is aangesteld op basis van een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs;

b) salarisschaal 229 voor wie in het ambt van kinderverzorger is aangesteld op basis van een ander bekwaamheidsbewijs;

c) salarisschaal 337 voor wie in het ambt van verpleger is aangesteld.

Indien het aldus vastgestelde salaris lager is dan het salaris dat het personeelslid genoot op 1 september 2002, blijft het dit laatste salaris genieten totdat het een ten minste gelijk salaris bekomt overeenkomstig bovenvermelde salarisschalen.

De bovenvermelde bekwaamheidsbewijzen zijn deze die de Vlaamse Regering vastlegt voor het overeenkomstige ambt in het gewoon - of buitengewoon onderwijs.

Met behoud van de toepassing van artikel IV.21, wordt de Vlaamse Regering gemachtigd om de bekwaamheidsbewijzen voor alle ambten vast te leggen of te wijzigen. Zij wordt eveneens gemachtigd om de salarisschalen hiervoor vast te leggen of te wijzigen.

2° De prestatieregeling van de personeelsleden bedoeld in dit hoofdstuk bedraagt voor een volledige betrekking 36 uren per week.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot bezoldiging van de personeelsleden bedoeld in artikel IV.21 en IV.22.

Art. IV.24.

In hoofde van de personeelsleden, tewerkgesteld als kinderverzorger of verpleger in de peutertuinen en kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, wordt de geldelijke en administratieve toestand gedurende de periode van hun tewerkstelling tot en met 31 december 2002 als definitief verworven beschouwd. Uit deze periode kunnen geen gevolgen voortvloeien voor de personeelsleden en schoolbesturen met betrekking tot bezoldiging.

Art. IV.25.

De kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden in voorkomend geval verbonden aan de basisscholen van de scholengroep 8 - Brussel.

Hoofdstuk 4. Personeelsleden tewerkgesteld in de voor- en nabewaking in de nederlandstalige basisscholen van het gemeenschapsonderwijs in tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad

Art. IV.26

In de Nederlandstalige basisscholen van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen personeelsleden worden tewerkgesteld als opvoeder voor- en nabewaking. Deze personeelsleden worden aangesteld bij en door de scholengroep van het gemeenschapsonderwijs die bevoegd is voor voormelde scholen. De personeelsleden worden aangeworven als contractuele personeelsleden op wie de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is.

Art. IV.27.

De Vlaamse Gemeenschap kent jaarlijks aan de in artikel IV.26 vermelde scholengroep maximaal 27 voltijdse betrekkingen toe van opvoeder voor- en nabewaking. De Vlaamse Regering is gemachtigd het aantal voltijdse betrekkingen te wijzigen.

Art. IV.28.

De prestatieregeling van de hier bedoelde personeelsleden bedraagt 36 uren per week voor een voltijdse betrekking.

Art. IV.29.

De personeelsleden bedoeld in artikel IV.26 kunnen vervangen worden onder dezelfde voorwaarden als deze vastgelegd voor de personeelsleden van het onderwijs. De vervangers worden eveneens aangeworven als contractuele personeelsleden op wie de wet van 3 juli 1978 van toepassing is.

Art. IV.30.

§ 1. Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming betaalt rechtstreeks het salaris uit aan de personeelsleden bedoeld in artikel IV.26. Aan de personeelsleden worden de volgende salarisschalen toegekend :

- salarisschaal 143 voor de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs;

- salarisschaal 158 voor de houders van een bekwaamheidsbewijs van ten minste bachelor zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs.

De personeelsleden die sinds 1 januari 1997 ononderbroken aangesteld geweest zijn op basis van een diploma van ten minste lager secundair onderwijs en de salarisschaal 143 toegekend kregen, behouden die salarisschaal.

§ 2. De Vlaamse Regering is gemachtigd om de voormelde salarisschalen te vervangen of te wijzigen.

Art. IV.31.

De Vlaamse Regering is gemachtigd de vakantieregeling voor de personeelsleden bedoeld in artikel IV.26 vast te leggen. In afwachting blijft de huidige regeling van kracht.

Art. IV.32.

In hoofde van de personeelsleden aangesteld als opvoeder voor- en nabewaking in de Nederlandstalige basisscholen van het gemeenschapsonderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, wordt de geldelijke en administratieve toestand gedurende hun periode van tewerkstelling tot en met 31 december 2013 als definitief verworven beschouwd. Uit deze periode kunnen geen gevolgen voortvloeien voor de personeelsleden en schoolbesturen met betrekking tot bezoldiging.

Hoofdstuk 5. Cultuureducatie in het onderwijs

Art. IV.33.

De Vlaamse Regering kan jaarlijks subsidies verlenen voor projecten die cultuureducatie in het onderwijs stimuleren. De subsidies kunnen worden toegekend aan scholen, centra, internaten, tehuizen en instellingen van het basisonderwijs, het secundair onderwijs, de leertijd, het deeltijds kunstonderwijs, het volwassenenonderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de basiseducatie en het hoger onderwijs.

De Vlaamse Regering verleent een maximale subsidie van vijfduizend euro per project cultuureducatie en per jaar. De Vlaamse Regering kan meerdere projecten van dezelfde begunstigde voor dezelfde vestigingsplaats goedkeuren, op voorwaarde dat het totale subsidiebedrag dat gedurende het begrotingsjaar aan de begunstigde per vestigingsplaats toegekend wordt niet hoger is dan vijfduizend euro.

Om in aanmerking te komen voor subsidiëring voor een project cultuureducatie, moet het project in ieder geval :

1° opgestart en beëindigd worden binnen de door de Vlaamse Regering te bepalen periode, zonder dat deze periode langer dan vijf maanden mag bedragen;

2° de ontplooiingskansen van de leerling vergroten;

3° een meerwaarde betekenen voor de cultuurvisie van de school, centrum, internaat, tehuis of instelling;

4° op maat zijn van de school, centrum, internaat, tehuis of instelling;

5° opgezet zijn met de kwalitatieve inbreng van en samenwerking met een externe partner.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden waaronder de subsidies toegekend kunnen worden, de wijze van selectie en de evaluatie van de projecten.

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Art. IV.33/1.

Om de cultuureducatie binnen de onderwijssector te consolideren, verhogen en verbreden, subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks publiq vzw, met ondernemingsnummer 0475.250.609, op voorwaarde dat publiq de volgende strategische doelstellingen uitvoert:

1° publiq richt zich prioritair op een actieve exploitatie van een digitaal platform waarin diverse instrumenten geïntegreerd zijn die cultuureducatie bevorderen;

2° publiq zet in op informatie- en communicatietechnologie in functie van de versterking van de cultuureducatie;

3° publiq richt zich prioritair en rechtstreeks tot bestaande en potentiële cultuureducatieve partners, naast lokale besturen en alle organisatoren van cultuuractiviteiten.

Om de opdrachten, vermeld in het eerste lid, uit te voeren, kent de Vlaamse Regering voor een periode van maximaal vijf jaar een subsidie toe aan de vzw, waarvan ze het bedrag bepaalt.

De subsidie wordt bepaald en jaarlijks geïndexeerd met inachtname van de beschikbare begrotingskredieten.

De subsidie wordt toegekend om de personeels-, investerings- en werkingskosten te ondersteunen.

De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de Vlaamse Regering een beheersovereenkomst van maximaal vijf jaar sluit met publiq waarin de opdrachten die aan hen toegewezen zijn worden geconcretiseerd in strategische en operationele doelstellingen.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen om de beheersovereenkomst, vermeld in het vierde lid, op te stellen en goed te keuren.

De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van de beheersovereenkomst nader.

De administratie kan op regelmatige tijdstippen overleggen met publiq over de uitvoering van de beheersovereenkomst.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

Hoofdstuk 6. Leerlingenvervoer

Art. IV.34.

Er is bij de Vlaamse Gemeenschap een Dienst voor Leerlingenvervoer opgericht, die belast is met het vervullen van de verplichtingen van de Gemeenschap inzake het vervoer naar de vrije- keuzescholen. De juridische vorm en de beheersmodaliteiten van deze dienst zullen bij decreet geregeld worden.

Het leerlingenvervoer, bedoeld in het vorig lid, zal gemeenschappelijk zijn en zal voor de vrije-keuzescholen onder dezelfde voorwaarden, volgens dezelfde criteria en in overleg met de betrokken schoolbesturen georganiseerd worden.

De Vlaamse Regering bepaalt hoeveel ouders er nodig zijn, opdat de Vlaamse Gemeenschap de in dit artikel bepaalde verplichtingen op zich dient te nemen. De Vlaamse Regering bepaalt eveneens wat onder redelijke afstand moet worden verstaan.

Met uitzondering van de leerlingen van het basisonderwijs betalen de leerlingen die vervoerd worden naar een school van de vrije keuze de prijs daarvan ten belope van het bedrag dat overeenstemt met de redelijke afstand bedoeld in het eerste lid. Dat bedrag wordt in alle onderwijsnetten vastgesteld volgens het tarief van de NMBS en/of de Lijn.

De bijdragen die de leerlingen moeten betalen worden geïnd door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de kosten van het vervoer draagt.

Het Gemeenschapsonderwijs is gemachtigd om een deel of het geheel van het remgeld, opgelegd aan de rechthebbende leerlingen, ten laste van hun dotatie te nemen voor zover hiervoor sociale redenen aanwezig zijn.

Art. IV.35.

Volgens door de Vlaamse Regering per type van buitengewoon onderwijs en per onderwijsniveau, op advies de bevoegde afdelingen voor het buitengewoon onderwijs van de Vlaamse Onderwijsraad vast te stellen regelen, neemt de Vlaamse Regering te zijnen laste de reiskosten van de gehandicapten, die zich van hun verblijfplaats, tehuis of pleeggezin naar de dichtstbijzijnde school of vestigingsplaats voor buitengewoon onderwijs waar onderwijs verstrekt wordt waarvoor zij geschikt werden verklaard, en dit binnen een groepering naar keuze of van hun verblijfplaats naar het tehuis, school of pleeggezin begeven, alsmede de kosten van de terugreis, zulks gedurende de gehele tijd dat zij buitengewoon onderwijs volgen.

Onder groepering dient te worden verstaan: een indeling van scholen en vestigingsplaatsen in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs, naargelang ze behoren tot het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd vrij onderwijs naargelang van de onderscheidene godsdiensten, of het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs.

[22Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022

Art. IV.35/1.

§ 1. In de volgende geografische regio’s is voor de toepassing binnen het buitengewoon onderwijs een collectieve afwijking op artikel IV.35 toegestaan:

1° Leuven – Heverlee;

2° Hooglede – Izegem – Ingelmunster – Roeselare – Moorslede – Torhout;

3° Antwerpen – Brasschaat – Schilde – Schoten.

§ 2. Als de scholen voor buitengewoon onderwijs in de regio’s, vermeld in paragraaf 1, er collectief voor kiezen om af te wijken van artikel IV.35, gebeurt de toekenning van het recht op leerlingenvervoer volgens het criterium en het bijbehorende regelgevend kader als ontwikkeld in die regio in de looptijd van het pilootproject Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs van september 2017 tot en met juni 2022. De gehanteerde werkwijze voor het toekennen van het recht op vervoer wordt door de regio’s, vermeld in paragraaf 1, omschreven in een werkplan. Dat document maakt integraal deel uit van de werking van het leerlingenvervoer in de regio’s en bevat minstens al de volgende bepalingen:

1° bepalingen over de wijze waarop het recht op vervoer wordt toegekend;

2° bepalingen over wie het recht op vervoer toekent;

3° bepalingen over de wijze waarop men een aanvraag tot leerlingenvervoer indient vanwege de schooladministratie;

4° bepalingen over de beroepsprocedure in geval van niet-akkoord;

5° bepalingen over de centrale op- en afstapplaatsen en wie ze kan gebruiken;

6° bepalingen over mobiliteitscoaching en wie dat kan volgen;

7° bepalingen over vervoer op eigen kracht en wie dat kan gebruiken;

8° bepalingen over kinderopvang en wie dat kan gebruiken;

9° bepalingen over collectieve, individuele en alternatieve vervoersmodi zoals reeds uitgetest;

10° bepalingen over de wijze waarop omgegaan wordt met rechtsgelijkheid voor leerlingen die al dan niet al naar school zijn gegaan in de geografische regio.

§ 3. Per regio, vermeld in paragraaf 1, wordt een werkplan voor toepassing op de inschrijvingen vanaf het schooljaar 2022-2023 ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering in het schooljaar 2021-2022.

Voor het schooljaar 2023-2024 wordt een nieuw werkplan opgesteld waarin de evaluatieresultaten van de pilootfase, die ten einde loopt in juni 2022, verwerkt worden. Het eindrapport van de evaluatiefase wordt aan de regio’s bezorgd.

Het werkplan, vermeld in het eerste en tweede lid, is minstens één schooljaar geldig. Als de Vlaamse Regering of een van de regio’s, vermeld in paragraaf 1, elementen in het werkplan wil wijzigen voor het daaropvolgende schooljaar, kan dat alleen in onderling overleg. Het werkplan wordt bij wijziging opnieuw voorgelegd aan de Vlaamse Regering.

§ 4. De werking van het leerlingenvervoer in de regio’s, vermeld in paragraaf 1, wordt gemonitord door de Vlaamse Regering.

§ 5. De overgangsregeling zoals omschreven in dit artikel zal vier schooljaren gelden vanaf het schooljaar 2022-2023.

De overgangsregeling kan eerder beëindigd worden door de Vlaamse Regering indien er een nieuw regelgevend kader voor het leerlingenvervoer in werking treedt.

22Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022
] [26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Art. IV.35/2.

De scholen die betrokken zijn bij de organisatie van het zonaal leerlingenvervoer georganiseerd krachtens de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer, verlenen hun medewerking aan de organisatie van het collectief zonaal leerlingenvervoer.

Zij stellen busbegeleiders aan en ontvangen hiervoor een toelage lastens de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van die toelage, de wijze van toekenning en de controlemaatregelen, en bepaalt de minimale loon- en arbeidsvoorwaarden voor de busbegeleiders.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
] [26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Art. IV.35/3.

. Aan het personeel dat door middel van een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld is als busbegeleider bij een basisschool of een secundaire school kan tijdens de maanden juli en augustus een bestaanszekerheidsvergoeding worden toegekend. De Vlaamse Regering bepaalt hiervoor de modaliteiten.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

Hoofdstuk 7. Schoolboekhouding

Art. IV.36.

§ 1. De representatieve verenigingen van schoolbesturen of schoolbesturen van de gesubsidieerde vrije scholen bepalen, voor de schoolbesturen die dit wensen, de boekhoudkundige verplichtingen inzake de vereenvoudigde boekhouding en de dubbele boekhouding zoals bepaald in [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
de wettelijke verplichtingen voor verenigingen zonder winstoogmerk18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
] .

Deze boekhoudkundige verplichtingen dienen in bijkomende orde er mee rekening te houden dat de saldi, zoals bepaald conform het Europees Rekening Stelsel, door de Vlaamse Gemeenschap kunnen worden afgeleid uit de afgelegde rekeningen, zodat de Vlaamse Gemeenschap kan voldoen aan de terzake geldende Europese verplichtingen.

§ 2. De onder § 1 bedoelde vereenvoudigde boekhouding omvat, rekening houdend met de aard en de omvang van de schoolbesturen, ten minste alle verrichtingen betreffende de mutaties in contant geld of op de rekeningen.

§ 3. De onder § 1 bedoelde regels voor de vereenvoudigde boekhouding omvatten minimaal :

l° basisregels met betrekking tot het voeren van een vereenvoudigde boekhouding;

2° de staat van de ontvangsten en de uitgaven;

3° de jaarrekening;

4° de inventaris.

§ 4. De onder § 1 bedoelde dubbele boekhouding omvat, rekening houdend met de aard en de omvang van de school, alle verrichtingen, bezittingen en schulden, rechten en verplichtingen van welke aard ook, betreffende de door de subsidiërende overheid verstrekte toelagen en de eigen middelen van elk schoolbestuur.

§ 5. De onder § 1 bedoelde regels voor de economische boekhouding omvatten minimaal :

1° de vorm en de inhoud van de jaarrekening;

2° de waarderingsregels;

3° de structuur van de jaarrekening;

4° het schema van de balans;

5° het schema van de resultatenrekening;

6° de inhoud van de toelichting;

7° de inhoud van de rubrieken van de balans en van de resultatenrekening;

8° het minimum algemeen rekeningenstelsel.

§ 6. De in § 1 bedoelde regels worden door elke representatieve vereniging van schoolbesturen of schoolbesturen van de gesubsidieerde vrije scholen meegedeeld aan de Vlaamse Regering.

§ 7. Voor de eerste maal vervullen de representatieve verenigingen van schoolbesturen of schoolbesturen van de gesubsidieerde vrije scholen binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze bepalingen, de in § 6 bedoelde verplichtingen.

§ 8. Dit artikel geldt niet meer voor het secundair onderwijs.

Art. IV.37.

§ 1. Een tegemoetkoming, voor de terugbetaling van de facturen van de aanstelling van een commissaris voor de controle van de boekhouding, wordt toegekend aan de schoolbesturen en aan de besturen van de Centra voor Volwassenenonderwijs en Centra voor Basiseducatie, van het gesubsidieerd vrij onderwijs die krachtens [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
de wettelijke verplichtingen voor verenigingen zonder winstoogmerk18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
] gehouden zijn één of meerdere commissarissen aan te stellen.

§ 2. De voorgelegde factuur ter betaling van de commissarissen zal terugbetaald worden binnen de beschikbare begrotingskredieten, met een maximum van 90%.

§ 3. De tegemoetkoming wordt betaald na de voorlegging van de bewijsstukken betreffende de gemaakte kosten van de aanstelling van een commissaris en het bewijsstuk betreffende de neerlegging van de jaarrekening bij de Nationale Bank van België.

§ 4. Deze documenten met betrekking tot de gemaakte kosten voor kalenderjaar X worden uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar X + 2, in twee exemplaren ingediend bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, wat de schoolbesturen van het basis- en secundair onderwijs betreft en bij het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelage wat de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie betreft.

Hoofdstuk 8. Speciale onderwijsleermiddelen voor het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs

Art. IV.38.

§ 1. [26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
Aan cursisten en leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die een opleiding in het gefinancierd of gesubsidieerd volwassenenonderwijs volgen en daar aan de toelatingsvoorwaarden voldoen, en aan studenten met een functiebeperking die ingeschreven zijn in een ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs als vermeld in artikel II.1 tot en met II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, of in een hoger instituut of andere instelling voor schone kunsten als vermeld in artikel III.119 van de voormelde codex, kunnen speciale onderwijsleermiddelen ter beschikking worden gesteld.26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

§ 2. Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] of schrijftolken, dan bepaalt de Vlaamse Regering :

1° de procedure voor de aanvraag en toekenning van de schrijftolken en tolken [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten; het Agodi zal hiertoe eveneens een intern beroep voorzien;

2° de diplomavoorwaarden voor de tolken [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] en schrijftolken;

3° de te indexeren loonkost voor de tolken [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] en de loonkost voor de schrijftolken;

4° de definitie van de doelgroep.

§ 3. Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsbudget voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau.

§ 4. De procedure voor de aanvraag en toekenning en het intern beroep en de werking van het door de Vlaamse Regering te bepalen centraal tolkenbureau, worden om de drie jaar geëvalueerd. De eerste evaluatie vindt plaats gedurende het schooljaar 2015-2016. Tijdens deze evaluatie wordt de betrokkenheid van de doelgroep verzekerd.

§ 5. Indien deze speciale onderwijsleermiddelen een andere vorm aannemen dan hetgeen vermeld is onder paragraaf 2 tot en met 4, bepaalt de Vlaamse Regering de procedure voor de aanvraag en de criteria voor toekenning van deze middelen.

[29Decr. van 17/05/2024
B.S. 11/06/2024

§ 6. De medische attesten voor het aanvragen van de speciale onderwijsleermiddelen worden maximaal 110 jaar na de geboorte van de betrokkene bewaard wegens het permanente karakter van de functiebeperking van de betrokkenen en het recht op levenslang leren.

29Decr. van 17/05/2024
B.S. 11/06/2024
]

Hoofdstuk 9. Europese en internationale programma's

Afdeling 1. EPOS

Art. IV.39.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om toe te treden tot de vzw EPOS en bij te dragen tot de werking van de vzw.

Art. IV.40.

De vzw EPOS wordt belast met de uitvoering in Vlaanderen van Europese en internationale programma's en acties voor onderwijs, vorming, opleiding en levenslang leren.

Art. IV.41.

Binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap draagt de Vlaamse Regering jaarlijks bij in de financiële middelen van de vzw.

Art. IV.42.

1° De subsidie wordt aangewend voor de werking van de vzw en voor de activiteiten die in Vlaanderen worden ontwikkeld in het kader van de Europese en internationale programma's en acties voor onderwijs, vorming, opleiding en levenslang leren.

2° De vzw legt jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel verslag aan de Vlaamse Regering voor.

3° De vzw EPOS dient de niet-aangewende middelen die werden toegekend in het kader van Erasmus mobiliteit met aanvang van het academiejaar 2011-2012 opnieuw in te zetten voor deze actie in de daaropvolgende academiejaren. De vzw zal deze middelen beheren op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

Afdeling 2. EPON

Art. IV.43.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om over te gaan tot oprichting van de vzw Epon en bij te dragen tot de werking van deze vzw.

Art. IV.44.

De vzw Epon zal namens de Vlaamse Regering instaan voor het beheer van projecten die in het kader van Europese programma's worden opgestart. Dit betreft programma's, onder meer in het kader van het Europees Sociaal Fonds, de Communautaire Initiatieven, projecten in het kader van het Europees Jaar voor opleiding en onderwijs gedurende de gehele loop van het leven, CEDEFOP, e.a.

Art. IV.45.

§ 1. Binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap draagt de Vlaamse Regering jaarlijks bij in de financiële middelen van de vzw. De toelage dient zoals in het verleden aangewend te worden ter pre- en/of co-financiering van de projecten.

§ 2. De vzw is ertoe gehouden voor 1 april door haar bedrijfsrevisor gecertificeerde rekeningen voor te leggen waarbij expliciet een document is gevoegd betreffende de toestand van de financiële middelen die de vzw op 31 december ter beschikking heeft en de totale uitgaven in kasstromen die gerealiseerd werden gedurende het vorige boekjaar.

De subsidie wordt in twee schijven uitbetaald :

1° een eerste schijf van 80 percent na het voorleggen van de voornoemde documenten;

2° het saldo na advies van de inspectie van financiën waarbij rekening wordt gehouden met de reservevorming en de noodzaak tot prefinanciering van Europese projecten het daaropvolgende jaar.

Hoofdstuk 10. Tijdelijke projecten kunstinitiatie

Art. IV.46.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. IV.47.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. IV.48.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. IV.49.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. IV.50.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

Art. IV.51.

[2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
...2Decr. van 09/03/2018
B.S. 11/05/2018
]

[9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
Hoofdstuk 11. Centrale organisatie synchroon internetonderwijs9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
]

[9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019

Art. IV.52.

[16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020

De regering garandeert de centrale organisatie van het synchroon internetonderwijs, verder in dit hoofdstuk SIO te noemen, zoals vermeld in artikel 36/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel117/1 van de Codex Secundair Onderwijs.

[18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
De Vlaamse Regering bepaalt de opdracht van de centrale organisatie en de opdracht van een of meer organisaties die een deelopdracht opnemen. De Vlaamse Regering sluit een kaderovereenkomst af met de geselecteerde centrale organisator.18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

De regering bepaalt de bouwstenen van het vergoedingsmodel van de centrale organisator. Het vergoedingsmodel kan onder meer gebaseerd worden op:

- de algemene werking en deelopdrachten van de centrale organisator, zoals door de regering bepaald;

- de SIO-trajecten die de centrale organisator invult;

- specifieke aankopen of vergoedingen die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht en deelopdrachten van de centrale organisator.

De kaderovereenkomst heeft maximaal een duurtijd van 5 kalenderjaren.

De centrale organisatie neemt een vertegenwoordiging van de regering op in het bestuursorgaan.

16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] 9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
] [9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019

Art. IV.53.

Een organisatie die de taak van centrale organisator wil opnemen, al dan niet in samenwerking met andere partners voor specifieke deelopdrachten, moet daarvoor, na oproep door de Vlaamse Regering, een aanvraagdossier indienen.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanstelling van de centrale organisator en de manier waarop de organisatie haar samenwerking met andere partners voor specifieke deelopdrachten moet beschrijven.

9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
]

[9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
Hoofdstuk 12. Netwerk Islamexperten9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
]

[9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
Art. IV.53/1.26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Binnen de beschikbare kredieten subsidieert de Vlaamse Regering jaarlijks een vzw voor de organisatie van het Onderwijsnetwerk Islamexperten.

De subsidie, vermeld in het eerste lid, heeft als doel om de loonkosten van de medewerkers in kwestie en de werkingskosten van het ingediende project te dekken. Het ingediende project omvat activiteiten op het vlak van levensbeschouwelijke diversiteit, polarisering, radicalisering en extremisme binnen de werking van onderwijsinstellingen, vormingscentra en centra voor leerlingenbegeleiding die door de Vlaamse Gemeenschap zijn erkend.

De Vlaamse Regering sluit met de gekozen vzw een beheersovereenkomst voor telkens maximaal vier jaar, waarin de opzet en de doelstellingen, de invulling, de evaluatie en de aanwending van de subsidie nader zijn omschreven. De Vlaamse Regering motiveert bij elke nieuwe beheersovereenkomst haar keuze voor de specifieke vzw aan wie ze de subsidies toekent.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
] 9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
]

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
Hoofdstuk 13. Verbetering van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voor MVDP+20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022

Art. IV.54.

Dit hoofdstuk is van toepassing op MVDP+, meer bepaald:

1° het meesters-, vak- en dienstpersoneel, het onderhoudspersoneel en de contractuele bedienden die worden betaald met de werkingsmiddelen of de eigen middelen van de schoolbesturen;

2° de busbegeleiders in het zonale leerlingenvervoer, vermeld in de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor leerlingenvervoer;

3° de busbegeleiders die niet behoren tot het zonaal leerlingenvervoer.

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
] [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022

Art. IV.55.

§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1° OVSG: Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten;

2° POV: Provinciaal Onderwijs Vlaanderen;

3° TWF-VOV: Tewerkstellingsfonds voor het Vrij Onderwijs Vlaanderen.

§ 2. Dit hoofdstuk heeft tot doel de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden te verbeteren van de personeelsleden, vermeld in artikel IV.54.

De volgende middelen worden voorzien:

1° subsidies voor het gesubsidieerd onderwijs aan TWF-VOV, OVSG en POV;

2° dotaties voor het gemeenschapsonderwijs.

§ 3. Het budget tot verbetering van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de personeelsleden, vermeld in artikel IV.54, wordt vastgesteld in de jaarlijkse begroting.

Het budget wordt als volgt vastgelegd:

1° in het begrotingsjaar 2021 wordt 500.000 euro toegekend aan het TWF-VOV om een loonsverhoging mogelijk te maken;

2° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 1.700.000 euro toegekend aan het TWFVOV om een loonsverhoging mogelijk te maken;

3° in het begrotingsjaar 2021 wordt 283.000 euro toegekend aan het Gemeenschapsonderwijs om een loonsverhoging mogelijk te maken;

4° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 850.000 euro toegekend aan het Gemeenschapsonderwijs om een loonsverhoging mogelijk te maken;

5° vanaf het begrotingsjaar 2021 wordt 700.000 euro toegekend aan het TWFVOV om een verhoging van de eindejaarstoelage mogelijk te maken;

6° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 375.000 euro toegekend aan het gemeenschapsonderwijs om een verhoging van de eindejaarstoelage mogelijk te maken;

7° in het begrotingsjaar 2021 wordt 98.000 euro voorzien voor het ter beschikking stellen van de PlusPas aan TWF-VOV, OVSG, POV en het Gemeenschapsonderwijs tezamen;

8° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 95.000 euro voorzien voor het ter beschikking stellen van de PlusPas aan TWF-VOV, OVSG, POV en het Gemeenschapsonderwijs tezamen;

9° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 420.000 euro toegekend aan het TWF- VOV voor het moderniseren van de functieclassificatie in het gesubsidieerd onderwijs;

10° in het begrotingsjaar 2021 wordt 142.000 euro toegekend aan het Gemeenschapsonderwijs voor vorming en het verbeteren van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden voor- en naschoolse opvang in het Gemeenschapsonderwijs;

11° vanaf het begrotingsjaar 2022 wordt 655.000 euro toegekend aan het Gemeenschapsonderwijs voor vorming en het verbeteren van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de personeelsleden voor- en naschoolse opvang in het Gemeenschapsonderwijs.

Vanaf begrotingsjaar 2022 worden deze bedragen aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

DEEL V. RECHTSPOSITIE ONDERWIJSPERSONEEL

Titel 1. Administratieve rechtspositie

Hoofdstuk 1. Bekwaamheidsbewijzen

Afdeling 1. Algemene bepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen

Art. V.1.

Deze titel is van toepassing op :

1° de personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de leden van de onderwijsinspectie georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap;

4° de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten;

5° de personeelsleden, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;

6° de personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie, vermeld in [9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
] .

Art. V.2.

De Vlaamse Regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen die toegang verlenen tot elk ambt [9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
...9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
] . Zij kan daarbij rekening houden met het te onderwijzen vak of specialiteit, de opleiding, de module, het onderwijsniveau, de onderwijsvorm, de graad, het hoger beroepsonderwijs van kwalificatieniveau 5, de cyclus of de opleidingsvorm.

Art. V.3.

Als bekwaamheidsbewijs geldt een studiebewijs en/of de competenties verworven door activiteiten die het personeelslid uitoefent of heeft uitgeoefend, zowel binnen als buiten het onderwijs. Beide kunnen eventueel worden aangevuld met een bewijs van pedagogische bekwaamheid.

In het gesubsidieerd vrij onderwijs kan de Vlaamse Regering de hoedanigheid van bedienaar van de eredienst gelijkwaardig verklaren met een bekwaamheidsbewijs.

Art. V.4.

De Vlaamse Regering kan voor een ambt [9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
...9Decr. van 05/04/2019
B.S. 24/06/2019
] naast vereiste ook voldoende geachte en andere bekwaamheidsbewijzen vastleggen. Zij kan daarbij onder meer rekening houden met de situatie op de onderwijsarbeidsmarkt.

Aan personen met een ander bekwaamheidsbewijs wordt tijdelijk een financiering of subsidiëring verleend. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder dit gebeurt.

Art. V.5.

Vooraleer de Vlaamse Regering in uitvoering van deze bepalingen de bekwaamheidsbewijzen vastlegt, blijft de geldende regelgeving inzake bekwaamheidsbewijzen van toepassing en is de Vlaamse Regering ertoe gemachtigd de van kracht zijnde bepalingen te wijzigen, geheel of gedeeltelijk op te heffen en/of te vervangen.

Afdeling 2. Diploma verpleging

Art. V.6.

De houder van een diploma behaald overeenkomstig het besluit van de Regent van 11 juli 1945, houdende wederinrichting van verplegers- en verpleegstersstudiën en -examen, die de gelijkstelling heeft bekomen bepaald in artikel 25 van het koninklijk besluit van 17 augustus 1957 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder het diploma van vroedvrouw, verpleger of verpleegster wordt toegekend, zoals het gewijzigd werd bij het koninklijk besluit van 11 juli 1960, wordt geacht in het bezit te zijn van het diploma van een hogere technische school van de eerste graad.

Hoofdstuk 2. Bepalingen inzake anciënniteit

Afdeling 1. BTK- en GECO-diensten

Art. V.7.

§ 1. De diensten gepresteerd als gesubsidieerd contractueel personeelslid in de hiernavolgende projecten komen in aanmerking voor de toepassing van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

Het betreft de projecten :

- ondersteuning van kleuterscholen met migranten binnen onderwijsvoorrangsgebieden opgenomen in de geco-conventie 8285 onder projectnummers I.24, II.10, III.12;

- ontwikkelen van werkmethodes en werkmiddelen die tegemoet komen aan gedifferentieerde noden in functie van PMS-begeleiding voor migranten opgenomen in de geco-conventie 7636 en 8285 onder de projectnummers I.9, III.3.

De hier vermelde diensten worden beschouwd als zijnde gepresteerd in "een ambt" zoals bedoeld in de twee voormelde decreten rechtspositie.

§ 2. Deze anciënniteit kan enkel ingeroepen worden voor werving voor de ambten van kleuteronderwijzer, maatschappelijk werker en van studiemeester-opvoeder, zowel in internaten als externaten. Deze anciënniteit kan voor het schooljaar 1996-1997 niet worden aangewend om prioriteit te verwerven zoals de kandidaten die tijdens het schooljaar 1995-1996 bij de betrokken inrichtende macht, respectievelijk het lokaal bestuursorgaan in dienst waren en die zich voor het schooljaar 1996-1997 kunnen beroepen op de voorrang bedoeld in artikel 23, § 1, 1°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde PMS-centra of op de voorrang bedoeld in artikel 21 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van de bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.

De anciënniteit geldt ook voor de toepassing van de reglementering betreffende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Door de toepassing van dit artikel kunnen de personeelsleden een anciënniteit van maximaal twee jaar verwerven.

Art. V.8.

De Vlaamse Regering bepaalt voor de personeelsleden die fungeren in het deeltijds beroepsonderwijs de voorwaarden waaronder de diensten gepresteerd als tewerkgestelde werkloze, als werknemer in het "Bijzondere tijdelijk kader" en als gesubsidieerde contractuele worden in aanmerking genomen voor het geldelijk en administratief statuut, voor de reglementering inzake boventalligheid, terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling en voor de vaste benoeming, en de erkenning, daar waar deze bestaat.

Art. V.9.

§ 1. De bepalingen van artikel V.8 en van artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 november 1990 tot in aanmerking nemen van de dienstanciënniteit voor personeelsleden van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, zijn van toepassing vanaf 1 april 1991 voor de bepalingen van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en vanaf 1 juni 1991 voor de bepalingen van artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtpositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Voor de technische personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding van het Gemeenschapsonderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding moeten bedoelde diensten verstrekt zijn in een gefinancierde of gesubsidieerde functie in een centrum voor leerlingenbegeleiding dat belast was met het uitvoeren van opdrachten ten behoeve van de leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de deelnemers uit de erkende vormingen voor het vervullen van de deeltijdse leerplicht.

§ 2. De diensten gepresteerd in het bijzonder tijdelijk kader of als gesubsidieerd contractueel personeelslid in de hiernavolgende projecten komen in aanmerking voor de toepassing van artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en van artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

Het betreft de projecten :

- "begeleiding leerkrachten van projecten in uitvoering van de EG-richtlijn 77/486";

- "migrantenleerlingen op het niveau secundair onderwijs";

- "ondersteuning basisscholen met meer dan 30 % kinderen die de onderwijstaal niet machtig zijn";

- "ontwikkelen van werkmethoden en werkmiddelen die tegemoet komen aan gedifferentieerde noden inzake PMS-begeleiding van migrantenkinderen".

Door de toepassing van de eerste alinea kunnen de personeelsleden een anciënniteit van maximaal twee jaren verwerven.

De hierboven bedoelde diensten worden beschouwd als zijnde gepresteerd in "een" ambt zoals bedoeld in de voormelde decreten.

Afdeling 2. Internaat secundair onderwijs

Art. V.10.

De diensten gepresteerd als tijdelijk personeelslid in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat verbonden aan een instelling voor hoger onderwijs worden geacht gepresteerd te zijn in het ambt van studiemeester-opvoeder in een internaat verbonden aan een instelling voor voltijds secundair onderwijs met volledig leerplan.

Hoofdstuk 3. Bepalingen inzake aanstelling en vaste benoeming

Afdeling 1. Strijdige benoemingen of buiten de normen

Art. V.11.

Indien een personeelslid van het gemeenschaps- of van het gesubsidieerd onderwijs in strijd met het administratief statuut of buiten de normen is benoemd, kan de Vlaamse Regering binnen een periode van één jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de administratieve diensten van de Vlaamse Regering van de beslissing houdende deze benoeming, het salaris terugvorderen met betrekking tot de periode.

In het gemeenschapsonderwijs zijn de aldus wederrechtelijke benoemde personeelsleden van ambtswege ontslagnemend. In het gesubsidieerd onderwijs is deze benoeming niet tegenstelbaar aan de betalende overheid. Daarenboven wordt in het officieel gesubsidieerd onderwijs het onregelmatig vast benoemd personeelslid in zijnen hoofde geacht aangesteld te zijn in een ambt dat opgeheven werd vanaf het ogenblik dat het schoolbestuur door de bevoegde overheid in kennis wordt gesteld dat de benoeming niet voldoet aan de voorwaarden.

Het personeelslid wordt ontslagen met een opzeggingstermijn waarvan de duur wordt vastgesteld naargelang van het aantal arbeidsdagen die nodig zijn om aanspraak te hebben op uitkeringen in de werkloosheids- en de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Tijdens de opzeggingstermijn wordt het personeelslid geacht als tijdelijke te zijn aangesteld en geniet het de brutosalaris van het ambt waarin het vast benoemd werd.

Afdeling 2. Erkenning van vaste benoeming

Art. V.12.

Voor de personeelsleden van het gesubsidieerd kleuter-, lager en basisonderwijs die door het schoolbestuur vastbenoemd werden vóór 1 juni 1991, waarvoor geen erkenning van vaste benoeming werd aangevraagd, die als vastbenoemd personeelslid bezoldigd werden en die voldoen aan de voorwaarden tot erkenning van vaste benoeming zoals van kracht op 1 juni 1991, wordt de vaste benoeming geacht erkend te zijn.

Art. V.13.

Bij ontstentenis van formele bekrachtiging wordt het personeelslid dat gefungeerd heeft in het voormalige rijksonderwijs en dat voor zijn prestaties in het rijksonderwijs bezoldigd werd als vast benoemd personeelslid in een bijbetrekking, beschouwd als zijnde effectief vast benoemd voor de aldus bezoldigde prestaties.

Art. V.14.

Vanaf de inwerkingtreding van de besluiten van de Vlaamse Regering bedoeld in de reglementaire bepalingen inzake terbeschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling dient onder erkenning van de definitieve benoeming, zoals bedoeld in de pensioenwet van 30 januari 1954, voor de personeelsleden bedoeld in de hiervoor bedoelde besluiten worden begrepen, de benoeming in vast verband zoals bedoeld in dezelfde besluiten.

Afdeling 3. Personeel gemeenschapsonderwijs

Onderafdeling 1. Bode kamerbewaarder of suppoost

Art. V.15.

De personeelsleden die in een school of centrum van het gemeenschapsonderwijs tewerkgesteld zijn als bode-kamerbewaarder of suppoost, worden vast benoemd respectievelijk in het ambt van bode-kamerbewaarder op 1 september 1999 of in het ambt van suppoost op 1 januari 2001.

Met ingang van de datum van hun vaste benoeming zijn de bepalingen betreffende de rechtspositie van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs op hen van toepassing.

Voor het personeelslid dat vast benoemd is in uitvoering van dit artikel, kan vanaf 1 september 1999, respectievelijk vanaf 1 januari 2001 enkel een vervanger worden gefinancierd ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap als aan het personeelslid wordt toegestaan zijn beroepsloopbaan te onderbreken op grond van de geldende regelgeving inzake loopbaanonderbreking.

Onderafdeling 2. Meester-, vak-, en dienstpersoneel

Art. V.16.

Binnen de haar door het artikel 23, § 1, 4°, h , van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs toegekende bevoegdheid legt de raad van bestuur van de scholengroep jaarlijks, na onderhandeling in het basiscomité van de scholengroep, een personeelsformatie vast voor het contractueel meesters-, vak- en dienstpersoneel.

Onderafdeling 3. Rekenplichtig correspondent

Art. V.17.

In afwijking van de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs mogen de personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in het ambt van rekenplichtig correspondent of vast benoemd zijn in hetzelfde ambt of in het ambt van eerste rekenplichtig correspondent en die op 1 september 1990 het ambt van opvoeder-huismeester uitoefenden in een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs van het gemeenschapsonderwijs, ontstaan door de omvorming van een afdeling voor buitengewoon lager onderwijs voor dertienjarigen en meer (4e graad) in het voormalig Rijksonderwijs, verder dit ambt uitoefenen.

Met ingang van 1 september 2006 behouden de personeelsleden bedoeld in het eerste lid het recht op een aanstelling in een ambt van het ondersteunend personeel als zij in toepassing van artikel 100quinquies van het decreet personeelsleden gemeenschapsonderwijs geconcordeerd worden naar een ambt van het ondersteunend personeel. Zij blijven wat hun administratieve en geldelijke toestand betreft, behoren tot het administratief personeel. In afwijking hiervan wordt hun salaris vastgesteld in de salarisschaal 125, toegekend aan personeelsleden van het buitengewoon onderwijs.

Voor het bepalen van het aantal dagen dienstanciënniteit, bedoeld in artikel 97, § 1, van voormeld decreet, worden de personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn in het ambt van rekenplichtig correspondent doch het ambt van opvoeder-huismeester uitoefenen, geacht hun diensten te presteren in een administratief ambt.

Voor de toepassing van hetzelfde artikel 97 :

- worden deze personeelsleden geacht op 1 april 1991 een betrekking van rekenplichtig correspondent in hoofdambt te bekleden;

- wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden beschouwd als een betrekking waarin op deze datum niet moest worden voorzien door reaffectatie;

- wordt de betrekking die de betrokken personeelsleden geacht worden te bekleden, geacht te voldoen aan de bepaling van § 4 van artikel 97.

Onverminderd de krachtens artikel 146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming wordt de toestand van de personeelsleden die tijdens de periode van 1 september 1980 tot 31 maart 1991 als rekenplichtig correspondent of als eerste rekenplichtig correspondent het ambt van opvoerder-huismeester hebben uitgeoefend in een in het eerste lid bedoelde instelling, bekrachtigd.

Onderafdeling 4. Werkmeester werkplaatsleider, technisch adviseur of technisch adviseur-coördinator

Art. V.18.

Onverminderd de krachtens artikel 146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming, worden de betrekkingen in het ambt van werkmeester, werkplaatsleider, technisch adviseur of technisch adviseur-coördinator die voor 1 september 2008 werden opgericht of instand gehouden, beschouwd als zijnde opgericht of instand gehouden volgens de bepalingen van artikel 25 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs.

Hoofdstuk 4. Controle afwezigheid wegens ziekte

Art. V.19.

Met uitsluiting van het universitair onderwijs en eveneens, vanaf een datum te bepalen door de Vlaamse Regering, aan het hoger onderwijs buiten de universiteit, worden de personeelsleden van het onderwijs dat door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd en waarvan het salaris of de salaristoelage geheel of ten dele ten laste van de Vlaamse Gemeenschap is, op hun afwezigheid wegens ziekte gecontroleerd volgens de regels die de Vlaamse Regering vaststelt.

De Vlaamse Regering kan de persoon of de instelling aanwijzen die met het geneeskundig toezicht op de afwezigheid wegens ziekte wordt belast.

Het personeelslid dat de bij of krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen niet naleeft, kan, onverminderd de bepalingen van de decreten rechtspositie, een geldelijke sanctie opgelegd krijgen volgens de voorwaarden, vastgelegd door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering waarborgt daarbij in elk geval het recht op verdediging van het personeelslid in kwestie.

Hoofdstuk 5. Werking van de vakorganisaties

Afdeling 1. Begeleiding van lokale comités

Art. V.20.

§ 1. De vakorganisaties, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde vakcentrale, kunnen beschikken over personeelsleden uit het onderwijs met verlof wegens bijzondere opdracht overeenkomstig de geldende reglementaire bepalingen. Deze personeelsleden moeten door die vakorganisaties belast worden met de begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen ervan voor de personeelsleden en de begeleiding en de ondersteuning van de lokale comités in het buitengewoon onderwijs, het volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.

§ 2. Het totale aantal personeelsleden uit het onderwijs mag voor de verschillende vakorganisaties, bedoeld in § 1, samen niet meer dan zes bedragen.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van verdeling van het in dit artikel bedoelde aantal personeelsleden over de betrokken organisaties en legt de aanvraagprocedure vast.

Art. V.21.

§ 1. Voor de representatieve vakorganisaties, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie wordt jaarlijks binnen de voorziene begrotingskredieten een bedrag ter beschikking gesteld voor de ondersteuning van de syndicale werkzaamheden van hun vakbondsafgevaardigden.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag en de wijze van verdeling van dit bedrag over de betrokken vakorganisaties en legt de aanvraagprocedure vast.

Afdeling 2. Bemiddelaars

Art. V.22.

Sectorcomité X of onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten bemiddelen op vraag van een afgevaardigde van de representatieve vakorganisaties, een afgevaardigde van het schoolbestuur en/of een afgevaardigde van de representatieve verenigingen van schoolbesturen en/of het Gemeenschapsonderwijs bij elk geschil, elk conflict of elk dreigend conflict van collectieve aard dat zich binnen hun respectieve werkingsveld voordoet.

Sectorcomité X en onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten kunnen daartoe inzonderheid een bemiddelaar aanstellen.

Sectorcomité X en onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten nemen binnen een termijn van zes maanden, ingaande vanaf 1 april 2008, elk een intern reglement inzake de bemiddelingsprocedure aan. De reglementen worden uitvoerbaar na bekrachtiging door de Vlaamse Regering.

Bij elk geschil, elk conflict of elke dreigend conflict van collectieve aard dat zich in een netoverstijgende scholengemeenschap voordoet, kunnen Sectorcomité X, onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, de centraal paritaire comités van het gesubsidieerd vrij onderwijs en het Vlaams Onderhandelingscomité voor de basiseducatie in een gemeenschappelijke vergadering bemiddelen en gemeenschappelijk een bemiddelaar aanstellen.

Afdeling 3. Vakbondspremie

Art. V.23.

§ 1. Deze afdeling is van toepassing op :

1° de contractuele personeelsleden, aangesteld in een instelling of een centrum bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, die onder het toepassingsgebied vallen van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan;

2° de contractuele personeelsleden van de vrije hogescholen die onder het toepassingsgebied vallen van het koninklijk besluit van 20 december 1989 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van het aantal leden ervan;

3° de personeelsleden van de vrije universiteiten;

4° de personeelsleden, vermeld in artikel 127, § 1, 2° en 3°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs;

5° de personeelsleden tewerkgesteld bij het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs.

§ 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "representatieve vakorganisatie" een personeelsvereniging verstaan die een werking ontplooit ten behoeve van het onderwijs en die aangesloten is bij een syndicale organisatie die vertegenwoordigd is in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.

Art. V.24.

De personeelsleden vermeld in artikel V.23, § 1, ontvangen een jaarlijkse vakbondspremie wanneer ze als bijdragebetalend lid aangesloten zijn bij een representatieve vakorganisatie. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de personeelsleden moeten voldoen om beschouwd te kunnen worden als bijdragebetalend lid.

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de betalingsmodaliteiten van de vakbondspremie, met inbegrip van de maatregelen ter voorkoming van de cumulatieve toekenning en uitbetaling ervan.

Art. V.25.

De Vlaamse overheid draagt de sommen nodig voor de uitbetaling van de vakbondspremies en voor de daarmee verbonden administratieve werkingskosten over aan de uitbetalingsinstellingen. Per syndicale organisatie die vertegenwoordigd is in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen wordt er één uitbetalingsinstelling opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.

De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag en de stortingsmodaliteiten van de in het eerste lid vermelde sommen.

De Vlaamse Regering bepaalt de controlemaatregelen met betrekking tot de toekenning en de uitbetaling van de vakbondspremies.

De Vlaamse Regering regelt eveneens de controle op de in het eerste lid vermelde uitbetalingsinstellingen.

Art. V.26.

De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de personeelsleden die op de datum van 30 augustus 2011 een vakbondspremie kunnen verkrijgen op grond van andere wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen.

Hoofdstuk 6. Verlofregelingen

Afdeling 1. Verlofregeling en jaarlijkse vakantie

Art. V.27.

§ 1. [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
De Vlaamse Regering bepaalt de verlofregeling voor:

1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

§ 2. De overtreding van deze regeling kan aanleiding geven tot sancties. De bedoelde sanctie kan in het gesubsidieerd onderwijs een gedeeltelijke terugvordering zijn van het werkingsbudget. In het gemeenschapsonderwijs kan deze sanctie een gedeeltelijke inhouding zijn van het werkingsbudget toegekend aan het Gemeenschapsonderwijs.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de toepassing van de sancties.

Art. V.28.

De Vlaamse Regering bepaalt de duur en het tijdstip van de jaarlijkse vakantie voor wat betreft :

1° de personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de personeelsleden van de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalig hoofdstedelijk gebied Brussel, bedoeld in deel IV van deze codificatie.

Afdeling 2. Politiek verlof

Art. V.29.

Deze afdeling is van toepassing op :

1° de personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de leden van de onderwijsinspectie, bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
4° de personeelsleden bedoeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

De afdeling is van toepassing op bovenvermelde personeelsleden voor zover zij :

- hetzij vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn;

- hetzij vast benoemd zijn en hun benoeming erkend is, daar waar de erkenning bestaat;

- hetzij als tijdelijk personeelslid aangesteld zijn.

Art. V.30.

[6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018

De personeelsleden, vermeld in artikel V.29, worden van ambtswege en zonder dat ze zich eraan kunnen onttrekken, met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:

1° burgemeester van een gemeente met meer dan 50.000 inwoners;

2° schepen of voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst van een gemeente met meer dan 80.000 inwoners;

3° lid van de deputatie van een provincieraad;

4° voorzitter van een agglomeratie of van een federatie van gemeenten;

5° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de Senaat;

6° lid van het Vlaams Parlement;

7° lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;

8° lid van het Europees parlement;

9° lid van de federale regering;

10° lid van de Vlaamse Regering of van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

11° staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

12° lid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging voor een van de voormelde mandaten.

6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018
]

Art. V.31.

[6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018

Aan een personeelslid wordt op zijn of haar verzoek, een voltijds of deeltijds politiek verlof toegekend voor de uitoefening van een mandaat van:

1° burgemeester, schepen of gemeenteraadslid;

2° provincieraadslid dat geen lid is van de deputatie van een provincieraad;

3° voorzitter of lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst;

4° voorzitter, lid van het vast bureau of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;

5° districtsburgemeester, districtsschepen of lid van de districtsraad.

De Vlaamse Regering kan voor personeelsleden die dit verlof opnemen, voorwaarden bepalen.

6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018
]

Art. V.32.

[6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018
Voor de toepassing van artikel V.30, eerste lid, 1° en 2°, wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.6Decr. van 21/12/2018
B.S. 31/12/2018
]

Art. V.33.

Gedurende de perioden van politiek verlof op eigen verzoek of van ambtswege is het personeelslid in de stand non-activiteit. Het personeelslid heeft tijdens deze perioden geen recht op salaris of salaristoelage. Het behoudt echter zijn rechten op bevordering tot een hoger salaris of salaristoelage.

Art. V.34.

Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die waarin het mandaat een einde neemt.

Art. V.35.

Het in artikel V.34 bedoelde personeelslid mag na zijn wederindiensttreding in het onderwijs of in het centrum voor leerlingenbegeleiding zijn salaris of salaristoelage, zijn wachtgeld/wachtgeldtoelage niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat als bedoeld in artikel V.30, eerste lid, en in artikel V.31 en die een wederaanpassingsvergoeding uitmaken.

Op verzoek van het betrokken personeelslid kan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, toestaan de hervatting van de opdracht gedurende een periode van maximum één jaar uit te stellen.

Tijdens deze periode bevindt het personeelslid zich in de stand non-activiteit. Het personeelslid heeft tijdens deze periode geen recht op salaris of salaristoelage. Het behoudt echter zijn rechten op bevordering tot een hogere salaris of salaristoelage.

Art. V.36.

[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Art. V.37.

Deze afdeling heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993, met uitzondering van artikel V.30 dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging voor één van de erin vermelde mandaten na de eerstvolgende verkiezingen voor hetzelfde mandaat.

In afwijking van voorgaand lid, kan echter het personeelslid dat een politiek mandaat uitoefent of heeft uitgeoefend zoals bedoeld in artikel V.30, op zijn verzoek binnen de periode van 1 januari 1989 tot op de datum van de inwerkingtreding van artikel 30, reeds de toepassing bekomen van de bepalingen van deze afdeling.

Hoofdstuk 7. Secundaire arbeidsvoorwaarden voor de contractuele personeelsleden ten laste van het ministerie van onderwijs en vorming en de gesubsidieerde contractuele personeelsleden

Art. V.38.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de contractuele personeelsleden ten laste van het Ministerie van Onderwijs en Vorming en de gesubsidieerde contractuele personeelsleden, bezoldigd door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, en die aangesteld zijn in :

1° een [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° een [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. V.39.

Voor personeelsleden, bedoeld in artikel V.38, die :

1° in een in artikel V.38, 1°, vermelde [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] zijn aangesteld, gelden de bepalingen vermeld in de artikelen 12bis, § 1,12sexies en 12septies, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° in een in artikel V.38, 2°, vermelde [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] zijn aangesteld, gelden de bepalingen vermeld in de artikelen 17bis, § 1,17sexies en 17septies, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. V.40.

Dit hoofdstuk geldt niet voor de pedagogische begeleidingsdiensten.196

Titel 2. Geldelijke rechtspositie

Hoofdstuk 1. Basisbepalingen

Art. V.41.

Dit hoofdstuk is van toepassing op :

1° de personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden, bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de leden van de onderwijsinspectie, vermeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;

4° de personeelsleden, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
5° de personeelsleden, bedoeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als instellingen beschouwd:

1° een instelling als vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° een instelling als vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° een centrum voor basiseducatie.

25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. V.42.

De besturen van de gesubsidieerde [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instellingen25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] zijn gehouden aan hun personeel, dat aangeworven is volgens de voorziene decretale bepalingen, een salaristoelage toe te kennen, dat tenminste gelijk is aan het salaris dat voor het gemeenschapsonderwijs voor de betrokkenen wordt toegekend.

Art. V.43.

De Vlaamse Gemeenschap betaalt de salaristoelage rechtstreeks en maandelijks aan de leden van het personeel van de gesubsidieerde [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instellingen25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] .

Art. V.44.

[25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
Een salaris of een salaristoelage wordt verleend aan de personeelsleden, vermeld in artikel V.41.25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

Art. V.45.

Een [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] of een onderdeel ervan, ontvangt slechts financiering of subsidiering voor haar personeelsleden :

1° Die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;

2° Die de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1°;

3° Die in het bezit zijn van de bekwaamheidsbewijzen die in de regelgeving zijn vastgelegd;

4° [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
...18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

5° Die aangeworven zijn mits eerbiediging van de reglementering, inzake ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.

Art. V.46.

Wanneer het arbeidsgerecht, bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, een beslissing van een bestuur van het gesubsidieerd vrij onderwijs houdende beëindiging of vermindering van de opdracht van een door haar vastbenoemd personeelslid, strijdig acht met het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, bekomt dit personeelslid de salaristoelage voor het geheel of voor een deel van de opdracht die hem ontnomen werd, alsof hij in dienstactiviteit was gebleven, en verliest het bestuur de salaristoelage voor het geheel of voor een deel van de betrekking, zolang zij de betrekking aan een ander niet-rechthebbend personeelslid toewijst.

Deze bepaling heeft ook uitwerking wanneer de kamer van beroep, zoals bedoeld in artikel 69 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, het ontslag van een vastbenoemd personeelslid door het bestuur als gevolg van een tuchtmaatregel vernietigt.

Deze bepaling heeft ook uitwerking wanneer het college van beroep, zoals bedoeld in artikel 47septiesdecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, één van de evaluaties met eindconclusie "onvoldoende" die tot het ontslag hebben geleid, zoals bedoeld in hoofdstuk Vter van hetzelfde decreet, van een vastbenoemd personeelslid heeft vernietigd.

Het verlies van de salaristoelage voor een betrekking neemt een einde voor het bestuur :

1° ofwel op het ogenblik dat de onregelmatige handeling door het bestuur is hersteld;

2° ofwel indien hetzelfde of een ander bestuur het benadeelde personeelslid, met zijn akkoord, overneemt;

3° ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zonder geldige reden weigert een door hetzelfde schoolbestuur of een ander bestuur aangeboden betrekking in hetzelfde ambt met dezelfde statutaire toestand te aanvaarden;

4° ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zich, om redenen vreemd aan het geschil, in de voorwaarden voor definitieve ambtsneerlegging bevindt.

De salaristoelage, die gedurende de periode tussen het onrechtmatig ontslag en de betekening aan de diensten van de Vlaamse Regering bevoegd voor het onderwijs van het vonnis of arrest, of van de uitspraak van de hierboven vermelde kamers van beroep of het hierboven vermelde college van beroep, aan het bestuur werd toegekend, wordt van dit bestuur teruggevorderd en wordt vervolgens toegekend aan het ten onrechte ontslagen personeelslid.

Vanaf de hogervermelde betekening betalen de diensten van de Vlaamse Regering bevoegd voor onderwijs de salaristoelage rechtstreeks aan het ten onrechte ontslagen personeelslid tot op het ogenblik dat voldaan wordt aan één van de vier voorwaarden, hierboven vermeld.

Art. V.47.

§ 1. Het jaarsalaris of de jaarsalaristoelage, hierna salaris genoemd, van de personeelsleden genoemd [1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
in artikel V.411Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
] , wordt vastgesteld in een salarisschaal die bestaat uit :

1° een minimumsalaris;

2° salaristrappen die het resultaat zijn van periodieke salarisverhogingen;

3° een maximumsalaris.

Voor sommige ambten kan de salarisschaal vervangen worden door een vast bedrag.

Het minimumsalaris, de periodieke salarisverhogingen en het maximumsalaris worden uitgedrukt in een aantal munteenheden.

Het salaris, verhoogd met de eventuele haard- of standplaatstoelage, is nooit lager dan de gewaarborgde minimumbezoldiging.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt voor elk ambt de salarisschaal. Hierbij kan ze rekening houden met :

1° de aard van het ambt;

2° het onderwijsniveau;

3° de onderwijsvorm;

4° de graad;

5° het hoger beroepsonderwijs van kwalificatieniveau 5;

6° de cyclus of de opleidingsvorm waar het ambt wordt uitgeoefend;

7° de bekwaamheidsbewijzen die er toegang toe verlenen;

8° het te onderwijzen vak, de specialiteit, de opleiding of de module;

9° het aantal leerlingen in de school in het basisonderwijs waar het ambt van directeur wordt uitgeoefend;

10° het volgen van een opleiding.

Ze deelt de salarisschalen in en bepaalt hoe ze worden aangegeven.

§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden van overgang naar de trappen binnen eenzelfde salarisschaal, met inbegrip van de anciënniteitvoorwaarden.

Art. V.48.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het salaris van de personeelsleden wordt vastgesteld.

Bij het vaststellen van het salaris van een personeelslid kan, naast de salarisschaal, rekening worden gehouden met de andere activiteiten die het personeelslid uitoefent of heeft uitgeoefend, zowel in als buiten het onderwijs. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop met deze elementen rekening wordt gehouden voor het vaststellen van het salaris van een personeelslid. Zij bepaalt eveneens de wijze waarop met het volume van de geleverde prestaties rekening wordt gehouden.

Art. V.49.

Bij iedere wijziging in de bezoldigingsregeling van een ambt wordt elk salaris dat werd vastgesteld met inachtneming van dat ambt opnieuw vastgesteld volgens de nieuwe bezoldigingsregeling.

Als het aldus opnieuw vastgestelde salaris lager is dan het salaris dat het personeelslid in zijn ambt genoot bij de inwerkingtreding van de wijziging, blijft het in dat ambt dit laatste salaris genieten totdat het een ten minste gelijk salaris krijgt, behoudens andersluidende meer gunstige bepalingen vastgesteld door de Vlaamse Regering.

Art. V.50.

§ 1. Het salaris wordt betaald na verloop van de termijn, met name op de laatste werkdag van de maand behalve de betaling van het salaris van de maand december die plaats heeft op de eerste werkdag van de maand januari van het volgende jaar. Dit geldt eveneens voor de toelagen alsook voor alle andere elementen van de bezoldiging die tezelfder tijd als het salaris worden betaald.

§ 2. Als een vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten personeelslid wordt gepensioneerd of overlijdt, wordt het volledige salaris voor de betrokken maand naar gelang van het geval, aan het personeelslid of aan zijn rechthebbenden betaald.

Art. V.51.

In afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk krijgt een personeelslid dat tijdelijk een personeelslid genoemd in [1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
artikel V.411Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
] vervangt, slechts een salaris als de vervanging voldoet aan de specifieke voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.

Art. V.52.

Het salaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld of overeenkomstig elke bepaling die haar mocht wijzigen. Vanaf 1 januari 1994 wordt de koppeling aan de index van de consumptieprijzen vervangen door de koppeling aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Art. V.53.

Het personeelslid heeft recht op een gewaarborgde minimumbezoldiging, een haard- of standplaatstoelage, een jaarlijks vakantiegeld en een eindejaarstoelage. De Vlaamse Regering bepaalt de ter zake geldende voorwaarden.

De Vlaamse Regering kan voor bijkomende prestaties, prestaties binnen een bepaalde geografische omschrijving, bijzondere bevoegdheden, het bezit van specifieke vaardigheden en het vergoeden van onkosten ook bij besluit andere toelagen, vergoedingen, bijwedden of bijslagen creëren. Ze bepaalt de categorieën van begunstigden, evenals de voorwaarden voor de toekenning ervan.

Art. V.54.

In afwachting dat de Vlaamse Regering in uitvoering van deze bepalingen een nieuwe bezoldigingsregeling vastlegt, blijven de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen van toepassing die op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet gelden.

Tot de inwerkingtreding van de nieuwe bezoldigingsregeling is de Vlaamse Regering er toe gemachtigd de van kracht zijnde reglementaire bepalingen te wijzigen, geheel of gedeeltelijk op te heffen en/of te vervangen.

Hoofdstuk 2. Bezoldiging in bijbetrekking

Afdeling 1. [27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Art. V.55.

[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Afdeling 2. [27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Art. V.56.

[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Afdeling 3. [27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Art. V.57.

[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Afdeling 4. [27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Art. V.58.

[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
]

Afdeling 5. Kunstonderwijs

Art. V.59.

§ 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, in het hoger kunstonderwijs effectief in dienst of titularis waren van een niet-uitsluitend ambt, zoals bepaald in artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, en eveneens effectief in dienst of titularis waren van een ambt in een ander(e) onderwijsniveau/vorm.

§ 2. In afwijking van de bestaande wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen inzake bezoldigingsregeling wordt het salaris of de salaristoelage toegekend aan de in § 1 bedoelde personeelsleden, voor hun opdrachten in de andere onderwijsniveaus/vormen, vastgesteld als volgt :

1. volgens de principes die de bezoldiging regelen van het hoofdambt in :

- het voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958;

- het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan, afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur.

2. tot het bereiken van de maximumprestaties gesteld in artikel 77 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, de prestaties in de instelling(en) voor hoger onderwijs en de andere onderwijsniveaus/vormen samen beschouwd.

Voor de berekening van het salaris of de salaristoelage worden de prestaties verstrekt in de hogeschool in de Vlaamse Gemeenschap steeds als eerste in aanmerking genomen, in voorkomend geval in afwijking van de bepalingen van :

- Titel III: hoofdambten met onvolledige prestaties van voormeld koninklijk besluit van 15 april 1958;

- Titel IV: ambten met onvolledige prestaties van voormeld koninklijk besluit van 10 maart 1965.

§ 3. Het salaris of de salaristoelage, vastgesteld zoals bepaald in § 2, wordt aan de betrokken personeelsleden toegekend ten persoonlijke titel. Ze blijven aldus bezoldigd zolang ze naast een opdracht in het hoger onderwijs effectief in dienst of titularis zijn van een ambt in een ander(e), ongeacht de wijzigingen die zich in de opdrachten in het hoger onderwijs of in de andere onderwijsniveaus/vormen voordoen.

§ 4. Dit artikel houdt op van toepassing te zijn zodra het betrokken personeelslid geen titularis meer is van één of meerdere ambten in het hoger onderwijs of in het één of meerdere andere onderwijsniveaus.

Hoofdstuk 3. Vervoerskosten

Art. V.60.

§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op :

1° de personeelsleden bedoeld bij het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;

2° de personeelsleden bedoeld bij het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

3° de personen tewerkgesteld als gesubsidieerde contractuelen in de onderwijsinstellingen en de centra voor leerlingenbegeleiding;

4° de contractuelen betaald ten laste van het departement Onderwijs, met uitzondering van deze van de centra voor basiseducatie;

5° de contractuelen, betaald met het werkingsbudget van de [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instellingen25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] ;

6° de personeelsleden van de Brusselse kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
7° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie in de basiseducatie.20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

§ 2. [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
...20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

§ 3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van artikel V.62, voor wat betreft de vervoerskosten en fietsvergoedingen gemaakt vanaf het kalenderjaar 2015.

Art. V.61.

De personeelsleden, [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
vermeld in artikel V.60, § 1, 1° tot en met 6°,20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
] hebben onder de modaliteiten bepaald door de Vlaamse Regering recht op de volledige terugbetaling van de kosten openbaar vervoer naar en van het werk [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
...20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
] , ten laste van de werkgever.

[20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
Conform de modaliteiten die de Vlaamse Regering bepaalt, hebben de personeelsleden, vermeld in artikel V.60, recht op een maandelijkse fietsvergoeding, ten laste van de werkgever.20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

Art. V.62.

Onder de modaliteiten bepaald door de Vlaamse Regering worden de door de werkgever gedragen vervoerskosten en fietsvergoedingen terugbetaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Art. V.63.

De tegemoetkomingen in de vervoerkosten van de personeelsleden bedoeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 1993 betreffende de tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerkosten van hun personeelsleden, worden uitbetaald op hetzelfde tijdstip als het voorschot op het werkingsbudget van het volgende schooljaar, voor zover de aanvraag tot terugbetaling niet aangetast is door bedrog en uiterlijk op 10 december na het schooljaar waarop de terugbetaling betrekking heeft, wordt ingediend bij het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Hoofdstuk 4. Terugvorderingen

Art. V.64.

Het in strijd met bestaande wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen toegekende salaris en daarmee gelijkgestelde vergoedingen aan personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, werkingsbudget en investeringsmiddelen kunnen worden teruggevorderd of in mindering gebracht op de aan het gemeenschapsonderwijs of zijn instellingen toegekend werkingsbudget, tenzij de fout te wijten is aan de betalende overheid.

Art. V.65.

Inzake toegekende salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de Vlaamse Gemeenschap ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd aan de schoolbesturen of hun personeelsleden binnen een termijn van twee jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van de betaling, in de vorm zoals bepaald in artikel 16, § 2, eerste lid, van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Te rekenen vanaf de vraag bedoeld in het eerste lid kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende de termijn die in artikel 16, § 2, tweede lid, van vermelde wet is bepaald.

Inzake toegekende salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan wordt van de schoolbesturen of hun personeelsleden geen terugbetaling gevorderd van de door de Vlaamse Gemeenschap ten onrechte uitbetaalde sommen, waarvan het totale bedrag 25 euro niet overschrijdt.

De Vlaamse Regering kan het in het vorig lid vastgestelde bedrag wijzigen. Dit artikel is niet van toepassing op het hoger onderwijs.

Hoofdstuk 5. Diverse bepalingen

Afdeling 1. Contractuelen Departement Onderwijs en Vorming

Art. V.66.

§ 1. De Vlaamse Gemeenschap kan een jaarsalaris of jaarsalaristoelage uitbetalen voor bepaalde categorieën van personeelsleden van het onderwijs die zijn aangesteld via een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De Vlaamse Regering legt vast op welke personeelscategorieën deze bepaling van toepassing is.

§ 2. De basisbepalingen betreffende de geldelijke rechtspositie, vermeld in artikel V.41 tot en met V.54, zijn van toepassing op de personeelsleden bedoeld in § 1.

§ 3. De Vlaamse Regering kan nadere betalingsvoorwaarden vastleggen.

§ 4. De Vlaamse Regering bepaalt de prestatieregeling, de vakantieregeling en de verlofregeling van de personeelsleden vermeld in paragraaf 1.

Afdeling 2. Toelage voor een opdracht bij het departement onderwijs

Art. V.67.

§ 1. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op de personeelsleden die behoren tot het gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of centra voor leerlingenbegeleiding en die als dusdanig een salaris of salaristoelage ontvangen van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

De personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, op wie door de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs of zijn gemachtigde een beroep wordt gedaan om een opdracht uit te oefenen bij het Departement Onderwijs en Vorming in een tijdelijk project, bij de Dienst Beroepsopleiding, bij het tijdschrift Klasse of in een examencommissie, evenals de personeelsleden aan wie door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, een verlof wegens bijzonder opdracht is verleend in het kader van een opdracht in de internationale school Ferney-Voltaire, bekomen voor de duur van hun opdracht een toelage, met dien verstande dat het jaarlijks bedrag als volgt wordt vastgesteld :

Personeelsleden houder van tenminste een diploma van een basisopleiding van twee cycli : 3.402,83 euro;

Andere : 2.381,98 euro.

§ 2. De toelage bedoeld in § 1 wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan 1/12 van het jaarlijks bedrag. Wanneer de maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitbetaald in werkdagen, overeenkomstig de regeling bepaald in de salarisregeling van het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.

§ 3. De in § 1 en § 2 bepaalde toelagen worden gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel tot koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

§ 4. Inzake de toekenning van de vergoedingen voor reiskosten en de verlofregeling, zijn op deze personeelsleden de bepalingen van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming van toepassing.

Afdeling 3. Leraar steno dactylo

Art. V.68.

De leraar bijzondere vakken (steno-dactylografie), houder van het diploma van een hogere technische school van de eerste graad (secretariaat of handel), aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of het getuigschrift van middelbaar technische normaalleergangen, wordt qua salarisschaal gelijkgesteld met de houder van het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs (secretariaat of handel), voorzover hij in dienst getreden is vóór 1 september 1989.

De leraar bijzondere vakken (tekenen, handenarbeid, plastische opvoeding), houder van het diploma van een hogere technische school van de eerste graad (tekenen, plastische opvoeding) of houder van het diploma van hoger onderwijs A7/A1, beide aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of het getuigschrift van middelbaar technische normaalleergangen, wordt qua salarisschaal gelijkgesteld met de houder van het diploma van geagreggeerde voor het lager secundair onderwijs (plastische kunsten), voor zover hij in dienst getreden is vóór 1 september 1989.

Afdeling 4. Buitengewoon onderwijs

Art. V.69.

Het salaris of de salaristoelage die, op grond van maatregelen getroffen in uitvoering van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, tot en met 31 augustus 1990 werden uitgekeerd aan de personeelsleden die in het buitengewoon, kleuter-, lager en secundair onderwijs een wervings- of een bevorderingsambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel of een wervingsambt van de categorie van het paramedisch personeel hebben uitgeoefend, zijn in hoofde van deze personeelsleden definitief verworven, behoudens indien het betrokken personeelslid, wat het gesubsidieerd onderwijs betreft, tewerkgesteld was in een niet-subsidieerbare betrekking.

Voor de personeelsleden die in het buitengewoon secundair onderwijs van de opleidingsvormen 1, 2 en 3 een wervingsambt hebben uitgeoefend in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel zijn de bezoldigingen, die hun voor de inwerkingtreding van dit artikel werden uitgekeerd op basis van een hogere salarisschaal dan deze waarop zij aanspraak hadden in de voor 1 september 1990 geldende reglementering, niet meer terugvorderbaar.

Het salaris of de salaristoelage dat tot en met 31 augustus 1990 werd uitgekeerd aan de hierna vermelde personeelsleden zijn eveneens in hoofde van de betrokkenen definitief verworven :

1° de personeelsleden die werden aangesteld in een subsidieerbare betrekking, die op basis van de vóór 1 september 1990 geldende reglementering niet in het bezit zijn van een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs en die hun bevoegdheid evenmin kunnen putten uit de maatregelen die werden getroffen in uitvoering van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, wanneer zij :

- hetzij het ambt van directeur uitoefenen in een gesubsidieerde school voor buitengewoon secundair onderwijs waarin naast een opleidingsvorm 4 met hoger secundair onderwijs, één of meer andere opleidingsvormen worden georganiseerd, en zij in het bezit zijn van het diploma van geaggregeerde van het lager secundair onderwijs; zij bekomen de salarisschaal 348;

- hetzij het ambt van leraar beroepsgerichte vorming uitoefenen in opleidingsvorm 2 van een gesubsidieerde instelling voor buitengewoon secundair onderwijs en zij in het bezit zijn van het diploma van onderwijzer(es); zij bekomen de weddeschaal 384;

- hetzij het ambt van opvoeder-huismeester hebben uitgeoefend in een gesubsidieerde school voor buitengewoon secundair onderwijs en zij in het bezit zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van studiemeester-opvoeder. Zij worden geacht tevens in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van opvoeder-huismeester en bekomen de salarisschaal 125.

2° de personeelsleden die vóór 1 september 1974 fungeerden in een afdeling voor buitengewoon onderwijs verbonden aan een oefenschool, die er vastbenoemd waren en erkend, daar waar de erkenning bestaat, in het selectieambt van hetzij kleuteronderwijzeres aan een oefenschool voor kleuteronderwijzeressen, hetzij onderwijzer of leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool, hetzij leraar algemene of leraar bijzondere vakken aan een middelbare oefenschool, en die ten gevolge van het autonoom worden van de afdeling voor buitengewoon onderwijs belast werden met de uitoefening van het wervingsambt van respectievelijk kleuteronderwijzer, onderwijzer, leermeester bijzondere vakken, leraar algemene vakken of leraar bijzondere vakken; zij bekomen de salarisschaal verbonden aan het vóór 1 september 1974 uitgeoefende selectieambt. Dit voordeel inzake bezoldigingsregeling blijft vanaf 1 september 1980 ook verworven in hoofde van de voormelde personeelsleden die naar een andere instelling voor buitengewoon onderwijs zijn overgegaan in toepassing van de maatregelen getroffen in uitvoering van de artikelen 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs.

De vaste benoemingen die in de ambten in het gesubsidieerd buitengewoon onderwijs werden gedaan door de schoolbesturen worden geacht te beantwoorden aan de geldende reglementering, op voorwaarde evenwel dat de betrokken personeelsleden voldoen aan de subsidiëringsvoorwaarden en dat zij benoemd werden mits eerbiediging van de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en reaffectatie.

De vaste benoemingen die in de ambten in het gesubsidieerd buitengewoon onderwijs werden erkend, daar waar de erkenning bestaat, worden geacht erkend te zijn met eerbiediging van de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 februari 1968 houdende erkenning van de definitieve benoeming van de personeelsleden der gesubsidieerde officiële en vrije inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, secundair en hoger onderwijs van het korte en lange type met volledig leerplan en van de tehuizen voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben.

Afdeling 5. Bekrachtiging van uitvoeringsbesluiten

Art. V.70.

Artikel 2, 2° eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgesteld de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat heeft uitwerking met ingang van 1 september 1976.

Art. V.71.

Het ministerieel besluit van 23 september 1994 betreffende de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht bij een Europese school wordt bekrachtigd.

Titel 3. Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking

Hoofdstuk 1. Definities

Art. V.72.

§ 1. Voor de toepassing van deze titel gelden de definities gegeven aan de begrippen "ambt" en "betrekking", voorkomend in de artikelen 3 en 5 van respectievelijk het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.

§ 2. Voor de toepassing van deze titel wordt onder het begrip "inrichtende macht" voor het Gemeenschapsonderwijs, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan de lokale raad en vanaf 1 januari 2000 de scholengroep. Bij ontstentenis van de lokale raad, en vanaf 1 januari 2000 de scholengroep, wordt onder begrip "inrichtende macht" verstaan de centrale raad en vanaf 1 januari 2000 de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.

Art. V.73.

Voor de toekenning van de salarisschalen wordt onder universitair diploma verstaan een wettelijk diploma van de academische graden van licentiaat, doctor, apotheker, ingenieur of geaggregeerde, of een wetenschappelijk diploma van dezelfde graden, uitgereikt door een Belgische universiteit of daarmee gelijkgestelde instelling door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling, door de Centrale Examencommissie of door een examencommissie van de Staat of van de Vlaamse Gemeenschap voor het universitair onderwijs indien de duur van de studiën tenminste vier jaar bedraagt ook wanneer een gedeelte van deze studiën niet in een van de bedoelde onderwijsinstellingen werd volbracht.

Met een universitair diploma worden gelijkgesteld de in overeenstemming met de buitenlandse regeling behaalde einddiploma's die, krachtens wederkerigheidsakkoorden, verdragen, internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet of het decreet, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in het eerste lid vermelde diploma's.

Hoofdstuk 2. Toepassingsgebied

Art. V.74.

§ 1. De Vlaamse Regering kan de bepalingen van deze titel binnen door haar bepaalde grenzen van toepassing verklaren op :

1° de personeelsleden, [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instellingen25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] en besturen op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs van toepassing zijn;

2° de personeelsleden, [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instellingen25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] en besturen op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding van toepassing zijn;

3° de personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken van toepassing zijn.

§ 2. De in § 1 bedoelde regeling geldt alleen voor de personeelsleden die op het ogenblik van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking :

1° vast benoemd zijn;

2° de betrekking van het ambt waarin zij vast benoemd zijn uitoefenen :

- in het gemeenschapsonderwijs als hoofdambt of als bijbetrekking. In dit laatste geval zijn de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit nr. 68 van 20 juli 1982 tot regeling van de geldelijke toestand van de personeelsleden die in het Rijksonderwijs met een bijbetrekking belast zijn;

- in het gesubsidieerd onderwijs als hoofdambt;

3° op de vooravond van de te nemen maatregel een salaris of salaristoelage ten laste van de Vlaamse Gemeenschap genieten.

De vast benoemde personeelsleden die op regelmatige wijze in verlof of afwezig zijn of ter beschikking zijn gesteld om een andere reden dan de hier bedoelde ontstentenis van betrekking, worden voor de toepassing van deze regeling gelijkgesteld met de in het eerste lid bedoelde personen.

§ 3. De bij deze titel ingestelde regeling geldt niet voor de personeelsleden die in het gemeenschapsonderwijs tot de proeftijd zijn toegelaten in een selectie- of bevorderingsambt in toepassing van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.

Art. V.75.

§ 1. De personeelsleden kunnen worden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking als gevolg van :

- de toepassing van de geldende normen;

- een wijziging in de schoolbevolking;

- een door de Vlaamse Gemeenschap of door een inrichtende macht genomen beslissing betreffende de organisatie van het onderwijs, van de onderwijsinspectie, van de school of centrum, internaat of tehuis;

- een terugzetting in rang van een personeelslid dat vastbenoemd is in een selectie-of bevorderingsambt;

- het vrijwillig afzien door een personeelslid van zijn vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt, overeenkomstig artikel 43ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

- het vrijwillig afzien door een personeelslid van zijn vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt, overeenkomstig artikel 53, a) van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

- de keuze van de directeur van een kleuterschool om onmiddellijk bij omvorming van een kleuterschool tot basisschool ter beschikking gesteld te worden in zijn ambt, of de beslissing van de inrichtende macht om dit personeelslid, na een proefperiode van één jaar, niet vast te benoemen in het ambt van directeur van de basisschool.

- een beslissing van de raad van bestuur in toepassing van artikel 73quinquies decies, § 2, of artikel 73sexies decies, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een beslissing van de inrichtende macht in toepassing van artikel 47quinquies decies, § 2, of artikel 47sexies decies, § 2, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;

- een omvorming van een opleiding van het hoger beroepsonderwijs van niveau 5 volgens artikel 161 van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs;

- een inperking van de draagwijdte van de vaste benoeming van een leraar in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 55vicies/4 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een inperking van de draagwijdte van de vaste benoeming van een leraar in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 44quinquies decies/4 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;

- een nieuwe vaste benoeming in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 55vicies/6 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;

- een nieuwe vaste benoeming in het kader van herinschakeling na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 44quinquies decies/6 van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

[4Decr. van 06/07/2018
B.S. 30/08/2018
- een vaste benoeming van een ander personeelslid in hun betrekking die vacant is verklaard in toepassing van artikel 28, § 1, eerste lid, 4° of 5°, of artikel 100terdecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of van artikel 33, § 1, eerste lid, 4° en 5°, of artikel 84undevicies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.4Decr. van 06/07/2018
B.S. 30/08/2018
]

§ 2. Een personeelslid dat getroffen is door een arbeidsongeval of een beroepsziekte en door de administratieve gezondheidsdienst ongeschikt is bevonden om zijn ambt uit te oefenen, moet op zijn verzoek door de inrichtende macht ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgend op zijn verzoek, indien het personeelslid in toepassing van artikel 6, § 2, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector andere in de onderwijsregelgeving voorziene ambten kan vervullen.

In afwijking van de bestaande reglementering :

- krijgt het personeelslid tijdens de volledige duur van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking zijn volledig salaris volgens het ambt van benoeming;

- worden de periodes van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking zonder reaffectatie of wedertewerkstelling als ziekteverlof beschouwd en in aanmerking genomen voor het recht op bezoldigd verlof.

De betrekking van het personeelslid, vermeld in artikel V.74, § 1, 1° en 2°, wordt op het ogenblik van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking definitief vacant en komt in aanmerking voor een definitieve affectatie, een mutatie en een vaste benoeming. Dit geldt eveneens voor de betrekkingen van de personeelsleden die op het ogenblik van het van kracht worden van deze bepaling al ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking.

Een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking volgens de bepalingen van deze paragraaf wordt niet beschouwd als een nieuwe of bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking voor de toepassing van :

- de reglementering betreffende een overdracht van uren-leraar, lesuren, lestijden, leraarsuren of andere omkaderingsmiddelen;

- de reglementering betreffende een herverdeling van uren-leraar, lesuren, lestijden, leraarsuren of andere omkaderingsmiddelen door een inrichtende macht;

- artikel 23, tweede lid, 2°, en artikel 88, tweede lid, 2°, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 21, § 1, tweede lid, 2°, en artikel 62, tweede lid, 2°, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

§ 3. De terbeschikkingstelling wordt uitgesproken door de inrichtende macht overeenkomstig de door de Vlaamse Regering te bepalen regels en mits het vervuld zijn van de door de Vlaamse Regering vast te stellen voorwaarden.

§ 4. De terbeschikkingstelling kan worden uitgesproken wegens volledige of wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking. De Vlaamse Regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder volledige of gedeeltelijke ontstentenis van betrekking.

§ 5. [1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
...1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

§ 6. Voor de personeelsleden die uiterlijk met ingang van 1 augustus 2012 op basis van een beslissing van definitief ongeschikt door de pensioencommissie of van een advies of beslissing van reïntegratie volgens de wetgeving inzake gezondheidstoezicht op de werknemers, ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, en voor de personeelsleden die op basis van paragraaf 2 ter beschikking gesteld zijn of worden, blijven de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling ongewijzigd gelden zoals ze van kracht waren in het schooljaar 2011-2012.

§ 7. Voor de personeelsleden die tussen 1 augustus 2012 en 1 september 2014 op basis van een beslissing van definitief ongeschikt door de pensioencommissie of van een advies of beslissing van reïntegratie volgens de wetgeving inzake gezondheidstoezicht op de werknemers, ter beschikking gesteld werden wegens ontstentenis van betrekking, blijven de verplichtingen betreffende reaffectatie en wedertewerkstelling ongewijzigd gelden zoals ze van kracht waren in het schooljaar 2013-2014.

Art. V.76.

§ 1. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens volledige ontstentenis van betrekking en die geen reaffectatie of wedertewerkstelling bekomen hebben, bekomen, op hun verzoek, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een wachtgeld of een wachtgeldtoelage.

§ 2. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens volledige ontstentenis van betrekking en die voor een gedeelte van of voor de gehele opdracht waarvoor ze ter beschikking gesteld zijn, een reaffectatie of wedertewerkstelling bekomen en aanvaard hebben, bekomen, op hun verzoek, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een salaris of een salaristoelage.

§ 3. De personeelsleden die ter beschikking gesteld worden wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking bekomen, op hun verzoek, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, naar gelang van het geval, een salaris of een salaristoelage.

Art. V.77.

Een inrichtende macht is, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, ertoe gehouden bij wijze van reaffectatie, in hetzelfde ambt en wedertewerkstelling, in een ander ambt, een beroep te doen op personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking.

De Vlaamse Regering bepaalt per onderwijssector en rekening houdend met het uitgeoefend ambt, opleiding, module, vak of specialiteit en het bekwaamheidsbewijs waarover het personeelslid beschikt wat onder "hetzelfde ambt" moet worden verstaan. Zij bepaalt eveneens wat op basis van dezelfde elementen moet worden verstaan onder "ander ambt".

Indien een personeelslid aangesteld of in dienst gehouden wordt in strijd met de door de Vlaamse Regering vast te stellen bepalingen wordt, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, in het gemeenschapsonderwijs aan het betrokken personeelslid geen salaris betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Indien een personeelslid aangesteld of in dienst gehouden wordt in strijd met de door de Vlaamse Regering vast te stellen bepalingen verliest, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding de betrokken inrichtende macht het voordeel van de salaristoelage voor dit personeelslid.

Art. V.78.

§ 1. Onverminderd de voordelen verleend in het kader van rationalisatie en programmatie, behoudt het terbeschikkinggestelde personeelslid dat, hetzij door een andere inrichtende macht, hetzij door dezelfde inrichtende macht in dienst genomen wordt, alle rechten verbonden aan zijn vaste benoeming bij de inrichtende macht die hem ter beschikking gesteld heeft, totdat hij opnieuw vastbenoemd titularis is bij de inrichtende macht die hem in dienst genomen heeft.

Het salaris of de salaristoelage, toegekend aan een terbeschikking gesteld personeelslid dat gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, mag niet lager zijn dan het wachtgeld, de wachtgeldtoelage, het salaris of de salaristoelage waarop het aanspraak zou kunnen maken indien het verder ter beschikking gesteld was gebleven wegens ontstentenis van betrekking.

§ 2. De personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs van toepassing zijn, behouden daarenboven alle rechten verbonden aan de hun door de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 39 van hetzelfde decreet toegewezen betrekking, totdat zij nieuwe affectatie hebben bekomen.

§ 3. De personeelsleden op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding van toepassing zijn, behouden daarenboven alle rechten bij de instelling waaraan zij door de inrichtende macht geaffecteerd werden overeenkomstig artikel 31 van hetzelfde decreet, totdat zij een nieuwe affectatie hebben bekomen.

Art. V.79.

§ 1. Het personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens volledige of gedeeltelijke ontstentenis van betrekking, is verplicht, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, de betrekking waarin het gereaffecteerd of wedertewerkgesteld wordt, te aanvaarden.

§ 2. Indien een personeelslid bedoeld in §1, zonder geldige reden de toegewezen betrekking niet op de door de Vlaamse Regering vast te stellen datum opneemt, verliest dit personeelslid het voordeel van de bepalingen inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking. De Vlaamse Regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder geldige reden.

In afwijking van voorgaand lid, kan een personeelslid er echter toe gemachtigd worden een hem aangeboden betrekking te weigeren met behoud van het voordeel van de bepalingen van dit decreet en van de besluiten van de Vlaamse Regering getroffen ter uitvoering ervan, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden.

§ 3. De hierna vermelde personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, blijven, in afwachting van reaffectatie en wedertewerkstelling, ten bedrage van het maximum aantal uren waarvoor zij ter beschikking gesteld zijn, beschikbaar voor het uitoefenen van pedagogische taken :

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens volledige ontstentenis van betrekking, indien zij de voordelen genieten die werden toegekend in het kader van rationalisatie- en programmatiemaatregelen;

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens volledige ontstentenis van betrekking en een reaffectatie of wedertewerkstelling hebben aanvaard voor een gedeelte van de opdracht waarvoor zij werden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking;

- diegenen die ter beschikking gesteld zijn wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking.

Zij blijven in de eerste plaats beschikbaar voor de directeur van de [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] waarin zij voor hun terbeschikkingstelling waren tewerkgesteld of voor de inrichtende macht die hen heeft ter beschikking gesteld. Het uitoefenen van de pedagogische taken gebeurt pro rata van de prestaties waarvoor zij het voordeel van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking bekomen.

Indien de inrichtende macht geen beroep doet op het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, moet zij schikkingen treffen om dit personeelslid de hierboven bedoelde taken te laten uitoefenen bij een andere inrichtende macht eveneens pro rata van de prestaties waarvoor hij dit voordeel geniet.

Indien de inrichtende macht deze verplichting niet nakomt, wordt het wachtgeld, de wachtgeldtoelagen, het salaris of de salaristoelagen van het betrokken personeelslid van haar teruggevorderd. In uitzonderlijke omstandigheden waarin het vervullen van pedagogische taken onmogelijk of niet wenselijk is, kan de Vlaamse Regering individuele afwijkingen verlenen op de bepalingen van deze paragraaf. Deze beslissingen moeten met redenen omkleed zijn.

§ 4. Elk personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en dat niet kan gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden, kan onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, zowel door de directeur of de inrichtende macht die het personeelslid ter beschikking heeft gesteld, als door een andere inrichtende macht, terug in dienst worden geroepen, op voorwaarde dat het personeelslid waarvan hij geheel of gedeeltelijk de prestaties overneemt, in dezelfde verhouding, met een andere opdracht in de [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
instelling25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
] wordt belast. De toepassing van deze bepaling mag niet tot gevolg hebben dat het totaal van de prestaties van de ten laste van de Vlaamse Gemeenschap bezoldigde personeelsleden verminderd wordt.

§ 5. Onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden behouden de personeelsleden het voordeel van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking indien zij een tewerkstelling aanvaarden in een dienst van de Staat, van een Gemeenschap of een Gewest, in een andere openbare dienst, in een privaatrechtelijke instelling of onderneming.

Onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden behoudt een personeelslid eveneens het voordeel de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking als hij een professionaliseringstraject aanvaardt dat hem wordt aangereikt door zijn inrichtende macht. Bij het vastleggen van deze voorwaarden houdt de Vlaamse Regering minstens rekening met volgende criteria :

- de inrichtende macht biedt een personeelslid het professionaliseringstraject aan als het van mening is dat het terbeschikkinggestelde personeelslid niet over voldoende competenties beschikt voor verdere tewerkstelling;

- de inrichtende macht stelt dit professionaliseringstraject op in samenspraak met het personeelslid en legt alle afspraken schriftelijk vast;

- het professionaliseringstraject is beperkt in tijd met een duur van maximum twee schooljaren en beoogt een zo snel mogelijk weer inzetten van het personeelslid;

- tijdens de duur van het professionaliseringstraject behoudt het personeelslid zijn salaris onder de vorm van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;

- als het personeelslid na succesvolle beëindiging van het professionaliseringstraject geen passende betrekking kan worden aangeboden, blijft hij ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking met behoud van zijn volledige wachtgeld of wachtgeldtoelage gedurende maximaal twee volledige schooljaren zoals bepaald in artikel 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage;

- als het personeelslid het professionaliseringstraject weigert of niet succesvol beëindigt, blijft hij ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en wordt het wachtgeld van het personeelslid onmiddellijk afgebouwd. De periode van twee volledige schooljaren zoals bepaald in artikel 29, §1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage is dan niet van toepassing.

Art. V.80.

Voor de toepassing van deze titel en van de besluiten van de Vlaamse Regering tot uitvoering ervan kunnen door de Vlaamse Regering de hiernavolgende reaffectatiecommissies worden opgericht :

- reaffectatiecommissie per scholengemeenschap;

- zonale reaffectatiecommissies per niveau en per onderwijsnet, bevoegd voor de reaffectaties en wedertewerkstellingen in die zone;

- interprovinciale reaffectatiecommissies bevoegd voor de reaffectaties en wedertewerkstellingen in een onderwijsnet;

- een Vlaamse reaffectatiecommissie bestaande uit twee kamers: één bevoegd voor het gemeenschapsonderwijs en één bevoegd voor het gesubsidieerd onderwijs.

De reaffectatiecommissies zijn paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs of de representatieve verenigingen van de schoolbesturen enerzijds en de representatieve vakorganisaties anderzijds.

De Vlaamse Regering kan daarenboven ambtenaren en inspectieleden aanduiden om te zetelen in deze reaffectatiecommissies.

Tegen de beslissingen van deze reaffectatiecommissies kan bezwaar worden ingediend. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten inzake de bezwaarschriften en de nadere werking van de reaffectatiecommissies.

DEEL VI. INFORMATISERING VAN HET ONDERWIJS

Hoofdstuk 1. Toelageregeling

Art. VI.1.

De Vlaamse Regering kent voor de informatisering van het onderwijs jaarlijks een toelage toe aan :

1° de scholen voor gewoon- en buitengewoon basisonderwijs;

2° de scholen en centra voor voltijds secundair onderwijs, buitengewoon secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs;

3° de scholen voor deeltijds kunstonderwijs;

4° de centra voor volwassenenonderwijs;

5° de centra voor basiseducatie.

Art. VI.2.

§ 1. De toelagen, bedoel in artikel VI.1, worden toegekend binnen het daartoe voorziene globale begrotingskrediet. De Vlaamse Regering bepaalt de toewijzing van dit krediet aan de verschillende onderwijsniveaus en -vormen en - in voorkomend geval - de verschillende onderverdelingen daarvan, rekening houdend met de verschillende noden inzake de aankoop of huur van hardware, software, randapparatuur, de kosten van een internetaansluiting en specifieke nascholing inzake het gebruik van ICT.

§ 2. [20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
Om de toelagen, vermeld in artikel VI.1, vast te stellen, wordt een bedrag, dat de Vlaamse Regering bepaalt, vermenigvuldigd met één, of een combinatie van de volgende parameters:

1° het aantal regelmatige/financierbare leerlingen, lesurencursist of betoelaagde urencursist;

2° de toegekende omkaderingsmiddelen;

3° het aantal personeelsleden van de school dat aangesteld is in wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel.

20Decr. van 25/02/2022
B.S. 25/05/2022
]

Aan de ziekenhuisscholen wordt een forfaitair bedrag toegekend.

Aan de centra voor basiseducatie wordt een forfaitair bedrag toegekend waarvan de hoegrootheid wordt bepaald door het aantal lesurencursist.

Art. VI.3.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten met betrekking tot :

1° de vaststelling van de toelagen, inzonderheid de datum waarop zij worden vastgesteld;

2° de toekenning van de toelagen;

3° de aanwending van de toelagen.

Zij houdt daarbij rekening met de actuele noden inzake informatisering.

Hoofdstuk 2. ICT-coördinatoren

Art. VI.4.

De Vlaamse Regering kent jaarlijks binnen het daartoe voorziene begrotingskrediet middelen toe voor ICT-coördinatie in het onderwijs.

Deze middelen bestaan uit :

1° werkingsbudget dat uitsluitend worden aangewend voor de logistieke en materiële ondersteuning van ICT-coördinatoren;

2° puntenenveloppes die uitsluitend worden aangewend voor personeelsomkadering inzake ICT-coördinatie. [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
In het basisonderwijs is artikel 153sexies, §4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs onverminderd van toepassing.18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

Art. VI.5.

§ 1. [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
De middelen worden toegekend aan iedere school voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs, aan iedere school voor gewoon of buitengewoon secundair onderwijs, aan ieder centrum voor volwassenenonderwijs, aan iedere academie en aan ieder centrum voor basiseducatie. Scholen, academies en centra kunnen kiezen om de middelen aan te wenden op niveau van:

1° een scholengemeenschap in het basisof het secundair onderwijs, of

2° een scholengroep, of

3° een samenwerkingsplatform dat kan bestaan uit:

a) een of meerdere scholengemeenschappen in het basisof secundair onderwijs, en/of

b) een of meerdere scholengroepen, en/of

c) een of meerdere scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, voor zover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het basisonderwijs, en/of

d) een of meerdere scholen voor gewoon secundair onderwijs, voor zover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het secundair onderwijs, en/of

e) een of meerdere scholen voor buitengewoon secundair onderwijs, en/ of

f) een of meerdere centra voor volwassenenonderwijs, en/of

g) een of meerdere academies, en/of

h) een of meerdere centra voor basiseducatie.

De aanwending als vermeld in het eerste lid mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden bijkomend ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking. De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De inrichtende macht van de instellingen die middelen samenleggen, moet met het oog op de controle een verklaring op erewoord bezorgen aan het bevoegde agentschap waarin het verklaart deze bepaling in acht te nemen.

De scholengemeenschap, de scholengroep, of het samenwerkingsplatform maakt afspraken over de aanwending van de middelen.

Als scholen, academies of centra beslissen om de middelen, vermeld in het eerste lid, aan te wenden in een samenwerkingsplatform kunnen de daarmee ingerichte betrekkingen niet worden vacant verklaard. Het schoolof centrumbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.

18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

§ 2. Een overeenkomst houdende oprichting van een in § 1, 3°, bedoeld samenwerkingsplatform wordt vanaf 1 september 2005 afgesloten steeds voor de duur van zes schooljaren, met uitzondering van de overeenkomst die in werking treedt op 1 september 2011 en slechts geldt voor de duur van drie schooljaren.

[16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
Tijdens de betrokken periode kan die overeenkomst worden gewijzigd met toepassing van artikel 125quinquies, § 3 of § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van artikel 51, derde lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] Een wijziging van een overeenkomst treedt in werking op dezelfde datum waarop de wijziging in de scholengemeenschap in werking treedt.

De Vlaamse Regering kan het minimum aantal [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
scholen, academies of centra16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] of leerlingen of lesurencursist bepalen dat bij een samenwerkingsplatform moet worden betrokken. Indien het samenwerkingsplatform een scholengemeenschap en/of een scholengroep omvat, kan van deze regeling worden afgeweken.

Het samenwerkingsplatform wordt door het school- of centrumbestuur in kwestie uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst gemeld aan het betrokken Agentschap van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

[18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
Het samenwerkingsplatform kan worden stopgezet op 31 augustus 2021. Nieuwe samenwerkingsplatformen die ingevolge een dergelijke stopzetting worden opgericht, gelden voor de duur van vijf schooljaren. De samenstelling van dit samenwerkingsplatform kan in afwijking van het vierde lid worden gemeld uiterlijk op 1 oktober 2021 aan het betrokken Agentschap van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

Art. VI.6.

De middelen worden berekend door per [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
school, academie of centrum16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] , het aantal regelmatige leerlingen/cursisten op de gebruikelijke teldatum, respectievelijk het [16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
gemiddelde aantal gerealiseerde lesurencursist van de referteperiodes van 1 januari n-3 tot en met 31 december n-116Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
] , te vermenigvuldigen met een coëfficiënt en een wegingsfactor, bepaald door de Vlaamse Regering.

[16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
[27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
...27Decr. van 23/11/2023
B.S. 20/12/2023
] 16Decr. van 03/07/2020
B.S. 24/08/2020
]

Art. VI.7.

§ 1. [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
De punten van de enveloppe kunnen worden aangewend voor het oprichten van één of meer betrekkingen in het ambt van ICT-coördinator. In het basisonderwijs is artikel 153sexies, §4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs onverminderd van toepassing. De Vlaamse Regering legt het aantal punten vast dat in rekening moet worden gebracht voor een personeelslid dat in dit ambt wordt aangesteld.18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

§ 2. [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
De bepalingen van het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, het decreet Rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs en het decreet Rechtspositie Basiseducatie blijven verder van toepassing.18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

§ 3. [18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
...18Decr. van 09/07/2021
B.S. 26/08/2021
]

Hoofdstuk 3. Eun partnership

Art. VI.8.

§ 1. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om toe te treden tot de internationale vzw Eun Partnership en bij te dragen tot de werking van de vereniging.

§ 2. De internationale vzw Eun Partnership heeft tot doel het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in scholen te ondersteunen en te promoten. Eun Partnership realiseert dat door de samenwerking tussen scholen in Europa aan te moedigen en door specifieke dienstverlening te verstrekken aan scholen en andere onderwijsactoren.

§ 3. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap uitgetrokken kredieten wordt aan voornoemde vzw een toelage verleend.

Hoofdstuk 4. Digitale verantwoording van de aanwending van middelen

Art. VI.9.

Instellingen die gefinancierd of gesubsidieerd worden door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming of het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs kunnen verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de te verantwoorden subsidie op elektronische wijze beschikbaar stellen en kunnen de analoge documenten die ze opmaken of ontvangen bij de toepassing van wettelijke of reglementaire bepalingen, vervangen door elektronische kopieën.

De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor die vervanging.

Elektronische kopieën die worden opgemaakt en bewaard conform het eerste lid, behouden dezelfde geldigheid als de originelen voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen, vermeld in het eerste lid.

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
Hoofdstuk 5. Unieke leerlingenaccounts26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Art. VI.10.

§ 1. De Vlaamse Regering biedt een informaticatoepassing aan, die tot doel heeft dat leerlingen zich kunnen identificeren om digitale leermiddelen en toepassingen te gebruiken waarvoor identificatie nodig is. Via de voormelde informaticatoepassing melden leerlingen zich aan bij verschillende dienstenleveranciers met hetzelfde account. De school bepaalt welke leermiddelen of toepassingen de leerling gebruikt. De dienstenleveranciers vragen het gebruik van de informaticatoepassing aan bij de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2. Tijdens die aanvraagprocedure en tijdens de uitvoering worden de verwerkingen beoordeeld die de dienstenleveranciers beogen of uitvoeren.

§ 2. De entiteit die door de Vlaamse Regering wordt belast met de voorbereiding van het Vlaamse onderwijsbeleid, is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De voormelde verwerkingsverantwoordelijke verwerkt de gegevens om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust.

§ 3. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, gebruikt in de informaticatoepassing, vermeld in paragraaf 1, administratieve gegevens die beschikbaar zijn bij de entiteiten van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd.

§ 4. De volgende categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt in de informaticatoepassing, vermeld in paragraaf 1:

1° het identificatienummer van de sociale zekerheid, vermeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, namelijk het identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer van de Kruispuntbank;

2° de volgende officiële persoonsgegevens, zoals bekend in het Rijksregister: de voor- en achternaam en de geboortedatum;

3° de unieke identificator voor de informaticatoepassing;

4° de unieke identificator in de administratieve gegevens die beschikbaar zijn bij de entiteiten van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

5° de inschrijvingsdatum en de begindatum;

6° de volgende inschrijvingsgegevens: de instellingen, het vestigingsplaatsnummer, het stamnummer, het soort onderwijs en de administratieve groep;

7° de gegevens waarmee de leerling bij de dienstenleverancier inlogt.

De gegevens van de auditlogs en technische logs worden beheerd door de instantie die instaat voor het Vlaamse toegangs- en gebruikersbeheer, als verwerker.

§ 5. De betrokkenen zijn de leerlingen die het leermiddel of de toepassing moeten gebruiken in het kader van hun onderwijs. De dienstenleveranciers zijn de ontvangers van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het doel van de identificatie van de gebruikers of de controle van de gebruiksvoorwaarden. De dienstenleveranciers ontvangen de voor- en achternaam en de unieke identificator voor de informaticatoepassing, tenzij ze tijdens de aanvraagprocedure aantonen dat ze gerechtigd zijn om ook andere gegevens te ontvangen.

§ 6. De gegevens worden door de verwerkingsverantwoordelijke niet langer bewaard dan twaalf jaar nadat het leerlingenaccount is aangemaakt. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, neemt de nodige maatregelen om de juistheid van de persoonsgegevens te garanderen. De verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in paragraaf 2, verduidelijkt in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren en neemt met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 5, in de communicatie met de voormelde betrokkenen of hun onderwijsinstelling een verwijzing op naar de vindplaats van de privacyverklaring.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

DEEL VII. DE COMMISSIE ZORGVULDIG BESTUUR

Hoofdstuk 1. Oprichting en samenstelling

Art. VII.1.

Bij het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt een onafhankelijke commissie ingesteld, "Commissie zorgvuldig bestuur" genaamd, verder genoemd "de Commissie".

Art. VII.2.

De Commissie bestaat uit een kamer voor het basisonderwijs en een kamer voor het secundair onderwijs, [30 (vanaf 01/09/2025)Decr. van 17/05/2024
B.S. 15/07/2024
de GI-afdelingen, vermeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 17 mei 2024 over het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht30 (vanaf 01/09/2025)Decr. van 17/05/2024
B.S. 15/07/2024
] de centra voor leerlingenbegeleiding, het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs, voorgezeten door één onafhankelijke persoon die aangesteld wordt door de Vlaamse Regering en bijgestaan door één ambtenaar van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, die fungeert als secretaris.

Iedere kamer omvat :

1° een lid dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 205 van het Gerechtelijk Wetboek;

2° een deskundige op het gebied van de consumentenbescherming;

3° twee leden, vertrouwd met het onderwijsveld.

De Vlaamse Regering stelt de leden en hun plaatsvervangers aan en bepaalt de wijze waarop zij vergoed worden.

Art. VII.3.

De leden van de Commissie genieten de burgerlijke en politieke rechten en bieden alle waarborgen met het oog op de onafhankelijke uitoefening van hun opdracht.

Leden van het kabinet van een minister van de federale regering, van de Vlaamse Regering of van de Brusselse Gewestregering, afgevaardigden van het gemeenschapsonderwijs of personeel van de administratieve diensten van het Gemeenschapsonderwijs of leden van de representatieve verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs, van een school- of centrumbestuur, van een centrum voor leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs uitgezonderd, kunnen geen deel uitmaken van de Commissie.

Art. VII.4.

De Commissie stelt binnen een maand na haar instelling haar reglement van orde op. Het wordt bekrachtigd door de Vlaamse Regering.

Hoofdstuk 2. Bevoegdheid

Art. VII.5.

De Commissie beslist over de gegrondheid van klachten van belanghebbenden inzake :

1° de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de kosteloosheid van het onderwijs, de beginselen vermeld in artikel 27 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, artikel 35 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs, [30 (vanaf 01/09/2025)Decr. van 17/05/2024
B.S. 15/07/2024
artikel 38 van het decreet van 17 mei 2024 over het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht30 (vanaf 01/09/2025)Decr. van 17/05/2024
B.S. 15/07/2024
] en [28Decr. van 19/04/2024
B.S. 28/06/2024
artikel 8, 3°, van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding28Decr. van 19/04/2024
B.S. 28/06/2024
] [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
, de bijdrageregeling, bedoeld in artikel 27bis en 27ter, §1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en de regeling met betrekking tot persoonlijke bijdrage, bedoeld in artikel 38 tot en met 41 van het decreet van 16 juni 20023 over de onderwijsinternaten;25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

2° de bepalingen van artikel 51 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van artikel 7 tot en met artikel 10 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs, [89 (vanaf 01/09/2025) van
B.S.
van artikel 36 en 37 van het decreet van 17 mei 2024 over het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht89 (vanaf 01/09/2025) van
B.S.
] van artikel 14bis van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, van artikel II.48 tot en met II.52 van deze codificatie [25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
, van artikelen 120 tot en met 125 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs en van artikelen 48 tot en met 52 van het decreet van 16 juni 2023 over de onderwijsinternaten;25Decr. van 16/06/2023
B.S. 14/08/2023
]

3° de niet-naleving van de bepalingen omtrent de bevoegdheden en de besluitvormingsprocedures bedoeld in artikel 18 tot en met 22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.

Wanneer zij oordeelt dat een klacht gegrond is, kan zij beslissen om :

1° een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget van de betrokken school of centrum, het betrokken centrum voor leerlingenbegeleiding of de betrokken school voor deeltijds kunstonderwijs op te leggen. De terugvordering of inhouding kan echter niet meer bedragen dan 10 procent van dat werkingsbudget en kan er niet toe leiden dat het aandeel in het werkingsbudget dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou getroffen zijn;

2° aan het betrokken Centrum voor Volwassenenonderwijs een financiële sanctie op te leggen overeenkomstig de bepalingen van artikel 118 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs. Deze sanctie wordt slechts uitvoerbaar de dag nadat de termijn om beroep in te stellen bij de Vlaamse Regering verstreken is.

Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie nodigt de Commissie het betrokken schoolbestuur of het betrokken bestuur uit om de bestreden rechtshandeling in te trekken of te herzien of in een passende genoegdoening te voorzien.

Art. VII.6.

De Commissie kan vragen van belanghebbenden behandelen over de aangelegenheden bedoeld in artikel VII.5, eerste lid.

Art. VII.7.

De beslissingen van de Commissie zijn met redenen omkleed. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop zij openbaar worden gemaakt.

Hoofdstuk 3. Klachtenprocedure

Art. VII.8.

De klachten bedoeld in artikel VII.5 worden bij aangetekend schrijven bij de Commissie ingediend.

Klachten die na verloop van een termijn van zestig kalenderdagen na de vaststelling of de kennisname van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.

Art. VII.9.

Zodra een klacht wordt ingediend, stelt de Commissie de betrokkenen daarvan schriftelijk in kennis.

Art. VII.10.

De Commissie hoort de betrokkenen. De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkenen getuigen horen.

Art. VII.11.

De zittingen van de Commissie zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of goede zeden.

Art. VII.12.

De Commissie beslist binnen een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van de klacht.

De beslissing wordt uiterlijk de laatste dag van die termijn bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen. De Vlaamse Regering wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing.

Art. VII.13.

De betrokkenen kunnen tegen een beslissing van de Commissie beroep instellen bij de Vlaamse Regering. Het beroep moet bij aangetekend schrijven worden ingediend binnen een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van de beslissing.

Het beroep schorst van rechtswege de uitvoerbaarheid van de genomen beslissing.

Art. VII.14.

De Vlaamse Regering doet in laatste aanleg uitspraak over het beroep dat door een betrokkene werd ingesteld tegen een beslissing van de Commissie.

De Vlaamse Regering kan de beslissing van de Commissie wegens schending van de wet of het decreet of strijdigheid met het algemeen belang bevestigen, wijzigen of vernietigen, in welk geval zij een nieuwe beslissing kan nemen.

De Vlaamse Regering spreekt zich uit over een beroep binnen een termijn van zestig kalenderdagen, die ingaat op de dag na die van de betekening van het beroep.

De beslissing van de Vlaamse Regering wordt uiterlijk de laatste dag van de in het vorige lid bedoelde termijn bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen.

Art. VII.15.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake de ontvankelijkheid en procedure. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.

DEEL VIII. LOKAAL OVERLEGPLATFORM EN DE COMMISSIE INZAKE LEERLINGENRECHTEN

Hoofdstuk 1. Lokaal overlegplatform

Afdeling 1. Definities

Art. VIII.1.

Voor de toepassing van dit deel VIII wordt verstaan onder :

1° anderstalige nieuwkomer: de leerling bedoeld in artikel 2, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs, respectievelijk artikel 4, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 betreffende de organisatie van een onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers in het voltijds secundair onderwijs;

2° [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
...19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

3° [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
...19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

4° leerling: elke onderwijszoekende die voldoet aan de bij of krachtens wet of decreet bepaalde toelatingsvoorwaarden of overeenkomstig artikel 252 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs als vrije leerling wordt beschouwd;

5° [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
...19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

6° onthaaljaar: het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers bedoeld in artikel 135 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs;

7° [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
...19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

De Vlaamse Regering berekent de procentuele verhouding op basis van de beschikbare cijfergegevens afkomstig van een driejaarlijkse centraal georganiseerde telling op de eerste schooldag van februari, tenzij het lokaal overlegplatform beslist om tussentijds op de eerste schooldag van februari te hertellen;

8° school: een pedagogisch geheel, waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder leiding staat van één directeur. Onder school en school voor gewoon secundair onderwijs wordt ook een autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor wat betreft de opleiding in de leertijd ook een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen begrepen.

Afdeling 2. Oprichting en samenstelling

Art. VIII.2.

[23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022

Voor de toepassing van de regelgeving inzake inschrijvingen van leerlingen, zoals bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, van het decreet basisonderwijs voor inschrijvingen in het buitengewoon basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk IV/1 en IV/3 van het decreet basisonderwijs voor inschrijvingen in het gewoon basisonderwijs, zoals bedoeld in deel III, titel 2, hoofdstuk 1/1 en 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 voor inschrijvingen in het buitengewoon secundair onderwijs en zoals bedoeld in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1 en 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, voor inschrijvingen in het gewoon onderwijs, worden lokale overlegplatforms voor het basisonderwijs en lokale overlegplatforms voor het secundair onderwijs opgericht.

23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022
]

Art. VIII.3.

§ 1. Het werkingsgebied van een lokaal overlegplatform stemt in beginsel overeen met het grondgebied van een gemeente. De Vlaamse Regering kan dit werkingsgebied beperken tot het grondgebied van de op basis van artikel 41 van de Grondwet opgerichte binnengemeentelijke territoriale organen of uitbreiden tot het grondgebied van verschillende aangrenzende gemeenten. Een wijkgerichte werking van het lokaal overlegplatform leidt niet tot het oprichten van een lokaal overlegplatform op wijkniveau.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de gemeenten of regio's waar bij prioriteit een lokaal overlegplatform moet worden opgericht.

Voor de toepassing van de regelgeving inzake gelijke onderwijskansen kunnen eveneens lokale overlegplatforms worden ingericht in andere dan de in het eerste lid bedoelde gemeenten of regio's, voor zover zij aan alle voorwaarden van dit hoofdstuk voldoen.

Art. VIII.4.

[19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022

§1. Een lokaal overlegplatform basisonderwijs omvat alle ondergenoemde stemgerechtigde participanten die in het werkingsgebied aanwezig zijn en zich aanmelden:

1° de directies en schoolbesturen van alle in het werkingsgebied gelegen scholen;

2° directies en schoolbesturen van de niet in het werkingsgebied gelegen scholen voor buitengewoon onderwijs wanneer tussen deze scholen en de in het werkingsgebied gelegen scholen frequent leerlingenstromen bestaan;

3° de directies en schoolbesturen van de centra voor leerlingenbegeleiding die de in het werkingsgebied gelegen scholen begeleiden;

4° een lokale vertegenwoordiger van elke representatieve vakorganisatie die de beroepsbelangen van het personeel van de in het werkingsgebied gelegen scholen behartigt;

5° twee lokale vertegenwoordigers van erkende ouderverenigingen;

6° in totaliteit ten hoogste tien vertegenwoordigers van:

a) lokale socio-culturele en/of -economische partners;

b) vertegenwoordigers van organisaties van etnisch-culturele minderheden;

c) vereniging waar armen het woord nemen;

7° een vertegenwoordiger van het Agentschap Integratie en Inburgering;

8° een vertegenwoordiger van de integratiedienst;

9° een vertegenwoordiger van het schoolopbouwwerk;

10° een vertegenwoordiger van het betrokken gemeentebestuur of de betrokken gemeentebesturen–in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad: van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Deze persoon treedt niet op in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de gemeente, respectievelijk de Vlaamse Gemeenschapscommissie als schoolbestuur.

De Vlaamse Regering bepaalt welke organen worden belast met de coördinatie van het aanduiden van de in het eerste lid, 4°, 5°, 6°, b) en c), en 7°, bedoelde participanten. De in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8° en 10°, bedoelde participanten duiden bij een eerste samenkomst de in het eerste lid, 6°, a), b) en c), en 9°, bedoelde participanten aan. Zij worden daartoe samengeroepen door de in paragraaf 3 bedoelde deskundige.

Het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 10°, is steeds kleiner dan het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°.

§2. De Vlaamse Regering stelt na overleg met het lokaal overlegplatform een voorzitter aan, die vertrouwd is met het ruime onderwijsveld. De voorzitter zetelt niet in een schoolbestuur en is geen personeelslid van één van de betrokken scholen, scholengroepen, scholengemeenschappen of centra voor leerlingenbegeleiding, met uitzondering van de vertegenwoordiger van het betrokken lokaal bestuur, of in voorkomend geval, de betrokken lokale besturen.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de voorzitter wordt vergoed.

§3. De Vlaamse Regering voorziet, rekening houdend met artikel VIII.3, §2, eerste lid, in de subsidiëring van een deskundige die de inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van het lokaal overlegplatform waarneemt. Zij bepaalt de nadere aanwervings- en functioneringsvoorwaarden van de deskundige.

De deskundige kan niet worden aangesteld als voorzitter.

§4. De schoolbesturen zoals bedoeld in artikel VIII.4, §1, 1°, 2° en 3°, kunnen zich respectievelijk laten vertegenwoordigen door een directie van de school van het eigen schoolbestuur of door een directie van een centrum voor leerlingenbegelei ding van het eigen schoolbestuur

19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
] [10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019

Art. VIII.4/1.

§ 1. Een lokaal overlegplatform secundair onderwijs omvat alle ondergenoemde stemgerechtigde participanten die in het werkingsgebied aanwezig zijn en zich aanmelden:

1° de directies en schoolbesturen van alle in het werkingsgebied gelegen scholen;

2° directies en schoolbesturen van de niet in het werkingsgebied gelegen scholen voor buitengewoon onderwijs wanneer tussen deze scholen en de in het werkingsgebied gelegen scholen frequent leerlingenstromen bestaan;

3° de directies en schoolbesturen van de centra voor leerlingenbegeleiding die de in het werkingsgebied gelegen scholen begeleiden;

4° een lokale vertegenwoordiger van elke representatieve vakorganisatie die de beroepsbelangen van het personeel van de in het werkingsgebied gelegen scholen behartigt;

5° twee lokale vertegenwoordigers van erkende ouderverenigingen;

6° twee lokale vertegenwoordigers van leerlingenraden;

7° in totaliteit ten hoogste tien vertegenwoordigers van:

a) lokale socio-culturele en/of -economische partners;

b) vertegenwoordigers van organisaties van etnisch-culturele minderheden;

c) vereniging waar armen het woord nemen;

8° een vertegenwoordiger van het Agentschap Integratie en Inburgering;

9° een vertegenwoordiger van de integratiedienst;

10° een vertegenwoordiger van het schoolopbouwwerk;

11° een vertegenwoordiger van het betrokken gemeentebestuur of de betrokken gemeentebesturen - in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad: van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Deze persoon treedt niet op in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de gemeente, respectievelijk de Vlaamse Gemeenschapscommissie als schoolbestuur.

De Vlaamse Regering bepaalt welke organen worden belast met de coördinatie van het aanduiden van de in het eerste lid, 4°, 5°, 6°, 7°, b) en c), en 8°, bedoelde participanten.

De in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 8°, 9° en 11°, bedoelde participanten duiden bij een eerste samenkomst de in het eerste lid, 7°, a), b) en c), en 10°, bedoelde participanten aan. Zij worden daartoe samengeroepen door de in paragraaf 3 bedoelde deskundige.

Het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 4° tot en met 11°, is steeds kleiner dan het totaal aantal participanten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°.

§ 2. De Vlaamse Regering stelt na overleg met het lokaal overlegplatform een voorzitter aan, die vertrouwd is met het ruime onderwijsveld. De voorzitter zetelt niet in een schoolbestuur en is geen personeelslid van één van de betrokken scholen, scholengroepen, scholengemeenschappen of centra voor leerlingenbegeleiding, met uitzondering van de vertegenwoordiger van het betrokken lokaal bestuur, of in voorkomend geval, de betrokken lokale besturen.

De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de voorzitter wordt vergoed.

§ 3. De Vlaamse Regering voorziet, rekening houdend met artikel VIII.3, § 2, eerste lid, in de subsidiëring van een deskundige die de inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van het lokaal overlegplatform waarneemt. Zij bepaalt de nadere aanwervings- en functioneringsvoorwaarden van de deskundige.

De deskundige kan niet worden aangesteld als voorzitter.

§ 4. De schoolbesturen zoals bedoeld in artikel VIII.4/1, § 1, 1°, 2° en 3°, kunnen zich respectievelijk laten vertegenwoordigen door een directie van de school van het eigen schoolbestuur of door een directie van een centrum voor leerlingenbegeleiding van het eigen schoolbestuur.

10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019
]

Afdeling 3. Bevoegdheid

Art. VIII.5.

[19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022

. Een lokaal overlegplatform basisonderwijs heeft volgende opdrachten:

1° het opmaken van een omgevingsanalyse inzake ongelijke onderwijskansen binnen het werkingsgebied. De participanten van het lokaal overleg leveren daartoe de noodzakelijke kwantitatieve en kwalitatieve gegevens;

2° het maken van afspraken inzake het nastreven van de doelstellingen inzake gelijke kansen;

3° het maken van afspraken inzake de opvang, het aanbod en de toeleiding van leerlingen naar het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers en de opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers in het gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs;

4° het maken van afspraken inzake de uitoefening van de bemiddelingsbevoegdheid;

5° het maken van afspraken over de toepassing van de voorrang zoals bepaald in hoofdstuk IV/1 en hoofdstuk IV/3 van het decreet basisonderwijs;

6° het maken van afspraken over de communicatie over het inschrijvingsbeleid van de scholen en de afstemming ervan op de communicatie door de Vlaamse overheid;

7° het maken van afspraken over de startdata van de inschrijvingen;

8° het maken van afspraken over het verhogen van de kleuterparticipatie;

9° het uitwerken van aanvullende bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal.

Een lokaal overlegplatform kan beslissen om bijkomende opdrachten op te nemen.

De Vlaamse Regering kan bijkomende opdrachten toewijzen aan de lokale overlegplatforms.

19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
] [10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019

Art. VIII.5/1.

Een lokaal overlegplatform secundair onderwijs heeft volgende opdrachten:

1° het opmaken van een omgevingsanalyse inzake ongelijke onderwijskansen binnen het werkingsgebied. De participanten van het lokaal overleg leveren daartoe de noodzakelijke kwantitatieve en kwalitatieve gegevens;

2° het maken van afspraken inzake het nastreven van de doelstellingen inzake gelijke kansen;

3° het maken van afspraken inzake de opvang, het aanbod en de toeleiding van leerlingen naar het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers en de opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers in het gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs;

4° het maken van afspraken inzake de uitoefening van de bemiddelingsbevoegdheid;

5° [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
het maken van afspraken over de toepassing van de voorrang, vermeld in deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1 en hoofdstuk 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010;19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

6° het maken van afspraken over de communicatie over het inschrijvingsbeleid van de scholen en de afstemming ervan op de communicatie door de Vlaamse overheid;

7° het vastleggen van de criteria en de procedures volgens dewelke scholen voor secundair onderwijs de inschrijving van een elders definitief uitgesloten leerling kunnen weigeren zoals bepaald in artikel 253/25, § 4, en 253/56, § 4, van de Codex Secundair Onderwijs;

8° het uitwerken van aanvullende bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal;

9° tijdens de schooljaren [17Decr. van 25/06/2021
B.S. 06/07/2021
2023-2024, 2024-2025, 2025-2026 en 2026-202717Decr. van 25/06/2021
B.S. 06/07/2021
] het monitoren van de effecten in het werkingsgebied van de mogelijkheid om maximaal 20% voorrang te verlenen aan ondervertegenwoordigde groepen, [19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
vermeld in artikel 253/15 en 253/4619Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
] van de Codex Secundair Onderwijs.

Een lokaal overlegplatform kan beslissen om bijkomende opdrachten op te nemen.

De Vlaamse Regering kan bijkomende opdrachten toewijzen aan de lokale overlegplatforms.

10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019
]

Afdeling 4. Werking

Art. VIII.6.

De werking van een lokaal overlegplatform wordt geregeld in een bij consensus tot stand gekomen huishoudelijk reglement dat :

1° voorziet in de oprichting van een orgaan dat de besprekingen en beslissingen van het lokaal overlegplatform voorbereidt en dat gemachtigd kan worden de bevoegdheden van het lokaal overlegplatform uit te oefenen. Het huishoudelijk reglement bepaalt op welke wijze de verschillende participanten in dit orgaan worden vertegenwoordigd;

2° voldoet aan de door de Vlaamse Regering bepaalde minimale eisen. De Vlaamse Regering waakt erover dat de administratieve planlast voor de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding niet wordt verzwaard.

Hoofdstuk 2. Commissie inzake leerlingenrechten

Afdeling 1. Oprichting en samenstelling

Art. VIII.7.

Bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten wordt een onafhankelijke commissie ingesteld, "Commissie inzake leerlingenrechten" genaamd, verder genoemd "de Commissie".

Art. VIII.8.

§ 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en zes leden en wordt bijgestaan door een ambtenaar van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, die fungeert als secretaris.

De voorzitter is een jurist.

Twee leden zijn vertrouwd met de onderwijsregelgeving en het ruime onderwijsveld.

Twee leden hebben een bijzondere kennis of verdienste op het vlak van de kinderrechtenbescherming.

Twee leden zijn vertrouwd met het grondwettelijk en administratief recht.

§ 2. De leden van de Commissie genieten de burgerlijke en politieke rechten en bieden alle waarborgen met het oog op een onafhankelijke uitoefening van hun opdracht.

Het lidmaatschap van de Commissie is onverenigbaar met :

1° het lidmaatschap van een wetgevende vergadering, een provincieraad, een gemeenteraad of een raad van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, van een regering, een bestendige deputatie, of de hoedanigheid van burgemeester;

2° de hoedanigheid van personeelslid van het onderwijs of van een centrum voor leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs uitgezonderd;

3° afgevaardigden van het gemeenschapsonderwijs of personeel van de administratieve diensten van het Gemeenschapsonderwijs of leden van de representatieve verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs, van een school- of centrumbestuur, van een centrum voor leerlingenbegeleiding, het hoger onderwijs uitgezonderd;

4° de hoedanigheid van personeelslid van de pedagogische begeleidingsdiensten;

5° de hoedanigheid van verantwoordelijk leider, vast gevolmachtigde of vast afgevaardigde van een vakorganisatie die de beroepsbelangen van het personeel van het onderwijs behartigt;

6° de hoedanigheid van personeelslid van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap.

7° de functie van kabinetslid bij een minister van de federale regering, van de Vlaamse Regering of van de Brusselse Gewestregering;

8° lidmaatschap van de Vlaamse Bemiddelingscommissie.

§ 3. De Vlaamse Regering stelt de leden en hun plaatsvervangers aan en bepaalt de wijze waarop zij vergoed worden.

§ 4. [10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019
Voor inschrijving of ontbinding van inschrijving voor schooljaar [11Decr. van 22/11/2019
B.S. 11/12/2019
[17Decr. van 25/06/2021
B.S. 06/07/2021
2023-202417Decr. van 25/06/2021
B.S. 06/07/2021
] 11Decr. van 22/11/2019
B.S. 11/12/2019
] en verder geldt dat wanneer de Commissie ten gronde adviseert en oordeelt naar recht over klachten die betrekking hebben op de toepassing van artikel 37/11, §§ 2 en 3, en artikel 37/48, §§ 2 en 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 253/6, §§ 2 en 3, en artikel 253/37, §§ 2 en 3, van de Codex Secundair Onderwijs de samenstelling van de Commissie, in afwijking van paragraaf 1 en 2, wordt uitgebreid met leden met expertise op het gebied van de praktische realisatie van redelijke aanpassingen. Daarbij wordt, in afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2, in elk geval de betrokkenheid verzekerd van personen met een handicap of een organisatie die hen vertegenwoordigt, van een personeelsvertegenwoordiging en een vertegenwoordiging van de onderwijsverstrekkers. Deze leden zetelen met een raadgevend mandaat.10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019
]

[19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
De samenstelling, vermeld in het eerste lid, geldt ook als de Commissie voor het schooljaar 2023-2024 en verder adviseert en oordeelt naar recht over de klachten die betrekking hebben op het passende alternatief conform artikel 37/43/4 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 295/15 van de Codex Secundair Onderwijs.”19Decr. van 04/02/2022
B.S. 16/03/2022
]

Afdeling 2. Bevoegdheid

Art. VIII.9.

[10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019

[23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022
De Commissie adviseert en oordeelt naar recht over het recht op inschrijving voor inschrijvingen tot en met het schooljaar 2022-2023 in het gewoon onderwijs en tot en met het schooljaar 2024-2025 in het buitengewoon onderwijs conform artikel 37quater decies en 37sedecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 110/14 en 110/16 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. De Commissie adviseert en oordeelt naar recht over het recht op inschrijving voor inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 en verder in het gewoon onderwijs en voor het schooljaar 2025-2026 en verder in het buitengewoon onderwijs conform artikel 37/14, 37/33, 37/34, 37/68, 37/69 en 37/70 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en artikel 253/10, 253/28, 253/30, 253/31, 235/59, 253/60 en 253/61 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, en ook bij een weigering of een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school conform artikel 37/43/4 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 295/15 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022
]

Tegen een uitspraak van de Commissie staat geen beroep open bij de Vlaamse Regering.

10Decr. van 17/05/2019
B.S. 26/07/2019
]

Art. VIII.10.

[23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022

De Commissie toetst een voorstel van aanmeldingsprocedure voor het gewoon onderwijs aan de uitgangspunten van de bepalingen inzake gelijke onderwijskansen, en de bepalingen inzake de aanmeldingsprocedures en het inschrijvingsrecht, als vermeld in hoofdstuk IV/1 en IV/3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en deel IV, titel 2, hoofdstuk 1/1 en 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs. De Commissie toetst een voorstel van aanmeldingsprocedure voor het buitengewoon onderwijs aan de uitgangspunten van de bepalingen inzake gelijke onderwijskansen, en de bepalingen inzake de aanmeldingsprocedures en het inschrijvingsrecht, als vermeld in afdeling 3 en 4 van hoofdstuk IV van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, en deel III, titel 2, hoofdstuk 1/1 en 1/2, van de Codex Secundair Onderwijs.

23Decr. van 08/07/2022
B.S. 23/08/2022
]

Afdeling 3. Werking

Art. VIII.11.

De Commissie stelt binnen een maand na haar instelling haar reglement van orde op. Zij garandeert daarbij de hoorplicht. Het reglement wordt bekrachtigd door de Vlaamse Regering.

Art. VIII.12.

De zittingen van de Commissie zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden.

DEEL IX. INVESTERINGEN IN ONROERENDE GOEDEREN

Hoofdstuk 1. Verdeling van de middelen bestemd voor onroerende investeringen

Art. IX.1.

§ 1. De jaarlijks in het decreet houdende de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vastgelegde middelen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het onderwijs worden over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs verdeeld naar rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk hiervoor vermeld onderwijsnet. Hierbij wordt rekening gehouden met een dekkingsgraad van 100% in het gemeenschapsonderwijs. In het gesubsidieerd onderwijs is deze dekkingsgraad 70% in het basisonderwijs en in de overige onderwijsniveaus en de centra voor leerlingenbegeleiding 60%.

§ 2. Hiertoe wordt per onderwijsnet de vervangingswaarde van de schoolgebouwen vastgesteld op basis van de volgende berekeningswijze :

benodigde oppervlakte x eenheidsprijs de afschrijvingstermijn

Per onderwijsnet is de benodigde oppervlakte gelijk aan de som van de producten van de gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau en het aantal leerlingen in het overeenkomstig onderwijsniveau.

Deze gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau wordt berekend op basis van een voor alle onderwijsnetten gelijke oppervlakte per leerling, rekening houdend met de objectieve verschillen inzake schoolgrootte.

§ 3. Overeenkomstig de in § 2 bedoelde formule wordt de waarde van de parameters telkens voor een periode van vijf jaar vastgelegd. De eenheidsprijs per vierkante meter namelijk 641,42 euro en de afschrijvingsperiode, die 50 jaar bedraagt, zijn voor alle onderwijsnetten en onderwijsniveaus gelijk.

Hoofdstuk 2. Middelen voor infrastructuurwerken vanaf 2005

Art. IX.2.

In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden voor het jaar 2005 de volgende vastleggingsmachtigingen toegekend :

1° aan het Gemeenschapsonderwijs, een bedrag van 31.247.603 euro voor grote en kleine infrastructuurwerken voor het vervullen van de opdrachten, bedoeld in artikelen 23 en 26 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs en artikel 13, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

2° aan Agion, een bedrag van 20.740.299 euro voor het gesubsidieerd officieel onderwijs met uitzondering van de publiekrechtelijke hogescholen en een bedrag van 87.092.343 euro voor het gesubsidieerd vrij onderwijs met uitzondering van de gesubsidieerde vrije hogescholen voor het vervullen van de opdrachten, bedoeld in artikelen 13, § 2, en 17, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

3° vanaf het begrotingsjaar 2006 worden deze bedragen aangepast met de voor het begrotingsdecreet gehanteerde aanpassingsfactor voor de investeringssubsidies.

Art. IX.3.

In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden jaarlijks de nodige ordonnanceringskredieten ingeschreven om de verbintenissen na te komen, die door het Gemeenschapsonderwijs en Agion aangegaan werden op basis van de in het vorig artikel vermelde vastleggingsmachtigingen.

Dit ordonnanceringskrediet wordt, binnen de beschikbare middelen van de Vlaamse Gemeenschap, vastgesteld aan de hand van de door het Gemeenschapsonderwijs en Agion opgemaakte betalingskalender.

Hoofdstuk 3. Eigenaarsonderhoud

Art. IX.4.

Teneinde het Gemeenschapsonderwijs in staat te stellen zelf in het eigenaarsonderhoud van zijn gebouwen te voorzien, wordt jaarlijks een krediet van 7.809.000 euro in de dotatie van het Gemeenschapsonderwijs ingeschreven. Vanaf het begrotingsjaar 2012 wordt dit bedrag aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. Het krediet wordt onder de schoolraden, raden van bestuur en bij ontstentenis hiervan de scholen of centra, verdeeld volgens objectieve, door het Gemeenschapsonderwijs te bepalen, criteria.

Art. IX.5.

De centrale raad, de lokale schoolraden, de raden van bestuur en, bij ontstentenis hiervan, de scholen of centra van het gemeenschapsonderwijs alsmede de schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs kunnen voor de aanschaf van uitrustingsapparatuur leningsovereenkomsten en leasingsovereenkomsten aangaan bij de door de Vlaamse Regering daartoe erkende financiële instellingen.

DEEL X. ORGANISATIE GEMEENSCHAPSONDERWIJS

Hoofdstuk 1. Personeel

Art. X.1.

§ 1. De vastbenoemde, stagedoende en contractuele personeelsleden die op 31 maart 1999 in dienst zijn van de administratieve diensten van de ARGO, worden overgedragen aan de in artikel 3 van het bijzonder decreet betreffende het Gemeenschapsonderwijs van 14 juli 1998 bedoelde instelling.

§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt de datum en de nadere regelen voor de overdracht van de personeelsleden bedoeld in § 1. De overdracht van deze personeelsleden geschiedt ten minste met hun graad of met een gelijkwaardige graad. Zij behouden ten minste de bezoldiging, de administratieve en geldelijke anciënniteit, de reglementaire toelagen en vergoedingen en de hoedanigheid die zij hadden.

§ 3. Zolang de Vlaamse Regering geen uitvoering heeft gegeven aan artikel 67, § 2, van het bijzonder decreet betreffende het Gemeenschapsonderwijs van 14 juli 1998, blijven de naar de nieuwe instelling overgedragen personeelsleden, alsook de door de nieuwe instelling aangeworven personeelsleden, onderworpen aan de rechtspositieregeling van de personeelsleden van de administratieve diensten van de ARGO.

Aan de Vlaamse Regering wordt de bevoegdheid toegewezen voor het bepalen van de rechtspositieregeling van de administratieve diensten van het Gemeenschapsonderwijs.

§ 4. De Raad van het Gemeenschapsonderwijs wordt gemachtigd, wat het personeel van zijn administratieve diensten betreft, deel te nemen aan de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

Hoofdstuk 2. Onroerende goederen

Art. X.2.

De Raad van het Gemeenschapsonderwijs bedoeld in artikel 5, § 4, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs - tot 31 december 2002 : de centrale raad bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad van het Gemeenschapsonderwijs - kan, overeenkomstig de wetgeving betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en na machtiging van de Vlaamse Regering, in eigen naam en voor eigen rekening onroerende goederen onteigenen die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar opdracht.

Art. X.3.

§ 1. De onroerende goederen die eigendom zijn van het Gemeenschapsonderwijs hebben onderwijsbestemming en behoren tot het openbaar domein.

§ 2. De bepalingen van § 1, doen op geen enkele wijze afbreuk aan het recht van het Gemeenschapsonderwijs om overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs :

1° zijn onroerende goederen te beheren en inzonderheid te desaffecteren; en

2° over deze goederen te beschikken.

De opbrengsten die verbonden zijn aan de in het eerste lid genoemde daden van beheer of beschikking worden aangewend overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

[3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018
Deel X/1. Overgangsmaatregel bij fusie van gemeenten3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018
]

[3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018

Art. X.1/1.

In dit artikel wordt verstaan onder instellingen:

1° de scholen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs;

2° de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs.

Gemeenten die fusioneren conform het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016 worden voor de toepassing van de onderwijsregelgeving gedurende een periode van zes schooljaren, die start op 1 september na de fusie, beschouwd als niet gefusioneerd voor:

1° het berekenen van de financiering en subsidiëring van de instellingen en scholengemeenschappen op hun grondgebied;

2° het behalen van de programmatie- en rationalisatienormen van de instellingen op hun grondgebied;

3° het behalen van de norm voor scholengemeenschappen basisonderwijs;

4° de regionale afbakeningen voor de onderwijszones en de LOP-gebieden.

3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018
]

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
Deel X/2. Goedkeuring van vervangende onderwijsdoelen26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

[26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023

Art. X/2.1.

De vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen basisonderwijs, die zijn ingediend op initiatief van de acht schoolbesturen van de Franstalige faciliteitenscholen in de gemeenten Drogenbos, Linkebeek, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem, en met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020 over vervangende eindtermen op initiatief van de Franstalige faciliteitenscholen in de gemeenten Drogenbos, Linkebeek, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem in hun geheel gelijkwaardig zijn verklaard, worden goedgekeurd op grond van de specifieke institutionele context op basis waarvan die scholen zijn opgericht. De vervangende onderwijsdoelen zijn de decretale competentiesokkels van de Franse Gemeenschap.

Art.

26Decr. van 07/07/2023
B.S. 28/08/2023
]

DEEL XI. BEPALINGEN INZAKE CODIFICATIE VAN ONDERWIJSREGELGEVING

Art. XI.1.

De Vlaamse Regering kan de bepalingen van volgende decreten coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie :

1° het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het lager onderwijs;

2° de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;

2°bis het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs wordt berekend;

3° de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;

4° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;

5° de wet van 19 juli 1971 betreffende de toekenning van studietoelagen;

5°bis het koninklijk besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het voltijds secundair onderwijs;

5°ter het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs;

5°quater het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten; 5°quinquies het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs;

5°quinquies/1 het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;

5°sexies het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;

5°sexies/1 het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;

6° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs;

7° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Vlaamse Autonome Hogescholen;

8° het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs;

9° het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen;

10° het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;

11° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;

12° het decreet van 7 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;

13° het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap;

14° het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen;

15° het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;

16° het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III;

17° het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;

18° het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V;

19° het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;

20° het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI;

21° het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing;

22° het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;

22°bis het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs;

23° het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;

24° het decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs VIII;

25° het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool;

26° het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;

27° het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX;

28° het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;

29° het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs;

30° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs X;

31° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI;

32° het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt;

33° het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor;

33°bis het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt;

34° het decreet van 16 februari 2001 houdende regeling van de studietoelagen voor het hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap;

35° het decreet van 20 april 2001 houdende een aanpassing van de regelgeving betreffende het tertiair onderwijs;

36° het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek;

36°bis het decreet van 22 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I;

36°ter het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs;

36°quater, de decretale bepalingen uit het besluit van de Vlaamse Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3;

37° het decreet betreffende het onderwijs XIV;

38° het decreet betreffende het onderwijs XV;

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
38° bis het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs;1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

39° het decreet betreffende het onderwijs XVI;

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
39° bis het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur;1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

40° het decreet betreffende het onderwijs XVII;

41° het decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het onderwijs;

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
41° bis het decreet van 7 december 2007 betreffende energieprestaties in scholen;1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

42° het decreet betreffende het onderwijs XVIII;

42°bis. het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding;

43° het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft; 44° het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs;

44°bis het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap;

45° het decreet van 8 mei 2009 betreffende het onderwijs XIX;

46° het decreet betreffende het onderwijs XX;

47° het decreet betreffende het onderwijs XXI;

48° het decreet betreffende het onderwijs XXII;

49° het decreet betreffende het onderwijs XXIII;

50° het decreet betreffende het onderwijs XXIV;

51° het decreet betreffende het onderwijs XXV;

52° het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften;

53° het decreet betreffende het onderwijs XXVI;

[1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017

54° het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen;

55° het decreet van 25 november 2016 betreffende de alternatieve financiering van schoolinfrastructuur via projectspecifieke DBFM-overeenkomsten;

56° het decreet betreffende het onderwijs XXVII.

1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
]

[3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018
57° het decreet betreffende het onderwijs XXVIII.3Decr. van 15/06/2018
B.S. 17/08/2018
]

Te dien einde kan de Vlaamse Regering :

1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;

2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;

3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde eenheid in de terminologie te brengen, de bepalingen onderling te doen overeenstemmen en ze in overeenstemming te brengen met de actuele stand van de regelgeving, inzonderheid door de afstemming inzake begrippenkader;

4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.

DEEL XII. AANPASSINGEN VAN DE VERWIJZINGEN NAAR ARTIKELEN OPGENOMEN IN DE CODIFICATIE.

Art. XII.1.

In de hierna vermelde wetten, decreten, koninklijke besluiten, en besluiten van de Vlaamse Regering worden de verwijzingen naar artikelen die opgenomen zijn in de Codificatie betreffende sommige bepalingen voor het onderwijs, aangepast door schrappingen door te voeren of een verwijzing op te nemen naar een artikel uit de codificatie :

1° In artikel 6 van de wet van 30/7/1963 houdende taalregeling in het onderwijs worden ...

2° In artikel 2 van de wet van 15/7/1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer, wordt ...

3° In artikel 2 van de Bijlage van de wet van 15/7/1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer, wordt ...

4° In artikel 2 van de wet van 15/7/1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer wordt ...

5° In artikel 4 van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt § 2 opgeheven;

6° In artikel 5 van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...

7° In artikel 6, § 5, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt ...

8° In artikel 19, § 1, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt ...

9° In artikel 33, § 1, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt ...

10° In artikel 39bis, § 4, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt het punt h) vervangen door wat volgt : ...

11° In artikel 44quinquies decies van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

12° In artikel 51quater, § 2, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt ...

13° In artikel 74bis/1, § 1, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...

14° In artikel 84quinquies decies van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding wordt ...

15° In artikel 3 van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...

16° In artikel 4, § 3, 3°, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

17° In artikel 4, § 5, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

18° In artikel 28, § 1, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

19° In artikel 42bis, § 4, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt het punt h) vervangen door wat volgt : ...

20° In artikel 56, § 1, 2°, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

21° In artikel 56, § 1, 3°, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

22° In artikel 77quater, § 2, 3°, van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

23° In artikel 103septies van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

24° In artikel 103decies van het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs wordt ...

25° In artikel 25 en in artikel 31 van het decreet van 1/12/1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, wordt ...

26° In artikel 27ter en in artikel 52 van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

27° In artikel 27quater van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

28° In artikel 34, § 3, van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

29° In artikel 37 in de § 2, 3°, en in de § 3, 9°, van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

30° In artikel 37vicies semel van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

31° In het artikel 68 van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 worden ...

32° In het artikel 74 van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

33° In artikel 153sexies, § 5 van het decreet basisonderwijs van 25/2/1997 wordt ...

34° In artikel 2 van het decreet van 30/4/2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid worden de punten 11° en 13° vervangen door wat volgt : ...

35° In artikel 2, 3° van het decreet van 30/11/2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau, wordt ...

36° In artikel 2, 6°, van het decreet van 30/11/2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau, wordt ...

37° In artikel 2 van het decreet van 6/6/2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding wordt het punt 7° vervangen door, wat volgt : ...

38° In artikel 11, 3°, van het decreet van 10/7/2008 betreffende het stelsel van leren en werken, wordt ...

39° In artikel 37 van het decreet van 10/7/2008 betreffende het stelsel van leren en werken, wordt ...

40° In artikel 2, 7°, van het decreet van 8/5/2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wordt ...

41° In artikel 41, § 5, a), van het decreet van 8/5/2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wordt ...

42° In artikel 153, van het decreet van 8/5/2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wordt ...

43° In artikel 16, § 1, A, x, van het koninklijk besluit van 15/4/58 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs wordt ...

44° In artikel 16, § 1, B, e, van het koninklijk besluit van 15/4/58 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs wordt ...

45° In artikel 16, § 1, B, i, van het koninklijk besluit van 15/4/58 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs wordt ...

46° In artikel 16, § 1, B, n, van het koninklijk besluit van 15/4/58 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs wordt ...

47° In het koninklijk besluit van 14/3/1960 houdende toepassing van artikel 4 van de wet van 29 mei 1959, wordt ...

48° In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14/4/1977 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, van de gesubsidieerde personeelsleden wordt ...

49° In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16/12/1981 betreffende het syndicaal verlof in het Gesubsidieerd onderwijs wordt ...

50° In artikel 2 van het koninklijk besluit van 16/12/1981 betreffende het syndicaal verlof in het Gesubsidieerd onderwijs wordt ...

51° In artikel 4 van het koninklijk besluit van 16/4/1985 tot vaststelling van de sancties bedoeld in artikel 9 van de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer wordt ...

52° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26/4/1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, worden de punten 3° tot en met 6° vervangen door de punten 3° en 4° die luiden als volgt : ...

53° In artikel 13ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/6/1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs, worden ...

54° In artikel 45, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting Beeldende kunst, wordt ...

55° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 betreffende de procedure en de modaliteiten inzake de lokale autonomie en inspraakregeling in de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijsinstellingen wordt het punt a) opgeheven;

56° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de instellingen voor deeltijds kunstonderwijs, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: ...

57° In artikel 40, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting Beeldende kunst, wordt ...

58° In artikel 1 en in artikel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van bepaalde bekwaamheidsbewijzen van godsdienstige of ideologische aard met de vereiste of de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen, wordt ...

59° In artikel 48, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", Woordkunst en "Dans", wordt ...

60° In artikel 54 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", Woordkunst en "Dans", wordt ...

61° De titel van het besluit van de Vlaamse Regering van 7/11/1990 tot uitvoering van artikel 191 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt vervangen door de volgende titel : ...

62° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19/12/1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen, worden de punten 5°, 6°, 7°, 8° vervangen door de punten 5°, 6°, die luiden als volgt : ...

63° In artikel 2, 4°, 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7/9/1994 tot regeling van de procedure voor de projecten van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek wordt ...

64° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/7/1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding, worden de punten 3°, 4°, 5°, 6°, vervangen door de punten 3°, 4°, die luiden als volgt : ...

65° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3/6/1997 betreffende de toekenning van een vergoeding voor begrafeniskosten in geval van overlijden van personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht : ...

66° In artikel 26quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 17/6/1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs, wordt ...

67° In de titel en in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13/4/1999 tot vaststelling van het puntengewicht voor het secundair onderwijs en de internaten, bedoeld in artikel 3, § 2, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt ...

68° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, worden de punten 1°, 3°,4°, 6°,7°, vervangen door wat volgt : ...

69° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, wordt ...

70° In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, wordt ...

71° In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, wordt ...

72° In artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, wordt ...

73° In artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, worden ...

74° In artikel 13, 12° en in 14, 2° van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, worden ...

75° In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28/6/2002 betreffende de lokale overlegplatforms inzake gelijke onderwijskansen, wordt ...

76° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6/9/2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon secundair onderwijs, wordt ...

77° In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6/9/2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon secundair onderwijs, wordt ...

78° In artikel 1, 1°, a), van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

79° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur worden de punten 2°, 3°, 4°, 5° vervangen door wat volgt : ...

80° In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

81° In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

82° In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

83° In artikel 10 en in artikel 15, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt

84° In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

85° In artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie Zorgvuldig bestuur wordt ...

86° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie inzake leerlingenrechten, wordt ...

87° In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie inzake leerlingenrechten, wordt ...

88° In artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de Commissie inzake leerlingenrechten, wordt ...

89° In artikel 20bis en in artikel 27bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 24/1/2003 betreffende de vaststelling en indeling van de ambten in het buitengewoon onderwijs, wordt ...

90° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/2/2003 betreffende het verlof wegens moederschapsbescherming voor de personeelsleden van het onderwijs worden de punten 3°, 4°, 5° vervangen door de punten 3°, 4°, die luiden als volgt : ...

91° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/2/2003 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van Vlaamse en Nederlandse studiebewijzen voor het voltijds secundair onderwijs wordt ...

92° In artikel [1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
41Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
] van het besluit van de Vlaamse Regering van 19/9/2003 houdende de vorming van het personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

93° In artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/11/2003 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs, wordt ...

94° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/11/2003 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs, worden de punten 4° en 5° opgeheven;

95° In artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/11/2003 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs, wordt ...

96° In artikel 2 en in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/12/2003 betreffende ICT-coördinatie in het onderwijs wordt ...

97° In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/12/2003 betreffende ICT-coördinatie in het onderwijs wordt ...

98° In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/12/2003 betreffende ICT-coördinatie in het onderwijs wordt ...

99° In artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/12/2003 betreffende ICT-coördinatie in het onderwijs wordt ...

100° In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/12/2003 betreffende ICT-coördinatie in het onderwijs wordt ...

101° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/3/2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften wordt ...

102° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/3/2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften wordt ...

103° In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/3/2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften wordt ...

104° In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/3/2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften, wordt ...

105° In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5/3/2004 betreffende de diensten met onderwijsbehoeften wordt ...

106° In artikel 10bis en in artikel 11bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 25/6/2004 tot vaststelling en indeling van de ambten in de instellingen van het gewoon basisonderwijs wordt ...

107° In artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29/10/2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt ...

108° In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29/10/2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt ...

109° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23/9/2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, wordt het punt 10°, vervangen door wat volgt : ...

110° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3/2/2006 houdende de controlemaatregelen inzake de aanwending van de werkingsmiddelen in het vrij gesubsidieerd onderwijs, wordt ...

111° In artikel 15 van besluit van de Vlaamse Regering van 23/3/2007 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het Deeltijds Kunstonderwijs worden ...

112° Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/4/2007 betreffende de toekenning van een politiek verlof op verzoek van het personeelslid, wordt vervangen door wat volgt : ...

113° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/4/2007 betreffende de toekenning van een politiek verlof op verzoek van het personeelslid, worden ...

114° In artikel 5, § 2, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/4/2007 betreffende de toekenning van een politiek verlof op verzoek van het personeelslid, wordt ...

115° In artikel 5, § 2, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/4/2007 betreffende de toekenning van een politiek verlof op verzoek van het personeelslid, wordt ...

116° In artikel 6, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27/4/2007 betreffende de toekenning van een politiek verlof op verzoek van het personeelslid, wordt ...

117° In artikel 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15/6/2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, wordt het punt 3° vervangen door wat volgt : ...

118° In artikel 4, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15/6/2007 betreffende de goedkeuring van tijdelijke projecten in het deeltijds kunstonderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, worden ...

119° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13/7/2007 betreffende het jaarlijkse vakantieverlof van de personeelsleden, tewerkgesteld in de kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs in het Tweetalige Hoofdstedelijke Gebied Brussel, wordt ...

120° In artikel [1Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
21Decr. van 16/06/2017
B.S. 18/08/2017
] van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/9/2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage wordt ...

121° In artikel 2, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/9/2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage wordt ...

122° In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/9/2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage worden ...

123° In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21/9/2007 betreffende de administratieve omkadering in het deeltijds kunstonderwijs en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage worden ...

124° In artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15/2/2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

125° In artikel 7, in artikel 17 en in artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15/2/2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

126° In artikel 3/1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19/6/2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van de subsidies en houdende de wijze van selectie, de duur en de evaluatie van kortdurende en langdurige time-outprogramma's wordt ..

127° In artikel 3/1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19/6/2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van de subsidies en houdende de wijze van selectie, de duur en de evaluatie van kortdurende en langdurige time-outprogramma's wordt ...

128° In artikel 3/1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19/6/2009 houdende de voorwaarden tot toekenning van de subsidies en houdende de wijze van selectie, de duur en de evaluatie van kortdurende en langdurige time-outprogramma's wordt ...

129° In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3/7/2009 betreffende het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht, het onbezoldigd ouderschapsverlof en het geboorteverlof in geval van overlijden of hospitalisatie van de moeder voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

130° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

131° In artikel 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

132° In artikel 7, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

133° In artikel 14, § 1 en in § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

134° In artikel 14, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

135° In artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de oprichting en organisatie van kunstacademies in het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

136° In artikel [2] van het besluit van de Vlaamse Regering van 30/10/2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon secundair onderwijs, worden het punt 5° opgeheven en wordt het punt 3° vervangen door wat volgt : ...

137° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8/7/2011 betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer, wordt ...

138° In artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9/9/2011 betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, wordt ...

139° In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2/3/2012 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het onderwijs wordt ...

140° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2/3/2012 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het onderwijs worden ...

141° In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2/3/2012 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het onderwijs wordt ...

142° In artikel 13 en in artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2/3/2012 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het onderwijs wordt ...

143° In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2/3/2012 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van het onderwijs wordt ...

144° In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13/7/2012 tot bepaling van het model van inschrijvingsregister en mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving, de provinciale bemiddelingscel voor gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van het lokaal overlegplatform (LOP) en de procedure voor de goedkeuring van de aanmeldingsprocedure door de Vlaamse Regering na een negatief besluit van de Commissie inzake leerlingenrechten, worden de punt 2° en 5° vervangen door wat volgt : ...

145° In artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29/5/2015 betreffende de toekenning van projectsubsidies van maximaal 301.000 euro voor de uitvoering van pilootprojecten in het schooljaar 2015-2016 ter voorbereiding op de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

146° In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29/5/2015 betreffende de toekenning van projectsubsidies van maximaal 301.000 euro voor de uitvoering van pilootprojecten in het schooljaar 2015-2016 ter voorbereiding op de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs, wordt ...

DEEL XIII. INWERKINGTREDING

Art. XIII.1.

De bepalingen van deze codificatie treden in werking op 1 januari 2017.

ADDENDA

Addendum I. Inhoudstafel codificatie

Addendum II. Niet in de codificatie opgenomen bepalingen (wordt opgeheven in de toekomst)

Addedum III. Concordantietabel vroeger en huidig artikel