Decreet basisonderwijs
goedkeuringsdatum
25 FEBRUARI 1997
publicatiedatum
B.S.17/04/1997
datum laatste wijziging
12/09/2024
COORDINATIE
(1)
Decr. van 15/07/1997 (B.S. 21/08/1997)
detail
Decreet betreffende het onderwijs VIII ;
(2)
Decr. van 15/07/1997 (B.S. 29/08/1997)
detail
Decreet betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen ;
(3)
Decr. van 19/12/1997 (B.S. 30/12/1997)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1998 ;
(4)
Decr. van 14/07/1998 (B.S. 29/08/1998)
detail
Decreet betreffende het onderwijs IX ;
(5)
Decr. van 14/07/1998 (B.S. 29/08/1998)
detail
Decreet houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs ;
(6)
Decr. van 01/12/1998 (B.S. 10/04/1999)
detail
Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(7)
Arr. nr. 19/99 van dd. 17/02/1999 (B.S. 17/03/1999)
(8)
Decr. van 22/12/1999 (B.S. 30/12/1999)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 ;
(9)
Decr. van 20/10/2000 (B.S. 16/12/2000)
(10)
Decr. van 22/12/2000 (B.S. 30/12/2000)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2001 ;
(11)
Decr. van 13/07/2001 (B.S. 27/11/2001)
detail
Decreet betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek ;
(12)
Decr. van 28/06/2002 (B.S. 14/09/2002)
detail
Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I ;
(13)
Decr. van 14/02/2003 (B.S. 01/07/2003)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIV ;
(14)
Decr. van 10/07/2003 (B.S. 24/10/2003)
detail
Decreet betreffende het landschap basisonderwijs ;
(15)
Decr. van 02/04/2004 (B.S. 06/08/2004)
detail
Decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad ;
(16)
Decr. van 07/05/2004 (B.S. 31/08/2004)
detail
Decreet betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen ;
(17)
Decr. van 07/05/2004 (B.S. 15/10/2004)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat betreft het vreemdetalenonderwijs in het gewoon basisonderwijs ;
(18)
Decr. van 24/12/2004 (B.S. 21/02/2005)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2004 ;
(19)
Decr. van 24/06/2005 (B.S. 24/08/2005)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2005 ;
(20)
Decr. van 15/07/2005 (B.S. 16/09/2005)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XV ;
(21)
Decr. van 09/12/2005 (B.S. 02/02/2006)
detail
Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs ;
(22)
Decr. van 30/06/2006 (B.S. 13/12/2006)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006 ;
(23)
Decr. van 07/07/2006 (B.S. 31/08/2006; err. 13/10/2006)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVI ;
(24)
Decr. van 15/12/2006 (B.S. 06/02/2007)
detail
Decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen ;
(25)
Decr. van 22/12/2006 (B.S. 29/12/2006)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 ;
(26)
decr. van 22/06/2007 (B.S. 21/08/2007)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVII ;
(27)
Decr. van 06/07/2007 (B.S. 24/08/2007)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek en van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad ;
(28)
Decr. van 13/07/2007 (B.S. 31/08/2007)
detail
Decreet houdende dringende maatregelen met betrekking tot functiebeschrijving en evaluatie in het onderwijs ;
(29)
B.VL.R. van 13/07/2007 (B.S. 31/08/2007)
detail
;
(30)
Decr. van 30/11/2007 (B.S. 11/02/2008)
detail
Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau ;
(31)
Decr. van 01/02/2008 (B.S. 04/03/2008)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wat betreft de gegevensuitwisseling in het kader van de stimulering van de kleuterparticipatie ;
(32)
Decr. van 06/06/2008 (B.S. 18/07/2008)
detail
Decreet houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding ;
(33)
Decr. van 04/07/2008 (B.S. 01/09/2008)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XVIII ;
(34)
decr. van 04/07/2008 (B.S. 20/10/2008)
detail
Decreet betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft ;
(35)
Decr. van 19/12/2008 (B.S. 29/12/2008)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009 ;
(36)
Decr. van 20/03/2009 (B.S. 09/04/2009)
detail
Decreet betreffende de toelatingsvoorwaarden voor het gewoon lager onderwijs en de engagementsverklaring tussen de school en de ouders in het basis- en secundair onderwijs ;
(37)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XIX ;
(38)
Decr. van 08/05/2009 (B.S. 28/08/2009)
detail
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs ;
(39)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 30/12/2009)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 ;
(40)
Decr. van 18/12/2009 (B.S. 29/01/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de derde aanpassing van de begroting 2009 ;
(41)
B.VL.R. van 26/02/2010 (B.S. 11/05/2010)
(42)
Decr. van 09/07/2010 (B.S. 31/08/2010)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XX ;
(43)
Decr. van 23/12/2010 (B.S. 31/12/2010)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011 ;
(44)
Decr. van 17/12/2010 (B.S. 24/06/2011)
detail
Gecodificeerde decreten betreffende het secundair onderwijs [citeeropschrift: "Codex Secundair Onderwijs"] ;
(45)
Decr. van 17/06/2011 (B.S. 20/07/2011)
detail
Decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs ;
(46)
Decr. van 01/07/2011 (B.S. 30/08/2011)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXI ;
(47)
Decr. van 08/07/2011 (B.S. 25/07/2011)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011 ;
(48)
Decr. van 25/11/2011 (B.S. 23/02/2012)
detail
Decreet betreffende het inschrijvingsrecht ;
(49)
Decr. van 23/12/2011 (B.S. 30/12/2011)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2012 ;
(50)
Decr. van 01/06/2012 (B.S. 22/06/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2012 ;
(50/1)
Decr. van 08/06/2012 (B.S. 23/07/2012)
detail
(Het decr. van 08/06/2012 wijzigt het decr. van 25/11/2011 dat het decr. basisonderwijs wijzigt.) ;
(51)
Decr. van 29/06/2012 (B.S. 27/07/2012)
detail
Decreet betreffende de noodzakelijke bepalingen voor de organisatie van het onderwijs ;
(52)
Decr. van 06/07/2012 (B.S. 30/08/2012)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, met het oog op de invoering van een deels op socio-economische leerlingenkenmerken gebaseerd omkaderingssysteem, waarbij het kleuteronderwijs evenwaardig omkaderd wordt als het lager onderwijs ;
(53)
decr. van 21/12/2012 (B.S. 31/12/2012)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013 ;
(54)
Decr. van 21/12/2012 (B.S. 19/02/2013)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXII ;
(55)
Decr. van 05/07/2013 (B.S. 30/07/2013)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2013 ;
(56)
Decr. van 19/07/2013 (B.S. 27/08/2013)
detail
Decreet betreffende het Onderwijs XXIII ;
(57)
Decr. van 21/03/2014 (B.S. 28/08/2014)
detail
Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ;
(58)
Decr. van 04/04/2014 (B.S. 20/08/2014)
detail
Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school ;
(59)
Decr. van 25/04/2014 (B.S. 25/09/2014)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXIV ;
(60)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 30/12/2014)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 ;
(61)
Decr. van 19/12/2014 (B.S. 27/01/2015)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(62)
Decr. van 03/07/2015 (B.S. 28/07/2015)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(63)
Decr. van 19/06/2015 (B.S. 21/08/2015)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXV ;
(64)
Decr. van 13/11/2015 (B.S. 23/11/2015)
detail
Decreet houdende dringende tijdelijke maatregelen in het kader van een stijgend aantal anderstalige kleuters en inzake flexibilisering van de programmatiemogelijkheden onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het secundair onderwijs ;
(65)
Decr. van 17/06/2016 (B.S. 10/08/2016)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVI ;
(66)
Decr. van 15/07/2016 (B.S. 06/09/2016)
detail
Decreet houdende de verschuiving en aanwending van werkingsmiddelen als gevolg van de toepassing van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, en houdende de verlenging van de aanwendingstermijn voor de extra werkingstoelage voor de stijging van het aantal anderstalige kleuters ;
(67)
B.VL.R. van 28/10/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Gecodificeerde decreten sommige bepalingen voor het onderwijs ;
(68)
Decr. van 18/11/2016 (B.S. 13/12/2016)
detail
Decreet houdende de dringende verlenging van een tijdelijke maatregel in het kader van het stijgend aantal anderstalige kleuters ;
(69)
Decr. van 23/12/2016 (B.S. 29/12/2016)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017 ;
(70)
Decr. van 16/06/2017 (B.S. 18/08/2017)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVII ;
(71)
Decr. van 30/06/2017 (B.S. 03/07/2017)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2017 ;
(72)
Decr. van 24/11/2017 (B.S. 15/01/2018)
detail
Decreet houdende diverse bepalingen onderwijs ;
(73)
Decr. van 22/12/2017 (B.S. 29/12/2017)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 ;
(74)
Decr. van 26/01/2018 (B.S. 09/03/2018)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs, wat de onderwijsdoelen betreft (opschrift gewijzigd door de commissie:... tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs, wat onderwijsdoelen betreft, en tot wijziging van de decreten Rechtspositie onderwijspersoneel) ;
(75)
Decr. van 23/03/2018 (B.S. 16/04/2018)
detail
Decreet betreffende onderwijsinspectie 2.0 ;
(76)
Decr. van 27/04/2018 (B.S. 25/06/2018)
detail
Decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(77)
Decr. van 08/06/2018 (B.S. 26/06/2018)
detail
Decreet houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) ;
(78)
Decr. van 15/06/2018 (B.S. 17/08/2018)
detail
Decreet betreffende het onderwijs XXVIII ;
(79)
Decr. van 06/07/2018 (B.S. 20/08/2018)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ;
(80)
Decr. van 06/07/2018 (B.S. 30/08/2018)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018 ;
(81)
Decr. van 21/12/2018 (B.S. 28/12/2018)
detail
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2019 ;
(82)
Decr. van 21/12/2018 (B.S. 11/01/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat de termijnen van de aanmeldingsprocedure betreft ;
(83)
Decr. van 15/03/2019 (B.S. 08/05/2019)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen betreffende het onderwijs uit cao XI vanaf het schooljaar 2019-2020 ;
(84)
Decr. van 22/03/2019 (B.S. 15/05/2019)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 en het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft de afstemming op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid ;
(85)
Decr. van 03/05/2019 (B.S. 29/05/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wat de werkingsmiddelen voor het kleuteronderwijs betreft ;
(86)
Decr. van 05/04/2019 (B.S. 24/06/2019)
detail
Decreet betreffende het Onderwijs XXIX ;
(87)
Decr. van 17/05/2019 (B.S. 26/07/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat het inschrijvingsrecht betreft ;
(88)
Decr. van 22/11/2019 (B.S. 11/12/2019)
detail
Decreet houdende wijziging van diverse decreten, wat de wijziging van het inschrijvingsrecht betreft. (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(89)
Decr. van 20/12/2019 (B.S. 30/12/2019)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2020 ;
(90)
Decr. van 08/05/2020 (B.S. 14/05/2020)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(91)
Decr. van 26/06/2020 (B.S. 17/07/2020)
detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2020 ;
(92)
Decr. van 03/07/2020 (B.S. 24/08/2020)
detail
Decreet over het onderwijs XXX ;
(93)
Decr. van 18/12/2020 (B.S. 24/12/2020)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (V) ;
(94)
Decr. van 25/06/2021 (B.S. 06/07/2021)
detail
Decreet tot het nemen van dringende tijdelijke maatregelen in het onderwijs
naar aanleiding van de coronacrisis (VIII) (Dit decreet wijzigt het decreet basisonderwijs en het decreet van 17/05/2019 dat o.a. het decreet basisonderwijs wijzigt.) ;
(95)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 20/08/2021)
detail
Programmadecreet bij de aanpassing van de begroting 2021 ;
(96)
Decr. van 09/07/2021 (B.S. 26/08/2021)
detail
Decreet over het onderwijs XXXI ;
(97)
Decr. van 04/02/2022 (B.S. 16/03/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de regelgeving over het LOP en de CLR ;
(98)
Decr. van 18/02/2022 (B.S. 05/05/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft bijkomende maatregelen voor het inschrijvingsrecht betreffende voorrangs- en ordeningscriteria ;
(99)
Decr. van 18/02/2022 (B.S. 11/05/2022)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en de Codex
Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs in het
tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ;
(100)
Decr. van 25/02/2022 (B.S. 25/05/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het onderwijs uit cao XII Leerplicht, cao V Basiseducatie en cao VI Hoger onderwijs vanaf het school- of academiejaar 2021-2022 ;
(101)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 09/08/2022)
detail
Decreet tot uitvoering van dringende maatregelen om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen ;
(102)
Decr. van 24/06/2022 (B.S. 22/08/2022)
detail
Decreet over de relancemaatregelen in het onderwijs ;
(103)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022)
detail
Decreet over diverse maatregelen voor het onderwijs ;
(104)
Decr. van 08/07/2022 (B.S. 23/08/2022)
detail
Decreet over het onderwijs XXXII ;
(105)
Decr. van 03/02/2023 (B.S. 28/02/2023)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,
wat betreft de rol van de centra voor leerlingenbegeleiding ;
(106)
Decr. van 28/04/2023 (B.S. 18/07/2023)
detail
Decreet over de Vlaamse toetsen in het onderwijs ;
(107)
Decr. van 28/04/2023 (B.S. 18/07/2023)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair
Onderwijs van 17 december 2010 en het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, wat
betreft het gebruik van persoonsgegevens in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en het deeltijds
kunstonderwijs ;
(108)
Decr. van 05/05/2023 (B.S. 02/08/2023)
detail
Decreet over leersteun ;
(109)
Decr. van 16/06/2023 (B.S. 14/08/2023)
detail
Decreet over de onderwijsinternaten ;
(110)
Decr. van 14/07/2023 (B.S. 24/08/2023)
detail
Decreet tot uitvoering van maatregelen over het lerarenambt ;
(111)
Decr. van 07/07/2023 (B.S. 28/08/2023)
detail
Decreet over het onderwijs XXXIII ;
(112)
Decr. van 22/12/2023 (B.S. 29/12/2023)
detail
Programmadecreet bij de begroting 2024 ;
(113)
Decr. van 26/04/2024 (B.S. 13/06/2024)
detail
Decreet tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997,
wat betreft de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ;
(114)
Decr. van 19/04/2024 (B.S. 28/06/2024)
detail
Decreet over het onderwijs XXXIV ;
(115)
Decr. van 17/05/2024 (B.S. 11/06/2024)
detail
Decreet tot wijziging van diverse decreten, wat het beheren en bewaren van bestuursdocumenten en persoonsgegevens betreft ;
(116)
Decr. van 17/05/2024 (B.S. 15/07/2024)
detail
Decreet over het onderwijs in de gemeenschapsinstellingen
die ter uitvoering van het jeugddelinquentierecht zijn opgericht ;
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en wij,
Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.
Dit decreet regelt een
gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.
[
§ 1. De bepalingen van dit
decreet zijn van toepassing op het gewoon en het buitengewoon, erkend,
gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs, tenzij het uitdrukkelijk anders
vermeld wordt. Het decreet is niet van toepassing op de
[onderwijsinternaten]
,
semi-internaten, opvangcentra en observatiecentra die verbonden zijn aan
basisscholen.
§ 2.
[...]
]
HOOFDSTUK II. - Afkortingen en
definities
Art. 3.
Voor de toepassing van dit
decreet wordt verstaan onder :
1°
[aanvullende lestijden : lestijden toegekend
[...]
voor specifieke behoeften bepaald door de
regering;]
2° aanvullende uren : uren paramedische, medische,
psychologische, sociale of orthopedagogische hulp toegekend voor specifieke
behoeften;
3° administratieve
vestigingsplaats : vestigingsplaats door het schoolbestuur gekozen als
administratieve zetel van de school;
4°
afstand : de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals
omschreven in artikel 2.1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975
houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder
rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten,
éénrichtingsverkeer en autosnelwegen.
[Deze definitie is niet van toepassing op de regelgeving inzake het recht op
inschrijving, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, en hoofdstuk IV/1, IV/2
en IV/3.]
[
4°bis afzondering: het verblijf van een persoon in een ruimte, die de persoon niet zelfstandig kan verlaten;
4°bis/1 afzonderingskamer: een specifieke, veilig ingerichte, hoog beveiligde
ruimte, die de persoon niet zelfstandig kan verlaten;
]
[
4°bis
[/2]
Agion : Agentschap voor Infrastructuur in het
Onderwijs;
4°ter Agodi : Agentschap voor
Onderwijsdiensten;
]
[
4° quater anderstalige nieuwkomer :
a) een leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is en
[die op de dag van de voorziene instap in de school]
, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij maximaal één jaar ononderbroken in België verblijft;
2) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
3) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
4) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal;
b) een leerling die officieel verblijft in een open asielcentrum, zijnde een collectieve opvangstructuur zoals bedoeld in artikel 2, 10°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen en die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is.
Dat de leerling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 1) en 2), wordt bewezen aan de hand van een verklaring op eer van de ouders. Met die verklaring op eer wordt voor het beantwoorden aan de voorwaarde vermeld in punt 1) echter geen rekening gehouden, als in het inschrijvings- of leerlingendossier documenten aanwezig zijn die deze verklaring tegenspreken. Dat de leerling voldoet aan de voorwaarde vermeld in punt b) wordt bewezen aan de hand van een attest, uitgereikt door het open asielcentrum waar hij officieel verblijft. De verklaringen die aantonen dat anderstalige nieuwkomers voldoen aan de voorwaarden, worden ten minste vijf jaar in de school bewaard en moeten eventueel ter verificatie worden voorgelegd.
]
5°
[ het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998
betreffende het
gemeenschapsonderwijs;]
6° basisschool : school waar kleuteronderwijs en lager
onderwijs georganiseerd wordt;
7° behoudsnorm
: gunstige rationalisatienorm die in welbepaalde situaties in het buitengewoon
onderwijs mag toegepast worden;
[7°bis bevoegd steunpunt: het universitair steunpunt dat erkend en gesubsidieerd wordt voor de ontwikkeling van
de Vlaamse toetsen volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1999 houdende de regeling van de
procedure en de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de universitaire steunpunten;]
8°
[bevolkingsdichtheid van een gemeente: het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, vermeld in artikel 125quinquies, beschikbaar is;]
De
bevolkingsdichtheid in aanmerking te nemen voor een school die
vestigingsplaatsen heeft in verschillende gemeenten wordt vastgesteld op grond
van volgende berekening : de totale bevolking van deze gemeenten wordt gedeeld
door de totale oppervlakte uitgedrukt in km². Voor een vestigingsplaats
wordt de bevolkingsdichtheid van de gemeente waarin die vestigingsplaats
werkelijk gelegen is, in aanmerking genomen;
[
8°bis
bijkomende lestijden : lestijden die niet behoren tot het lestijdenpakket en
geen extra lestijden zijn;
8°ter bijkomende uren : uren die
niet behoren tot het urenpakket en geen extra uren
zijn;
]
[8° quater brede basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op zorg de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlingen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren;
]
9°
[...]
[9°bis CKG-school : school die verbonden is aan
een centrum voor kinderzorg en
gezinsondersteuning;]
[
[
9°ter]
CLB : centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bedoeld in het
decreet van
[27 april 2018 betreffende leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]
]
[9° quater
[CLR: de Commissie inzake Leerlingenrechten, vermeld in deel VIII, hoofdstuk 2, van de Codificatie
sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;]
]
[9° quater/1 consultatieve leerlingenbegeleiding: de kernactiviteit van een centrum voor leerlingenbegeleiding waarbij het versterking biedt aan de school bij problemen van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]
[9° quinquies compenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het gemeenschappelijk curriculum of de doelen die na dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen worden;
]
[
9° sexies : contactonderwijs : onderwijs waarbij er een rechtstreeks en regelmatig contact is tussen de leraar of beg
eleider van een onderwijsactiviteit en de leerling, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;
]
10°
[POV : Provinciaal Onderwijs
Vlaanderen;]
11° departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het
departement onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
12°
[differentiërende maatregelen: maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een beperkte variatie aanbrengt in het onderwijsleerproces om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]
[12° bis dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het onderwijsniveau ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs, nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;]
[12° ter disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria als vermeld in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;
]
13°
[
[erkend onderwijs : onderwijs dat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 62 of artikel 62bis en erkend is door de Vlaamse Regering zoals bepaald in artikel 35 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;]
]
14° extra lestijden :
lestijden toegekend in het kader van een tijdelijk project;
[14°bis
[extra uren : uren die toegekend zijn in het
kader van tijdelijke projecten;]
]
[14°ter
extra-muros activiteiten : activiteiten die plaatsvinden buiten de schoolmuren
en georganiseerd worden voor één of meer leerlingengroepen.
Activiteiten die volledig buiten de schooluren georganiseerd worden, vallen
hier niet onder;]
[14°quater feedbackrapport: een rapport met de resultaten op de Vlaamse toetsen op het schoolniveau, het niveau
van de leerlingengroep of het leerlingniveau;]
[14°quater/1: fixatie: elke handeling of elk gebruik van materiaal die de bewegingsvrijheid van een persoon beperkt, verhindert of belemmert, waarbij de persoon niet zelfstandig zijn bewegingsvrijheid kan herwinnen;]
15° fusie van scholen : de samenvoeging tot één
nieuwe school van twee of méér scholen die gelijktijdig worden
afgeschaft of de samenvoeging tot één school van twee of
méér scholen waarbij één van de betrokken scholen
blijft bestaan en de andere(n) opslorpt;
[15°/1 GC-verslag: een verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat
toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum als
vermeld in artikel 16;]
16°
gefinancierd onderwijs : gemeenschapsonderwijs dat voldoet aan de voorwaarden
zoals bepaald in artikel 68;
17° Gemeenschap
: de Vlaamse Gemeenschap;
[17° bis gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen;
]
[17°ter Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: de Nederlandstalige vertaling van het door de
Raad van Europa gepubliceerde Common European Framework of Reference for Languages (CEFR);]
18°
gemeenschapsonderwijs : onderwijs georganiseerd door of namens de Gemeenschap;
[18°bis
[...]
]
19° gesubsidieerd onderwijs : vrij onderwijs
of officieel onderwijs, met uitzondering van het gemeenschapsonderwijs, dat
voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 68;
20° godsdienst of levensbeschouwing : een godsdienst of
levensbeschouwing erkend door de overheid die terzake bevoegd is;
21° groep : indeling van de scholen en
vestigingsplaatsen in het gewoon basisonderwijs en van de scholen in het
buitengewoon basisonderwijs naargelang ze behoren tot het
gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd
vrij onderwijs naargelang van de onderscheidene godsdiensten, of tot het
gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs;
[21° bis handelingsgericht advies: het CLB geeft advies aan de leerling, de ouders of het schoolteam over keuzemogelijkheden en gedragsalternatieven of eventueel bepaalde hulp;]
22°
[ herstructurering : ]
[
a) in het gewoon onderwijs : wijziging
in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen en/of
onderwijsniveaus
[en/of een
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
en/of leerlingengroepen. Een wijziging op het vlak van
leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er leerlingengroepen
afgesplitst worden naar één of meer nieuwe scholen. Een fusie
wordt niet als een herstructurering beschouwd;
b) in het buitengewoon onderwijs
: wijziging in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen
en/of onderwijsniveaus en/of types en/of leerlingengroepen. Een wijziging op
het vlak van de leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er
leerlingengroepen afgesplitst worden naar één of meerdere
scholen. Een fusie
[en veranderingen van bestaande types of niveaus binnen bestaande vestigingsplaatsen in de school zonder dat het bestaande aanbod in de totale school wijzigt, worden]
niet als een herstructurering
beschouwd;
]
23°
[hoofdopdracht : lesopdracht voor het onderwijzend
personeel, kindgebonden opdracht voor het paramedisch, medisch, sociaal,
psychologisch en orthopedagogisch personeel. In de hoofdopdracht kunnen
bijzondere pedagogische taken en/of lestijden beleidsondersteuning begrepen
zijn;]
24°
[huisonderwijs :
]
[
- het onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om hen niet in te schrijven in een door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school;
]
[- onder huisonderwijs wordt eveneens verstaan het onderwijs dat aan een leerplichtige wordt verstrekt
[
[in het kader van de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder in bepaalde gemeenschapsinstellingen voor observatie en opvoeding en in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra, ressorterend onder de bijzondere jeugdbijstand aan de leerplicht kan worden voldaan]
[in onthaal- en oriëntatiecentra en
in de observatiecentra die ressorteren onder de bijzondere jeugdbijstand]
]
;
]
[
24° /1
[IAC-verslag: een verslag individueel aangepast curriculum, een verslag
dat toegang geeft tot een individueel aangepast curriculum als vermeld
in artikel 15;]
]
[24° bis kadastraal perceel : een deel van het Belgisch grondgebied dat door een kadastraal perceelnummer wordt geïdentificeerd zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen;
]
25° klassenraad
: team van personeelsleden dat onder leiding van de directeur of zijn
afgevaardigde samen de verantwoordelijkheid draagt
[of zal dragen]
voor de begeleiding van en
het onderwijs aan een bepaalde leerlingengroep of individuele leerling;
[25°bis kleuterparticipatie : de inschrijving in en
deelname aan het kleuteronderwijs van niet-leerplichtige leerlingen met het oog
op het realiseren van de
ontwikkelingsdoelen;]
26° kleuterschool : school waar alleen kleuteronderwijs
georganiseerd wordt;
27° lagere school :
school waar alleen lager onderwijs georganiseerd wordt;
[27° bis
[leefentiteit]
: leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder, als vermeld in 41°, of leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats;
]
[27° ter leerlingenbegeleiding: een geheel van preventieve en begeleidende maatregelen. Leerlingenbegeleiding situeert zich op vier domeinen: de onderwijsloopbaan, leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. De maatregelen vertrekken steeds vanuit een geïntegreerde en holistische benadering voor de vier begeleidingsdomeinen en dit vanuit een continuüm van zorg;]
28° leerlingengroep : aantal leerlingen dat samen voor een
bepaalde periode eenzelfde opvoedings- of onderwijsactiviteit volgt;
[
28° bis leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen:
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;
]
[
28°/1 leerling met een zorgthuis:
a) een leerling die effectief gebruik maakt van een jeugdhulpverleningsbeslissing als vermeld in artikel 2, § 1, 28°,
van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp voor:
- een verblijf bij een jeugdhulpaanbieder als vermeld in artikel 2, § 1, 27°, van hetzelfde decreet, met uitzondering
van de
[onderwijsinternaten]
, vermeld in artikel 68, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende
de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp en met uitzondering van
vrijwillige Jeugdhulpverlening in de multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van
26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een
handicap;
- contextbegeleiding in functie van autonoom wonen of begeleiding in een kleinschalige wooneenheid,
overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
b) een leerling die geplaatst is door de jeugdrechter of jeugdrechtbank in een gemeenschapsinstelling als vermeld
in artikel 2, 4°, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
c) een niet-begeleide minderjarige vreemdeling voor wie de voorwaarden, vermeld in
[artikel 5 en 5/1]
van hoofdstuk 6 van
titel XIII van de Programmawet (I) van 24 december 2002, vervuld zijn;
]
29° leergebied : samenhangend geheel van
leerinhouden;
[29°/1 leerondersteuner: de leerondersteuner, vermeld in artikel 5, 9°, van
het decreet van 5 mei 2023 over leersteun;]
30° leerplicht : periode binnen
dewelke men verplicht is onderwijs te volgen, zoals vastgelegd in
[artikel 1, § 1, § 3, § 7]
van
de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
31° leerplichtige : jongere onderworpen aan de leerplicht;
[31°bis leerwinst: de verandering in de leerprestaties tussen twee metingen bij dezelfde leerlingen op dezelfde
meetschaal. Leerwinst kan verwijzen naar diverse niveaus: het Vlaamse niveau, het schoolniveau en het leerlingniveau;]
[31°/1 leersteun: ondersteuning als vermeld in artikel 6 van het decreet van
5 mei 2023 over leersteun;]
[31°/2 leersteunmodel: het leersteunmodel voor de organisatie van leersteun
in scholen voor gewoon onderwijs, vermeld in hoofdstuk 3 van het
decreet van 5 mei 2023 over leersteun;]
32° lestijd : een periode van vijftig minuten
die als eenheid voor de bepaling van de duur van de onderwijsactiviteiten wordt
gebruikt;
33°
[lestijdenpakket :
]
[
a) in het gewoon basisonderwijs : pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen, de SES-lestijden en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;
b) in het buitengewoon basisonderwijs : het pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;
]
34°
[lestijden volgens de schalen : resultaat van de verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode aan de hand van schalen of bekomen als additionele lestijden volgens de schalen volgens de berekeningswijzen vermeld in dit decreet;]
35°
lokaal comité : het lokaal overlegorgaan of onderhandelingsorgaan
bevoegd voor arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden;
36°
[LOP: een lokaal overlegplatform als vermeld in deel VIII, hoofdstuk 1, van de Codificatie sommige bepalingen
voor het onderwijs van 28 oktober 2016;]
37° officieel onderwijs : onderwijs georganiseerd door een
[publiekrechtelijke rechtspersoon]
;
38°
[...]
39° onderwijsinspectie : de inspectie, zoals bedoeld in
[het
decreet
van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]
of de
inspectie, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de
inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, voor zover belast
met taken op het gebied van het basisonderwijs;
[
39°bis
onderwijsnet :
- het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van
de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in
artikel 2 van het
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;
- het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs
ingericht
[...]
door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het
gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de
Vlaamse Gemeenschap;
- het gesubsidieerd vrij onderwijs : het
onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke
rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse
Gemeenschap;
]
40° onderwijsniveau : indeling van het onderwijs in
kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs en hoger onderwijs;
41° ouders : de personen die het ouderlijk
gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring
hebben;
42° OVSG : Onderwijssecretariaat van
de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap;
[
42° bis pedagogisch project : het geheel van de fundamentele uitgangspunten voor een school en haar werking;
]
43° periode van normale aanwezigheid van de leerlingen :
periode die loopt vanaf 15 minuten vóór de eerste les 's morgens
tot 15 minuten na de laatste les 's middags en vanaf 15 minuten
vóór de eerste les 's namiddags tot 15 minuten na de laatste les
's avonds
[43°bis plage : lestijden of uren buiten het
lestijden- en urenpakket die zich situeren boven het minimum maar binnen het
maximum van de
hoofdopdracht;]
44° preventorium : medische instelling die onder meer in
residentieel verband kuurmogelijkheden biedt aan kinderen en jongeren van
[twee
jaar en zes maanden]
tot achttien jaar en waar buitengewoon onderwijs van type
5 gegeven wordt;
45° programmatienorm : aantal regelmatige leerlingen dat op
een
[welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode]
in een school
[...]
[, een taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
of een type moet ingeschreven zijn om in de financierings- of
subsidiëringsregeling te worden opgenomen;
[45°bis
[puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of
scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een
welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de
telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids-
en ondersteunend personeel en/of bestuurs- en onderwijzend personeel bepaalt;]
]
[
45°ter
randgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van
de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op
18 juli 1966;
45°quater taalgrensgemeenten : de gemeenten
van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963
houdende taalregeling in het
onderwijs;
]
46°
[rationalisatienorm : het aantal regelmatige leerlingen dat op een welbepaalde
teldag of tijdens een welbepaalde telperiode in een school, een
vestigingsplaats, een onderwijsniveau
[, een taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
of een type moet ingeschreven zijn om na
de programmatieperiode nog gefinancierd of gesubsidieerd te
blijven;]
47° regering : de Vlaamse regering;
[ 47° bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk curriculum;
]
48° salaris : wedde, weddetoelage, bijwedde, toelagen en
vergoedingen;
49° school : pedagogisch
geheel, waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder leiding staat van
één directeur;
50°
[schoolbestuur : de inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 24, § 4,
van de Grondwet, dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die
verantwoordelijk is voor één of meer
scholen;]
51° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31
augustus;
52° schoolopdracht van het
personeel : het geheel van taken die een personeelslid in schoolverband
uitvoert;
[52°bis scholengemeenschap basisonderwijs : is
een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen
125sexies tot en met
125octies;]
[52°bis/0 scholengemeenschapsinstelling: een scholengemeenschapsinstelling is een instelling die geen
school is en die uitsluitend opgericht kan worden binnen één scholengemeenschap en zich beperkt
tot en als enige doel heeft daar personeelsleden, die werken ter ondersteuning van de scholen van
de scholengemeenschap aan te stellen, te affecteren, toe te laten tot de proeftijd en vast te benoemen
indien ze daarvoor in aanmerking komen.]
[52° bis/1 selectieve participatietoeslagen leerling: de selectieve participatietoeslagen, zoals opgenomen in boek 2, deel 2, titel 1, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;]
[
[52° bis/1/1]
SES-lestijden : lestijden, toegekend op basis van de socio-economische status van leerlingen in het gewoon basisonderwijs die gevat wordt door leerlingkenmerken;
[
[52° bis/1/2]
systematisch contact: een periodiek contact waarop de leerling en het centrum voor leerlingenbegeleiding in persoon samenzitten en er een uniform aanbod voor populaties of doelgroepen wordt voorzien ter uitvoering van het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg;]
52° bis/2
[taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal: een afdeling in een school voor het gewoon basisonderwijs waar leerlingen les krijgen in Vlaamse Gebarentaal en in het Nederlands;]
]
[52°ter
trekkende bevolking : binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en
-artiesten en woonwagenbewoners, bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet
van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele
minderheden;]
53° type : indeling van het buitengewoon onderwijs op basis
van de bijzondere opvoedings- en onderwijsbehoeften die een bepaalde groep
leerlingen gemeenschappelijk heeft;
[
53° bis uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van handelingsgerichte diagnostiek opstart. Het CLB richt zich daarbij op een uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het CLB bepaalt in samenspraak met de school en de ouders welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van de school of de leerling, al dan niet in zijn context, wenselijk is alsook de omvang en de duur daarvan;]
54°
[urenpakket :]
[
a) in gewoon onderwijs : het aantal
uren toegekend aan een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie
voor kinderverzorgers in het kleuteronderwijs te bepalen;
b) in het buitengewoon onderwijs : het aantal uren toegekend aan
een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie voor het paramedisch,
medisch, psychologisch, orthopedagogisch en sociaal personeel te bepalen. Dit
pakket bestaat uit uren volgens de richtgetallen en aanvullende
uren.
]
55° uren volgens de richtgetallen : resultaat van de
verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde
[teldag of
tijdens een welbepaalde telperiode]
aan de hand van de richtgetallen door de
regering vastgelegd;
[55°bis
[verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onder- wijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van uitbreiding van zorg;]
]
56° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex waarin een
school of een gedeelte van een school gehuisvest is;
[56°bis de Vlaamse toetsen: gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde, net- en koepeloverschrijdende
toetsen die worden afgenomen in bepaalde leerjaren van het basisonderwijs in alle scholen over een selectie van
eindtermen;]
57° vrij onderwijs : onderwijs georganiseerd door een
natuurlijk persoon of een private rechtspersoon;
58° ziekenhuisschool : school voor buitengewoon basisonderwijs
van type 5 verbonden aan een ziekenhuis waar kinderen omwille van ernstige
medische redenen worden opgenomen;
[
59° zorgcontinuüm: opeenvolging van de fasen in de organisatie van de onderwijsomgeving op het gebied van brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg.
]
HOOFDSTUK III. - Structuur van het
basisonderwijs
Afdeling 1. - Kleuteronderwijs, lager onderwijs en
basisonderwijs
Art. 4.
Het basisonderwijs omvat
kleuteronderwijs en lager onderwijs. Er is gewoon en buitengewoon
basisonderwijs.
Art. 5.
Het kleuteronderwijs is
basisonderwijs voor kinderen vanaf
[twee jaar en zes maanden]
en loopt tot de
aanvang van het lager onderwijs.
Er is gewoon en
buitengewoon kleuteronderwijs.
Art. 6.
§ 1. Het lager
onderwijs is basisonderwijs dat aanvangt
[vanaf het tweede jaar van de leerplicht]
,
bestemd is voor kinderen na het kleuteronderwijs en loopt tot de aanvang van
het secundair onderwijs.
Er is gewoon
en buitengewoon lager onderwijs.
§ 2. Het gewoon lager
onderwijs duurt zes jaar, het buitengewoon lager onderwijs duurt zeven
jaar.
Art. 7.
§ 1. Elk schoolbestuur
beslist of het alleen kleuteronderwijs, alleen lager onderwijs of beide
organiseert.
[In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs,
opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs
worden
georganiseerd.]
§ 2.
[Het schoolbestuur bepaalt vrij de organisatie van zijn kleuteronderwijs en lager onderwijs. Het legt die organisatie vast in het schoolwerkplan.]
§ 3.
[In scholen met lager onderwijs moet het lager onderwijs steeds volledig georganiseerd worden. In scholen met kleuteronderwijs moet het kleuteronderwijs steeds volledig georganiseerd worden. Deze verplichting geldt, voor wat het gewoon kleuteronderwijs betreft, vanaf het schooljaar 2016-2017.
]
[In het gewoon basisonderwijs moet het kleuteronderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het derde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school en het lager onderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het zesde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school.]
[
§ 4. Scholen die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inrichten, richten die taalafdeling NederlandsVlaamse Gebarentaal in, in het kleuteronderwijs en in het lager onderwijs en organiseren die taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal volledig.
In afwijking van het eerste lid kan een schoolbestuur ervoor kiezen om het lager onderwijs in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal pas in te richten nadat de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal volledig is
ingericht in het kleuteronderwijs.
De taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid, wordt in het kleuteronderwijs volledig
ingericht vanaf het derde bestaansjaar van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in dat onderwijsniveau.
De taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt in het lager onderwijs volledig ingericht vanaf het zesde
bestaansjaar van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in dat onderwijsniveau.”
]
Afdeling 2.
[Gewoon en buitengewoon basisonderwijs]
Art. 8.
Het gewoon basisonderwijs
wordt zodanig georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de
school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de
leerlingen een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt
aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
[
[Een school die beslist het
ononderbroken leerproces van een leerling te onderbreken door die leerling het aanbod van het afgelopen schooljaar
gedurende het daaropvolgende schooljaar nogmaals te laten volgen, motiveert die beslissing schriftelijk ten aanzien
van de ouders en licht die beslissing mondeling toe. De school geeft aan welke bijzondere aandachtspunten er voor die
leerling zijn in het daaropvolgende schooljaar.]
]
Het gewoon basisonderwijs is in principe
verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle leerlingen van bedoelde
leeftijdscategorie. Het moet door blijvende aandacht en verbreding van de zorg
zoveel mogelijk leerlingen blijvend begeleiden.
[Het werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.]
Art. 9.
Het buitengewoon
basisonderwijs is het onderwijs dat op grond van een pedagogisch project
aangepast onderwijs, opvoeding, verzorging en therapie verstrekt aan leerlingen
waarvan de totale persoonlijkheidsontwikkeling tijdelijk of permanent, niet of
onvoldoende door het gewoon onderwijs kan verzekerd worden.
Art. 10.
[
§ 1. Het buitengewoon basisonderwijs is ingedeeld in volgende types :
1° type basisaanbod, voor kinderen voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs of tijdens het gewoon lager onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meenemen in een school voor gewoon onderwijs;
2° type 2, voor kinderen met een verstandelijke beperking.
Kinderen met een verstandelijke beperking voldoen aan alle onderstaande criteria :
a) ze hebben significante beperkingen in het intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en genormeerde intelligentietest
[ dat twee of meer standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdsgenoten]
, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
b) ze hebben significante beperkingen in het
[adaptief gedrag]
, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor
[adaptief gedrag]
, die
[twee of meer]
standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
c) de functioneringsproblemen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;
d) het besluit "verstandelijke beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;
3° type 3, voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een emotionele of gedragsstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;
b) een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis;
c) de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';
d) een angststoornis;
e) een stemmingsstoornis;
f) een hechtingsstoornis;
4° type 4, voor kinderen met een motorische beperking.
Kinderen met een motorische beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald :
a) de functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van :
1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;
2) de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;
3) de romp;
4) overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
5° type 5, voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium.
De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de residentiële setting moet voldoen opdat er een school voor buitengewoon onderwijs type 5 aan verbonden kan zijn.
Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande voorwaarden :
a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig zijn;
b) de kinderen hebben behoefte aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;
6° type 6, voor kinderen met een visuele beperking.
Kinderen met een visuele beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke oogheelkundige diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria :
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog;
b) een of meer gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie.
Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan: halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is.
Onder oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen.
Onder oftalmoplegie wordt verstaan : verlamming van de oogspieren.
Onder oscillopsie wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a) tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
7° type 7, voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis.
Kinderen met een auditieve beperking zijn kinderen die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts, beantwoorden aan een van de onderstaande criteria :
a) volgens de Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker- medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-, keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.
Kinderen met een spraak- of taalstoornis zijn kinderen zonder een verstandelijke beperking, zoals bepaald in 2°, waarvoor, op basis van een multidisciplinair onderzoek door een erkend gespecialiseerd team met minstens een logopedist, audioloog en neus-, keel- en oorarts, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) voor leerlingen jonger dan 6 jaar :
1) kinderafasie met een terugval in de taalontwikkeling of;
2) een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie, gebaseerd op de vaststelling van een zeer moeizame spraak- en taalontwikkeling en met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
b) voor leerlingen vanaf 6 jaar: diagnose ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie;
8° type 9, voor kinderen met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een autismespectrumstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld :
a) de autistische stoornis;
b) een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
Het basisaanbod buitengewoon onderwijs wordt niet erkend, gefinancierd of gesubsidieerd in het buitengewoon kleuteronderwijs.
§ 2. De regering legt diagnostische protocollen vast voor de oriëntering naar de types als vermeld in § 1, 2° tot 8°.
]
Art. 11.
[
In het gewoon basisonderwijs kan een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal worden ingericht.
Binnen de voormelde taalafdeling wordt er lesgegeven in het Nederlands en in Vlaamse Gebarentaal.
Met het oog op een mogelijke bijsturing wordt de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het schooljaar
2026-2027 geëvalueerd. Deze evaluatie bevat minstens een analyse en beoordeling van de haalbaarheid, de eindtermen,
financiële impact van de omkadering en werkingsmiddelen. De regering kan de nadere modaliteiten van de voormelde
evaluatie bepalen.
]
[Afdeling 3. - Overleg fundamentele
onderwijshervormingen]
[
Art. 11bis.
De regering informeert de
afgevaardigden van de inrichtende machten en de representatieve vakorganisaties
over elke geplande fundamentele onderwijshervorming.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste
principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste
één van de afgevaardigden van de inrichtende machten een apart
overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de
minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de
afgevaardigden van de inrichtende machten.
Vóór
de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt,
wordt op vraag van ten minste één van de representatieve
vakorganisaties een apart overleg georganiseerd over die fundamentele
onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn
afgevaardigde en de representatieve vakorganisaties.
]
[Afdeling 3bis. - Screening niveau onderwijstaal, taaltraject en taalbad]
[
Art. 11ter.
[...]
]
[
Art. 11quater.
§ 1. Vanaf het schooljaar 2021-2022 voert de school voor elke leerling in het gewoon onderwijs bij
het begin van de leerplicht een verplichte screening uit, die nagaat wat het niveau van de leerling inzake de
onderwijstaal is. Deze screening kan nooit voor de inschrijving van de leerling uitgevoerd worden.
De regering bepaalt met welk instrument de screening bij het begin van de leerplicht gebeurt, alsook het moment
en de manier van afname.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de screening niet verplicht voor anderstalige nieuwkomers zoals bepaald in
artikel 3, 4°quater. Deze leerlingen krijgen vanaf het schooljaar 2021-2022 in elk geval een actief taalintegratietraject
Nederlands, met in beginsel een taalbad zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde
resultaten bereikt. Ook voor leerlingen die
[na de periode van afname van de taalscreening in
het basisonderwijs]
instromen en onvoldoende het
Nederlands beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten
volgen.
[
§ 2/1. In afwijking van paragraaf 1 hoeft geen screening te worden uitgevoerd voor een leerling die doof of
slechthorend is als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven is in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of voor een leerling die speciale onderwijsmiddelen in de vorm van tolken ter
beschikking krijgt als vermeld in artikel 91, § 1 en § 2.
]
§ 3. Op basis van de resultaten van de taalscreening, moeten leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen
vanaf het schooljaar 2021-2022 een actief taalintegratietraject Nederlands volgen met in beginsel een taalbad, zoals
bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt.
§ 4. Met taalbad wordt vanaf het schooljaar 2021-2022 bedoeld intensieve onderwijsactiviteiten die tot doel hebben
de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie van een snelle
integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan gedurende het
basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig alternatief volgen.
§ 5. Schoolbesturen kunnen elk taalintegratietraject, dus ook het taalbad, individueel of gezamenlijk organiseren.
Het kan ook netoverschrijdend georganiseerd worden.
§ 6. In het geval scholen het taalintegratietraject gezamenlijk organiseren, is er wederzijdse samenwerking tussen
de school van inschrijving en de school die het taalintegratietraject aan de leerling verstrekt. Dat houdt onder andere
in het organiseren van het vervoer van de ingeschreven leerling naar de school waar het taalintegratietraject wordt
georganiseerd, de communicatie tussen de school van inschrijving en de school waar het taalintegratietraject wordt
georganiseerd, alsook het opvolgen van de leerling die het taalintegratietraject volgt door de school waar de leerling
is ingeschreven.
§ 7. De leerkracht die het onderwijs in het taalintegratietraject verstrekt, wordt betrokken bij de beslissing over de
duur en intensiteit van het taalintegratietraject.
§ 8. Na het taalintegratietraject integreert de leerling zich desgevallend in de school van inschrijving waar hij de
reguliere onderwijsactiviteiten volgt.
§ 9. In afwijking van artikel 3, 22°, a), wordt het inrichten van een taalintegratietraject niet beschouwd als een
herstructurering.
§ 10. De leerlingen die een taalintegratietraject volgen, tellen alleen mee voor financiering of subsidiering in de
school waar ze zijn ingeschreven op de teldag.
]
HOOFDSTUK IV. - Leerlingen in het
basisonderwijs
Afdeling 1. -
Toelatingsvoorwaarden
Onderafdeling A. -
[Toelatingsvoorwaarden tot het kleuteronderwijs]
Art. 12.
[
§ 1. Om toegelaten
te worden
[tot]
het kleuteronderwijs moet een kind ten minste twee jaar en zes
maanden zijn.
§ 2. Voor het gewoon
kleuteronderwijs gelden voor kinderen tussen twee jaar en zes maanden en drie
jaar de volgende instapdata :
1° de eerste
schooldag na de zomervakantie;
2° de eerste
schooldag na de herfstvakantie;
3° de eerste
schooldag na de kerstvakantie;
4° de eerste
schooldag van februari;
5° de eerste schooldag
na de krokusvakantie;
6° de eerste schooldag
na de paasvakantie;
[7° de eerste schooldag na
hemelvaartsdag.]
]
[
Art. 12/1.
§ 1. In het gewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar nog één schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden.
[...]
[De klassenraad adviseert over de toelating tot het
kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Voor
[...]
leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is
[geen advies als vermeld in het eerste lid,]
vereist.
§ 2. In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden.
[...]
Het volgen van kleuteronderwijs kan daarna nog met één schooljaar verlengd worden.
[De klassenraad adviseert over de toelating tot het
kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Voor
[...]
leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is
[geen advies als vermeld in het eerste lid,]
vereist.
]
[Onderafdeling B. Toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs]
Art. 13.
[...]
[
Art. 13/1.
§ 1. Voor de toepassing van dit artikel worden vanaf het schooljaar 2020-2021 als voldoende aanwezig
beschouwd, de leerlingen die ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor
Nederlandstalig kleuteronderwijs en er 290 halve dagen daadwerkelijk aanwezig zijn. Halve dagen aanwezigheid in de
rijdende kleuterschool zoals bepaald in artikel 168 van dit decreet worden beschouwd als aanwezigheid in de erkende
school voor Nederlandstalig onderwijs waar de leerling ingeschreven is.
In afwijking van het eerste lid bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende
aanwezig te zijn, wanneer de school overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van
17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs
[en in
het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap]
, over een afwijkende
uurregeling beschikt.
§ 2. Om toegelaten te worden tot het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling
zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar. Als hij nog niet de leeftijd van zeven jaar heeft bereikt of zal
bereiken voor 1 januari van het lopende schooljaar, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarden van de groep
waartoe hij behoort:
1° voor leerlingen die voldoende aanwezig waren in het voorafgaande schooljaar:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het
gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst de mate waarin de leerling het
Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten;
b) bij ongunstig advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), wordt de leerling tot het gewoon lager onderwijs
toegelaten mits alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater te doorlopen. Dit kan een voltijds
traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt
hiervan de modaliteiten;
2° voor leerlingen die het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs maar niet voldoende aanwezig waren:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het
gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst in elk geval de mate waarin de
leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel
kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden;
b) bij ongunstige advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), een gunstige beslissing van de klassenraad van
de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate
waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten,
evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
Leerlingen met een ongunstig advies van de school voor kleuteronderwijs omwille van de beheersing van het
Nederlands kunnen enkel toegelaten worden tot het gewoon lager onderwijs mits deze leerlingen in het lager
onderwijs alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater doorlopen. Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij
voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten;
3° voor leerlingen die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar
de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het
Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere
overwegingen meegenomen worden.
De klassenraad lager onderwijs beslist eveneens of de leerling in het lager onderwijs toegelaten wordt tot hetzij het
reguliere traject, hetzij een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of het volwaardig alternatief.
Bij weigering van toelating tot het lager onderwijs beslist de klassenraad van de school voor kleuteronderwijs of
de leerling in het kleuteronderwijs het reguliere traject of een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of een
volwaardig alternatief volgt.
§ 3. Het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni.
De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag
van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september,
uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving.
[Indien de leerling
geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving, conform artikel 37/9 of artikel 37bis, §4, is de leerling in
afwachting van deze mededeling ingeschreven
[onder ontbindende voorwaarde]
. Bij overschrijding van de genoemde
termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten.]
[De inschrijving onder ontbindende voorwaarde wordt ontbonden de dag na de mededeling van de negatieve
beslissing van de klassenraad lager onderwijs aan de ouders.]
De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de
motivatie.
§ 4. Met uitzondering van de eerste zin van paragraaf 2 is dit artikel niet van toepassing op leerlingen die worden
ingeschreven in scholen voor Franstalig onderwijs in de randen taalgrensgemeenten die deel uitmaken van het
Nederlandse taalgebied.
[
§ 4/1. In afwijking van paragraaf 2 hoeft er bij de adviezen en beslissingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°,
a) en b), 2°, a) en b), en 3°, voor een leerling die doof of slechthorend is als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5,
en die ingeschreven is in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of voor een leerling die speciale
onderwijsmiddelen in de vorm van tolken ter beschikking krijgt als vermeld in artikel 91, § 1 en § 2, geen advies te
worden gegeven over de beheersing van het Nederlands en is er geen verplichting voor de klassenraad om een
taalintegratietraject op te leggen.
]
§ 5. Om toegelaten te worden tot het buitengewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een
leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar.
]
Art. 14.
[...]
[
Art. 14/0.
[In afwijking van
artikel 13/1, § 2 tot en met § 5, kan een leerling die de leeftijd van 6 jaar voor 1 januari van het lopende schooljaar niet
bereikt heeft,]
tot het lager onderwijs toegelaten worden onder de volgende
voorwaarden:
1° in het gewoon onderwijs:
[op verzoek
van de ouders of op initiatief van de school, na toelating conform
[artikel 13/1, § 2, eerste
lid, 2°, § 3 en § 4/1]
]
, indien het een leerling betreft die het
voorgaande schooljaar ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig
kleuteronderwijs, of
[
[artikel 13/1, § 2, eerste
lid, 3°, § 3 en § 4/1]
]
, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar niet
ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor
[Nederlandstalig]
kleuteronderwijs. Na kennisneming van
en toelichting bij het advies van
[de klassenraad kleuteronderwijs of de
beslissing van de klassenraad lager onderwijs]
nemen de ouders daaromtrent een beslissing;
2°
[in het buitengewoon basisonderwijs op verzoek van de ouders of op initiatief van de school:
a) voor leerlingen die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs:
1) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het
buitengewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft;
2) bij een ongunstig advies van de klassenraad als vermeld in punt 1), een gunstige beslissing van de klassenraad
van de school waar de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen;
b) voor leerlingen die in het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap
erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar
de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen;
c) het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni. De
beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag
van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september,
uiterlijk tien schooldagen na die inschrijving. Als de leerling geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving
conform artikel 37bis, § 4, is de leerling in afwachting van die mededeling ingeschreven onder ontbindende
voorwaarde. Bij overschrijding van de voormelde termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten. De inschrijving
onder ontbindende voorwaarde wordt ontbonden de dag na de mededeling van de negatieve beslissing van de
klassenraad lager onderwijs aan de ouders.
]
]
[
Art. 14/1.
§ 1.
[Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs behaald heeft, kan geen lager onderwijs meer volgen, tenzij
na gunstig advies door de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft
gevolgd. De klassenraad geeft het advies op vraag van de ouders. De klassenraad geeft de ouders toelichting bij het
advies. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een
beslissing.
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
gewoon lager onderwijs wil volgen.
]
§ 2.
[
[In het gewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar,
nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling het
voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op eigen
initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een
beslissing.]
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
gewoon lager onderwijs wil volgen.
]
§ 3.
[
[In het buitengewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende
schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na advies van de klassenraad van de school waar de leerling
het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op
eigen initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent
een beslissing.]
Als een leerling het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende
school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het
buitengewoon lager onderwijs wil volgen.
]
[
[
Op basis van het cyclisch proces van handelingsplanmatig werken geeft de school
voor buitengewoon basisonderwijs, in samenspraak met de ouders, jaarlijks aan
het CLB door voor welke leerlingen een evaluatie aangewezen is van de inschrijving
van een leerling in de school voor buitengewoon basisonderwijs. Ouders kunnen
de evaluatie ook rechtstreeks aan het CLB vragen. De evaluatie gebeurt door het
CLB op basis van een handelingsgericht diagnostisch traject samen met de leerling
tenzij dat niet mogelijk is, de ouders en de school, waarbij samen wordt bekeken
of de leerling kan terugkeren naar het gewoon basisonderwijs binnen het gemeenschappelijke curriculum, of om een individueel aangepast curriculum te volgen.
Als ouders beslissen voor een leerling om terug te keren naar het gewoon
basisonderwijs, ondersteunen de school voor buitengewoon basisonderwijs en het
CLB de ouders bij het vinden van en bij de overstap naar een school voor gewoon
basisonderwijs waar de leerling wordt ingeschreven in geval van een GC-verslag,
of onder ontbindende voorwaarde wordt ingeschreven in geval van een IAC-verslag
met het oog op de afweging van redelijke aanpassingen.
]
]
§ 4. Een leerling die 15 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar kan niet meer toegelaten worden tot het lager onderwijs.
]
Onderafdeling
[C.
[Voorwaarden voor de toelating tot een individueel aangepast
curriculum in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs]
]
Art. 15.
[
§ 1. Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in
[artikel 12, §1,12/1, §2, 13/1, §5, 14/0, 2°, en 14/1, §1, §3, §4]
is voor de toelating van een leerling tot het buitengewoon onderwijs, met uitzondering voor de toelating tot type 5,
[of voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon basisonderwijs, het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van]
een
[IAC-verslag]
van een CLB vereist, opgesteld met inachtname van
[artikel 7 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]
, waaruit blijkt :
1° dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is;
2° dat met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid, de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn;
3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap;
4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133;
5° welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°.
Voor de toelating van een leerling tot het type 5, als vermeld in artikel 10, § 1, 5°, is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende
[arts]
van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële setting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet inhouden.
§ 2. Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon onderwijs moet in afwijking van § 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van § 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot 8°, met uitzondering van 5°.
[Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en met een individueel aangepast curriculum wil starten in het gewoon onderwijs moet in afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van paragraaf 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2°, 4°, 6° of 7°. ]
§ 3.
[Het
[IAC-verslag]
bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. De regering bepaalt wat het attest moet inhouden. Het protocol ter verantwoording bevat de verantwoording van de elementen vermeld in paragraaf 1, 1° tot 5°, en, in voorkomend geval, in paragraaf 2.]
[Bij de opmaak van een IAC-verslag informeert het CLB de ouders en de leerling actief over het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een IAC-verslag.]
§ 4. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van het type waarnaar hij in het
[IAC-verslag]
georiënteerd wordt, met uitzondering van type 5.
§ 5.
[Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 met een inschrijvingsverslag ingeschreven waren in een school voor buitengewoon
[...]
onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of bij overgang van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs
[...]
.]
§ 6.
[Als niet meer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1,
eerste lid, 2°, heft het CLB het IAC-verslag op.
Als voor een leerling die beschikt over een IAC-verslag, een GC-verslag
wordt opgemaakt, vervalt het IAC-verslag.
Als een CLB voor een leerling met een IAC-verslag een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag opmaakt met het oog op de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, vervalt het IAC-verslag dat de leerling
had in het basisonderwijs.
]
§ 7. Bij onenigheid tussen ouders, school en CLB over het afleveren van het
[IAC-verslag]
kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie.
De regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie.
]
[
§ 8.
[Als een leerling, die met toepassing van paragraaf 5 nog beschikt over
een inschrijvingsverslag, overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar
het gewoon basisonderwijs, heft het CLB het inschrijvingsverslag op of maakt
het naargelang de situatie van de leerling een GC-verslag of een IAC-verslag
op.
Als een leerling met een IAC-verslag overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs, heft het CLB, naargelang de
situatie, het IAC-verslag op, maakt een GC-verslag op of past het bestaande
IAC-verslag aan. Aanpassingen aan IAC-verslagen kunnen gebeuren met een
addendum, voorzien van de datum van opmaak.
]
§ 9.
[Leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon basisonderwijs komen in
aanmerking voor leersteun vanuit het leersteunmodel.]
§10. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 5°, kan voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie een handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis waarvoor een aanbod in type 3 nodig is, eenmalig een voorlopig
[IAC-verslag]
type 3 opgemaakt worden door het CLB, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden betreffende diagnostiek, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°. Dit voorlopig verslag voldoet aan alle vereisten zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 4°.
De opmaak van een voorlopig
[IAC-verslag]
leidt tot de inschrijving van de leerling in een school voor buitengewoon onderwijs type 3. In geval van onenigheid kunnen ouders een beroep doen op de Vlaamse Bemiddelingscommissie, vermeld in paragraaf 7.
Een voorlopig verslag is geldig gedurende het lopende schooljaar. Als de diagnose, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, nog niet beschikbaar is bij de start van het daaropvolgende schooljaar, kan het CLB het voorlopig
[IAC-verslag]
uitzonderlijk met maximaal een schooljaar verlengen.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig
[IAC-verslag]
opgeheven en wordt er een verslag opgesteld dat voldoet aan alle voorwaarden zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 5°.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject niet leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig
[IAC-verslag]
opgeheven door het betrokken CLB. Tenzij de ouders beslissen tot een inschrijving in een school voor gewoon onderwijs, behoudt de leerling het recht om in de school type 3 ingeschreven te blijven tot het einde van het lopende schooljaar.
]
[
§11. Leerlingen die beschikken over een verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of tot het buitengewoon
onderwijs dat is opgemaakt voor 1 september 2023, worden beschouwd als
leerlingen met een IAC-verslag.
]
Onderafdeling
[D.
[Bijkomende voorwaarden om in het gewoon basisonderwijs in
aanmerking te komen voor leersteun vanuit het leersteunmodel]
]
Art. 16.
[
[
§ 1.
[Om als school voor gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor
leersteun vanuit het leersteunmodel is voor regelmatige leerlingen het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van een
GC-verslag door een CLB vereist, tenzij ze al beschikken over een IAC-verslag.
In dat GC-verslag wordt:
1° gemotiveerd dat met toepassing van de principes, vermeld in artikel 8,
tweede lid, de fasen van brede basiszorg en verhoogde zorg werden doorlopen en dat het inzetten van de ondersteuning, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende geacht
wordt om de leerling het gemeenschappelijke curriculum te laten volgen;
2° de specifieke deskundigheid omschreven die vereist is vanuit een of meer
van de types, vermeld in artikel 10, §1, eerste lid, 1° tot en met 4°, en 6°
tot en met 8°.
In afwijking van het eerste lid kan een CLB een GC-verslag opmaken op
basis van een handelingsgericht advies indien het door het CLB reeds doorlopen traject met de school, de leerling en de ouders voldoende informatie biedt.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud en modaliteiten van het
GC-verslag.
]
]
§ 2.
[Het GC-verslag wordt geregistreerd in het multidisciplinair dossier van de
leerling.]
§ 3.
[Bij wijziging van het onderwijsniveau of het type, vermeld in paragraaf 1, 2°, wordt een nieuw gemotiveerd verslag opgesteld. De overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs wordt in dit verband niet beschouwd als een wijziging van onderwijsniveau.
[...]
]
[§ 4.
[Als niet meer voldaan is aan de criteria, vermeld in paragraaf 1, eerste
lid, 1° of 2°, heft het CLB het GC-verslag op. Als een CLB voor een leerling met
een GC-verslag, een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag opmaakt met het
oog op een overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs,
vervalt het GC-verslag dat de leerling had in het basisonderwijs.]
]
]
[§ 5.
[Leerlingen die beschikken over een gemotiveerd verslag dat is opgemaakt voor 1 september 2023, worden beschouwd als leerlingen met een
GC-verslag.]
]
[Onderafdeling D/1. Bijzondere regeling over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
Art. 17.
[
Voor de leerlingen ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal die niet in afdoende
mate de eindtermen voor de Vlaamse Gebarentaal en dovencultuur, vermeld in artikel 44, § 8, eerste lid, kunnen
bereiken, kan de klassenraad beslissen om de inschrijving in de taalafdeling om te zetten in een inschrijving buiten de
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. De voormelde beslissing wordt genomen na instemming van de
ouders.
]
Art. 18 en art. 19.
[
...
]
Onderafdeling E. - Regelmatige
leerling
Art. 20.
[
§ 1. Een regelmatige leerling
is een leerling die :
1° voldoet aan de
toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in
[de artikelen 12, 12/1,
[13/1, 14/0]
, 14/1, 15 of 16]
;
2° slechts in één school is
ingeschreven.
§ 2.
[Leerplichtigen
[of leerlingen die
niet leerplichtig zijn, maar ingeschreven zijn in het lager onderwijs]
zijn een regelmatige leerling als ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en
aan al de volgende voorwaarden:
1° als ze in het lager onderwijs zitten, of als zes- en zevenjarige in het kleuteronderwijs zitten met toepassing van
artikel 12/1, zijn ze altijd aanwezig, behalve bij gewettigde afwezigheid;
2° als ze als vijfjarige in het kleuteronderwijs zitten zijn ze voldoende aanwezig conform artikel 26;
3° deelnemen aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd,
behoudens vrijstelling bedoeld in artikel 29. Deelnemen aan het taalbad of een ander taalintegratietraject wordt
beschouwd als een onderwijsactiviteit die voor de leerlingengroep of de leerling wordt georganiseerd.
]
§ 3.
[Leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs. In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs]
[
Leerlingen met een IAC-verslag die ingeschreven zijn in het gewoon basisonderwijs, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor buitengewoon basisonderwijs.
In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg
met het CLB werken de scholen samen aan de vormgeving van het onderwijstraject van de leerling. De inzet van omkadering vanuit het leersteunmodel in
de school voor buitengewoon onderwijs is daarbij niet mogelijk.
De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling.
]
[
§4. In afwijking van paragraaf 3, eerste lid, kunnen leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5,
voltijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs
voor een periode van maximaal twee schooljaren, met het oog op een overstap naar het gewoon onderwijs. In overleg met de ouders, met betrokkenheid
van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs. De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de
lesbijwoning van de leerling.
Na een periode van twee schooljaren heeft de leerling met een IAC-verslag in afwijking van artikel 37/11, §2, en 37/48, §2, een onverkort recht op
inschrijving in de school voor gewoon onderwijs. Als de ouders en de leerling
beslissen om de overstap te maken naar het gewoon onderwijs, overleggen de
school voor gewoon onderwijs, de school voor buitengewoon onderwijs, het
CLB en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, met het leersteuncentrum over de overname van de ondersteuning
]
]
Art. 21.
[
Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van het moment van de inschrijving en de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
[Om de leerlingen uniek te kunnen identificeren bij de registratie van de inschrijving in de administratieve
toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en
Vorming, registreert een school de volgende gegevens van de leerling als die beschikbaar zijn:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer of rijksregisternummer.
]
[De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens,
vermeld in het eerste lid. De maximale bewaartermijnen voor gegevens als vermeld in het eerste lid die worden
bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, worden vastgelegd in
beheersregels als vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Bij het bepalen van die
bewaartermijnen wordt rekening gehouden met het kunnen garanderen van een vlot schooltraject.]
Als de leerling in kwestie al was ingeschreven in een school, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, deze inschrijving automatisch als schoolverandering aan de vorige school, met vermelding van de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
Bij een inschrijving voor het volgende schooljaar, die plaatsvindt voor 1 juli van het voorafgaande schooljaar, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, de schoolverandering aan de oude school op 1 juli.
Een leerling kan uitgeschreven worden op basis van een melding van schoolverandering van de leerling in kwestie door de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Als de voorziene start van de lesbijwoning niet gepland wordt op de eerste schooldag van september, blijft de leerling tot die datum ingeschreven in de oude school.
]
Art. 22.
§ 1. De regering
regelt de controle op de inschrijvingen, ze bepaalt op welke wijze dubbele
inschrijvingen geregulariseerd worden, ze regelt de controle op de leerplicht
en op het geregeld schoolbezoek van de leerplichtigen en bepaalt in welke
gevallen afwezigheid gewettigd is.
[De regering neemt
maatregelen om de kleuterparticipatie te stimuleren en kan met dat doel
gegevens met betrekking tot niet-ingeschreven kleuters uitwisselen met door de
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die het
welzijn van kinderen beogen en met de gemeenten en de Vlaamse
Gemeenschapscommissie.]
§ 2. De directie is
verplicht medewerking te verlenen aan de controle op de inschrijvingen en het
geregeld schoolbezoek.
[§ 3.
[...]
]
Art. 23.
[
In afwijking van artikel 20, § 1, 2°, worden de leerlingen die onderwijs volgen in een school van type 5
beschouwd als regelmatige leerling in de school waar ze zijn ingeschreven. Deze school heeft daardoor de verplichting
alle medewerking te verlenen bij het onderwijs dat aan haar leerling verstrekt wordt.
Een leerling is daarenboven een regelmatige leerling:
1° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een ziekenhuis, voor de dagen dat hij ten minste één lestijd
onderwijs krijgt;
2° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een preventorium als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld
in artikel 20, § 1, 1°, en § 2.
Voor de vestigingsplaats van de type 5-school bij een residentiële setting bepaalt de regering per categorie aan
welke voorwaarden de leerling moet voldoen om een regelmatige leerling te zijn.
]
Art. 24.
[...]
Afdeling 2. - Rechten en plichten van leerlingen en
ouders
Onderafdeling A. - Vrije keuze, leerplicht
en de inschrijving
Art. 25.
§ 1. Ouders kunnen
hun kinderen onderwijs laten volgen in een school of ze kunnen kiezen voor
huisonderwijs.
Ouders hebben bovendien de vrije
keuze tussen officieel onderwijs en vrij onderwijs.
Dit betekent dat de Gemeenschap verplicht is :
1° op verzoek van ouders die officieel onderwijs in een school
zoals bedoeld in
[artikel 97]
wensen en dat binnen een afstand van vier
kilometer niet vinden, hetzij een officiële school zoals bedoeld in
[artikel 97]
in de financierings- of subsidiëringsregeling op te nemen,
hetzij tussen te komen in de kosten van het vervoer naar dergelijke
officiële school;
2° op verzoek van
ouders die vrij onderwijs gebaseerd op een erkende godsdienst of vrij onderwijs
gebaseerd op een erkende levensbeschouwing wensen en dat binnen een afstand van
vier kilometer niet vinden hetzij dergelijke vrije school in de
subsidiëringsregeling op te nemen, hetzij tussen te komen in de kosten van
het vervoer naar dergelijke vrije school.
[
§ 1bis. De tussenkomst in de
kosten van het vervoer bedoeld in § 1, 1° en 2°, bedraagt voor het
gesubsidieerd onderwijs per schooljaar 75 % van de kostprijs van een treinkaart
van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. De Vlaamse Regering
stelt de nadere uitvoeringsregels met betrekking tot de toekenning en de
uitbetaling van deze tussenkomst vast.
Het
Gemeenschapsonderwijs neemt de tussenkomst in de kosten van het vervoer bedoeld
in § 1, 1°, ten laste van haar
werkingsmiddelen.
]
§ 2. Opdat de
Gemeenschap de in § 1, 1° en 2° bedoelde verplichting om een
officiële of een vrije school in de financierings- of
subsidiëringsregeling op te nemen, op zich moet nemen, zijn er ten minste
ouders van zestien leerlingen nodig.
§ 3. Het Vlaams
Parlement kan de afstandsregeling bedoeld in § 1, 1° en 2°
vervangen door regio's of subregio's, door het Vlaams Parlement vastgesteld,
waarbinnen de verplichtingen betreffende de vrije keuze moeten worden
nagekomen.
[
Art. 25bis.
[...]
]
Art. 26.
§ 1. Ouders zijn
verplicht ervoor te zorgen dat hun leerplichtig kind daadwerkelijk onderwijs
volgt, dit wil zeggen ingeschreven is in een school en er regelmatig aanwezig
is, of huisonderwijs volgt.
[Voor
leerlingen in het kleuteronderwijs die vijf jaar worden voor 1 januari van het schooljaar is er een leerplicht ten belope
van 290 halve dagen aanwezigheid per schooljaar. Voor de berekening van dat aantal halve dagen aanwezigheid in
functie van de leerplicht en de regelmatigheid van de leerling kunnen de afwezigheden die door de directie als
aanvaardbaar geacht worden meegerekend worden. Voor scholen die overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de
Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs
[en in het deeltijds onderwijs
georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap]
, over een afwijkende uurregeling beschikken bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht
wordt voldoende aanwezig te zijn.
Voor zes-en zevenjarigen in het kleuteronderwijs, in toepassing van artikel 12/1, en voor leerlingen in het lager
onderwijs is de leerplicht voltijds.
]
Voor de
leerplichtige van vreemde nationaliteit geldt dit vanaf de zestigste dag na de
inschrijving in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister zoals bepaald
in artikel 1, § 7 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
§ 2. Indien het
kind in de onmogelijkheid verkeert om onderwijs te volgen, kan de
[onderwijsinspectie]
, op
vraag van de ouders, beslissen tot een tijdelijke of permanente vrijstelling
van de leerplicht.
§ 3.
[Inbreuken op de regelgeving met betrekking tot de leerplicht worden gesanctioneerd conform artikel 5 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.]
[
Art. 26bis.
Ouders die opteren voor
huisonderwijs zoals voorzien in artikel 25, § 1, verbinden zich ertoe
onderwijs te verstrekken of te laten verstrekken dat beantwoordt aan volgende
minimumeisen :
1° het onderwijs is gericht op de
ontplooiing van de volledige persoonlijkheid en de talenten van het kind en op
de voorbereiding van het kind op een actief leven als volwassene;
2° het onderwijs bevordert het respect voor de
grondrechten van de mens en voor de culturele waarden van het kind zelf en van
anderen.
]
[
Art. 26bis/l.
§ 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs moeten uiterlijk op de derde schooldag van het schooljaar waarin de leerplichtige huisonderwijs volgt, een verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs, indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De informatie over het huisonderwijs moet minstens de volgende elementen bevatten :
1° de persoonsgegevens van de ouders en de leerplichtige die het huisonderwijs volgt;
2° de gegevens van wie het huisonderwijs zal geven, met inbegrip van het opleidingsniveau van de lesgever(s) van het huisonderwijs;
3° de taal waarin het huisonderwijs zal worden verstrekt;
4° de periode wanneer het huisonderwijs zal plaatsvinden;
5° de onderwijsdoelen die met het huisonderwijs zullen worden nagestreefd;
6° de afstemming van het huisonderwijs op de leerbehoeften van de leerplichtige;
7° en, de bronnen en leermiddelen die zullen worden gebruikt voor het huisonderwijs.
[In het geval dat voor twee of meerdere leerplichtige kinderen gezamenlijk huisonderwijs wordt georganiseerd en de plaats waar dit huisonderwijs wordt georganiseerd verschilt van het adres waar de kinderen gedomicilieerd zijn, dan kan voor deze leerplichtige kinderen één gezamenlijke verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ingediend worden door de organisator van het huisonderwijs. De bijhorende informatie over het huisonderwijs moet naast de elementen vermeld in het tweede lid ook het adres bevatten waarop het huisonderwijs effectief wordt verstrekt.]
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zullen hiertoe een document ter beschikking stellen.
In afwijking van het eerste lid dienen ouders die hun leerplichtige kinderen inschrijven in één van volgende scholen, geen verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie in te dienen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
§ 2. In afwijking van de termijn, vermeld in paragraaf 1, kunnen de ouders van volgende leerplichtigen steeds een verklaring van huisonderwijs en bijhorende informatie over het huisonderwijs indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap :
1° leerplichtigen die zich in de loop van een schooljaar domiciliëren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
2° leerplichtigen die in de loop van een schooljaar naar het buitenland gaan, maar gedomicilieerd blijven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
3° leerplichtigen die begeleid worden door een centrum voor leerlingenbegeleiding en indien dat centrum voor leerlingenbegeleiding na de nodige informatie door de ouders, geen gemotiveerd bezwaar indient tegen het starten met huisonderwijs, binnen de tien werkdagen nadat het betrokken centrum voor leerlingenbegeleiding op de hoogte werd gesteld van de verklaring.
]
[
Art. 26bis/2.
§ 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs zijn verplicht de leerplichtige in te schrijven bij de examencommissie met het oog op het verkrijgen van een getuigschrift Basisonderwijs als vermeld in artikel 56, uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige elf jaar is geworden voor 1 januari
[
[...]
]
.
Als de leerplichtige zich niet tijdig aandient bij de examencommissie of na maximaal twee pogingen en uiterlijk in het schooljaar waarin hij of zij dertien jaar is geworden voor 1 januari het getuigschrift Basisonderwijs niet verkrijgt, moeten de ouders de leerplichtige inschrijven, hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 moeten ouders van de volgende leerplichtigen, de leerplichtige niet inschrijven bij de examencommissie :
1° leerplichtigen aan wie een centrum voor leerlingenbegeleiding uitdrukkelijk een vrijstelling geeft voor het examen, vermeld in paragraaf 1;
2° indien de leerplichtige in het bezit is van een individuele gelijkwaardigheidsbeslissing met minstens het niveau van het basisonderwijs;
3° leerplichtigen die ingeschreven zijn in één van volgende scholen :
a) Europese scholen;
b) internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
c) internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
d) scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]
.
]
[
Art. 26ter.
§ 1. De onderwijsinspectie is
bevoegd om te controleren of het verstrekte huisonderwijs beantwoordt aan de
doelstellingen omschreven in artikel 26bis.
§ 2. De ouders zijn verplicht hun
medewerking te verlenen aan de controle op het
huisonderwijs.
[§ 2bis. De onderwijsinspectie controleert de deelname aan systematische contacten en de medewerking aan profylactische maatregelen zoals vermeld artikel 6, § 4, van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]
§ 3. Wanneer de controle van de
onderwijsinspectie niet aanvaard wordt of wanneer de onderwijsinspectie bij
twee opeenvolgende controles vaststelt dat het verstrekte onderwijs kennelijk
niet beantwoordt aan de in artikel 26bis bedoelde doelstellingen, schrijven de
ouders de leerling in
[hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
]
[
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland
[, waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt.]
]
[Het
hervatten van huisonderwijs om aan de leerplicht voor de betrokken leerling te
voldoen, kan uitsluitend mits de onderwijsinspectie voorafgaandelijk
toestemming verleent. Die toestemming wordt verleend als de onderwijsinspectie
oordeelt, op basis van elementen aangereikt door de ouders, dat de
tekortkomingen die bij de controle destijds aanleiding hebben gegeven tot
beëindiging van het huisonderwijs, zijn of worden weggewerkt. De regering
legt de aanvraagprocedure voor de ouders
vast.]
]
[
Art. 26quater.
De Vlaamse regering bepaalt de
formele voorwaarden die moeten vervuld worden bij het organiseren van
huisonderwijs.
]
[
Art. 26quater/1.
De artikelen 26bis tot en met 26quater zijn niet van toepassing op het huisonderwijs
[
[als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder in bepaalde gemeenschapsinstellingen voor observatie en opvoeding en in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra, ressorterend onder de bijzondere jeugdbijstand aan de leerplicht kan worden voldaan]
[, vermeld in artikel 3, 24°, tweede streepje]
]
.
]
Art. 27.
[
In de door de
gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basis-, kleuter- of lagere scholen
kan geen direct of indirect inschrijvingsgeld worden gevraagd. Evenmin kunnen
er bijdragen worden gevraagd voor kosten die gemaakt worden om een eindterm te
realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven.
De lijst met materialen die bij gebruik kosteloos ter beschikking
dienen gesteld te worden om de eindtermen te realiseren of de
ontwikkelingsdoelen na te streven, vormt een bijlage 1 bij dit
decreet.
]
[
Art. 27bis.
§ 1. Het schoolbestuur kan aan
de ouders een bijdrage vragen voor :
1° activiteiten die
niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de eindtermen of het nastreven
van de ontwikkelingsdoelen;
2° verplichte materialen die
niet begrepen zitten onder artikel 27 en waarvan de ouders het te besteden
bedrag niet zelf kunnen bepalen;
3° meerdaagse extra-muros
activiteiten.
§ 2.
[Voor de berekening van het maximumbedrag van de bijdrage, vermeld in § 1, 1° en 2°, wordt vanaf 1 september 2015 uitgegaan van de volgende basisbedragen per schooljaar:
- voor het kleuteronderwijs: 40 euro;
- voor het lager onderwijs: 80 euro.
Deze basisbedragen zijn per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint volgens de volgende formule:
Nx = basisbedrag (Cx/100,60);
waarbij:
Nx gelijk is aan het geïndexeerde bedrag voor schooljaar x-y;
Cx de gezondheidsindex is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar begint;
100,6 de gezondheidsindex is van de maand januari 2014.
Hierbij wordt Nx afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van vijf.
]
§ 3. In afwijking van § 1,
2°, kan het schoolbestuur beslissen om de bijdrage die aan de ouders
gevraagd wordt voor verplichte kledij die omwille van een sociale finaliteit
aangeboden wordt, niet op te nemen in de maximumfactuur. Deze afwijking is
enkel mogelijk mits schriftelijk advies van de schoolraad.
§ 4.
[Voor de
berekening van het maximumbedrag van de bijdrage in § 1, 3°, wordt
vanaf 1 januari 2012 uitgegaan van het volgende basisbedrag voor het lager
onderwijs : 360 euro.
Dit
bedrag is per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de
maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint
volgens de volgende formule
:
Nx =
360(Cx/107,85);
waarbij
:
Nx gelijk is aan het
geïndexeerde bedrag voor schooljaar
x-y;
Cx de gezondheidsindex
is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar
begint;
107,85 de
gezondheidsindex is van de maand januari
2008.
Hierbij wordt Nx
afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van
vijf.
Voor het
kleuteronderwijs mag er geen bijdrage gevraagd worden voor meerdaagse
extra-murosactiviteiten.
]
Art. 27ter.
§ 1. De kosten die niet vervat
zitten in artikel 27bis, § 1, zijn niet onderworpen aan de maximumfactuur.
Deze kosten worden kenbaar gemaakt in de bijdrageregeling. De gevraagde
kostprijs moet steeds in verhouding zijn tot de geleverde
prestatie.
§ 2. Na overleg binnen de
schoolraad legt het schoolbestuur de lijst vast van bijdragen die aan de ouders
kunnen worden gevraagd, zoals bepaald in artikel 27bis en § 1 van dit
artikel evenals de afwijkingen die op deze bijdrageregeling worden
toegekend.
[ Deze bijdragen kunnen niet in
één keer aan de ouders gevraagd worden, maar enkel gespreid over
minstens drie keer gedurende het
schooljaar.]
§ 3. Vragen in verband met de
toepassing van de beginselen vermeld in de artikelen 27, 27bis en 27ter en
klachten in verband met inbreuken op deze beginselen kunnen door iedere
belanghebbende ingediend worden bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur
[...]
.
Art. 27quater.
[...]
]
Art. 28.
[
§ 1. Bij de
[...]
inschrijving van hun kind informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk
over onder meer :
1° de juridische aard en de samenstelling
van hun schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de
school;
3° de organisatie van de
schooluren;
4° de voor- en naschoolse opvang indien daarin
voorzien is;
5° het leerlingenvervoer indien daarin
voorzien is;
6°
[in voorkomend geval dat voor de school een aanvraag tot voorlopige erkenning bij de bevoegde overheid is ingediend of een voorlopige erkenning voor één schooljaar van de bevoegde overheid is verkregen;
Het schoolbestuur informeert de ouders onmiddellijk tijdens het schooljaar van voorlopige erkenning over de beslissing van de bevoegde overheid over de erkenning.
]
7° het
begeleidend CLB;
[8° de samenstelling van de
scholengemeenschap indien de school behoort tot een
scholengemeenschap;]
[9° de samenstelling van de
schoolraad.]
§ 2. In afwijking van § 1
informeert het schoolbestuur van een
[type 5-school]
, bij de
[...]
inschrijving, de ouders schriftelijk over onder meer :
1°
de wijze waarop ouders overleg kunnen plegen met de directie van de school en
contact kunnen opnemen met de voorzitter van het
schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de
school;
3° het begeleidend CLB.
]
Art. 29.
[Bij elke
inschrijving]
van hun
[...]
kind in het officieel lager onderwijs
bepalen de ouders, bij ondertekende verklaring, of hun kind een cursus in
één der erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele
zedenleer volgt.
[Die keuze kunnen ze uiterlijk op 30 juni van het lopende schooljaar wijzigen voor het volgende schooljaar.]
Ouders die op basis van hun religieuze
of morele overtuiging bezwaren hebben tegen het volgen van één
van de aangeboden cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer bekomen
op aanvraag een vrijstelling.
De regering legt
het model van de ondertekende verklaring en de procedure tot het bekomen van de
vrijstelling vast en bepaalt op welke wijze de lestijden waarvoor men is
vrijgesteld moeten ingevuld worden.
[De lestijden waarvoor men is vrijgesteld
mogen niet worden ingevuld met activiteiten die betrekking hebben op andere
leergebieden.]
[De leerplichtige leerling in het officieel kleuteronderwijs kan voor het onderricht in een van de erkende
godsdiensten of de niet-confessionele zedenleer lessen bijwonen in de lagere school die zijn ouders daarvoor kiezen.]
Art. 30.
[
...
]
Art. 31.
[§1.]
[Bij verandering van school door een leerling
[draagt de oude school de leerlingengegevens over aan de nieuwe school, onder de volgende voorwaarden]
:]
[
1°
[ de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan, meer bepaald de essentiële
gegevens die de studieresultaten en de studievoortgang van de leerling bevorderen, monitoren, evalueren en
attesteren;]
2° de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft;
3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien;
[4°
[de vorige school van inschrijving brengt de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag
of GC-verslag. Het CLB dat verbonden is aan de vorige school van inschrijving brengt het CLB dat verbonden is met de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag
of GC-verslag. In het belang van de optimale begeleiding van de betrokken leerling en de organisatie van de school kunnen ouders zich tegen die
overdrachten niet verzetten;]
]
[5° het schoolbestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de
verwerkingen van de persoonsgegevens voor de looptijd dat deze bewaard dienen te worden;]
[6°
[ het centrumbestuur van het CLB dat het IAC-verslag of het GC-verslag,
vermeld in punt 4°, heeft opgesteld, is verantwoordelijke voor de verwerking door of ter voorbereiding van het IAC-verslag of GC-verslag. Het centrumbestuur van het overnemende CLB is verwerkingsverantwoordelijke
voor de verwerking na de ontvangst van het IAC-verslag of GC-verslag.]
]
Gegevens die betrekking hebben op schending van leefregels door de leerling zijn echter nooit tussen scholen overdraagbaar.
]
[De Vlaamse Regering kan de regels bepalen omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en
procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking.]
[§ 2. Paragraaf 1 is, met uitzondering van het eerste lid, 4°, ook van toepassing bij schoolverandering van basisonderwijs naar secundair onderwijs.]
Onderafdeling B. -
[Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van leerlingen]
Art. 32.
[
§ 1. Een preventieve schorsing is een uitzonderlijke maatregel die de directeur of zijn afgevaardigde voor een
[...]
leerling in het lager onderwijs kan hanteren als bewarende maatregel om de leefregels te handhaven en om te kunnen nagaan of een tuchtsanctie aangewezen is. De leerling mag gedurende maximaal vijf opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De directeur of zijn afgevaardigde kan, mits motivering aan de ouders, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal vijf opeenvolgende schooldagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De preventieve schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en de school stelt de ouders in kennis van de preventieve schorsing. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
§ 2. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een
[...]
leerling in het lager onderwijs tijdelijk uitsluiten. Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling gedurende minimaal één schooldag en maximaal vijftien opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet mag volgen. Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
[
...
]
§ 3. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een
[...]
leerling in het lager onderwijs definitief uitsluiten. Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling wordt uitgeschreven op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk één maand, vakantieperioden tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen, na de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 33, 5°. In afwachting van een inschrijving in een andere school mag de gesanctioneerde leerling de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
Tegen deze beslissing is beroep mogelijk zoals voorzien in artikel 37/4.
]
Art. 33.
[
Tijdelijke en definitieve uitsluitingen kunnen alleen uitgevoerd worden na een procedure die de rechten van verdediging waarborgt en waarin de volgende principes gerespecteerd worden :
1° het voorafgaandelijke advies van de klassenraad moet worden ingewonnen. In geval van een definitieve uitsluiting moet de klassenraad uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van het CLB die een adviserende stem heeft;
2° de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht;
3° de ouders en de leerling hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling, met inbegrip van het advies van de klassenraad, en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon;
4° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;
5° de genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de ouders van de betrokken leerling. De school verwijst in de kennisgeving naar de mogelijkheid tot het instellen van het beroep en neemt de bepalingen uit het schoolreglement die hier betrekking op hebben, op in die kennisgeving.
]
[Onderafdeling B/1. Principieel verbod op afzondering en fixatie]
[
Art. 33/1.
§1. Het gebruik van afzondering en fixatie door de school is verboden,
behalve onder de in artikel 33/2 en 33/3 omschreven voorwaarden.
Afzondering of fixatie als sanctie, straf of collectieve maatregel zijn te allen
tijde verboden.
§2. Als een school inschat dat er een reële kans bestaat dat een maatregel inzake
afzondering of fixatie genomen moet worden of als de school reeds eerder een
maatregel inzake afzondering of fixatie heeft moeten nemen, ontwikkelt de school
binnen haar beleid op leerlingenbegeleiding een procedure ter bescherming van de
betrokken leerling of de groep van de betrokken leerlingen. Daarbij ligt de focus
op de preventie van afzondering en/of fixatie en voor de afbouw ervan. Deze procedure omvat minstens:
1° de preventieve interventies en alternatieven om afzondering en fixatie te vermijden;
2° de wijze waarop de ouders zullen worden gecontacteerd als een maatregel
inzake afzondering of fixatie genomen wordt;
3° algemene afspraken met betrekking tot de nabespreking.
De school betrekt de leerlingen, het personeel en hun ouders om het beleid,
vermeld in het eerste lid, te ontwikkelen.
§3. Binnen het beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de
afbouw ervan wordt bepaald welke preventieve interventies en alternatieven kunnen worden ingezet om in de toekomst afzondering en fixatie te vermijden.
]
[
Art. 33/2.
§1. Afzondering of fixatie om de veiligheid te herstellen bij acuut en
ernstig gevaar voor de leerling of anderen is enkel mogelijk onder de volgende
voorwaarden:
1° de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel als preventieve interventies
en alternatieven niet of niet langer volstaan;
2° de maatregel duurt zo kort mogelijk en stopt als het gevaar niet langer ernstig
en acuut is;
3° de toepassing van afzondering of fixatie gebeurt enkel op maat van en zo veel
mogelijk in afstemming met de leerling en de situatie;
4° tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder
ingrijpende alternatieven;
5° mechanische fixatie bij leerlingen, jonger dan 12 jaar, is verboden;
6° het gelijktijdig toepassen van afzondering en fixatie wordt vermeden;
7° het personeel van de school heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met
de leerling met de focus op het welbevinden van de leerling;
8° bij afzondering wordt gebruikgemaakt van een afzonderingskamer.
In het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder mechanische fixatie: fixatie door
middel van het aanwenden van mechanische hulpmiddelen bevestigd aan of in de
directe omgeving van de persoon. Die mechanische hulpmiddelen kunnen niet zelfstandig door de persoon verwijderd worden. Hulpmiddelen voor het ondersteunen
of corrigeren van de fysieke houding van de persoon bevestigd aan of in de directe
omgeving van de persoon, en die niet zelfstandig door de persoon kunnen verwijderd worden, worden niet beschouwd als mechanische fixatie tenzij deze hulpmiddelen buiten hun oorspronkelijke doelstelling gebruikt worden.
§2. Ouders worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de afzondering
of fixatie, vermeld in paragraaf 1. Na elke afzondering of fixatie als vermeld in
paragraaf 1, volgt een nabespreking met de leerling en met de ouders. Tijdens de
nabespreking worden minstens afspraken gemaakt over hoe een toekomstige vergelijkbare situatie wordt aangepakt. Ook de herroepbare instemming, zoals opgenomen in artikel 33/3, eerste lid, 1°, wordt besproken.
]
[
Art. 33/3.
Afzondering of fixatie om de veiligheid te behouden bij potentieel
gevaar, ter preventie van acuut en ernstig gevaar voor de leerling of anderen of
afzondering of fixatie ter bevordering van ontwikkelings- of ontplooiingskansen van
de leerling is verboden tenzij onder de volgende voorwaarden:
1° de leerling en zijn ouders stemmen in, of als de leerling niet tot een redelijke
beoordeling van zijn belangen in staat is, stemmen alleen de ouders in met
deze vorm van afzondering of fixatie. De ouders of de leerling kunnen hierbij
het CLB betrekken. Deze instemming gebeurt schriftelijk, in beginsel voorafgaandelijk en is te allen tijde herroepbaar;
2° afzondering of fixatie wordt toegepast op maat van de leerling;
3° de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel na uitputting van alle andere
mogelijke opties;
4° tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder
ingrijpende alternatieven;
5° het personeel van de school heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met
de leerling met de focus op het welbevinden van de leerling;
6° bij afzondering wordt gebruikgemaakt van een afzonderingskamer.
Ouders worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de afzondering
en fixatie, vermeld in het eerste lid. Na elke afzondering of fixatie volgt een nabespreking met de leerling en met de ouders. Tijdens de nabespreking worden minstens afspraken gemaakt over hoe een toekomstige vergelijkbare situatie wordt
aangepakt. Ook de herroepbare instemming, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt
besproken.
]
[
Art. 33/4.
De afzonderingskamer, vermeld in artikel 33/2 en 33/3, voldoet aan al
de volgende voorwaarden:
1° de afzonderingskamer biedt een veilige en rustgevende omgeving;
2° er is fysieke nabijheid op maat van de leerling mogelijk;
3° alleen bevoegd personeel kan de afzonderingskamer inkijken en betreden;
4° de afzonderingskamer bevat oriëntatiemogelijkheden, lichtinval en een tijdsindicatie die aangepast is aan de noden van de leerling;
5° de leerling kan rechtstreeks contact nemen met een personeelslid van de
school, waarbij ook in de mogelijkheid wordt voorzien dat de leerling met het
personeelslid kan communiceren.
De school bepaalt, als onderdeel van haar beleid op afzondering en fixatie,
vermeld in artikel 33/1, wie het bevoegde personeel, vermeld in het eerste lid, 3°,
is.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor de afzonderingskamer, vermeld in het eerste lid, verder verfijnen.
]
[
Art. 33/5.
§1. Vanaf de eerste keer dat de school een maatregel inzake afzondering of fixatie als vermeld in artikel 33/2 of 33/3 heeft moeten nemen bij een
leerling, registreert de school de volgende informatie over de bedoelde fixatie of
afzondering:
a) het type maatregel;
b) de omstandigheden, de aanleiding of reden en uitgeprobeerde alternatieven;
c) het verloop van de maatregel;
d) het tijdstip van begin en einde;
e) de tijdstippen van en observaties tijdens het toezicht;
f) of er verwondingen bij de leerling of bij derden zijn;
g) de eventuele opmerkingen van de leerling en de ouders over het verloop van
de maatregel;
h) de nabespreking.
§2. De persoonsgegevens die zijn opgenomen in de registratie, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt omdat de verwerking noodzakelijk is om de vitale belangen van de leerling te beschermen en om een taak van algemeen belang te vervullen als vermeld in artikel 6, lid 1, d) en e), van de verordening (EU) 2016/679 van
het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens
en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn
95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Het geheel van registraties, vermeld in paragraaf 1, wordt bijgehouden en
bewaard met het oog op het bereiken van de volgende doelstellingen:
1° op leerlingenniveau: het vrijwaren van de rechten van de leerling;
2° op schoolniveau: als element van interne kwaliteitszorg, namelijk in functie
van het beleid, vermeld in artikel 33/1, en om de kwaliteit van zorg voor de
leerling te verhogen.
§3. Het schoolbestuur is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van
de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1.
Het schoolbestuur bepaalt welke personeelsleden toegang kunnen hebben tot
de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1. Bij het bepalen welke personeelsleden toegang hebben tot de persoonsgegevens neemt het schoolbestuur steeds
de doelstellingen, vermeld in paragraaf 2, in acht. Het schoolbestuur en alle personeelsleden die toegang hebben tot de voormelde persoonsgegevens zijn gehouden
tot het bewaren van de vertrouwelijkheid van deze persoonsgegevens.
§4. De geregistreerde gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien schooljaren
na het einde van het schooljaar waarop de leerling ingeschreven was, bewaard. Na
afloop van deze bewaartermijn worden de voormelde gegevens vernietigd.
§5. De scholen kunnen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, enkel onderling uitwisselen in het kader van intervisie met als doelstelling het verminderen van het
gebruik van afzondering of fixatie en de interne kwaliteitszorg. Bij elke uitwisseling
wordt bekeken welke gegevens hiervoor nodig zijn in overeenstemming met artikel
5, lid 1, c), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de
Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
]
Onderafdeling C. - Onderwijs aan
huis
Art. 34.
[
§ 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis.
[De regering kan bijkomend mogelijke redenen van
de afwezigheid bepalen. Deze redenen dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd en
geattesteerd door een bevoegde derde.]
[
Jongeren die verblijven in een voorziening veilig verblijf als vermeld in artikel 15
van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp of in
het Vlaams detentiecentrum, vermeld in artikel 41 van het decreet van 15 februari
2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, hebben recht op tijdelijk onderwijs
aan huis gedurende de volledige duur van hun verblijf in de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum. In aanvulling op artikel 26 voldoet de jongere,
die niet meer ingeschreven is in een school en die in een voorziening veilig verblijf
of het Vlaams detentiecentrum verblijft, hiermee aan de leerplicht.
Een jongere die in een voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum verblijft en geen inschrijving meer heeft in een school, kan met akkoord van
de betrokken personen, door de school die het tijdelijk onderwijs aan huis aanbiedt
of door een andere school tijdens de duur van de opname, beschouwd worden als
regelmatige leerling, in afwijking van artikel 20, in functie van een mogelijke studiebekrachtiging. De jongere moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het
betreffende onderwijsniveau dat de betreffende school inricht.
]
§ 2. De regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis. De regering maakt hierbij een onderscheid tussen een veelvuldige afwezigheid
[...]
en een langdurige afwezigheid.
Een afwezigheid van minder dan eenentwintig kalenderdagen is geen langdurige afwezigheid voor de toepassing van dit artikel tenzij het gaat om een veelvuldige afwezigheid
[...]
.
§ 3. De regering bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt, welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren en de voorwaarden tot het verkrijgen van lestijden tijdelijk onderwijs aan huis, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan.
[Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking die wordt georganiseerd in de lestijden, vermeld in het
eerste lid, wordt altijd aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs
van 27 maart 1991 zijn van toepassing op die personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering over de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis
van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Het schoolbestuur van de school die de betrekking
organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens
ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor die
reaffectatie of wedertewerkstelling is altijd de toestemming vereist van het ter beschikking gestelde personeelslid;
2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast
benoemen, affecteren of muteren in die betrekking.
]
§ 4. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op tijdelijk onderwijs aan huis te informeren over het recht op, en de mogelijkheden en de modaliteiten van het tijdelijk onderwijs aan huis.
§ 5. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren.
De verplichting om tijdelijk onderwijs aan huis in te richten, vervalt voor de school ten aanzien van de leerling of de kleuter gedurende zijn verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of bij zijn opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
§ 6. Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis kan gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs als bedoeld in artikel 36/1.
]
Art. 35.
§ 1.
[Leerlingen
die vijf jaar of ouder geworden zijn vóór 1 januari van het
lopende schooljaar ]
die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bepaald in
artikel 15, § 1, maar voor wie het omwille van een handicap permanent
onmogelijk is
[...]
onderwijs te volgen op school, hebben na gunstig
advies van de
[onderwijsinspectie]
, recht op permanent onderwijs aan huis.
§ 2.
[De ouders kiezen in overleg met het CLB de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs van hun vrije keuze om het permanent onderwijs aan huis te organiseren.
[Deze
school wordt aangeduid door de onderwijsinspectie.]
Omwille van omstandigheden eigen aan het kind en mits omstandige motivering kan een andere school voor buitengewoon onderwijs worden gekozen.]
Art. 36.
De regering bepaalt
op welke wijze het permanent onderwijs aan huis georganiseerd wordt en welke
vorm van hulp de school krijgt om het permanent onderwijs aan huis te
organiseren.
[Onderafdeling C/1. Synchroon internetonderwijs]
[
Art. 36/1.
§ 1. Synchroon internetonderwijs, verder in deze onderafdeling SIO te noemen, biedt leerlingen voor wie het
[...]
tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school de mogelijkheid om op afstand, via digitale toepassingen, rechtstreeks en in interactie met de leerkrachten en klasgenoten de lessen te volgen.
SIO ondersteunt het leerproces, beperkt de leerachterstand en bereidt de terugkeer naar school voor. Door SIO blijft de band van de afwezige leerling met de school, leerkrachten en medeleerlingen behouden.
§ 2. Leerlingen komen in aanmerking voor SIO als aan volgende voorwaarden voldaan is:
1° de leerling wordt minstens 5 jaar vóór 1 januari van het lopende schooljaar;
2°
[de leerling is afwezig wegens ziekte of ongeval en de school beschikt over de bewijsstukken;]
3° het gebruik van SIO is verenigbaar met de medische toestand van de leerling. De ouders brengen de behandelende arts op de hoogte; de school informeert de CLB-arts;
4° SIO is voor de betrokken leerling haalbaar en zinvol:
a) SIO komt tegemoet aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling conform paragraaf 1, tweede lid. SIO wordt niet aangewend als permanent alternatief voor onderwijs op school;
b) op basis van het ziektebeeld en de inschatting van het ziekteverloop mag aangenomen worden dat de leerling die langdurig of veelvuldig afwezig zal zijn, het SIO zal gebruiken voor een periode van minimaal 36 halve lesdagen;
c) de leerling en de school maken er optimaal gebruik van. Het CLB is betrokken.
De regering kan bijkomende criteria met betrekking tot zinvolheid en haalbaarheid voor de leerling vastleggen.
[§ 2/1. De Vlaamse Regering kan bijkomende in aanmerking komende leerlingen en de respectieve voorwaarden
bepalen. De redenen voor de afwezigheid op school dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd
en geattesteerd door een bevoegde derde.]
§ 3. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op SIO te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van SIO.
§ 4. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om SIO te organiseren.
§ 5. Het recht op SIO kan gecombineerd worden met het recht op tijdelijk onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 34, een verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of met een opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Het recht op SIO kan niet gecombineerd worden met permanent onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 35.
]
Onderafdeling D. -
Schoolreglement
Art. 37.
[
§ 1. Een
schoolbestuur moet, met uitzondering van
[een vestigingsplaats
bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt]
, voor elk van
zijn scholen met toepassing van de regelgeving inzake medezeggenschap een
schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de
ouders en leerlingen regelt.
§ 2. Voor het
kleuteronderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen :
1° geldelijke en niet-geldelijke
ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de
rechtspersonen die daarvan afhangen;
2° de
bijdrageregeling bedoeld in
[artikel 27ter, §
2]
;
[
3° de engagementsverklaring tussen de school
en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact,
voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het
positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Met
betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd
worden om Nederlands te leren
[en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken.]
.
[Scholen gelegen in een gemeente waar een
lokaal overlegplatform, bedoeld in
[deel VIII van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, is opgericht, kunnen
andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal
overlegplatform een akkoord is bereikt.]
[Scholen gelegen in een
gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere
bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de
onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met
minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die
gemeente.]
;
]
[4° de afspraken inzake het
rookverbod, bedoeld in het
decreet
van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in
onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de
naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van
het rookverbod;]
[5°
[de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]
]
[
6° de wijze waarop in voorkomend geval de schoolraad en ouderraad, vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, worden samengesteld;
7° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht.
[...]
Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage;]
8° informatie over extra-murosactiviteiten;
]
[
9° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;
]
[10°
[de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is de school waar nu wordt ingeschreven op de
hoogte te brengen van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag
of GC-verslag;]
]
[
11° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;
12° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt.
[Als de school een beleid op afzondering en fixatie als vermeld in artikel 33/1
heeft, wordt dat beleid uitdrukkelijk opgenomen in de korte beschrijving van
het beleid op leerlingenbegeleiding.]
]
[13° richtlijnen over aanwezigheden, in het bijzonder voor de leerplichtige kleuters, en te laat komen.]
[14° dat er leersteun kan worden geboden voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag en bij welk leersteuncentrum de school aangesloten
is.]
§ 3. Voor het lager
onderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen
:
1°
[het reglement inzake tucht en schending van de leefregels van de leerlingen met inbegrip van een preventieve schorsing, een tijdelijke uitsluiting of een definitieve uitsluiting en inzake de beroepsprocedure zoals vermeld in
[...]
onderafdeling F van deze afdeling, inbegrepen het hanteren van redelijke en haalbare termijnen;]
2°
[de procedure volgens dewelke het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure vermeld in onderafdeling E van deze afdeling;]
[2°/1 voor scholen die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inrichten, de mogelijkheid en de
procedure, vermeld in artikel 17 van dit decreet, om de inschrijving in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal
om te zetten in een inschrijving buiten de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;]
3°
[de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]
4° richtlijnen
inzake afwezigheden en te laat komen;
5°
[afspraken in verband met huiswerk, agenda’s, rapporten en leerlingenevaluatie, met inbegrip van de wijze
waarop bij de leerlingenevaluatie de klassenraad al dan niet rekening houdt met de resultaten van de Vlaamse toetsen,
onverminderd de bepalingen van artikel 44quater, § 2, tweede lid, 4°.]
6°
geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de
Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen;
7° de bijdrageregeling bedoeld in
[artikel 27ter, §
2]
;
[8° de wijze waarop de leerlingenraad
[, schoolraad en ouderraad als vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, in voorkomend geval worden]
samengesteld;]
[
9° de
engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse
afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen
van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien
van de onderwijstaal.
Met betrekking tot het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het
schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te
leren
[en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken.]
.
[Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform,
bedoeld in
[deel VIII van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde
dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is
bereikt.]
[Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal
overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde
dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met
dezelfde onderwijstaal gelegen in die
gemeente.]
;
]
[10° de afspraken inzake het
rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van
een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding,
de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij
overtreding van het rookverbod;]
[
11° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht.
[...]
Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage;]
12° informatie over extra-murosactiviteiten;
]
[13° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;]
[
[14°
[ de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is de school waar nu wordt ingeschreven op de
hoogte te brengen van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag
of GC-verslag;]
]
15° eventuele beroepsprocedures buiten de verplichte beroepsprocedures zoals vermeld in punt 1° en punt 2°.
]
[
16° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;
17° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt.
[Als de school een beleid op afzondering en fixatie als vermeld in artikel 33/1
heeft, wordt dit beleid uitdrukkelijk opgenomen in de korte beschrijving van
het beleid op leerlingenbegeleiding.]
]
[18° dat er leersteun kan worden geboden voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag en bij welk leersteuncentrum de school aangesloten
is.]
§ 4.
[...]
[§ 5. Voor materies waarbij
ouders een individuele keuze kunnen maken, die door een regelgeving
gegarandeerd wordt, kan die individuele keuze niet via het schoolreglement
geregeld worden.4]
]
[Onderafdeling E. Beroepsmogelijkheid tegen het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs]
[
Art. 37/1.
Ouders die niet akkoord gaan met het niet toekennen van een getuigschrift basisonderwijs aan hun kind, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling. Ouders kunnen evenwel slechts een beroep instellen na het overleg zoals bepaald in artikel 55.
[In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een negatieve beslissing van de
examencommissie, vermeld in artikel 56, hebben ontvangen over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs,
geen overleg vragen met de directeur of zijn afgevaardigde als vermeld in artikel 55, eerste lid, voor ze een beroep
kunnen instellen. Indien er toch overleg wordt gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit
overleg niet weigeren.]
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het beroep wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van het beroep met beschrijving van de feiten en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze beschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd.
]
[
Art. 37/2.
Het beroep als vermeld in artikel 37/1 dat behandeld wordt door de beroepscommissie leidt tot :
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als :
a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het schoolreglement, is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs, hetzij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de beslissing van de beroepscommissie.
Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht uiterlijk op 15 september daaropvolgend.
]
[
Art. 37/3.
§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2.
[Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde
bepaalt de samenstelling]
van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van de klassenraad die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, waaronder alleszins de directeur of zijn afgevaardigde, eventueel aangevuld met een lid van het schoolbestuur; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan dat schoolbestuur en aan de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet uit te reiken.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen :
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe leden aangeduid.
§ 3. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die het getuigschrift basisonderwijs niet toegekend heeft;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.
]
[Onderafdeling F. Beroepsmogelijkheid tegen definitieve uitsluiting]
[
Art. 37/4.
§ 1. De ouders die een beslissing tot definitieve uitsluiting betwisten, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling.
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden.
Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie.
§ 2. Het beroep als vermeld in § 1 door een beroepscommissie leidt tot :
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als :
a) de in het schoolreglement opgenomen termijn voor indiening van het beroep is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van de definitieve uitsluiting, hetzij de vernietiging van de definitieve uitsluiting. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor deze beslissing van de beroepscommissie.
§ 3. Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht binnen de vervaltermijn bepaald in het schoolreglement.
Bij overschrijding van deze vervaltermijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.
]
[
Art. 37/5.
§ 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2.
[Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde
bepaalt de samenstelling]
van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° de samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden intern aan het schoolbestuur of aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het schoolbestuur en aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen :
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe personen aangeduid.
]
[
Art. 37/6.
§ 1. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen :
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.
§ 2. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot uitsluiting niet op.
]
[Afdeling 3. - Recht op inschrijving ]
[Onderafdeling A. Beginselen]
[
Art. 37bis.
[
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders.
Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van
vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod zoals bepaald in afdeling 1 van
hoofdstuk III.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het
pedagogisch project als vermeld in artikel 28, § 1, 2°
, en 47, § 1, 1°
, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan
de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het
pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een
papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders
schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders
[verklaren zich dan opnieuw
schriftelijk of digitaal akkoord]
. Ouders die erom verzoeken, ontvangen steeds een papieren versie van het
pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt
aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het
daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van maart van
het voorafgaande schooljaar.
De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar
op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen
voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
Scholen maken de start van hun inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Scholen die deel uitmaken van
een LOP maken de start van hun inschrijvingen minstens via het LOP bekend.
§ 4. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving
[...]
, geldt een inschrijving
van een leerling in een school voor de duur van de hele school-loopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats
is of wordt overschreden overeenkomstig artikel 37novies of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden
gestuit.
[
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats, het niveau in de vestigingsplaats(en) of het type in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
]
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het
kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen
beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn
schoolreglement.
§ 6. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of
gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor
opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de
inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid
gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[
§ 7. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, te bepalen voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
]
]
[
Art. 37/6/1.
[De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2022-2023. De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor
inschrijvingen in het buitengewoon basisonderwijs voor het schooljaar 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025.]
[Voor de toepassing van de termijnen, vermeld in hoofdstuk IV/1, hoofdstuk IV/2en hoofdstuk IV/3, worden de
vakantieperioden die de regering krachtens artikel 50 bepaalt, niet meegerekend, met uitzondering van de termijn, in
artikel 37/30, 37/43/1 en 37/66.]
[De bepalingen van hoofdstuk IV/1 en IV/3 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2023-2024 en de daaropvolgende schooljaren.]
[De bepalingen van hoofdstuk IV/2 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het buitengewoon
basisonderwijs voor het schooljaar 2025-2026 en de daaropvolgende schooljaren.]
]
[Onderafdeling B. - Voorrangsregelingen]
[
Art. 37ter.
[
§ 1.
[
[Elke inschrijvingsperiode begint met de verschillende voorrangsperiodes, waarbij eerst voorrang verleend wordt aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quater, dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quinquies, dan in voorkomend geval aan de leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, en dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37septies.]
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen genomen worden.
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen of apart starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Indien de betrokken scholen gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, moet de voorrangsperiode voor de leerlingen vermeld in artikel 37septies starten in overeenstemming met artikel 37bis, § 3. Indien de betrokken scholen gelegen zijn buiten het werkingsgebied van een LOP, kunnen de inschrijvingen van de leerlingen die niet gevat worden door een voorrangsperiode, al dan niet samen met de inschrijvingen van de leerlingen gevat door een voorrangsperiode, ook starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorgaande schooljaar op voorwaarde dat geen enkele leerling geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4.
[In afwijking van het derde lid, kunnen voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, enkel de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37quater en artikel 37quinquies, samen genomen worden.]
Met uitzondering van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quinquies, duurt elke voorrangsperiode minimaal twee weken. Binnen elke voorrangsperiode gebeuren de inschrijvingen chronologisch.
In afwijking van het eerste lid zijn scholen voor type 5 niet verplicht om de voorrangsperiodes te hanteren.
]
§ 2. Voor de scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maakt het LOP afspraken over de
voorrangsperiodes en worden deze minstens door het LOP bekendgemaakt aan alle belanghebbenden uit het
werkingsgebied.
Voor scholen buiten een werkingsgebied van een LOP worden de voorrangsperiodes bepaald in overleg met de
schoolbesturen van alle scholen binnen dezelfde gemeente. De schoolbesturen maken de voorrangsperiodes bekend
aan alle belanghebbenden.
]
]
[
Art. 37quater.
Elke leerling die tot dezelfde
[leefentiteit]
behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle leerlingen, een recht op inschrijving in de betrokken school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6.
]
[
Art. 37quinquies.
[
Met behoud van de toepassing van artikel 37quater geeft een schoolbestuur voor zijn scholen
voorrang aan kinderen van personeelsleden van de school of van de scholen die de inschrijving van de ene naar de
andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving
sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid wordt bedoeld :
1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende
de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.
]
]
[
Art. 37sexies.
[
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37quater en artikel 37quinquies, geven schoolbesturen
voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder,
als vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van
volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is :
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee
gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van
het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau
[B2]
van het
Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken :
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee
gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis
van het Nederlands aantoont;
[c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;]
4°
[...]
5° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het
Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken
schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal
leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder, als
vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen vermeld in het eerste lid moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 %
leerlingen in de school met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°
, die het Nederlands in voldoende mate
machtig is. Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger
percentage dan 55 te hanteren.
[Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.]
Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
[Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.]
§ 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de
indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal.
Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van
de indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, bereikt is.
]
]
[
Art. 37septies
[
§ 1. Een schoolbestuur bepaalt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee
contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of
meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
Een schoolbestuur kan voor een of meer van zijn scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP twee
contingenten als bedoeld in het eerste lid bepalen.
De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen
vermeld in het eerste en het tweede lid in de scholen in het werkingsgebied van het LOP of de betrokken gemeente
buiten het werkingsgebied van een LOP.
[De twee contingenten samen vormen 100 procent en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden op die niveaus waarvoor het schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert. In scholen in het werkingsgebied van een LOP en aanmeldende scholen moeten contingenten bepaald worden voor kleuters geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs. Indien de school geen apart inschrijvingsregister hanteert voor de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs moeten de contingenten bepaald worden respectievelijk voor de niveaus als bedoeld in artikel 37novies, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.]
De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de
indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.
Leerlingen ingeschreven in toepassing van artikel 37quater, artikel 37quinquies, en in voorkomend geval
artikel 37sexies, worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in
paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.
De inschrijving van leerlingen, met uitzondering van de leerlingen bedoeld in artikel 37sexies, § 4, die zich
aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in
het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet
gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving, vermeld in artikel 37novies.
Indien, nog voor de voorrangsperiodes afgesloten worden, beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen
die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd
en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De
ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen
daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.
Indien, op het moment dat een voorrangsperiode afgesloten wordt, het andere contingent niet vol is, worden de
openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld
staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen
chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders
ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies,§ 1, een schriftelijke bevestiging.
Het LOP maakt voor de start van de inschrijvingen afspraken over :
1° de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden ervan, zijnde de
procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in
paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan en dit
eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;
2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, zijnde de procentuele
verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in
paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen en dit eventueel tot op de niveaus
vermeld in artikel 37novies, § 1;
3° de niveaus, vermeld inartikel 37novies, § 1, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en
de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;
4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;
5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning
van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren.
Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP is :
1° de relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats de procentuele verhouding tussen het aantal
leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen
in een school of vestigingsplaats;
2° de relatieve aanwezigheid in de gemeente de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat
beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen
binnen de gemeente.
Als een schoolbestuur er om vraagt, stelt het AgODi gegevens over het al dan niet voldoen aan één of meerdere
indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van elk van zijn leerlingen ter beschikking van dat schoolbestuur. Daarnaast
stelt het AgODi, in voorkomend geval, gegevens ter beschikking van het LOP over het al dan niet voldoen aan één of
meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van de leerlingen van de scholen gelegen in het werkingsgebied van
het LOP. Deze gegevens zijn afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan een schoolbestuur voor één of meer van zijn scholen voor
buitengewoon onderwijs gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee contingenten bepalen die worden
vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen
aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
§ 3.
[De indicatoren op basis waarvan voorrang verleend wordt, zijn:
1°
[het gezin, vermeld in artikel 3, § 1, 17°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één selectieve participatietoeslag leerling ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen.
]
[Voor de schooljaren 2019-2020 en 2020-2021 komen eveneens in aanmerking voor voorrang: de leefeenheid ontving in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één schooltoelage zoals bedoeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen. Met leefeenheid wordt bedoeld, een of meer meerderjarigen, ongeacht hun geslacht, met eventueel een of meer minderjarigen die hun hoofdverblijfplaats hebben op hetzelfde adres, alsook een of meer minderjarige gehuwde, zelfstandige of alleenstaande leerlingen of studenten, ongeacht hun geslacht, met eventueel een of meer minder- en meerderjarigen die hun hoofdverblijfplaats hebben op hetzelfde adres;]
2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs.
]
§ 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond
wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.
Voor de indicator, vermeld in § 3, 1o
, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake
[de selectieve participatietoeslagen leerling]
als
richtinggevend.
]
]
[Onderafdeling C. - Weigeren]
[
Art. 37octies.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet
[of onder ontbindende voorwaarde als vermeld in artikel 13/1, § 3]
.
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
]
[
Art. 37novies.
[
. § 1. Een schoolbestuur bepaalt voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 37bis,
§ 3, voor al zijn scholen de capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur per niveau, zoals bedoeld
in het tweede, derde en vierde lid, als een maximaal aantal leerlingen ziet.
In het gewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de
vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs en het niveau lager onderwijs. Het schoolbestuur kan de capaciteit voor
het kleuteronderwijs ook op niveau van het geboortejaar en voor het lager onderwijs ook op niveau van het leerjaar
bepalen.
Een schoolbestuur kan voor anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4o
quater, een capaciteit bepalen,
enkel indien aldus geweigerde leerlingen een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke
afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders. Schoolbesturen met scholen gelegen in het
werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten
het werkingsgebied van een LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van scholen gelegen in dezelfde
gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan nooit minder zijn dan acht leerlingen
[voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van meer dan honderd leerlingen, en vier leerlingen voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van maximaal honderd leerlingen]
.
In het buitengewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de
vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs, het niveau lager onderwijs en voor elk type afzonderlijk.
[In afwijking van het vierde lid is een schoolbestuur niet verplicht om voor zijn scholen voor type 5 de capaciteit te bepalen.]
§ 2. Met toepassing van paragraaf 1 maakt een schoolbestuur, voor al zijn scholen, de capaciteiten die hij bepaald
heeft, bekend aan alle belanghebbenden. Een schoolbestuur deelt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied
van een LOP de capaciteiten die hij bepaald heeft, mee aan dat LOP.
[
Daarnaast bepaalt en communiceert een schoolbestuur minstens op volgende momenten het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, desgevallend per contingent:
a) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quater;
b) in voorkomend geval voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37sexies;
c) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies;
d) na de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies.
]
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur, met toepassing van artikel 37duodecies, § 2, en met
toepassing van de overeenkomstig artikel 37septies te bepalen contingenten, de capaciteit, vermeld in paragraaf 1,
verhogen na de start van de inschrijvingen.
In gemeenten gelegen in een werkingsgebied van een LOP, moet de verhoging door het LOP zijn goedgekeurd. In
gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP deelt het schoolbestuur de verhoging ter kennisgeving mee
aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente.
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3,
overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe
zou leiden dat de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, voor dat volgend schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kan een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de toelating van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;
2° voor de toelating van leerlingen die :
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg;
b)
[hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen
verblijven in een onderwijsinternaat;]
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
3°
[...]
4°
[...]
5° voor de toelating van leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
6°
[voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in paragraaf 1, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit, vermeld in paragraaf 1.]
[7° voor leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt.]
[8° voor de toelating van leerlingen in het gewoon basisonderwijs, die beschikken over een verslag als bedoeld in
artikel 15 van dit decreet]
]
[
§ 5bis. In afwijking van paragraaf 4 moet een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die in een school voor buitengewoon onderwijs ingeschreven waren.
]
[3° voor de terugkeer van leerlingen in het kleuteronderwijs die in het voorafgaande school jaar ingeschreven
waren in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeren uit een school voor het lager onderwijs omdat ze niet
voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1, § 3.]
]
[
Art. 37decies.
Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar, overeenkomstig artikel 32 en 33, definitief werd verwijderd.
]
[
Art. 37undecies.
[
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2.
[Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding,
[binnen een redelijke termijn na de inschrijving]
over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.
[Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.]
]
[Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.]
[Als de termijn van zestig kalenderdagen is verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de
leerling definitief ingeschreven. Als de school pas nadat de inschrijving al is gerealiseerd, kennisneemt van een verslag
als vermeld in het eerste lid, start de voormelde termijn van de zestig kalenderdagen op de dag van die
kennisneming.]
[Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het
gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag
op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk
curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel
acht, wordt de inschrijving ontbonden ofwel op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en
uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit, ofwel met het oog op een daaropvolgend schooljaar. Een school die beslist om te ontbinden met het oog op een
daaropvolgend schooljaar beslist eveneens over de termijn waarop ze zullen ontbinden en deelt deze beslissing ook
mee aan de ouders.]
[...]
§ 3.
[Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag, als vermeld in artikel 15, nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.]
]
[
§ 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
]
]
[Onderafdeling D. Procedure]
[
Art. 37duodecies.
[
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies door het schoolbestuur
bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin hij alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert, in dien verstande dat voor een door het schoolbestuur
bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten bestaat er geen inschrijvingsregister gehanteerd moet worden.
[Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert, vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, met behoud van het eerste lid, eveneens de inschrijving in toepassing van artikel 37sexies. Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert voor de niet-gerealiseerde inschrijvingen, met behoud van het eerste lid, eveneens het behoren tot de leerlingen, gevat door artikel 37sexies.]
§ 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 37novies, § 5, wordt voor inschrijvingen, door
vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37novies, § 3, de volgorde van de
niet-gerealiseerde inschrijvingen, in voorkomend geval, voor de leerlingen wiens inschrijving tijdens de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37ter, § 1, niet gerealiseerd kon worden, per contingent, gerespecteerd en dit tot en met de
vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Voor kleuters geboren in het
meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde
gerespecteerd tot en met
[30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had]
.
[Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.]
[Vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, wordt in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bij inschrijvingen voor vrijgekomen plaatsen van leerlingen, ingeschreven in toepassing van artikel 37sexies, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, desgevallend per contingent, in toepassing van § 1, tweede lid, gerespecteerd, met behoud van artikel 37quater en 37quinquies.]
[...]
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
[...]
§ 4. Het verloop van gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle
door het AgODi.
]
]
[
Art. 37terdecies.
§ 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van vier kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de ouders van de leerling en volgens afspraak aan de voorzitter van het lokaal overlegplatform. Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving aan het AgODi.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en in voorkomend geval het LOP of het AgODi.
Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van artikel 37novies, of 37vicies quater, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, § 1, de betrokken leerling staat.
[In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad deelt het schoolbestuur eveneens mee welke plaats onder de geweigerde leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, de betrokken leerling inneemt.]
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[
Art. 37quater decies.
[
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een niet-gerealiseerde
inschrijving
[of een uitschrijving]
, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de
vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening
of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de niet-gerealiseerde inschrijving
[of de uitschrijving]
.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven
verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 3. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving
[of de uitschrijving]
gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere
school in.
Indien het om een niet-gerealiseerde inschrijving gaat op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de
leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de
CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid
door de CLB’s die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht
[of de uitschrijving onterecht acht]
, kan de leerling zijn
recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 5. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art.37quindecies.
[
§ 1.
[...]
Bij een niet-gerealiseerde inschrijving
[of een uitschrijving]
[...]
start het LOP
een bemiddeling wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken.
§ 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of
afgifte, als vermeld in artikel 37terdecies, tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen
het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.
De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, als vermeld in artikel 37quater decies, § 1, op.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, als vermeld in § 2, niet resulteert in een definitieve
inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing
[of de uitschrijving]
. De
CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken
van de termijn, als vermeld in § 2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven
verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing
[of uitschrijving]
gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de
leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de
CLR, als vermeld in § 3, tweede lid.
De ouders kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de
CLB’s die deel uitmaken van dat LOP.
§ 5. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht
[of de uitschrijving onterecht acht]
, kan de leerling zijn
recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 6. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art. 37sedecies
§ 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 37quindecies, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, als vermeld in paragraaf 1 en 2 :
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
[
§ 4. Onverminderd de toepassing van § 1 tot § 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
]
[
Art. 37septies decies
Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 37quindecies duidt de Vlaamse Regering per provincie, een LOP-deskundige en een onderwijsinspecteur aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen.
]
[
Art. 37duodevicies
Voor de toepassing van artikel 37quater decies tot en met artikel 37septies decies bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[Afdeling 4. -
[...]
]
[
[...]
]
[
Art. 37undevicies.
[
§ 1. Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald
schooljaar in een of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangegeven.
§ 2. De aanmeldingsperiode kan bestaan uit meerdere deelperiodes voor de leerlingen vermeld in artikel 37quater,artikel 37quinquies, artikel 37sexies en artikel 37septies.
[In voorkomend geval wordt het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, gecommuniceerd overeenkomstig artikel 37novies, § 2, tweede lid.]
Met respect voor de bepaalde volgorde kunnen twee of meerdere
deelperiodes tegelijk plaatsvinden.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37quater, en artikel 37quinquies kunnen
ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37sexies en artikel 37septies kunnen ten
vroegste starten op de eerste schooldag na de kerstvakantie van het voorafgaande schooljaar.
Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen er geen inschrijvingen gebeuren
[voor het volgende schooljaar]
. Indien de
aanmeldingsperiode bestaat uit meerdere deelperiodes mogen de betrokken leerlingen na elke deelperiode,
overeenkomstig artikel 37vicies quater, ingeschreven worden.
In afwijking van het vierde lid kan een schoolbestuur voorafgaand aan de deelperiodes vermeld in het derde lid
leerlingen als vermeld in artikel 37quater, of artikel 37quinquies inschrijven zonder aanmeldingsperiode vanaf de eerste
schooldag van september van het voorafgaande schooljaar onder de voorwaarde dat geen enkele van de betrokken
leerlingen geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de capaciteit, bedoeld in artikel 37novies, § 4.
[
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.
]
Na de aanmeldingsperiode gebeuren de inschrijvingen, in afwijking van artikel 37ter, § 1, chronologisch
]
]
[
Art. 37vicies.
[
Een schoolbestuur kan in één van de volgende situaties een aanmeldingsprocedure instellen :
1° voor het optimaliseren van het inschrijvingsproces;
2° voor het streven naar een evenredige verdeling, zoals bedoeld in artikel 37septies.
Een schoolbestuur kan een aanmeldingsprocedure instellen voor één of meerdere niveaus waarvoor het
schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert.
]
]
[
Art. 37vicies semel.
[
§ 1. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, moet de aanmeldingsprocedure bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.
De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van
de
[participanten, bedoeld in artikel VIII.4, §1, 1°, 2° en 3° en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel VIII.4,§1, 4° tot en met
[10°]
, telkens van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
§ 2. In gemeenten zonder LOP kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen na kennisgeving
aan de schoolbesturen van de andere scholen actief binnen die gemeenten een aanmeldingsprocedure instellen.
In gemeenten buiten, maar grenzend aan, een werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur, mits akkoord
van het betrokken LOP, aansluiten bij de door dat LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure, als vermeld in
paragraaf 1.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied
Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria zoals opgenomen in artikel 37vicies bis en artikel 37vicies ter,
onverminderd gelden.
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in situaties als vermeld in artikel 37vicies, 1°
, een schoolbestuur of meerdere
schoolbesturen samen verplichten tot het instellen van een aanmeldingsprocedure voor hun scholen wanneer de
vragen tot inschrijving van onderwijszoekenden de door de schoolbesturen, overeenkomstig artikel 37novies bepaalde
capaciteit, benaderen of overschrijden en er als dusdanig een capaciteitsprobleem dreigt of heerst waardoor het recht
op inschrijving vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk niet meer kan worden gegarandeerd.
In afwijking van het eerste lid moeten de schoolbesturen die een school, scholen voor buitengewoon onderwijs
uitgezonderd, hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen, Brussel-Hoofdstad of Gent een
aanmeldingsprocedure instellen die geldt voor alle scholen, scholen voor buitengewoon onderwijs uitgezonderd,
gelegen binnen dat respectieve werkingsgebied.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning
van het instellen van een aanmeldingsprocedure, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
]
]
[Onderafdeling B. - Ordeningscriteria]
[
Art. 37vicies bis.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode of een deelperiode ordent het schoolbestuur of, mits
akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het Vlaamse Gewest alle
aangemelde leerlingen als volgt :
1°
[eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit;]
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b)
of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit
ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen
ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1° of 2° van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van
ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep,
zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende
stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te
ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent
geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde
de openstaande plaatsen in het andere contingent in.
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de
resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2 van dit artikel, en zo in het
aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de
schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het
LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige
verdeling overeenkomstig artikel 37septies
]
]
[
Art. 37vicies ter.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de
betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad alle
aangemelde leerlingen als volgt :
1°
[eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit; ]
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 37sexies het Nederlands in voldoende mate
machtig zijn;
4° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b)
of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit
ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen
ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1o of 2o van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van
ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep,
zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende
stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.
[ In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als vermeld in artikel 37quater]
of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies. ]
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te
ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent
geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde
de openstaande plaatsen in het andere contingent in.
[ In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als vermeld in artikel 37quater]
of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies. ]
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de
resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2, en zo in het aanmeldingsregister, als
vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de
schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het
LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige
verdeling overeenkomstig artikel 37septies.
]
]
[Onderafdeling C. Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen ]
[
Art. 37vicies quater.
[
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, bepaalde capaciteit
betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister in dien verstande dat voor een door het
schoolbestuur bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten bestaat er geen
aanmeldingssregister gehanteerd moet worden.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37vicies bis of 37vicies ter tot een
gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het
aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP
[of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]
de rangschikking van de
aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen,
wijst het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP
[of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]
de aangemelde leerling toe aan de
school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en
vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de
aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van
ordeningscriteria
[, en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met inachtname van artikel 37sexies, § 4,]
eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als
vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn.
[Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de ordeningscriteria, vermeld in artikel 37vicies quinquies, § 2, 9°, d).]
De ouders krijgen binnen vier werkdagen na de aldus bekomen definitieve toewijzing schriftelijk of via
elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over
de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijftien
schooldagen.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister
van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de
toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien de ouders binnen de periode, vermeld in het vierde lid, geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot
inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria die
aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, overeenkomstig § 1, dan vervalt het recht op inschrijving
dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten,
bedoeld in artikel 37vivies quinquies, § 2, 10°
, b), leidt tot een andere beslissing.
[Wanneer een via aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen.]
[Leerlingen wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen worden overeenkomstig artikel 37duodecies, § 2, vervangen. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden, in afwijking van artikel 37duodecies, § 2, leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 37sexies, wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen vervangen door de eerstvolgend gerangschikte leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld inartikel 37sexies, met behoud van artikel 37quater en artikel 37quinquies. Deze ouders krijgen binnen vier werkdagen na de nodige vaststellingen door het schoolbestuur of het LOP schriftelijk of via elektronische drager melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijf schooldagen.]
[In afwijking van het zevende lid, kunnen een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslissen
om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding worden
bekendgemaakt deze controle te doen.]
§ 3.
[Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden]
, krijgen de ouders
binnen vier werkdagen, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de
aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister
van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft
ingenomen.
§ 4. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de schriftelijke meldingen, vermeld in paragraaf 2
en 3, uitvoeren.
[De betrokken schoolbesturen kunnen beslissen een niet-gunstige rangschikking gelijk te stellen met een niet-gerealiseerde inschrijving, overeenkomstig artikel 37novies, § 4, en kunnen de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen zoals bepaald in artikel 37ter decies, mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur.]
§ 5. Overeenkomstig artikel 37duodecies en artikel 37vivies quinquies, § 2, 8°
, wordt de volgorde van de
[toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen]
overgenomen in het inschrijvingsregister.
]
]
[Onderafdeling D. - Goedkeuring aanmeldingsprocedures ]
[
Art. 37vicies quinquies.
[
§ 1.
[Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen
gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP een voorstel van aanmeldingsprocedure
voor aan de CLR.]
§ 2. Het dossier daartoe bevat minstens de volgende onderdelen :
1° de start en de duur van de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de motivering ervan, overeenkomstig
artikel 37undevicies;
2° het middel of de middelen tot aanmelden;
3° de wijze waarop scholen hun capaciteit,
[het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden]
hun aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes
en inschrijvingsperiodes bekendmaken;
4°
[de manier waarop de mogelijkheid om een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen tegelijk aan te melden, indien de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen, wordt geoperationaliseerd, waarbij tegelijkertijd vermeden wordt dat voor eenzelfde leerling meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem;]
5° een regeling waarbij de aanmeldingen van
[leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit]
, als vermeld in artikel 37quater, aan
elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien;
6° de regeling om bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde op te geven;
7° een regeling voor de communicatie aan de ouders, als vermeld in artikel 37vicies quater;
8° een regeling over het bijhouden van het aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van
de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur;
9° de verdere concretisering van de ordeningscriteria. Dit bestaat uit :
a) het bepalen van de wijze waarop de noties afstand, in afwijking van artikel 3, 4°
, en werkadres, bedoeld in
artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
, gehanteerd worden;
b) de hantering van de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze, bedoeld in
artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
, gemaakt door de ouders bij de ordening en de toewijzing, als
vermeld in artikel 37vicies quater;
c) de hantering van toeval, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°
, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°
;
d) het bepalen van de verhouding en de volgorde tussen de verschillende gekozen ordeningscriteria
[, en de ordeningscriteria, in toepassing van artikel 37vicies quater, § 2, derde lid, die gehanteerd worden bij de rangschikking van de niet-toegewezen leerlingen;]
;
e) het maken van afspraken rond het bepalen van de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, van de
scholen en vestigingsplaatsen, met onder meer het bepalen van de geografische omschrijving waarbinnen de toetsing
zal gebeuren
[en de elementen die in overweging worden genomen bij de berekening van de contingenten]
;
f) het bepalen van de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige
verdeling, als vermeld in artikel 37septies, te sturen;
g) de gemotiveerde afwijking, vermeld in artikel 37vicies bis, § 1, derde lid, en artikel 37vicies ter, § 1, derde lid;
10° beslissingen aangaande de uitvoeringsmodaliteiten :
a) de wijze waarop ouders en scholen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij
betrokken zal zijn;
b) de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten over het
verloop van de aanmeldingsprocedure;
c) de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de
ondersteuning van scholen zal gebeuren met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies;
d) de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden;
11° de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle genomen beslissingen daarin gecommuniceerd wordt
aan alle belanghebbenden.
[
12° het al dan niet door de schoolbesturen mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur, van:
a) de rangschikking van de aangemelde leerlingen;
b) het uitreiken van de melding van de definitieve toewijzing of van de melding over het niet kunnen toewijzen van de leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats;
c) de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen.
]
§ 3. De CLR toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en
de aanmeldingsprocedures, vermeld in afdelingen 3 en 4, en de volgende uitgangspunten :
1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een
school in hun buurt;
2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;
4° voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en
inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse
Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.
§ 4.
[De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk twee maanden na de indiening. Enkel indien de einddatum van deze periode van twee maanden valt in de periode tussen 15 juli en 15 augustus, valt de beslissing uiterlijk in de week volgend op 16 augustus.]
]
]
[
Art. 37vicies sexies.
[
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over het voorstel van aanmeldingsprocedure kan het
betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk op
[31 januari]
van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende initiatieven
nemen :
1° een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR het voorstel
overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De CLR neemt over het aangepaste voorstel van aanmeldingsprocedure
een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
2° het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies voorleggen aan de Vlaamse
Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De
Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen
volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop van de
procedure.
[In afwijking van het eerste lid, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk op
[31 januari
[2022]
]
de initiatieven nemen zoals bepaald in het eerste lid, 1° en 2°. ]
§ 2. Bij een negatief besluit, van de CLR over het, overeenkomstig paragraaf 1, 1°
, voorgelegde aangepast
voorstel van aanmeldingsprocedure, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen
of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit het aangepast voorstel
van aanmeldingsprocedure of het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, voorleggen
aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop
van de procedure.
§ 3. Bij een negatief besluit, van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 2°
, voorgelegde
voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, kan het betrokken schoolbestuur, de
meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het
negatief besluit een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR
het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op
de dag van de indiening ervan.
§ 4. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en
reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet
meegerekend.
]
]
[
Art. 37vicies septies.
Bij een positief besluit van de CLR of de Vlaamse Regering blijft de aanmeldingsprocedure van kracht voor de inschrijvingen voor de schooljaren volgend op het schooljaar waarin het positief besluit werd genomen, totdat :
1° de betrokken regelgeving gewijzigd wordt;
2° het betrokken schoolbestuur, groep schoolbesturen of het LOP de lopende aanmeldingsprocedure wil wijzigen of stopzetten.
]
[Hoofdstuk IV/1. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/7.
De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale
[mix en ]
cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.
]
[
Art. 37/8.
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting.
[Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord.]
Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning in het geval van schoolverandering in de loop van het schooljaar.
[3° of de leerling is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;]
[
Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens
tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te
kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
[De registratie gebeurt conform artikel 21.]
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens,
vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog op
het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.
]
[
§ 5. De school vraagt bij de inschrijving van elke leerling in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of
de leerling doof of slechthorend is.
Het bewijs dat de leerling doof of slechthorend is als vermeld in het eerste lid wordt geleverd via een medisch
attest. De regering kan bepalen dat het voormelde bewijs geleverd kan worden met andere documenten of op andere
wijzen dan met het medisch attest.
De school is verwerkingsverantwoordelijke en bewaart het medisch attest en de andere documenten, vermeld in
het tweede lid, tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, kunnen ter
verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
]
[
Art. 37/9.
§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/8, § 2, derde lid, artikel 37/10 en artikel 37/11, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
[Het behoud van de inschrijving, vermeld in het eerste lid, geldt over de vestigingsplaatsen en over de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de
leerling niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van
vestigingsplaats of een verandering van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal naar een inschrijving buiten
de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.]
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[
§ 2/1. In aanvulling op paragraaf 1 kunnen de ouders van leerlingen die al schoollopen in een school waar een
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht, beslissen dat de leerling zijn schoolloopbaan voortzet
in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden genomen in het schooljaar voorafgaand aan het
schooljaar dat de leerling voor de eerste keer de keuze heeft om zijn schoolloopbaan verder te zetten in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zonder dat zijn leerproces, als vermeld in artikel 8, eerste lid, onderbroken wordt. De
voormelde beslissing wordt ten laatste genomen voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de
voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld
in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- en inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, is.
De school communiceert naar de ouders over de mogelijkheid van de leerling om zijn schoolloopbaan voort te
zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid.
Als de leerlingen die al schoollopen in die school kunnen instappen in het eerste schooljaar dat de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht in die school, dan meldt het schoolbestuur aan de ouders van die
leerlingen dat het schoolbestuur een oprichtingsdossier als vermeld in artikel 112bis heeft ingediend. De ouders kunnen
vanaf de voormelde melding tot aan de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/20, § 2,
eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- of inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen is, vermeld in
artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, de beslissing, vermeld in het eerste lid, nemen. Als de regering beslist om het voormelde
oprichtingsdossier niet goed te keuren, of als de school beslist om pas het volgend jaar voor het eerst de taalafdeling
op te starten, dan is de voormelde beslissing van de ouders zonder gevolg en blijft de leerling ingeschreven in de school
in het volgend schooljaar.
]
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als
[één geheel te beschouwen of als
één capaciteit te bepalen]
voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
[
Art. 37/10.
De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar
[en hetzelfde onderwijsniveau]
in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs
[en hetzelfde onderwijsniveau]
wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/11.
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een
[IAC-verslag]
worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit
[IAC-verslag]
maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het
[IAC-verslag]
door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
[
[Als de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is
verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de leerling definitief ingeschreven.]
Als de
school pas kennisneemt van een
[IAC-verslag]
als vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn
van zestig kalenderdagen op de dag van de kennisneming.]
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het
[IAC-verslag]
op of maakt het een
[GC-verslag]
op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
[In afwijking van het derde lid kan een school kiezen om te ontbinden op een van de volgende momenten:
1° op het einde van het huidige schooljaar;
2° op het einde van het daaropvolgende schooljaar.
]
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van
[IAC-verslag]
nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het
[IAC-verslag]
of het gewijzigd
[IAC-verslag]
werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of
[om de inschrijving van de leerling op het einde van het huidige schooljaar
of op het einde van het daaropvolgende schooljaar te ontbinden]
.
§ 4.
[Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs.]
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[Onderafdeling A. Beslissing over kunnen weigeren op basis van capaciteit]
[
Art. 37/12.
§ 1.
[ Een schoolbestuur beslist jaarlijks uiterlijk op 15 november of het voor het daaropvolgende schooljaar
leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit op niveau van:
1° elk van zijn scholen;
2° elk van zijn vestigingsplaatsen;
3° de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Het schoolbestuur kan voor elk niveau, vermeld in het eerste lid, beslissen om te kunnen weigeren voor een van
de volgende niveaus:
1° geboortejaar;
2° leerjaar.
Een schoolbestuur bepaalt voor elk niveau, vermeld in het eerste en het tweede lid, of het leerlingen uit de
voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, § 2 en § 3, en in artikel 37/22/1, § 2 tot en met § 4, wil kunnen weigeren.
]
§ 2.
[Voor elk niveau, vermeld
in paragraaf 1, eerste en tweede lid]
, waarvoor het schoolbestuur beslist geen leerlingen te zullen weigeren omwille van capaciteit gelden de regels voor niet-aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling B, tenzij het schoolbestuur beslist aan te sluiten bij een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen
[uit
onderafdeling C]
van toepassing.
[Voor elk niveau, vermeld
in paragraaf 1, eerste en tweede lid]
, waarvoor het schoolbestuur beslist te willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, en de scholen, vermeld in § 3, tweede lid, die verplicht worden tot aanmelden worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure.
Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling C.
[Voor de onderdelen waarvoor het schoolbestuur besliste dat het ook leerlingen uit de voorrangsgroepen,
[vermeld in artikel 37/22, § 2 en § 3, en 37/22/1, § 2
tot en met § 4, wil kunnen weigeren, gelden de regels, vermeld in artikel 37/22 en 37/22/1.]
.]
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 1, en wanneer er een capaciteitsprobleem dreigt of heerst
[...]
, waardoor het recht op inschrijving, vermeld inartikel 37/8, niet meer kan worden gegarandeerd, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het organiseren van een gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor hun scholen.
De verplichting tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure geldt in ieder geval voor alle schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen of LOP Gent, voor hun scholen binnen dat respectievelijke werkingsgebied.
[In afwijking van het tweede lid is een school die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inricht, en
gelegen is in het werkingsgebied van het LOP Gent of het LOP Antwerpen niet verplicht om gezamenlijk aan te melden
met de andere schoolbesturen voor de inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]
]
[Onderafdeling B. Organisatie van de inschrijvingen in niet-aanmeldende scholen]
[
Art. 37/13.
§ 1. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt de startdatum van de inschrijvingen en communiceert deze startdatum aan alle belanghebbenden.
Het schoolbestuur van scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, respecteert de afspraken over de startdata van de inschrijvingen binnen het LOP.
De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, gebieden afbakenen waarbinnen een centrale startdatum wordt bepaald voor de inschrijvingen in alle scholen, wanneer het naast elkaar blijven bestaan van verschillende startdata de transparantie van het inschrijvingsgebeuren aantast of de problematiek van de dubbele inschrijvingen in stand houdt.
§ 2. Alle leerlingen worden in chronologische volgorde ingeschreven en genoteerd in het inschrijvingsregister.
[De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.]
Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 3. Een niet-aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met 100 leerlingen, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met meer dan 100 leerlingen, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken.
]
[
Art. 37/14.
Een schoolbestuur dat omwille van uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert om bijkomende inschrijvingen te realiseren in een of meerdere scholen, vestigingsplaatsen,
[een taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal,]
schooljaren of geboortejaren, moet een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden.
De CLR beslist, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na het ontvangen van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, of en onder welke voorwaarden weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toegestaan worden.
Indien het schoolbestuur reeds leerlingen geweigerd heeft, voorafgaand aan de aanvraag bij de CLR of de beslissing door de CLR,
[verwerven die leerlingen alsnog een onverkort recht op inschrijving]
indien de CLR beslist geen weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toe te staan.
[Als de CLR weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden toestaat, dan
behandelt het schoolbestuur in voorkomend geval ook vragen over een erkenning van een uitzonderlijke situatie van
een in te schrijven leerling als vermeld in artikel 37/16, § 4.]
]
[Onderafdeling C. Organisatie van de inschrijvingen in aanmeldende scholen]
[
Art. 37/15.
Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen
[vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen
[vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[Nadat de aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend,
[conform artikel 37/23, 37/23/1 en 37/25, en, in voorkomend
geval, conform artikel 37/22, 37/22/1 en 37/24]
.]
De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/16.
§ 1. Een schoolbestuur, alle deelnemende schoolbesturen samen of het LOP, meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
[1°
[voor welk niveau, vermeld in artikel 37/12,
§ 1, eerste en tweede lid]
, het de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure;]
2°
[voor welk niveau, vermeld in artikel 37/12,
§ 1, eerste en tweede lid]
, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in
[artikel 37/22 en 37/22/1]
, wil kunnen weigeren;
3° welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wenst af te wijken, als vermeld in artikel 37/18. Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
[...]
De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in het eerste lid.
§ 2.
[Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door
een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling
van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve
toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan.
De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende
oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren
waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling als vermeld in het eerste lid.
]
[
§3. In paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder een technische fout of een zuiver materiële vergissing voor
of na de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuiver materiële vergissing tijdens het
verloop van de aanmeldingsprocedure, afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De
aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van
vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of een zuiver
materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
t, kan de
leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met de
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
worden
opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of een zuiver materiële vergissing na
een definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
, kan de leerling door het betrokken
schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/28.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of een
materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of
toewijzing van de leerling in kwestie.
§4. In paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling:
een geval waarbij de betrokkene voor een specifieke school die aanmeldt een uitzonderlijke situatie inroept die alleen
van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst
inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in
kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist
binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de
toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform
artikel 37/28.
§5. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend worden
bij de CLR conform artikel 37/33. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 4, kan geen
voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening
van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/33, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het
LOP, vermeld in 37/32, §2, eerste lid.
]
]
[
Art. 37/17.
§ 1.
[Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure
gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een
meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de
Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.]
§ 2. Voor scholen in gemeenten, gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen een aanmeldingsprocedure instellen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen in de gemeente, en op voorwaarde dat alle aanmeldende scholen in de betreffende gemeente deelnemen aan de aanmeldingsprocedure.
[
§2/1. Scholen gelegen in een gemeente betrokken bij een fusie kunnen gedurende het schooljaar waarin de samenvoeging plaatsvindt, voor de organisatie van de
aanmeldingsprocedure uitgaan van de situatie zoals deze van toepassing was voor
de samenvoeging van de gemeenten.
]
§ 3. Schoolbesturen kunnen, over scholen, gemeenten en werkingsgebieden van een LOP heen, samen een aanmeldingsprocedure instellen, mits het respecteren van de voorwaarden, vermeld in de eerste en tweede paragraaf.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad,
[blijven de respectievelijke
voorrangsgroepen en ordeningscriteria, vermeld in
[artikel 37/22, 37/22/1, 37/23 en 37/23/1]
, en, in voorkomend geval, artikel 37/24,
onverminderd gelden]
.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
[
§ 5. In aanvulling op paragraaf 1 tot en met 4 kunnen de schoolbesturen werken met een afzonderlijke
aanmeldingsprocedure per onderwijstaal.
]
[
§ 6. In afwijking van paragraaf 1 tot en met 3 hoeven scholen niet deel te nemen aan de gezamenlijke
aanmeldingsprocedure binnen het LOP of aan de aanmeldingsprocedure van de gemeente voor de aanmeldingen en
inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Als de aanmeldingsprocedure apart wordt
georganiseerd voor de aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, is er geen
goedkeuring vereist als vermeld in paragraaf 1.
]
]
[
Art. 37/18.
Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.
]
[
Art. 37/19.
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden,
[uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
een van volgende initiatieven nemen:
1°
[melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal
organiseren conform een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1. Voor die melding wordt het formulier,
vermeld in artikel 37/16, §1, tweede lid, gebruikt;]
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[...]
[De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]
§ 2.
[Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform
paragraaf 1, 2°, zijn voorgelegd, kan het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het
betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, beslissen om de aanmeldingsprocedure te
organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, en eenmalig het aangepaste voorstel van
afwijkingen van een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
]
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[ Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken
schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen
[na ontvangst van het negatieve besluit]
om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, of om af te zien van een
aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP
[, uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit,]
beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepaste voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, §1, of om af te zien van een
aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]
]
[
Art. 37/20.
§ 1.
[Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar een capaciteit voor elk
niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een
aanmeldingsprocedure. De voormelde capaciteit is het totale aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor het
betreffende niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid, als het maximaal aantal leerlingen ziet.
Bij het bepalen van zijn capaciteit kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit van kleuters die conform
artikel 12/1 nog een schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden, samen te voegen met de capaciteit van het
laatste geboortejaar van het kleuteronderwijs waarvoor een kind kan toegelaten worden tot het kleuteronderwijs,
zonder een beroep te doen op artikel 12/1.
]
§ 2.
[Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, namelijk het aantal plaatsen waarin een
inschrijving gerealiseerd kan worden, minstens bekend op de volgende momenten:
1° in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel
[37/22, § 2 en § 3, en
37/22/1, § 2 tot en met § 4]
;
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/21;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/27.
]
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP communiceert het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP, en respecteert daarbij de binnen het LOP gemaakte afspraken.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen, mits toepassing van
[artikel 37/26]
.
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP moet de capaciteitsverhoging door het LOP zijn goedgekeurd. Schoolbesturen van scholen, gelegen in gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP, delen de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen, gelegen in die gemeente.
[In afwijking van het tweede lid hoeft de capaciteitsverhoging voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal van scholen die in het LOP liggen, niet goedgekeurd te worden door het LOP. Het schoolbestuur deelt de
capaciteitsverhoging mee aan het LOP.]
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit als vermeld in paragraaf 1 overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van het LOP maken hierover afspraken binnen het LOP.
]
[
Art. 37/21.
§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[
In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar
2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt is
21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.
]
§ 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen van leerlingen die niet behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel
[artikel 37/22 en 37/22/1]
, voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven."
]
[
Art. 37/22.
§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3,
[krijgen voorrang bij inschrijvingen]
. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4, op de weigeringslijst.
Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren eventuele afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens
[de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van
ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/23 en]
vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
[
Art. 37/22/1.
§ 1. In afwijking van artikel 37/22 gelden voor de inschrijving in de taalafdeling NederlandsVlaamse Gebarentaal de voorrangsregels, vermeld in dit artikel. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in
paragraaf 2 tot en met 4, krijgen voorrang bij inschrijvingen. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle
belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze
voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste
schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te
weigeren, schrijft de leerlingen uit de voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens
de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen
kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 5;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit,
toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 5, op de weigeringslijst.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle
andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene
naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 4, geeft een
schoolbestuur voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal voorrang aan de leerlingen die doof of
slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/8, § 5.
§ 4. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 3, geeft een
schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de
scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op
voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104
dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende
de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor
leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld
wordt in de school.
§ 5. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te
willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2, en die behoren tot een van de
voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 of 4;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 en 4.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep,
bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in artikel 37/23/1, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
[
Art. 37/23.
§ 1.
[Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het schoolbestuur of, na
akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen op de
volgende wijze:
1° in voorkomend geval, de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in
artikel 37/24;
2° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een combinatie ervan,
in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van het criterium, vermeld in
punt 1°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep,
vermeld in het eerste lid, 1°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 2° en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
§ 2.
[Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, uitsluitend
of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden
alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, §2 en §3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22, §2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/22, §3;
4° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel
37/24;
5° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan, in voorkomend
geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4°, die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in
punt 1° tot en met 4°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2°, 3° of 4°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen als vermeld in het eerste lid, 5°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
]
[
§ 3. Het ordeningscriterium afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, a), kan geoperationaliseerd worden als "eerst de leerlingen gedomicilieerd in dezelfde gemeente als de school of de vestigingsplaats". Desgevallend wordt de ordening van deze leerlingen vervolledigd met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°. De ordening kan ook vervolledigd worden door nogmaals het ordeningscriteria afstand, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 5°, a), te operationaliseren op een andere wijze.
De Vlaamse Regering bepaalt de gemeenten waar de operationalisering van het ordeningscriterium afstand, vermeld in het eerste lid, toegepast kan worden. Deze gemeenten grenzen aan een gewestgrens of aan een randgemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. De operationalisering, vermeld in het eerste lid, kan enkel gebruikt worden in de gemeenten die zijn aangeduid door de Vlaamse Regering.
]
]
[
Art. 37/23/1.
§ 1. In afwijking van artikel 37/23 ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen
in kwestie, het LOP voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal op het einde van de aanmeldingsperiode die
de Vlaamse Regering vastlegt, de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een
combinatie ervan:
1° de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
2° de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
3° toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 4°;
4° de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders
hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 3°.
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22/1,
uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen,
worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in artikel 37/22/1, § 2, en die behoren tot een
van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22/1, § 3 of § 4;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22/1, § 2;
3° dan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/22/1, § 3, en de leerlingen met een ouder
die personeelslid is, vermeld in artikel 37/22/1, § 4;
4° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan die overblijven
na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 3°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders
hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in het eerste lid, 4°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
§ 3. Het ordeningscriterium afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats,
vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), kan geoperationaliseerd worden als “eerst de leerlingen gedomicilieerd in
dezelfde gemeente als de school of de vestigingsplaats”. Desgevallend wordt de ordening van deze leerlingen
vervolledigd met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°. De ordening kan ook
vervolledigd worden door nogmaals het ordeningscriterium afstand, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), te
operationaliseren op een andere wijze.
De Vlaamse Regering bepaalt de gemeenten waar de operationalisering van het ordeningscriterium afstand,
vermeld in het eerste lid, toegepast kan worden. Deze gemeenten grenzen aan een gewestgrens of aan een
randgemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op
18 juli 1966. De operationalisering, vermeld in het eerste lid, kan enkel gebruikt worden in de gemeenten die zijn
aangeduid door de Vlaamse Regering.
]
[
Art. 37/24.
[
§1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit
als vermeld in artikel 37/12, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk een of
meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken,
[in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten
aanzien van een referentiepopulatie, waarbij in afwijking van dit principe leerlingen
met een IAC-verslag in een school van het gewoon onderwijs altijd beschouwd mogen
worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht de referentiepopulatie.]
. De voorrang wordt toegepast tot maximaal 20%
van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot één of meerdere ondervertegenwoordigde
groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal 20% van de
bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/12.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen, bepaalt het LOP of een
schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in
zijn werkingsgebied liggen, zowel wat betreft het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen
van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dit voorstel wordt
goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1°
tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in
het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt dit voorstel ter
bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen
die de voorrang toepassen.
Als de gemeenteraad een voorstel van een LOP een eerste keer niet bekrachtigt, werkt het LOP een nieuw voorstel
uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in
artikel VIII.4, §1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van
28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van
de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de gemeenteraad, dan kan die gemeenteraad, wanneer een
nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan die gemeenteraad, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te
vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt
het nieuwe voorstel het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden voor
de vestigingsplaatsen die in de gemeente liggen waar de gemeenteraad het eerste voorstel bekrachtigd heeft.
Als de gemeenteraad een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen, het
voorstel toe.
Als een gemeenteraad geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde groepen ze toepassen.
§2. Scholen die de voorrang, vermeld in paragraaf 1, toepassen, melden dat uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde
diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, meldt het LOP
de toepassing van die voorrang uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de
aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel
uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/18.
]
[
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor de ondervertegenwoordigde groep of groepen te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal.
]
]
[
Art. 37/25.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/20 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/22 tot en met artikel 37/24, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van
[de volgorde van de voorrangsgroepen en]
dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/22 tot en met 37/24, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de
[volgorde van de
voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]
, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
[
Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP
blijft het schoolbestuur of de gemandateerde de verwerkingsverantwoordelijke.
]
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria
[of
voorrangsgroepen]
die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van
[klachten,
vaststellingen en vragen]
, zoals bepaald in artikel 37/16, § 2, leidt tot een andere beslissing.
[In afwijking van het derde lid, kunnen een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslissen
om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding worden
bekendgemaakt deze controle te doen.]
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/20. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP, buiten het werkingsgebied van een LOP aan een daartoe gemandateerd schoolbestuur.
]
[
Art. 37/26.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch
[...]
noteert.
Overeenkomstig artikel 37/25 wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2.
[Met uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in
overcapaciteit conform artikel 37/28, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door
verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37/20, de volgorde van de weigeringen gerespecteerd, met inbegrip van de
volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in
[artikel 37/22, 37/22/1 en 37/24]
, en dat tot en met de vijfde schooldag van
oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. En dit wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/24
betreft, met het oog op het bereiken van het respectievelijke aandeel in artikel 37/24, §1.]
Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/27.
Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/28.
§ 1. In afwijking van
[artikel
37/20, §4,]
kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1°
[leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld
in artikel 3, 4°quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie;]
2° leerlingen die:
a)
[hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woonen leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde
voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]
b)
[hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;]
[hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen
verblijven in een onderwijsinternaat;]
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie,
dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een
buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over
[IAC-verslag]
;
]
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in
[hetzelfde geboortejaar
of leerjaar, vermeld in artikel 37/20, §1]
, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de
[ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/16, §2 tot en met
§4, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]
voor een inschrijving in overcapaciteit.
[7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand
aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu
gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]
§ 2. In afwijking van
[artikel 37/20, §4,]
moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.
[Hetzelfde geldt voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die, met toepassing van artikel 20, §4, gedurende twee schooljaren voltijds les hebben
gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen
inschrijven in die school.]
[
§ 3. In afwijking van artikel 37/20, § 4, schrijft een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd
of wordt, een leerling in die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven was in de school voor het kleuteronderwijs
en die terugkeert uit een school voor het lager onderwijs omdat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden
voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1.
]
]
[Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen]
[
Art. 37/29.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
[Als de klassenraad lager onderwijs over de toelating tot het lager onderwijs van de leerling moet beslissen, wordt
de leerling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. De inschrijving wordt ontbonden als de leerling niet aan de
toelatingsvoorwaarde voldoet.]
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.
]
[
Art. 37/30.
§ 1.
[
[Als een schoolbestuur een leerling weigert, deelt
dat schoolbestuur of het schoolbestuur dat daartoe gemandateerd is of het
LOP, zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of
digitaal mee]
aan de ouders van de leerling
en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen
van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van
de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de
identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan
de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om
te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag
van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
[
[Het model, vermeld in het eerste lid, bevat, naast de elementen, vermeld in
paragraaf 1, al de volgende elementen:]
1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij
de CLR.
]
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20 of op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 37/14, deelt het schoolbestuur
[, het schoolbestuur dat daarvoor is gemandateerd of het gemandateerde LOP]
mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen
[...]
de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure]
[
Art. 37/31.
§ 1. Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/32 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/33, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/29;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/10;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/11;
5° een weigering op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandig-heden als vermeld in artikel 37/14.
In geval van weigeringen, die niet behoren tot de weigeringen bepaald in punt 2°, 3° en 4°, door een school die eerder, conform artikel 37/12, besliste geen leerlingen te zullen weigeren, kunnen ouders van geweigerde leerlingen en eventueel andere belanghebbenden gezamenlijk een klacht indienen.
§ 2. Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, duidt de Vlaamse Regering
[...]
een LOP-deskundige
[...]
aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP
[opneemt]
.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/33, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[
Art. 37/32.
§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/31.
§ 2.
[
[Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of een
andere belanghebbende of na de afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied,
met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. In geval van
bemiddeling bij een ontbinding als vermeld in artikel 37/31, §1, 4°, betrekt het LOP
ook de school die de inschrijving van de leerling ontbond.]
]
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR als vermeld in artikel 37/33.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/33, § 2.
]
[
Art. 37/33.
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/31, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/32
[, of een behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in artikel 37/16, §2]
, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de
[klacht]
.
[Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een
termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen.]
[In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/31, §1, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school
tot het oordeel aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, vakantieperioden niet
inbegrepen, vermeld in artikel 37/11, §2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
]
[
Art. 37/34.
§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
[Hoofdstuk IV/2. Recht op inschrijving in het buitengewoon onderwijs]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/35.
§ 1. Elke leerling die beschikt over een
[IAC-verslag]
of over een document opgemaakt door het CLB waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostisch proces is doorlopen, heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders, onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet voor het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen. De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° het type waarvoor wordt ingeschreven;
2° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/36.
§ 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, beëindigt de vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar en hetzelfde type in een andere school voor buitengewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die effectief schoolloopt in de school en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een school voor buitengewoon onderwijs, voor hetzelfde type, wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van 1 september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[
Art. 37/37.
Een schoolbestuur beslist jaarlijks voor al zijn scholen voor buitengewoon basisonderwijs, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen moet kunnen weigeren op basis van capaciteit. Het schoolbestuur neemt deze beslissing, en bepaalt de betreffende capaciteit, voor een of meer van volgende niveaus:
a) per school;
b) per vestigingsplaats;
c) per niveau, al dan niet per vestigingsplaats;
d) per type, al dan niet per vestigingsplaats.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur oordeelt alle verzoeken tot inschrijving te kunnen realiseren, zijn de bepalingen in artikel 37/38 van toepassing.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur wenst te kunnen weigeren op basis van capaciteit als vermeld in artikel 37/39, en beroep wenst te doen op het platform voor het realiseren van een inschrijving van leerlingen na het bereiken van de capaciteit, zijn de bepalingen van artikel 37/39 tot en met 37/42 van toepassing.
]
[
Art. 37/38.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.
Een schoolbestuur hanteert een inschrijvingsregister per onderdeel waarvoor het besliste geen leerlingen te zullen weigeren op basis van capaciteit, waarin het alle inschrijvingen chronologisch noteert.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 2. Het verloop van de inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/39.
§ 1. Een schoolbestuur moet de inschrijvingen voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor het besliste leerlingen te moeten kunnen weigeren omwille van capaciteit, laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
De Vlaamse Regering bepaalt de start- en einddatum van de aanmeldingsperiode.
§ 2. Het schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 februari voor welke niveaus, zoals bepaald in artikel 37/37, het de inschrijvingen zal laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/40.
§ 1. Het schoolbestuur rangschikt de binnen de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/39, aangemelde leerlingen, die behoren tot de volgende voorrangsgroepen bovenaan en respecteert daarbij onderstaande volgorde:
1° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als een reeds ingeschreven leerling;
2° leerlingen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/36, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen. Met personeelslid wordt bedoeld:
a) een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
b) een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school;
3° voor scholen, gelegen in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en tot het aandeel van 65 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/37, bereikt is, leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 37/58;
4° een schoolbestuur kan voor zijn scholen een maximum van 50 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/39, § 2, voorrang verlenen aan leerlingen die - uiterlijk op het moment van de effectieve lesbijwoning - verblijven of gebruikmaken van dat internaat of semi-internaat. Met internaat of semi-internaat wordt bedoeld:
a) internaten, als bepaald in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
b) internaten met permanente openstelling als vermeld in hoofdstuk 6 van dezelfde codificatie;
c) semi-internaten, als bepaald in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen;
d) multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, voor wat de functies dagopvang, verblijf, diagnostiek of intensieve behandeling betreft.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, reeds bereikt werd binnen bovenstaande voorrangsgroepen worden de leerlingen uit de betreffende voorrangsgroep, geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, bereikt werd binnen de overige aangemelde leerlingen, worden de betreffende leerlingen geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
§ 2. Wanneer meerdere scholen of vestigingsplaatsen samen aanmelden worden de aangemelde leerlingen toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven, waarbinnen de leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen. De leerling wordt verwijderd uit de lijst van aangemelde leerlingen in de lager gerangschikte scholen of vestigingsplaatsen op zijn voorkeurslijst.
De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen ter beschikking stellen voor gezamenlijke aanmeldingsprocedures.
]
[
Art. 37/41.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
Aan de ouders wordt meegedeeld of de leerling gunstig of ongunstig gerangschikt is, op basis van de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4. Indien de leerling ongunstig gerangschikt is, deelt de school eveneens mee welke plaats de leerling inneemt op de lijst van ongunstig gerangschikte leerlingen.
De ouders van de gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
§ 2. Het schoolbestuur noteert alle inschrijvingen van de gunstig gerangschikte leerlingen in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip en het type waarvoor wordt ingeschreven.
Inschrijvingen voor eventueel resterende vrije plaatsen na de aanmeldingen, binnen de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4, worden in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip van inschrijving, en het type waarvoor wordt ingeschreven en in voorkomend geval vermelding van de toewijzing van de leerling door het platform, vermeld in artikel 37/43/3, § 1.
§ 3. Plaatsen van gunstig gerangschikte leerlingen die zich in deze periode, vermeld in § 1, derde lid, niet zijn komen inschrijven, of wiens inschrijving door een inschrijving in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan gemaakt wordt, zoals bepaald in artikel 37/36, worden tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum toegekend aan de hoogst gerangschikte leerlingen van de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen.
Deze leerlingen behouden hun recht op inschrijving gedurende veertien kalenderdagen na de melding van de omzetting in een gunstige rangschikking.
§ 4. Het schoolbestuur kan de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, verhogen tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum.
]
[
Art. 37/42.
§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de uiterlijke datum waarop het schoolbestuur aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap meldt welke leerlingen ongunstig gerangschikt zijn, op basis van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/41, § 4.
§ 2. Voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor ongunstig geordende leerlingen werden gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in paragraaf 4, kunnen bijkomende inschrijvingen enkel gerealiseerd worden op vraag van, of mits goedkeuring van het platform, zoals bepaald in artikel 37/43/2. Het platform kan hierover afspraken maken.
Elke bijkomende vraag tot inschrijving voor een niveau waarvoor de capaciteit bereikt werd op het einde van deze inschrijvingsperiode, wordt in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, en via het digitale weigeringsdocument gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 37/43/1.
]
[Afdeling 3. Weigeren]
[
Art. 37/43.
§ 1. Een schoolbestuur kan geen verzoek tot inschrijving weigeren, behoudens in volgende gevallen:
1° wanneer het gaat om een leerling die op het moment van de effectieve start van de lesbijwoning niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling A, B en C;
2° wanneer het gaat om een leerling die in het lopende schooljaar definitief werd verwijderd uit de betrokken school, overeenkomstig artikel 32 en 33.
§ 2. Een schoolbestuur kan geen verzoeken tot inschrijving weigeren op basis van bereikte capaciteit, van leerlingen:
1° die terugkeren in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor wie de school door het platformoverleg werd voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3.
§ 3. Een schoolbestuur kan, ook nadat de capaciteit overschreden werd, en nadat reeds beroep werd gedaan op het platform voor geweigerde leerlingen, alsnog leerlingen inschrijven die:
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
d) behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/39, § 3, a) en b).
]
[
Art. 37/43/1.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een weigering van het verzoek tot inschrijving als vermeld in artikel 37/42, § 1, 1° en 2°, of op basis van bereikte capaciteit, de weigering binnen de zeven kalenderdagen aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32 en 33, de definitieve uitsluiting binnen de zeven kalenderdagen aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt het digitale model van het weigeringsdocument.
]
[
Art. 37/43/2.
§ 1. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap roepen, op basis van de informatie in de digitale melding van weigering, of in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32, § 3, en artikel 33, alle relevante actoren samen voor een platformoverleg.
§ 2. Voor het platformoverleg worden uitgenodigd:
1° de schoolbesturen van alle scholen uit de regio met een aanbod voor het betreffende type;
2° afgevaardigden van het CLB dat de betreffende leerling tot op dat moment begeleid heeft, en van het CLB van de school voor buitengewoon onderwijs die het verzoek tot inschrijving weigerde;
3° de ouders of hun eventuele vertegenwoordiger, en waar mogelijk de leerling;
4° vertegenwoordigers van organisaties die schoolexterne begeleidingsmogelijkheden bieden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, of verblijfmogelijkheden voorzien, wanneer het weigeringsdocument een vraag naar deze begeleiding of verblijfsmogelijkheid bevat.
Leden die uitgenodigd worden voor het platformoverleg kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen die de leerling, waarvoor het platform een passend alternatief zoekt, begeleiden.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten inzake de werking van het platform.
]
[
Art. 37/43/3.
§ 1. Het platformoverleg formuleert, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de weigering of definitieve uitsluiting van de leerling, een passend alternatief voor de leerling die geweigerd of definitief uitgesloten werd, aan de ouders.
Het passend alternatief bestaat uit een voorstel tot inschrijving in één of meerdere scholen. Het platformoverleg houdt daarbij rekening met de vrije schoolkeuze, het onderwijsaanbod, de afstand tussen de woon- of verblijfplaats van de leerling en de school, de vraag van de ouder naar leerlingenvervoer, in voorkomend geval het behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/40, § 1, en desgevallend de nood aan schoolexterne begeleidingsmogelijkheden of verblijfmogelijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften.
Het passend alternatief kan ook bestaan uit de beslissing om alsnog in te schrijven in de school waarin de inschrijving initieel niet gerealiseerd werd.
Indien de leerling geweigerd werd in een school, waarnaar de leerling recht op leerlingenvervoer genoot, en de ouders vragen om leerlingenvervoer, dient het platform de regels met betrekking tot het recht op leerlingenvervoer te respecteren bij het zoeken naar een passend alternatief. Het platform kan enkel een gemotiveerde afwijking toestaan op het recht op leerlingenvervoer naar de school of vestigingsplaats die voorgesteld wordt als passend alternatief, op voorwaarde dat het passend alternatief zich bevindt binnen redelijke afstand.
§ 2. Ouders beslissen binnen de zeven kalenderdagen of ze al dan niet ingaan op het passend alternatief dat wordt voorgesteld door het platformoverleg. Indien de ouders akkoord gaan met de voorgestelde school, schrijven ze hun kind er binnen die termijn van zeven kalenderdagen in.
Indien de ouders de inschrijving niet bevestigen binnen de zeven kalenderdagen, of indien de ouders een inschrijving realiseren in een andere school, vervalt de verplichting van het platformoverleg om een plaats te garanderen voor de betreffende leerling.
]
[
Art. 37/43/4.
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering, of wanneer ze niet akkoord gaan met het door het platform voorgesteld passend alternatief, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie voor deze klachten.
§ 2. Klachten die worden ingediend na de termijn van zeven kalenderdagen na het ontvangen van de weigering of nadat het passend alternatief aan de ouders werd gecommuniceerd, zijn onontvankelijk.
§ 3. Een klacht bij de CLR schort de termijn van zeven kalenderdagen, waarbinnen ouders de inschrijving in de school die door het platform wordt voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3, § 1, moeten bevestigen.
§ 4. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 5. Indien de CLR de klacht gegrond acht, wordt het platform opnieuw bevoegd voor het formuleren van een passend alternatief.
Indien de CLR de klacht ongegrond acht, schrijft de leerling zich alsnog in, in de door het platform voorgestelde school, binnen de termijn van zeven kalenderdagen.
]
[Hoofdstuk IV/3. Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad]
[Afdeling 0. Toepassingsgebied]
[
Art. 37/43/5.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling
in het gewoon basisonderwijs in scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor lesbijwoning vanaf
het schooljaar 2023-2024 of later
]
[Afdeling 1. Recht op inschrijving]
[
Art. 37/44.
De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale
[...]
cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
5° de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
]
[
Art. 37/45.
§ 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting.
[Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord.]
Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
[3° of de leerling is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;]
[Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens
tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te
kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
[De registratie gebeurt conform artikel 21.]
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens,
vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in het tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog
op het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.
]
[
§ 5. De school vraagt bij de inschrijving van elke leerling in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of
de leerling doof of slechthorend is.
Het bewijs dat de leerling doof of slechthorend is als vermeld in het eerste lid wordt geleverd via een medisch
attest. De regering kan bepalen dat het voormelde bewijs ook geleverd kan worden met andere documenten of op
andere wijzen dan met het medisch attest.
De school is verwerkingsverantwoordelijke en bewaart het medisch attest en de andere documenten, vermeld in
het tweede lid, tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, kunnen ter
verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
]
[
Art. 37/46.
§ 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/45, § 2, derde lid, artikel 37/47 en artikel 37/48, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
[Het behoud van de inschrijving, vermeld in het eerste lid, geldt over de vestigingsplaatsen en over de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de
leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van
vestigingsplaats of verandering van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal naar een inschrijving buiten de
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.]
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[
§ 2/1. In aanvulling op paragraaf 1 kunnen de ouders van leerlingen die al schoollopen in een school waar een
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht, beslissen dat de leerling zijn schoolloopbaan voortzet
in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden genomen in het schooljaar voorafgaand aan het
schooljaar dat de leerling voor de eerste keer de keuze heeft om zijn schoolloopbaan verder te zetten in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zonder dat zijn leerproces als vermeld in artikel 8, eerste lid, onderbroken wordt. De
voormelde beslissing wordt ten laatste genomen voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de
voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld
in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- en inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, is.
De school communiceert naar de ouders over de mogelijkheid van de leerling om zijn schoolloopbaan voort te
zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid.
Als de leerlingen die al schoollopen in die school kunnen instappen in het eerste schooljaar dat de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht in die school, dan meldt het schoolbestuur aan de ouders van die
leerlingen dat het schoolbestuur een oprichtingsdossier als vermeld in artikel 112bis heeft ingediend. De ouders kunnen
vanaf de voormelde melding tot aan de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/55, § 2,
eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- of inschrijvingsperiode is vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, de
beslissing, vermeld in het eerste lid, nemen. Als de regering beslist om het voormelde oprichtingsdossier niet goed te
keuren, of als de school beslist om pas het volgend jaar voor het eerst de taalafdeling op te starten, dan is de voormelde
beslissing van de ouders zonder gevolg en blijft de leerling ingeschreven in de school in het volgend schooljaar.
]
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als
[één geheel te beschouwen of als
één capaciteit te bepalen]
voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
]
[
Art. 37/47.
De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar
[en hetzelfde onderwijsniveau]
in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs
[en hetzelfde onderwijsniveau]
wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.
]
[
Art. 37/48.
§ 1. Het recht op inschrijving, vermeld in
[artikel 37/45, § 1,]
geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een
[IAC-verslag]
worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit
[IAC-verslag]
maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het
[IAC-verslag]
door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een
[IAC-verslag]
, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.
[
[Als de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is
verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de leerling definitief ingeschreven.]
Als de
school pas kennisneemt van een
[IAC-verslag]
, vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn
van zestig kalenderdagen op de dag van die kennisneming.]
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een
[GC-verslag]
op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
[In afwijking van het derde lid kan een school kiezen om te ontbinden op een van de onderstaande momenten:
1° op het einde van het huidige schooljaar;
2° op het einde van het daaropvolgende schooljaar.
]
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag als vermeld in artikel 15 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of
[om de inschrijving van de leerling op het einde van het huidige schooljaar
of op het einde van het daaropvolgende schooljaar te ontbinden]
.
§ 4.
[Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs.]
]
[Afdeling 2. Organisatie van de inschrijvingen]
[
Art. 37/49.
[
Alle schoolbesturen die een school of vestigingsplaats hebben binnen het werkingsgebied van het LOP
Brussel-Hoofdstad, zijn voor hun scholen of vestigingsplaatsen voor gewoon onderwijs binnen dat respectievelijke
werkingsgebied verplicht tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure.
]
[
In afwijking van het eerste lid hoeven schoolbesturen geen gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor
aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal te organiseren. Een schoolbestuur
kan ook beslissen om niet te weigeren op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Een
schoolbestuur beslist jaarlijks en uiterlijk op 15 november voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal en
eventueel per geboortejaar of leerjaar in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of het wil kunnen wei- geren
op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Als een schoolbestuur met een school of vestigingsplaats gelegen in het werkingsgebied van LOP-BrusselHoofdstad beslist om niet te weigeren op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal,
eventueel per geboortejaar of per leerjaar, dan zijn in afwijking van artikel 37/43/5, de bepalingen van hoofdstuk IV/1,
afdeling 2, onderafdeling B, afdeling 3 en 4, van toepassing.
Als een schoolbestuur met een school of vestigingsplaats gelegen in het werkingsgebied van LOP-BrusselHoofdstad in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, en eventueel per geboortejaar of per leerjaar wil
kunnen weigeren omwille van capaciteit, dan worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure.
Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in deze afdeling.
]
]
[
Art. 37/50.
Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen
[,
vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen
[,
vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[Nadat de
aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend,
[conform artikel 37/58, 37/59, 37/59/1 en 37/61, en in
voorkomend geval conform artikel 37/57, 37/57/1 en 37/60]
.]
De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/51.
§ 1. Een schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
1°
[of het voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal en eventueel geboortejaren of leerjaren in de
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure;]
[1°/1 voor welke scholen vestigingsplaatsen en taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, en eventueel
geboortejaren of leerjaren per school, per vestigingsplaats of voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, het
leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57 en 37/57/1, wil kunnen weigeren;]
2°
[welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wil afwijken conform artikel 37/53.]
Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
[...]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in paragraaf 1.
§ 3.
[
Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door
een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling
van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve
toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan.
De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende
oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren
waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling, vermeld in het eerste lid.
]
[
§ 4. In paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder technische fout of zuiver materiële vergissing voor of na
de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuivere materiële vergissing tijdens het
verloop van de aanmeldingsprocedure afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De
aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van
vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of zuiver
materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over de
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
, kan de
leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met de
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
worden
opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of zuiver materiële vergissing na een
definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de
[correctie van de
technische fout of de zuiver materiële vergissing]
, kan de leerling door het betrokken
schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/64.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of materiële
vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van
de leerling in kwestie.
§ 5. In paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling:
een geval waarbij de betrokkene die zich aanmeldt voor een specifieke school, een uitzonderlijke situatie inroept die
alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de
toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst
inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in
kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist
binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang
tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform
artikel 37/64.
§ 6. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend
worden bij de CLR, conform artikel 37/69. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 5
kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening
van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/69, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het
LOP, vermeld in 37/68, § 2, eerste lid.
]
]
[
Art. 37/52.
§ 1.
[Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure
gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een
meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de
Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.
Voor scholen die, conform artikel 37/17, § 3, en na goedkeuring van het LOP Brussel-Hoofdstad, aansluiten bij de
aanmeldingsprocedure van het LOP Brussel-Hoofdstad, blijven de respectievelijke ordeningscriteria en voorrangsgroepen,
[vermeld in artikel 37/22, 37/22/1, 37/23 en 37/23/1]
en, in voorkomend geval, artikel 37/24, onverminderd gelden.
]
[In afwijking van het eerste lid hoeft een school geen gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor aanmeldingen en
inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal te organiseren. Als de aanmeldingsprocedure apart
wordt georganiseerd voor de aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, is
er geen goedkeuring vereist als vermeld in het eerste lid.]
§ 2. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.
]
[
Art. 37/53.
Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.
]
[
Art. 37/54.
§ 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden,
[uiterlijk tien
kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
een van volgende initiatieven nemen:
1°
[melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal
organiseren conform een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1. Voor die melding wordt het formulier,
vermeld in artikel 37/51, § 2, gebruikt;]
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[...]
[De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]
§ 2.
[Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform
paragraaf 1, eerste lid, 2°, zijn voorgelegd, kunnen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit beslissen om de aanmeldingsprocedure te
organiseren volgens een standaarddossier;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, het aangepaste voorstel van
afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.
]
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/44 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken
schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de
aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP
[, uiterlijk
tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]
beslissen de aanmeldingsprocedure organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepast voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
[Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen
samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]
]
[
Art. 37/55
§ 1.
[Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar een capaciteit voor elk van
de volgende niveaus waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure:
1° de school;
2° de vestigingsplaats;
3° de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De capaciteit van elk niveau, vermeld in het eerste lid, kan eventueel voor een van de volgende niveaus worden
bepaald:
1° geboortejaar;
2° leerjaar.
De capaciteit is het totale aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de niveaus, vermeld in het eerste en het
tweede lid, als het maximale aantal leerlingen ziet.
Bij het bepalen van zijn capaciteit kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit van kleuters die conform
artikel 12/1 nog een schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden, samen te voegen met de capaciteit van het
laatste geboortejaar van het kleuteronderwijs waarvoor een kind kan toegelaten worden tot het kleuteronderwijs,
zonder een beroep te doen op artikel 12/1.
]
§ 2. Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, zijnde het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden
[, desgevallend per contingent als vermeld in artikel 37/60]
, minstens bekend op volgende momenten:
1°
[in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen,
vermeld in
[artikel 37/57, § 2 en § 3, en artikel 37/57/1, § 2 tot en met § 4]
;]
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/56;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/63.
Het schoolbestuur bepaalt en communiceert de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen
[...]
.
De capaciteitsverhoging moet door het LOP zijn goedgekeurd.
[In afwijking van het tweede lid hoeft de capaciteitsverhoging voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal van scholen die in het LOP liggen, niet goedgekeurd te worden door het LOP. Het schoolbestuur deelt de
capaciteitsverhoging mee aan het LOP.]
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een schoolbestuur kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen maken hierover afspraken binnen het LOP.
]
[
Art. 37/56.
§ 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar
2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt, is
21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.
]
§ 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving er nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.
]
[
Art. 37/57.
§ 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3,
[krijgen voorrang bij inschrijvingen]
. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het communiceert aan alle belanghebbenden de periode waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken;
2° ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
3° wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4 op de weigeringslijst.
Scholen respecteren de afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat beslist leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
[Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen,
vermeld in artikel 37/59 en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR
goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.]
]
[
Art. 37/57/1.
§ 1. In afwijking van artikel 37/57 gelden voor de inschrijving in de taalafdeling NederlandsVlaamse Gebarentaal de voorrangsregels, vermeld in dit artikel. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in
paragraaf 2 tot en met 4, krijgen voorrang bij inschrijvingen. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle
belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze
voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste
schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te
weigeren, schrijft de leerlingen uit de voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens
de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen
kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen zoals bepaald in paragraaf 5;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit,
toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 5, op de weigeringslijst.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle
andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene
naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 4, geeft een
schoolbestuur voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal voorrang aan de leerlingen die doof of
slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/45, § 5.
§ 4. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 3, geeft een
schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de
scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op
voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104
dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van
bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende
de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor
leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld
wordt in de school.
§ 5. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te
willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2, en die behoren tot een van de
voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 of 4;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 en 4.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep,
vermeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in artikel 37/59/1, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
]
[
Art. 37/58.
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37/59, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is:
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;
4° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Dit aantal moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% leerlingen in de school met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke overeenkomstig artikel 37/55, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.
Het LOP maakt de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.
§ 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37/60, § 3, bereikt is.
[
§ 5. In afwijking van paragraaf 1 tot en met 3 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor leerlingen met
minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen
in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
]
]
[
Art. 37/59.
[
§ 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het
schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde
leerlingen op de volgende wijze:
1° eerst de kinderen van de ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
2° in voorkomend geval de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/60;
3° na de ordening op basis van het criterium, vermeld in punt 1°, en in voorkomend geval punt 2°, tot slot de
overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in voorkomend geval met
inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° en 2°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben of de
eventuele afwijkingen daarop zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1° of 2°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in het eerste lid, 3°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, uitsluitend
of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden
alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, § 2 en § 3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57, § 2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/57, § 3;
4° dan de kinderen van ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
5° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in
artikel 37/60;
6° tot slot de overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in
voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4° en 5°, die overblijven na de toepassing van de
criteria, vermeld in punt 1° tot en met 5°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit
ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in
punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° of 5°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de
volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de
overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 6°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven
standaarddossier dat door het schoolbestuur is onderschreven of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het
standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
]
]
[
Art. 37/59/1.
§ 1. In afwijking van artikel 37/59 ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen
in kwestie, het LOP voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal op het einde van de aanmeldingsperiode die
de Vlaamse Regering vastlegt, de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een
combinatie ervan:
1° de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
2° de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
3° toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 4°;
4° de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders
hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 3°.
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57/1,
uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen,
worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in artikel 37/57/1, § 2, en die behoren tot een
van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57/1, § 3 of § 4;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57/1, § 2;
3° dan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/57/1, § 3, en de leerlingen met een ouder
die personeelslid is, vermeld in artikel 37/57/1, § 4;
4° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan die overblijven
na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 3°:
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders
hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de
ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het
ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de
eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld
in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde
van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige
kinderen, vermeld in het eerste lid, 4°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de
door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
]
[
Art. 37/60.
[
§ 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde
capaciteit, vermeld in artikel 37/55, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk
een of meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken,
[in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie, waarbij in afwijking van
dit principe leerlingen met een IAC-verslag in een school van het gewoon onderwijs
altijd beschouwd mogen worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht
de referentiepopulatie.]
De voorrang wordt toegepast tot maximaal
20 procent van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot een of meerdere ondervertegenwoordigde groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal
20 procent van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen met hetzelfde of
verschillend percentage, bepaalt het LOP of een schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft
op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in
zijn werkingsgebied liggen, wat betreft zowel het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen
van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dat voorstel wordt
goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1°
tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in
het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt het voorstel ter
bekrachtiging voor aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel van het LOP een eerste keer niet bekrachtigt,
werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de
onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige
bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de
Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dan kan
de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging
aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te vervangen door het
nieuwe voorstel.
Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt het nieuwe voorstel
het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden, als
de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie het eerste voorstel bekrachtigd had.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die
in het werkingsgebied van het LOP liggen, het voorstel toe.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf
beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde
groepen ze toepassen.
§ 2. Het LOP meldt de toepassing van deze voorrang altijd, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten
van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en het LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de
aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel
uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51.
[
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor de ondervertegenwoordigde groep of groepen te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal.
]
]
]
[
Art. 37/61.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/55 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/57 tot en met artikel 37/60, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van
[de volgorde van de voorrangsgroepen en]
dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/57 tot en met 37/60, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de
[volgorde van de
voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]
, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
[
Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP
blijft het schoolbestuur of de gemandateerde de verwerkingsverantwoordelijke.
]
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria of
[de opgegeven
voorrangsgroep]
die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van
[klachten,
vaststellingen en vragen]
, vermeld in artikel 37/51, § 3, leidt tot een andere beslissing.
[In afwijking van het derde lid, kunnen een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslissen
om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding worden
bekendgemaakt deze controle te doen.]
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/55. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP.
]
[
Art. 37/62.
§ 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch
[...]
noteert.
Overeenkomstig artikel 37/61, §§ 4 en 5, wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2.
[Met
uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in overcapaciteit conform artikel 37/64, wordt bij het invullen van
vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door een verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, § 3, de volgorde
van de weigeringen gerespecteerd met inbegrip van de volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57,
37/58 en 37/60, en, wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/58 en artikel 37/60, betreft, met het oog op het bereiken
van hun respectievelijke aandeel, vermeld in
[artikel 37/57, 37/57/1, 37/58 en 37/60]
, § 1, en dat tot en met de
vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.]
Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
]
[
Art. 37/63.
Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.
]
[
Art. 37/64.
§ 1. In afwijking van
[artikel 37/55, § 4]
kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1°
[leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld
in artikel 3, 4°quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie;]
2° leerlingen die:
a)
[hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woonen leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde
voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]
b)
[hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen
verblijven in een onderwijsinternaat;]
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie
dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een
buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over een
[IAC-verslag]
;
]
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in
[hetzelfde geboortejaar
of leerjaar, vermeld in artikel 37/55, § 1,]
, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de
[ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/51, § 3 tot
en met § 5, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]
voor een inschrijving in overcapaciteit.
[7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand
aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu
gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]
§ 2. In afwijking van
[artikel 37/55, § 4,]
moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.
[Hetzelfde geldt voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die, met toepassing van artikel 20, §4, gedurende twee schooljaren voltijds les hebben
gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen
inschrijven in die school.]
[
§ 3. In afwijking van artikel 37/55, § 4, schrijft een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd
of wordt, een leerling in die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven was in de school voor het kleuteronderwijs
en die terugkeert uit een school voor het lager onderwijs omdat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden
voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1.
]
]
[Afdeling 3. Weigeren van inschrijvingen]
[
Art. 37/65.
§ 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
[Als de klassenraad lager onderwijs over de toelating tot het lager onderwijs van de leerling moet beslissen, wordt
de leerling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. De inschrijving wordt ontbonden als de leerling niet aan de
toelatingsvoorwaarde voldoet.]
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.
]
[
Art. 37/66.
§ 1.
[
[Als een schoolbestuur een leerling weigert, deelt
dat schoolbestuur of het schoolbestuur dat daarvoor is gemandateerd of het
LOP, zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of
digitaal mee]
aan de ouders van de leerling
en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen
van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van
de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de
identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan
de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om
te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag
van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en aan
[de bevoegde diensten
van de Vlaamse Gemeenschap]
.
[
[Het model, vermeld in het eerste lid, bevat, naast de elementen, vermeld in
paragraaf 1, al de volgende elementen:]
1° de feitelijke en de juridische grond van
de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij
de CLR.
]
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit, vermeld in artikel 37/55, deelt het schoolbestuur
[, het schoolbestuur dat daarvoor gemandateerd is of het gemandateerde LOP]
mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen
[...]
de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.
]
[Afdeling 4. Bemiddelings- en klachtenprocedure]
[
Art. 37/67.
Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/68 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/69, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/55;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/65;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/47;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/48.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/68, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/69, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.
]
[
Art. 37/68.
§ 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/67.
§ 2.
[
[Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of een
andere belanghebbende of na de afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied,
met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. In geval van
bemiddeling bij een ontbinding als vermeld in artikel 37/67, §1, 4°, betrekt het LOP
ook de school die de weigering uitschreef.]
]
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR, vermeld in artikel 37/69.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/69, § 2.
]
[
Art. 37/69
§ 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/67, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/68
[of na behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in
artikel 37/51, § 3,]
een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de
[klacht]
.
[Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch
verstuurd naar de betrokkenen.]
[In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/67, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school tot
het oordeel van de CLR aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, de
vakantieperioden niet inbegrepen, vermeld in artikel 37/48, § 2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
]
[
Art. 37/70.
§ 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.
]
HOOFDSTUK V. - Opdracht van het
basisonderwijs
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod
Art. 38.
Ieder schoolbestuur
bepaalt de inhoud van het basisonderwijs in zijn scholen en bepaalt vrij zijn
eigen pedagogische en onderwijskundige methodes.
Art. 39.
Het onderwijsaanbod in
het gewoon kleuteronderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang, de
volgende leergebieden :
- lichamelijke
opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
-
[wetenschappen en techniek;
]
-
[mens en maatschappij;
]
- wiskundige
initiatie.
[
Naast de leergebieden, vermeld in het eerste lid, bevat het onderwijsaanbod in de taalafdeling NederlandsVlaamse Gebarentaal ook de volgende leergebieden:
1° het leergebied Vlaamse Gebarentaal;
2° het leergebied dovencultuur.
]
Art 40.
Het onderwijsaanbod in het
gewoon lager onderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang, de
volgende leergebieden :
- lichamelijke
opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
-
wiskunde;
-
[wetenschappen en techniek;
]
[- mens en maatschappij;]
[- Frans,]
en volgende leergebiedoverschrijdende
thema's
- leren leren;
- sociale vaardigheden;
[- informatie en
communicatietechnologie.]
[
Naast de leergebieden, vermeld in het eerste lid, bevat het onderwijsaanbod in de taalafdeling NederlandsVlaamse Gebarentaal ook de volgende leergebieden:
1° het leergebied Vlaamse Gebarentaal;
2° het leergebied dovencultuur.
]
Art. 41.
§ 1. In de
officiële lagere scholen omvat het onderwijsaanbod bovendien wekelijks ten
minste twee lestijden onderwijs in de erkende godsdiensten en in de op die
godsdiensten berustende zedenleer en ten minste twee lestijden onderwijs in de
niet-confessionele zedenleer.
§ 2.
[In de
officiële scholen wordt het godsdienstonderwijs verstrekt door bedienaars
van de betrokken godsdienst of door hun afgevaardigde.]
In de scholen van het gemeenschapsonderwijs en van het
gesubsidieerd officieel onderwijs wordt de cursus in de niet-confessionele
zedenleer bij voorrang gegeven door een personeelslid dat daartoe een
initiële of voortgezette opleiding heeft gevolgd.
Art. 42.
In de vrije lagere
scholen wordt hetzij onderwijs in één of meer erkende
godsdiensten en in de op deze godsdiensten berustende zedenleer, hetzij het
onderwijs in de niet-confessionele zedenleer, hetzij beide, hetzij onderwijs in
de cultuurbeschouwing verstrekt.
In de vrije
lagere scholen wordt de cursus in de niet-confessionele zedenleer bij voorrang
gegeven door een personeelslid dat daartoe een initiële of voortgezette
opleiding heeft gevolgd.
Art. 43.
[
§ 1. Het leergebied Frans is verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs. Het leergebied Frans kan aangeboden worden vanaf het eerste jaar gewoon lager onderwijs in de scholen van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen, vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs in de scholen buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
§ 2. De talen Frans en/of Duits en/of Engels kunnen facultatief aangeboden worden vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen.
§ 3. Taalinitiaties in het Frans, Engels en Duits behoren facultatief tot het onderwijsaanbod van het gewoon basisonderwijs.
§ 4. Het in paragraaf 2 en paragraaf 3 bedoelde aanbod wordt bepaald door het schoolbestuur met toepassing van de regelgeving inzake participatie.
§ 5. De onderwijsinspectie waakt over een kwaliteitsvolle invulling van het taalaanbod, vermeld in dit artikel.
]
[
§ 6. In scholen waar ook de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt ingericht kan aan leerlingen die
niet in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zijn ingeschreven, al facultatief vanaf het kleuteronderwijs
Vlaamse Gebarentaal worden aangeboden.
In afwijking van het eerste lid kan Vlaamse Gebarentaal in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, de
randgemeenten of de taalgrensgemeenten Vlaamse Gebarentaal, buiten de taalafdeling Vlaamse Gebarentaal, slechts
worden aangeboden als het leergebied Frans al wordt aangeboden.
]
Afdeling 2. - Eindtermen en
ontwikkelingsdoelen
Art. 44.
[
§ 1. 1° Ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de ontwikkelingsdoelen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes op populatieniveau bij de leerlingen na te streven.
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon kleuteronderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de ontwikkelingsdoelen.
2° Eindtermen voor het gewoon lager onderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement noodzakelijk en bereikbaar acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de eindtermen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en bepaalde attitudes op populatieniveau bij de leerlingen te bereiken en de eindtermen met betrekking tot bepaalde andere attitudes bij de leerlingen na te streven.
[Binnen deze eindtermen worden, minstens voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component
van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie, bepaalde eindtermen als basisgeletterdheid
aangeduid. De eindtermen basisgeletterdheid moeten door elke individuele leerling worden bereikt op het eind van het
vierde jaar lager onderwijs. Basisgeletterdheid zijn die eindtermen die het startpunt vormen voor het bereiken van de
eindtermen basisgeletterdheid in de eerste graad van het secundair onderwijs voor de competenties in het Nederlands
en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie. In uitzonderlijke
gevallen kan de klassenraad gemotiveerd beslissen dat een individuele leerling een eindterm basisgeletterdheid niet
moet bereiken. De regering bepaalt vanaf welk schooljaar de eindtermen basisgeletterdheid in het lager onderwijs
ingevoerd worden.]
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon lager onderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het bereiken van de eindtermen.
3° Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs zijn doelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van een bepaalde leerlingenpopulatie.
[Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de doelen met betrekking
tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bij de leerlingen na te streven
zoals opgenomen in het individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel
46.]
De school kan steeds extra doelen nastreven bij de leerlingen.
[Voor de kwaliteitscontrole met het oog op de erkenning en de doorlichting,
vermeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende
de kwaliteit van het onderwijs, van scholen voor het buitengewoon basisonderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de doelen
die opgenomen zijn in het individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel
46.]
4° Voor het onderwijs in godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing, zijn er geen ontwikkelingsdoelen of eindtermen.
§ 2. De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden geformuleerd in functie van volgende sleutelcompetenties:
1. competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn en op vlak van lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid;
2.
[competenties in het Nederlands en, voor die scholen waar onderwijs door middel van Vlaamse Gebarentaal
wordt gegeven, bijkomend ook competenties in de Vlaamse Gebarentaal;]
3. competenties in andere talen;
4. digitale competentie en mediawijsheid;
5. sociaal-relationele competenties;
6. competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie;
7. burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven;
8. competenties met betrekking tot historisch bewustzijn;
9. competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn;
10. competenties inzake duurzaamheid;
11. economische en financiële competenties;
12. juridische competenties;
13. leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties, innovatie-denken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatie-verwerking en samenwerken;
14. zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid;
15. ontwikkeling van initiatief, ambitie, ondernemingszin en loopbaancompetenties;
16. cultureel bewustzijn en culturele expressie.
Het Vlaams Parlement haakt deze ontwikkelingsdoelen en eindtermen niet vast aan leergebieden. Het zijn de schoolbesturen die de verbinding maken tussen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en de in dit decreet opgenomen leergebieden.
§ 3. De ontwikkeling van eindtermen en ontwikkelingsdoelen wordt gecoördineerd door de regering. De regering stelt daartoe een of meerdere ontwikkelcommissies samen die ten minste bestaan uit leerkrachten uit basis- en secundair onderwijs, de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs en vak- en andere experten uit het hoger onderwijs. De ontwikkelcommissie formuleert een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Ze geeft ook het belang en de uitgangspunten ervan aan.
[Ze bewaakt de haalbaarheid.]
De ontwikkelde eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden vervolgens door de ontwikkelcommissie voorgelegd aan een valideringscommissie. De valideringscommissie bestaat uit leden van de onderwijsinspectie en andere experten. De valideringscommissie valideert of stuurt de ontwikkelde eindtermen of ontwikkelingsdoelen terug naar de ontwikkelcommissie met het oog op bijsturing, waarna ze finaal ter validering aan de valideringscommissie worden voorgelegd. De valideringscommissie bewaakt de coherentie, consistentie en evalueerbaarheid van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden door de regering als een ontwerp van decreet ingediend bij het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement kan het initiatief nemen de in het eerste lid voorziene procedure op te starten.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden periodiek gescreend op hun actualiteitswaarde en worden zo nodig bijgestuurd. De regering bepaalt de procedure voor deze screening en bijsturing.
§ 4. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel blijven de bestaande ontwikkelingsdoelen en eindtermen van toepassing.
[In afwijking van paragraaf 3 en 5 kan de regering de bestaande ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs herordenen en technisch aanpassen.]
Bij de ontwikkeling en de implementatie van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen wordt rekening gehouden met de coherentie en continuïteit over het kleuter- en lager onderwijs heen en de aansluiting op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van het secundair onderwijs, zonder de eigenheid van het basisonderwijs uit het oog te verliezen.
§ 5. Het Vlaams Parlement keurt een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen goed waar kennis telkens geëxpliciteerd wordt en vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen.
]
[
§ 6. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen
van dit artikel, kan een klassenraad, na overleg met de ouders, beslissen om de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon
kleuteronderwijs, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 1997 tot bepaling van de
ontwikkelingsdoelen en de eindtermen in het gewoon basisonderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 15 juli 1997 die
opgenomen zijn in bijlage 5 bij dit decreet niet na te streven bij leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in
artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven zijn in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De klassenraad neemt de voormelde ontwikkelingsdoelen die niet nagestreefd worden op in een afsprakenkader.
Het afsprakenkader wordt tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal bewaard. Het voormelde afsprakenkader kan ter verificatie worden voorgelegd aan
de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 7. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van
dit artikel, kan er voor leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die
ingeschreven zijn in het lager onderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal een afwijking voorzien
worden op sommige van de bestaande eindtermen, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van
27 mei 1997 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen in het gewoon basisonderwijs, bekrachtigd bij
het decreet van 15 juli 1997. Er kan worden afgeweken van de eindtermen opgenomen in bijlage 5 bij dit decreet.
Na instemming van de ouders bepaalt de klassenraad welke eindtermen, vermeld in het eerste lid, niet haalbaar
zijn en waarvoor in een afwijking moet worden voorzien. De klassenraad neemt de voormelde afwijkingen van de
eindtermen op in een afsprakenkader.
Het afsprakenkader, vermeld in het tweede lid, wordt tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst
ingeschreven was in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal bewaard. Het voormelde afsprakenkader kan ter
verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 8. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van
dit artikel, krijgen de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 7, vermeld in de bijlage van het
besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2003 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen
voor het buitengewoon basisonderwijs type 7, bekrachtigd bij het decreet van 25 mei 2003 met betrekking tot
Communicatie en taal: Vlaamse Gebarentaal, en met betrekking tot Wereldoriëntatie: dovencultuur het statuut van
eindtermen in het lager onderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
In afwijking van het eerste lid krijgen de volgende ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 7
niet het statuut van eindtermen of ontwikkelingsdoelen:
1° met betrekking tot Communicatie en taal: Vlaamse Gebarentaal:
a) punt 1 Lezen;
b) punt 2.2 Schrijven in signwriting;
2° met betrekking tot Wereldoriëntatie: Dovencultuur:
a) punt 7;
b) punt 10.
]
[
Art. 44bis.
[
§ 1. Wanneer een schoolbestuur oordeelt dat de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient het bij de regering een aanvraag tot gelijkwaardigheid in door vervangende eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen voor te stellen. De indiening gebeurt uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen zullen gelden.
Wanneer de aanvraag gebeurt ingevolge een wijziging van ontwikkelingsdoelen of eindtermen door het Vlaams Parlement, geldt een gedoogperiode van één volledig schooljaar waarbinnen de aanvrager nog met de oude eindtermen of in voorkomend geval oude afwijkende eindtermen mag werken.
De aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. Het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen voor.
§ 2. De regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en, zo ja, of de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen in hun geheel gelijkwaardig zijn met deze eindtermen of ontwikkelingsdoelen goedgekeurd door het Vlaams Parlement, en bijgevolg toelaten gelijkwaardige studiebewijzen af te leveren. De regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;
2° de vereiste inhoud, in functie van de sleutelcompetenties, zoals bepaald in artikel 44;
3° de formulering
a) gebeurt onder de vorm van ontwikkelingsdoelen of eindtermen, naargelang van het geval;
b) laat toe om na te gaan in welke mate bij een leerlingenpopulatie ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd of eindtermen worden bereikt.
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid wordt het gemotiveerd advies ingewonnen van een commissie van deskundigen en van de onderwijsinspectie en wordt telkens de aanvrager gehoord. De regering bepaalt de verdere regels voor de samenstelling van de commissie van deskundigen en van de procedure.
§ 3. De vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen die door de regering ontvankelijk en gelijkwaardig zijn beoordeeld, worden binnen zes maanden ter goedkeuring ingediend bij het Vlaams Parlement.
]
]
[Afdeling 2bis. Gebruik van gevalideerde toetsen voor interne kwaliteitszorg]
[
Art. 44ter.
Op het einde van het gewoon lager onderwijs neemt de school van elke leerling, vanaf het schooljaar 2017-2018, een gevalideerde toets af voor ten minste twee leergebieden en vanaf het schooljaar 2018-2019 voor ten minste drie leergebieden.
De resultaten van deze toetsafnames zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin de leerlingenpopulatie de eindtermen bereikt en ze worden aangewend in het kader van interne kwaliteitszorg. De resultaten kunnen één van de elementen zijn waar de klassenraad rekening mee houdt bij de toekenning van een getuigschrift zoals bepaald in artikel 53.
]
[Afdeling 2ter. De Vlaamse toetsen]
[
Art. 44quater.
§ 1. Op het einde van het vierde jaar gewoon lager onderwijs, vanaf het schooljaar 2023-2024, en op
het einde van het gewoon lager onderwijs, vanaf het schooljaar 2025-2026, nemen alle leerlingen, met uitzondering van
de anderstalige nieuwkomers en de leerlingen met een individueel aangepast curriculum, deel aan de Vlaamse toetsen.
In afwijking van het eerste lid kan de school beslissen om anderstalige nieuwkomers en leerlingen met een
individueel aangepast curriculum te laten deelnemen aan de Vlaamse toetsen.
Een school voor buitengewoon lager onderwijs kan beslissen haar leerlingen te laten deelnemen aan de Vlaamse
toetsen.
De Vlaamse toetsen worden ontwikkeld door het bevoegde steunpunt met betrokkenheid van de onderwijsverstrekkers en kunnen van zodra technisch mogelijk door deze onderwijsverstrekkers worden aangevuld met eigen items
in functie van een eigen kwaliteitszorgsysteem. De Vlaamse overheid stelt de Vlaamse toetsen, met inbegrip van
oefentoetsen, ter beschikking van de scholen die ze digitaal en op basis van instructies bij hun leerlingen afnemen. De
Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de praktische organisatie van de Vlaamse toetsen.
De Vlaamse toetsen omvatten een selectie van eindtermen van het leergebied wiskunde en het leergebied
Nederlands. De Vlaamse toetsen houden rekening met zowel de eindtermen als de gelijkwaardig verklaarde
vervangende eindtermen.
De deelname aan de Vlaamse toetsen aan het einde van het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar
2025-2026 vervangt de verplichte afname in het gewoon lager onderwijs van een gevalideerde toets voor ten minste drie
leergebieden als vermeld in artikel 44ter.
§ 2. De Vlaamse toetsen hebben tot doel de onderwijskwaliteit te versterken en te monitoren door het bereiken van
de eindtermen en de leerwinst te meten op onderstaande niveaus.
De resultaten van de Vlaamse toetsen worden op de volgende wijze gebruikt:
1° op Vlaams niveau als bron van informatie over de onderwijskwaliteit, meer bepaald de mate waarin de
eindtermen bereikt worden, de mate waarin leerwinst gegenereerd wordt en als element van kwaliteitszorg op
systeemniveau;
2° op schoolniveau als element van interne en externe kwaliteitszorg:
a) als een van de elementen in de interne kwaliteitszorg van de school. De school en het schoolbestuur zullen
daartoe een eigen feedbackrapport met gecontextualiseerde resultaten op een beveiligde manier kunnen consulteren;
b) als een van de elementen in de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, vermeld in artikel 15, § 1,
van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
c) als een van de elementen in de werking van de onderwijsinspectie, meer bepaald de doorlichtingen, vermeld in
artikel 36 tot en met 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs;
3° op niveau van de leerlingengroep als een van de elementen voor reflectie over het pedagogisch-didactisch
handelen in het schoolteam;
4° op leerlingniveau als een van de mogelijke elementen waarmee de klassenraad rekening kan houden bij de
evaluatie. De resultaten op leerlingniveau worden niet als enige criterium voor de evaluatie gebruikt.
§ 3. Leerlingen die recht hebben op redelijke aanpassingen of speciale onderwijsleermiddelen gedurende het
schooljaar waarin de Vlaamse toetsen worden afgenomen, hebben recht op behoud en gebruik van die aanpassingen
en leermiddelen als ze de Vlaamse toetsen afleggen.
]
[
Art. 44quinquies.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 44quater worden de volgende gegevens verwerkt door de
scholen, de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt:
1° de identificatiegegevens van de deelnemende leerlingen: naam, voornaam en identificatiecode van de leerling;
2° de individuele toetsresultaten: het antwoord op elke toetsvraag en de daarop gebaseerde totaalscores van de
leerling;
3° de leerlingenkenmerken die nodig zijn voor een juiste interpretatie van de gegevens. Het gaat over de volgende
leerlingenkenmerken:
a) demografische gegevens: geboortejaar, geslacht;
b) onderwijskansarmoede-indicatoren: opleidingsniveau van de moeder, thuistaal, schooltoelage, trekkende
bevolking, leerling met een zorgthuis;
c) schoolloopbaangegevens: voorafgaande schoolloopbaan, individueel aangepast curriculum, anderstalige
nieuwkomer, vrijstelling, gemotiveerd verslag of verslag gemeenschappelijk curriculum, gebruik van hulpmiddelen,
administratieve groep, leerlingengroep Nederlands, leerlingengroep wiskunde;
d) indicatoren van cultureel kapitaal: aantal boeken thuis;
4° de kenmerken van de school waar de leerling is ingeschreven;
5° de leerlingenkenmerken die nodig zijn voor wetenschappelijk onderzoek waaronder de loggegevens over de
toetsafname en de antwoorden op een leerlingenvragenlijst.
De scholen ontvangen en verwerken die gegevens van de leerlingen die bij hen zijn ingeschreven. De bevoegde
diensten van de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt ontvangen en verwerken de gegevens van de leerlingen,
vermeld in het eerste lid.
De gegevens worden gedurende maximaal tien jaar bewaard op het dataplatform.
[De gegevens in de registratiemodule worden gedurende maximaal
negen maanden bewaard. De gegevens in het toetsplatform worden gedurende
maximaal zeven maanden bewaard.]
De gegevens in de feedbackmodule worden gedurende maximaal twaalf
maanden bewaard. Zolang doeleinden van wetenschappelijk onderzoek en statistiek daartoe nopen, worden de
gegevens gepseudonimiseerd bewaard. De gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen onder contractuele
voorwaarden doorgegeven worden met het oog op wetenschappelijk onderzoek. Na afloop van de bewaartermijnen
worden de persoonsgegevens vernietigd of geanonimiseerd.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor die verwerking en legt de leerlingenkenmerken die verwerkt
worden vast.
§ 2. De Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt treden, ieder voor zijn of haar bevoegdheid, op als
verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1. Het bestuur van
de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de
persoonsgegevens, overeenkomstig artikel 31, § 1, eerste lid, 5°.
De scholen, de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt verwerken de persoonsgegevens om te voldoen aan
een wettelijke verplichting die op hen rust en bepalen, ieder binnen zijn of haar bevoegdheidssfeer, op transparante
wijze hun respectieve verantwoordelijkheden.
De verwerkingsverantwoordelijken verduidelijken in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Zij
nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met de
betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van hun respectieve privacyverklaring. De verwerkingsverantwoordelijken nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de persoonsgegevens te garanderen.
De leerlingen of hun ouders hebben het recht op inzage in en kopie van het feedbackrapport met hun resultaten
op de Vlaamse toetsen. De leerlingen of hun ouders hebben het recht op inzage in hun toets, op een manier die de
vertrouwelijkheid van de toetsvragen garandeert.
]
[
Art. 44sexies.
Het bevoegde steunpunt of de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid bezorgen de resultaten
op schoolniveau jaarlijks aan de onderwijsinspectie, aan de betrokken pedagogische begeleidingsdienst en aan de Raad
van het Gemeenschapsonderwijs. De gegevens van de individuele leerlingen worden daarbij niet opgenomen.
In afwijking van de algemene regeling in het Bestuursdecreet van 7 december 2018 inzake openbaarheid, delen de
leden van de onderwijsinspectie, de personeelsleden van de scholen, van de Vlaamse overheid, van het bevoegde
steunpunt en van de pedagogische begeleidingsdiensten, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de
schoolbesturen, die de resultaten kennen van de Vlaamse toetsen, die resultaten niet mee aan derden.
In afwijking van het tweede lid mag een school de eigen schoolresultaten wel bezorgen aan derden die de school
begeleiden. Deze begeleidende instantie mag op haar beurt de resultaten niet meedelen aan derden.
In afwijking van het tweede lid kan een school inzage in haar schoolfeedbackrapport geven aan ouders die bij hun
aanvraag een bijzonder individueel belang aantonen. De inzage kan enkel gegeven worden voor de resultaten van de
Vlaamse toetsen waar het kind van betrokken ouders zelf aan heeft deelgenomen. Het schoolbestuur bepaalt hiertoe
zelf de modaliteiten. De ouders mogen op hun beurt de resultaten niet meedelen aan derden. Indien ouders deze
geheimhoudingsplicht schenden kunnen ze gesanctioneerd worden met een geldboete van honderd euro tot
duizend euro.
Leden van schoolraden en ouderraden mogen het schoolfeedbackrapport niet meedelen aan derden. Hierbij zijn
ze gebonden aan de geheimhoudingsplicht.
De leden van de onderwijsinspectie, de personeelsleden van de scholen, van de Vlaamse overheid, van het
bevoegde steunpunt en van de bevoegde begeleidingsdiensten, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de
schoolbesturen die de resultaten kennen van de Vlaamse toetsen, zijn wat die resultaten betreft gehouden tot het
beroepsgeheim. Wie dit beroepsgeheim niet naleeft, wordt gestraft met een geldboete van honderd euro tot
duizend euro.
Het is verboden om de resultaten van een school publiek te maken.
De niet-naleving van het verbod op openbaarmaking door het schoolbestuur is een inbreuk op het verbod op
oneerlijke concurrentie in de zin van artikel 51, § 1.
De resultaten die behaald zijn bij de Vlaamse toetsen geven geen aanleiding tot de rangschikking van scholen.
]
[
Art. 44septies.
De Vlaamse Regering zal een evaluatie doorvoeren die minstens uit volgende onderdelen zal
bestaan:
1° een procesevaluatie onmiddellijk na de testafname in 2023 in het vierde jaar bij een representatieve steekproef
van scholen;
2° onmiddellijk na de eerste toetsafname een procesevaluatie van de eerste toetsafname;
3° uiterlijk in 2029 een evaluatie van de mate waarin de Vlaamse toetsen de doelstellingen, vermeld in
artikel 44quater, § 2, hebben helpen bereiken en van de andere effecten die ze hebben teweeggebracht.
]
Afdeling 3. -
[Leerplan, individueel aangepast curriculum en schoolwerkplan]
Art. 45.
[
§ 1. Vanuit de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs en de eindtermen voor het gewoon lager onderwijs, worden door het schoolbestuur in omvang beperkte leerplannen ontwikkeld die voldoende ruimte laten voor de inbreng van scholen, leraren, lerarenteams of leerlingen. In de leerplannen zijn in elk geval alle door het Vlaams Parlement goedgekeurde ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en eindtermen voor het gewoon lager onderwijs letterlijk opgenomen waarbij transparant het onderscheid gemaakt wordt welke doelen de eindtermen realiseren en met welke doelen de ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd. De leerplannen zijn voor de onderwijsinspectie een aanvullend instrument om het kwaliteitsbeleid van een school te kaderen.
Leerplannen worden ter goedkeuring door de onderwijsverstrekkers ingediend bij de onderwijsinspectie. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering volgens de vooraf door haar bepaalde criteria en op advies van de onderwijsinspectie, de leerplannen goed.
§ 2. Alle leerplannen, met inbegrip van de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en respecteren de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing respecteren tevens de interlevensbeschouwelijke competenties.
De directeur kan de levensbeschouwelijke leerlingengroepen tijdens de levensbeschouwelijke les bezoeken om administratieve redenen, om algemeen pedagogische redenen, om na te gaan of de grondwettelijke rechten en vrijheden gevrijwaard worden of voor een bespreking met de leerlingen. De directeur - of een ander personeelslid dat aangesteld is als evaluator - kan de les ook bijwonen, gelet op zijn bevoegdheid als evaluator voor niet-vakinhoudelijke en niet-vaktechnische aspecten.
§ 3. In afwijking op paragraaf 1 dienen de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing niet door de Vlaamse Regering te worden goedgekeurd. Deze leerplannen worden publiek bekendgemaakt.
§ 4. Over het in overeenstemming zijn met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en het respecteren van de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen, evenals over de uitvoering van de leerplannen, wordt jaarlijks aan het Vlaams Parlement een stand van zaken gerapporteerd door:
1° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken: over de leerplannen godsdienst en niet-confessionele zedenleer met inbegrip van de interlevensbeschouwelijke competenties;
2° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs: over de leerplannen cultuurbeschouwing.
]
Art. 46.
[
§1. Voor elke leerling met een IAC-verslag wordt, zowel in het gewoon als
in het buitengewoon onderwijs, een individueel aangepast curriculum opgemaakt
door de klassenraad in afstemming met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, met de
ouders, in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker
en andere externe ondersteuners.
§2. Het individueel aangepast curriculum bevat, met inachtneming van de door
de Vlaamse Regering opgelegde of gelijkwaardig verklaarde eindtermen of ontwikkelingsdoelen, de doelen die nagestreefd zullen worden, volgens de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het individueel aangepast
curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig
werken.
De klassenraad vertrekt voor de selectie van de doelen van de eindtermen en
van de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. De doelen worden
door de klassenraad bij de leerling nagestreefd met het oog op de maximale ontplooiing van en leerwinst bij de leerling en met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren en maatschappelijke participatie
zoals andere leeftijdsgenoten. Scholen voor buitengewoon onderwijs werken actief
aan de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs.
§3. In het individueel aangepast curriculum opgenomen doelen met betrekking tot
godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op
de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale
en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in
het bijzonder.
§4. Het individueel aangepast curriculum bepaalt hoe de doelen gerealiseerd zullen
worden en hoe sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt
gebruikgemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken
zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt.
§5. Alle betrokkenen werken samen om een optimaal leer- en ontwikkelingstraject
voor de leerling te garanderen. De school is verantwoordelijk voor de opvolging,
evaluatie en bijsturing van het traject en coördineert de afstemming tussen alle
betrokken partners.
§6. Een individueel aangepast curriculum of een individueel handelingsplan dat is
opgemaakt voor 1 september 2023, wordt beschouwd als een individueel aangepast curriculum. Als er wijzigingen doorgevoerd moeten worden aan een dergelijk
curriculum of handelingsplan, worden de wijzigingen doorgevoerd in een individueel aangepast curriculum conform paragraaf 1 tot en met 5.
Als een leerling die nog beschikt over een individueel aangepast curriculum
of een individueel handelingsplan dat is opgemaakt voor 1 september 2023, van
school verandert, maakt de school waar nu wordt ingeschreven een individueel
aangepast curriculum op conform paragraaf 1 tot en met 5.
]
Art. 47.
§ 1. Ieder
schoolbestuur maakt voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan dat ten minste
volgende elementen bevat :
1° de omschrijving
van het pedagogisch project zijnde het geheel van fundamentele uitgangspunten
dat door het schoolbestuur voor de school wordt vastgelegd;
2° de organisatie van de school en voornamelijk de indeling in
leerlingengroepen;
3° de wijze waarop het
leerproces van de leerlingen wordt beoordeeld en hoe daarover wordt
gerapporteerd;
4° de voorzieningen in het
gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn,
inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of
buitengewoon onderwijs.
[In de samenwerking van scholen voor buitengewoon onderwijs met scholen
voor gewoon onderwijs wordt toegewerkt naar de mogelijkheid tot terugkeer
van leerlingen naar het gewoon onderwijs.]
;
[5°
[de wijze waarop de school via haar zorgbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §1, en haar gelijke
onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §2, werkt aan de optimale leeren ontwikkelingskansen van al haar leerlingen.]
]
[6° de wijze waarop de school voor buitengewoon onderwijs samenwerkt
met leersteuncentra in functie van expertisedeling en gezamenlijke
expertiseontwikkeling met betrekking tot leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften.]
§ 2.
[Tijdens de schooldoorlichting neemt de onderwijsinspectie kennis van het schoolwerkplan zonder de
inhoud ervan te beoordelen, onverminderd de bevoegdheid van de onderwijsinspectie, conform artikel
38, §1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, om ook met betrekking tot
de in het schoolwerkplan opgenomen thema’s na te gaan of de onderwijsreglementering gerespecteerd
wordt en of aan de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het referentiekader onderwijskwaliteit,
tegemoet gekomen wordt.]
[Afdeling 3bis. Leerlingenbegeleiding]
[
Art. 47bis
Kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding bevordert de totale ontwikkeling van alle leerlingen, verhoogt hun welbevinden, voorkomt vroegtijdig schoolverlaten en creëert meer gelijke onderwijskansen. Op die manier draagt het bij tot het functioneren van de leerling in de schoolse én maatschappelijke context.
Het begeleidingsdomein onderwijsloopbaan heeft tot doel de leerling te ondersteunen om voldoende zelfkennis te ontwikkelen, om inzicht te verwerven in de structuur van en de mogelijkheden binnen onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt en om adequate keuzes te leren maken op school en daarbuiten.
Het begeleidingsdomein leren en studeren heeft tot doel het leren van de leerling te optimaliseren en het leerproces te bevorderen door leer- en studeervaardigheden te ondersteunen en te ontwikkelen.
Het begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren heeft tot doel het welbevinden van de leerling te bewaken, te beschermen en te bevorderen waardoor de leerling op een spontane en vitale manier tot leren kan komen en zich kan ontwikkelen tot een veerkrachtige volwassene.
Het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg heeft tot doel de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen en te beschermen, het groei- en ontwikkelingsproces op te volgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelproblemen te detecteren.
Voor het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg omvat dat voor de school minimaal het actief meewerken aan:
1° de organisatie van de systematische contactmomenten door het centrum voor leerlingenbegeleiding. De regering bepaalt de frequentie en de inhoud van de systematische contacten;
2° de organisatie van de vaccinaties door het centrum voor leerlingenbegeleiding om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering legt het vaccinatieschema vast;
3° de uitvoering van de profylactische maatregelen die het centrum voor leerlingenbegeleiding neemt om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering bepaalt hiervoor de nadere regels.
[Als de school een beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de
afbouw ervan als vermeld in artikel 33/1 ontwikkelt, neemt de school het voormelde beleid op in haar beleid op leerlingenbegeleiding.]
]
[
47ter.
De school ontwikkelt een beleid op leerlingenbegeleiding dat is afgestemd op het pedagogisch project, de noden van de leerlingenpopulatie en de context waarin de school zich bevindt. Het zorg- en
[gelijke onderwijskansenbeleid]
, zoals omschreven in het schoolwerkplan,
[en het
beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan,
vermeld in artikel 33/1, als de school daar een beleid over ontwikkelt, worden]
erin geïntegreerd. Het beleid op leerlingenbegeleiding omvat de begeleiding van de leerlingen, het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel en de coördinatie van alle leerlingbegeleidingsinitiatieven op niveau van de school. De school implementeert, evalueert en stuurt, zo nodig, dat beleid bij. Ter versterking van dat beleid voert de school een professionaliseringsbeleid.
[Bij de opmaak en evaluatie van het beleid op leerlingenbegeleiding betrekt de
school relevante partners. Voor bijkomende inhoudelijke expertise doet de school
een beroep op het centrum voor leerlingenbegeleiding. Voor schoolondersteuning
zoekt de school externe ondersteuning bij de pedagogische begeleidingsdienst,
eventueel in samenwerking met een externe dienst. Voor expertise met betrekking tot het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften betrekt de
school het leersteuncentrum.]
Een beleid op leerlingenbegeleiding beantwoordt aan volgende principes:
1° het belang van elke leerling staat centraal;
2° het komt participatief tot stand en is gedragen door het hele schoolteam;
3° het is doelgericht, systematisch, planmatig en transparant;
4° het wordt discreet uitgevoerd;
5° er wordt verduidelijkt wie welke taak opneemt in de leerlingenbegeleiding
[met vermelding van het bevoegd
personeel, vermeld in artikel 33/4, §1, eerste lid, 3°, als er een beleid voor
de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan, vermeld in
artikel 33/1, is.]
.
]
[
Art. 47quater.
Bij de leerlingenbegeleiding heeft de school een basisaanbod voor alle leerlingen en biedt zorg voor leerlingen voor wie dit niet volstaat.
[In de fase van de verhoogde zorg betrekt de school het centrum voor leerlingenbegeleiding bij vragen of bij een stagnerende of negatieve evolutie. Dat
kan aanleiding geven tot de inzet van consultatieve leerlingenbegeleiding of de
start van de fase van uitbreiding van zorg.
Het centrum voor leerlingenbegeleiding adviseert de school om de pedagogische begeleidingsdienst te betrekken wanneer ze inschat dat de school
structurele versterking nodig heeft in de fase van de brede basiszorg en de
fase van de verhoogde zorg.
]
In de fase uitbreiding van zorg wisselen de school en het CLB met elkaar de beschikbare relevante informatie uit om de afspraken over de bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise te realiseren.
[Elke school organiseert op structurele basis overleg met haar centrum voor
leerlingenbegeleiding en haar pedagogische begeleidingsdienst om gezamenlijk begeleidings- en professionaliseringsnoden te bepalen op het vlak van
het beleid op leerlingenbegeleiding. In overleg wordt bepaald wie welke rol
opneemt om de school te versterken. De school kan hierbij andere partners
zoals het leersteuncentrum betrekken.]
De Vlaamse Regering kan met betrekking tot deze opdrachten nadere bepalingen vastleggen.
]
[
Art. 47quinquies.
§ 1. De school en het centrum maken afspraken over de schoolspecifieke samenwerking en leggen die vast. De school neemt daarvoor het initiatief. De Vlaamse Regering bepaalt welke samenwerkingsafspraken een school en een centrum minstens vastleggen.
Het centrum deelt relevante informatie over de leerlingen in begeleiding met de school. De school deelt relevante informatie die in de school aanwezig is over de leerlingen met het centrum. Bij het doorgeven en het gebruik van deze informatie gelden de regels inzake het ambts- en beroepsgeheim, de deontologie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
§ 2. De samenwerking tussen een school en een centrum voor leerlingenbegeleiding loopt voor onbepaalde duur en start in het begin van het schooljaar. Op basis van een evaluatie van de samenwerking kunnen de samenwerkingsafspraken in onderling overleg worden bijgestuurd.
De samenwerking tussen een school en een centrum kan door de school of het centrum worden stopgezet. Bij stopzetting van de samenwerking deelt de school of het centrum tegen uiterlijk 31 december, aan respectievelijk het centrum of de school mee dat de samenwerking wordt beëindigd. De samenwerking wordt stopgezet met ingang van het daaropvolgende schooljaar. Bij stopzetting van de samenwerking op initiatief van het centrum zal het de dienstverlening blijven verlenen tot de school een samenwerking met een ander centrum heeft vastgelegd. De dienstverlening blijft daarbij gegarandeerd tot het einde van hetzelfde schooljaar en maximaal voor de periode van het daarop volgende volledige schooljaar.
§ 3. Uiterlijk op 31 maart voorafgaand aan het schooljaar waarop een gewijzigde samenwerking ingaat, deelt de school aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering mee met welk centrum voor leerlingenbegeleiding ze zal samenwerken.
§ 4. Als een school en een centrum niet tot afspraken over een samenwerking komen, meldt de school dat aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten voor de bemiddeling en de samenstelling van de bemiddelingscommissie.
§ 5. In uitvoering van de erkenningsvoorwaarde om samenwerkingsafspraken aan te gaan zoals bepaald in artikel 62, § 1, 10°, kunnen de Franstalige scholen die zijn opgericht op basis van artikel 6 en 7 van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs of artikel 7, § 3, van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken samenwerkingsafspraken sluiten met een of meer door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die taken uitvoeren op het vlak van leerlingenbegeleiding. Als er wordt samengewerkt met een door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instelling wordt de samenwerkingsovereenkomst aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering meegedeeld. Deze samenwerking bestaat uit:
1° het organiseren en uitvoeren van systematische contacten om de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen, het groei- en ontwikkelingsproces opvolgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelingsproblemen detecteren;
2° het aanbieden van vaccinaties om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan;
3° het nemen van profylactische maatregelen waar nodig om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan;
4° het nemen van begeleidingsinitiatieven ter opvolging van de leerplicht;
5° een jaarlijks verslag over de gegevens die voortkomen uit de opdrachten, vermeld in punt 1°, 2°, 3° en 4°, zodat de Vlaamse Regering op basis daarvan beleidsopties kan formuleren.
]
Afdeling 4. - Organisatie van de
schooltijd
Art. 48.
§ 1. De leerlingen
krijgen achtentwintig lestijden onderwijs- en opvoedingsactiviteiten per week.
§ 2. In afwijking van
§ 1 kan een negenentwintigste lestijd worden georganiseerd na overleg of
na onderhandeling in het lokaal comité.
[§ 3. De bepalingen van § 1 en
§ 2 gelden niet voor de leerlingen die ingeschreven zijn in
[een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van
residentiële settings die de regering bepaalt]
.]
Art. 49.
De regering bepaalt in
welke gevallen revalidatie tijdens de lestijden mogelijk is, alsook het maximum
aantal uren.
Met revalidatie worden bedoeld
therapeutische behandelingen die tijdens de lestijden verstrekt worden aan
leerlingen en worden uitgevoerd door hulpverleners die niet aan de school
verbonden zijn en die hiertoe door de wet zijn gemachtigd.
Art. 50.
De regering bepaalt de
vakantieperioden, regelt de organisatie van de schooltijd en bepaalt in welke
gevallen de lessen kunnen geschorst worden.
Afdeling 5. -
[Zorgvuldig bestuur]
Art. 51.
§ 1. Een schoolbestuur
mag informatie verstrekken over het eigen opvoedings- en onderwijsaanbod, maar
het mag geen oneerlijke concurrentie voeren.
§ 2.
[Er mag in de
school geen politieke propaganda gevoerd worden en er mogen geen politieke
activiteiten worden georganiseerd.]
[
§ 2bis. In afwijking van § 2
kunnen politieke activiteiten in de school worden toegelaten buiten de periodes
waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand
aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of
aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet
betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt
rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze
bepaling.
Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan alle
activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke
mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen
niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden.
]
§ 3.
[Een
schoolbestuur kan handelsactiviteiten verrichten, voor zover deze geen daden
van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met zijn
onderwijsopdracht.]
[
§ 4. Een schoolbestuur dat
mededelingen toelaat die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel hebben de
verkoop van producten of diensten te bevorderen, waakt erover dat
:
1° door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen of
verplichte activiteiten vrij blijven van bedoelde
mededelingen;
2° facultatieve activiteiten vrij blijven van
bedoelde mededelingen, behoudens indien deze mededelingen louter attenderen op
het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit ingericht werd
door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht
onder reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon,
rechtspersoon of feitelijke vereniging;
3° bedoelde
mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de pedagogische en
onderwijskundige taken en doelstellingen van de school;
4°
bedoelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de
betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang
brengen.
]
Art. 52.
Vragen in verband met de
toepassing van artikel 51 en klachten met betrekking tot de overtreding ervan
kunnen door iedere belanghebbende ingediend worden bij de
[Commissie zorgvuldig
bestuur
[...]
.]
Afdeling 6. - Het getuigschrift
basisonderwijs
Art. 53.
[
Het schoolbestuur van een erkende school kan, op voordracht en na beslissing van de klassenraad, een getuigschrift basisonderwijs uitreiken aan de regelmatige leerlingen in het gewoon lager onderwijs
[...]
.
De klassenraad oordeelt hierbij autonoom of een leerling in voldoende mate de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, heeft bereikt.
]
Art. 54.
[
Leerlingen die beschikken over een IAC-verslag komen niet in aanmerking
voor het getuigschrift basisonderwijs, tenzij de klassenraad oordeelt dat voor de
[regelmatige]
leerling voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in artikel 53, tweede lid.
In voorkomend geval moet de klassenraad uitgebreid worden met de betrokken leerondersteuner die een adviserende stem heeft.
]
[
Art. 54bis
[Leerlingen in het gewoon en het buitengewoon lager onderwijs die het getuigschrift basisonderwijs niet behalen, ontvangen een verklaring met het aantal en soort gevolgde jaren lager onderwijs, een schriftelijke motivering waarom het getuigschrift basisonderwijs niet uitgereikt werd, alsook aandachtspunten voor de toekomst.]
]
[
Art. 54ter.
Bij een beslissing van de klassenraad over het getuigschrift basisonderwijs geldt steeds een vermoeden
van deskundigheid.
]
Art. 55.
[...]
[De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift
[...]
wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld. De ouders worden geacht die beslissing uiterlijk op 1 juli in ontvangst te hebben genomen. Indien de ouders niet akkoord gaan met de genomen beslissing volgt er, op vraag van de ouders, een overleg met
[directeur of zijn afgevaardigde]
, binnen een termijn vastgelegd in het schoolreglement. De school kan dit overleg niet weigeren. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Dit overleg kan ertoe leiden dat de directeur of zijn afgevaardigde beslist om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen om het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs te bevestigen of te wijzigen. De ouders nemen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen, dan wel de beslissing van de klassenraad die opnieuw is samengekomen schriftelijk in ontvangst. Bij het niet in ontvangst nemen van deze beslissing door de ouders op de voorziene datum wordt ze toch geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum. Indien de ouders niet akkoord gaan met de beslissing, wijst de school de ouders schriftelijk op de mogelijkheid tot beroep zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E.]
[
In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een beslissing van de examencommissie,
vermeld in artikel 56, over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs hebben ontvangen geen overleg met de
directeur of zijn afgevaardigde vragen als de ouders niet akkoord gaan met de beslissing. Indien er toch overleg wordt
gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit overleg niet weigeren. Bij het mededelen aan de
ouders van de beslissing om het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, wordt op de mogelijkheid tot beroep
zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E, gewezen.
]
Art. 56.
Op advies van de
inspectie duidt de regering per provincie
[ten minste één officiële en ten minste één vrije school]
aan die dienen als examencommissies met het oog op het bekomen van een
getuigschrift basisonderwijs.
[In afwijking van het eerste lid treedt elke school die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inricht op
als examencommissie voor de leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en
die het getuigschrift basisonderwijs willen behalen. Voor de voormelde leerlingen kan de examencommissie een
afwijking als vermeld in artikel 44, § 7, voorzien op de bestaande eindtermen, vermeld in artikel 44, § 4. Voor de
voormelde leerlingen krijgen de ontwikkelingsdoelen, vermeld in artikel 44, § 8, eerste lid, het statuut van eindterm,
met uitzondering van de ontwikkelingsdoelen, vermeld in artikel 44, § 8, tweede lid, die niet het statuut van eindterm
of ontwikkelingsdoel krijgen.]
De
onderwijsinspectie is bevoegd om de organisatie en de werking van die
examencommissies na te gaan.
[
Art. 56bis.
Bij de inschrijving van een leerling bij de examencommissie, vermeld in artikel 56, tot het behalen van
het getuigschrift basisonderwijs, deelt de examencommissie de procedure mee waarmee het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure.
]
Art. 57.
[De regering bepaalt de modaliteiten, de vorm en de procedure tot aflevering van
[het getuigschrift]
zoals bepaald in artikel 53]
en legt de vergoeding voor de in artikel 56 bedoelde scholen vast.
[Het meegeven van het getuigschrift en rapport kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de ouders van hun financiële verplichtingen.]
[
Art. 57bis.
De Vlaamse Regering kan de algemene
gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen met het
getuigschrift basisonderwijs, afgeleverd door scholen die erkend, gefinancierd
of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
Bij de
vastlegging van de algemene gelijkwaardigheid houdt de Vlaamse Regering
rekening :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven
krachtens het
decreet
van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering de
eindtermen bepaald krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als
referentiekader;
2° of, met de niveaus en
niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de
kwalificatiestructuur.
]
[
Art. 57ter.
De Vlaamse Regering bepaalt de
voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de
erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen
die niet in een besluit als vermeld in artikel 57bis zijn opgenomen, met het
getuigschrift basisonderwijs, afgegeven in de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse
Regering waarborgt dat binnen deze procedure rekening wordt gehouden :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het
decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij
ontstentenis van de onderwijskwalificaties worden de eindtermen bepaald
krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als referentiekader
gebruikt;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als
vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur
als referentiekader gebruikt.
[
De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 90 euro per aanvraag en per studiebewijs. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. Het bedrag wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan het bedrag verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag dan vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]
]
[
Art. 57quater.
§ 1. De scholen zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren getuigschrift aan de houders van het getuigschrift. Het attest vermeldt de datum van de uitreiking van het getuigschrift.
§ 2. Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de scholen waar ze het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het getuigschrift basisonderwijs te laten vervangen door een getuigschrift met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde getuigschrift worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.
]
HOOFDSTUK VI. - Organiseren van
basisonderwijs
Art. 58.
De Gemeenschap - of
[het
Gemeenschapsonderwijs]
namens de Gemeenschap -, de provincies, gemeenten,
verenigingen van gemeenten of andere publiekrechtelijke personen of private
personen kunnen scholen en/of vestigingsplaatsen voor gewoon of buitengewoon
basisonderwijs oprichten.
Art. 59 en 60.
[...]
Art. 61.
De gemeenten met een
bijzonder taalstatuut hebben voor wat het organiseren van kleuteronderwijs
en/of lager onderwijs betreft de verplichtingen zoals bepaald in artikel 6 van
de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en in artikel 7,
§ 3 van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in
bestuurszaken.
HOOFDSTUK VII. - Erkenning, financiering en
subsidiering van scholen
Afdeling 1. - Erkenning van
scholen
Art. 62.
[§ 1.]
Een school kan
erkend worden indien zij :
1° georganiseerd is onder de verantwoordelijkheid van een
schoolbestuur;
2° gevestigd is in gebouwen en
lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en
bewoonbaarheid voldoen;
3° een structuur
aanneemt zoals vastgesteld bij dit decreet. Onder structuur wordt verstaan de
grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van deze indelingen;
4° een pedagogisch geheel vormt dat gevestigd
is in een zelfde complex van gebouwen of in elk geval in eenzelfde of
aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, behoudens
door de regering verleende afwijking;
5°
beschikt over voldoende didactisch materieel en over een aangepaste
schooluitrusting;
6°
[de bepalingen naleeft
over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het
personeel;]
7° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maakt;
8° de reglementering inzake vakantieperioden
en de aanwending van de onderwijstijd, zoals bedoeld in artikel 50 in acht
neemt;
9°
[de reglementering betreffende eindtermen, ontwikkelingsdoelen of met ingang van een datum te bepalen door de Vlaamse Regering de erkende onderwijskwalificaties, leerplannen en
[individueel aangepaste curricula]
naleven;]
[10°
[samenwerkingsafspraken maakt met een centrum voor leerlingenbegeleiding en een beleid op leerlingenbegeleiding voert;]
]
[11°
in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke
beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder
eerbiedigt;]
[12°
een doeltreffend beleid voert om het rookverbod kenbaar te maken en te
handhaven, controle uitoefent over de naleving van het verbod en overtreders
sancties oplegt, conform het eigen sanctiebeleid zoals vermeld in het school-
of
arbeidsreglement.]
[
§ 2. Een officiële school
beantwoordt onverminderd § 1 aan volgende erkenningsvoorwaarden
:
1° een open karakter hebben door open te staan voor alle
leerlingen, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen
van de ouders en de leerling;
2° de leerplannen volgen van
het gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV, of eigen leerplannen ermee
verenigbaar;
3° een schoolwerkplan, schoolreglement en
schoolboeken gebruiken in overeenstemming met het open karakter bedoeld in
1°;
4° begeleid worden door de begeleidingsdienst van
het Gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV;
5° het
godsdienstonderwijs of het onderwijs in de niet-confessionele zedenleer wordt
door een leermeester gegeven.
]
[
Art. 62bis
Een school die wordt opgericht, kan voorlopig erkend worden als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 62, § 1, 1°, 2°, 3°, 7°, 10° en 11°.
]
Art. 63.
[
§ 1. Een schoolbestuur dat voor een school de voorlopige erkenning wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij AGODI. Die termijn geldt als vervaltermijn. De Vlaamse Regering legt het model van aanvraagformulier vast.
De Vlaamse Regering neemt conform artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs een beslissing tot hetzij voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij geen voorlopige erkenning.
De Vlaamse Regering beslist conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs om de school te erkennen of om de school niet te erkennen, vanaf het schooljaar volgend op het schooljaar van de voorlopige erkenning.
§ 2. Een school die een nieuwe vestigingsplaats als vermeld in artikel 3, 56°, of een tijdelijke onderbrenging als vermeld in artikel 108, in gebruik wil nemen, meldt dat aan AGODI.
De melding, vermeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op het tijdstip van ingebruikname ingediend. In de melding wordt verklaard dat :
1° de vestigingsplaats of tijdelijke onderbrenging beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid, vermeld in artikel 62, § 1, 2° ;
2° de school op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als de school een vestigingsplaats in gebruik neemt waar een andere school gevestigd is of voordien gevestigd was. De school vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
§ 3. De Vlaamse Regering legt het model van het formulier voor de melding, vermeld in paragraaf 2, vast.
]
Art. 64.
§ 1.
[De Vlaamse
Regering kan de erkenning
[van een school, een vestigingsplaats, een onderwijsniveau of een type in een vestigingsplaats]
ervan opheffen
met inachtname van artikel 36 tot
en met artikel 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de
kwaliteit van onderwijs.]
§ 2.
[...]
[
§ 3.
[...]
]
Art. 65.
Een schoolbestuur kan
voor de scholen die erkend zijn, in toepassing van de artikelen 53, 54 en 56,
van rechtswege geldende getuigschriften
[...]
uitreiken.
Afdeling 2. - Financiering en subsidiëring van
scholen
Art. 66.
De bepalingen van deze
afdeling zijn van toepassing op de scholen die erkend zijn en in aanmerking
komen om gefinancierd of gesubsidieerd te worden.
Art. 67.
§ 1. Elk schoolbestuur
draagt de kosten van en financiële verantwoordelijkheid voor de
organisatie van het onderwijs in zijn scholen en vestigingsplaatsen.
Voor de scholen en vestigingsplaatsen
die aan de in artikel 68 bepaalde voorwaarden voldoen komt de gemeenschap
financieel tussen, voor het gemeenschapsonderwijs door een financiering, en
voor het gesubsidieerd onderwijs door een subsidiëring, onder de vorm van
:
1° salarissen;
2° een werkingsbudget;
3°
investeringsmiddelen.
§ 2. De regering kan
jaarlijks een toelage toekennen voor anderstalige nieuwkomers. Ze bepaalt de
toekenningsvoorwaarden, alsook de berekeningswijze van de
toelage.
[
§ 3.
[...]
]
]
[
Art. 67/1.
§1. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: een toekomstgerichte en veilige
ICT-infrastructuur, speerpunt 2: een sterk ondersteunend en doeltreffend ICT-schoolbeleid, speerpunt 3: ICT-competente leerkrachten en lerarenopleiders en aangepaste digitale leermiddelen en speerpunt 4: een kennisen
adviescentrum Digisprong ten dienste van het onderwijsveld binnen de maatregel VV 15 van het relanceplan Vlaamse
Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Digisprong. Van achterstand naar voorsprong, goedgekeurd op de
ministerraad van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 (VR 2020 1112 DOC.1425/2QUATER), kan de Vlaamse
Regering voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 375
miljoen euro binnen de relanceprovisie bijkomende werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering
toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs of, wat
speerpunten 3 en 4 betreft middelen toekennen ter ondersteuning van deze scholen. De Vlaamse Regering stelt per actie
de verdere modaliteiten vast.
§2. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: van achterstand naar voorsprong, speerpunt 2:
versterking van leraren, lerarenopleiders en schoolleiders en speerpunt 3: bevorderen van het mentaal welzijn van
leerlingen, scholieren en studenten binnen de maatregel VV 17 van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals
opgenomen in de visienota Van kwetsbaar naar weerbaar, goedgekeurd op de ministerraad van de Vlaamse Regering
van 7 mei 2021 (VR 2021 0705 VV DOC.0055-1 en 2), kan de Vlaamse Regering voor de schooljaren 20212022 en
2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 90 miljoen euro binnen de relanceprovisie,
desgevallend aangevuld met middelen uitde provisie versterking onderwijs en/of de AGODI-provisie, bijkomende
werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het
gewoon en buitengewoon basisonderwijs. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast
]
Onderafdeling A. - Financierings- en
subsidiëringsvoorwaarden
Art. 68.
§ 1. Zonder
afbreuk te doen aan de specifieke voorwaarden die gesteld zijn voor het
verkrijgen van salarissen, een werkingsbudget of investeringsmiddelen,
verkrijgt een schoolbestuur financiering of subsidiëring voor zijn scholen
of vestigingsplaatsen die :
1°
[erkend zijn]
2°
[voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de
afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit
decreet;]
[
3° deelnemen aan en samenwerken binnen een
lokaal overlegplatform opgericht
[overeenkomstig artikel VIII.3, §2, eerste lid, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs]
.
Onder "samenwerken" wordt verstaan
:
- de in
[artikel VIII.5, eerste lid, 1°, van dezelfde codificatie]
bedoelde gegevens leveren, en
- de in het kader van
[artikel VIII.5, eerste lid, van dezelfde codificatie]
gemaakte afspraken
naleven;
]
[Dit punt is niet van toepassing op de scholen
van het buitengewoon basisonderwijs type
5
[en op leersteuncentra
die deel uitmaken van een school voor buitengewoon onderwijs, als vermeld in artikel
20, §2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.]
.]
[
4° - voor wat betreft het gesubsidieerd
onderwijs : geen afbreuk doen aan de besluitvormingsprocedures bedoeld in
artikelen 19 tot en met 22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende
participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad. Deze voorwaarde sluit
tevens in dat de directeur met betrekking tot de hem door de inrichtende macht
gedelegeerde bevoegdheden die voorwerp uitmaken van advies of overleg,
voldoende gemandateerd wordt om in de verhouding tot de schoolraad autonoom te
kunnen optreden;
- voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs
: de bevoegdheden van de schoolraad
respecteren.
]
§ 2.
[Een schoolbestuur dat voor een school financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat voorafgaat aan de opname in de financiering of subsidiëring, een aanvraag in bij AGODI.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing over de opname in de financierings- of subsidiëringsregeling. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur en gaat in bij de aanvang van het schooljaar dat volgt op de aanvraag van de financiering of subsidiëring.
]
[
§ 3. In een voorlopig erkende school is affectatie, mutatie of vaste benoeming van personeelsleden niet mogelijk.
]
Art. 69.
Een schoolbestuur
verliest de financiering of subsidiëring van haar scho(o)l(en) of
vestigingsplaats(en) of types
[of
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
die niet meer voldoen aan de voorwaarden bepaald
in artikel 68, § 1, 2°.
Art. 70.
Wanneer een
gefinancierde of gesubsidieerde school of vestigingsplaats niet meer voldoet
aan de voorwaarden bepaald in artikel 62, kan de regering na toepassing van
artikel 64 :
- de erkenning opheffen : de school of
vestigingsplaats verliest de financiering of subsidiëring zodra de
regering de erkenning opheft;
- de financiering of
subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer het schoolbestuur kan
aantonen dat de voorwaarden bepaald in artikel 62 binnen een termijn
overeengekomen met de regering opnieuw vervuld zullen zijn.
Art. 71.
[
...]
[
Art. 71bis.
De regering kan de financiering of
subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer een gefinancierde of
gesubsidieerde school niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel
68, § 1, 3°.
]
Onderafdeling B. - Aanneming van werken,
leveringen en diensten
Art. 72.
Een schoolbestuur dat
werken, leveringen of diensten aanneemt die geheel of gedeeltelijk betaald
worden met :
- middelen uit de dotatie van
[het
Gemeenschapsonderwijs]
,
- het werkingsbudget
ter beschikking gesteld van gesubsidieerde scholen,
- middelen ter beschikking gesteld door
[Agion]
,
moet een overeenkomst afsluiten
volgens de toepasselijke procedure en onder de toepasselijke voorwaarden die
voor het Rijk gelden.
Onderafdeling C. - De salarisfinanciering
of -subsidiëring
Art. 73.
§ 1. Een
schoolbestuur bekomt voor haar personeelsleden die tot de categorieën
bestuurs- en onderwijzend,
[beleids- en ondersteunend,]
medisch, paramedisch,
psychologisch, orthopedagogisch of sociaal personeel behoren een salaris indien
die personeelsleden voldoen aan de volgende voorwaarden :
1°
[onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of
van de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens door de Vlaamse regering te
verlenen
vrijstelling;]
2°
[de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens
een door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de
vrijstelling bedoeld in
1°;]
3° houder zijn van de bekwaamheidsbewijzen zoals bedoeld in
artikel 74;
4° aangeworven zijn met
inachtname van de reglementering inzake de reaffectatie en wedertewerkstelling;
5° in dienst zijn op grond van de
reglementering inzake de personeelsformatie;
6°
[...]
§ 2. De salarissen
worden door
[Agodi]
rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken
personeelsleden uitbetaald.
Art. 74.
[De regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen die toegang verlenen tot een onderwijsambt.
]
Art. 75.
[
...
]
Onderafdeling D. - De
werkingsbudgetten
[1°
Algemene bepalingen]
Art. 76.
[
Ieder schooljaar
krijgen de schoolbesturen een werkingsbudget voor de werking, de uitrusting,
het groot onderhoud van hun scholen, voor het werken aan rationeel
energiegebruik in hun scholen en om tegemoet te komen aan de kosteloosheid
vermeld in artikel 27 en aan de maximumfacturen vermeld in artikel
27bis.
Bij de aanwending van het werkingsbudget
moet ieder schoolbestuur rekening houden met een gelijke behandeling van al
zijn gefinancierde of gesubsidieerde scholen en van al zijn
leerlingen.
[Het werkingsbudget op basis van de leerlingenkenmerken, zoals vermeld in artikel 78, §1, kan enkel worden
aangewend in het kader van een gelijke onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §2.]
]
[
Art. 76bis.
[...]
]
Art. 77.
[
Ieder schoolbestuur
van een gesubsidieerde school moet aan Agodi verantwoording afleggen over het
gebruik van zijn werkingsbudget. De verificatiediensten van Agodi kunnen ter
plaatse controle uitoefenen zonder dat die controle betrekking mag hebben op de
opportuniteit.
De regering bepaalt nader de
controlemaatregelen en ontwikkelt een methode die jaarlijks toelaat om een
globaal zicht te krijgen op de besteding van de werkingsbudgetten in het
basisonderwijs.
]
Art. 78.
[
§ 1. Voor de
toepassing van dit hoofdstuk gelden volgende kenmerken :
1° leerlingenkenmerken :
a) het
opleidingsniveau van de moeder : de moeder is niet in het bezit van een diploma
van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede
leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een
daarmee gelijkwaardig studiebewijs, hierna leerlingenkenmerk 1 te
noemen;
[b) het krijgen van een selectieve participatietoeslag leerling: er wordt een selectieve participatietoeslag leerling uitbetaald ten gunste van de leerling, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing van dit artikel worden de leerlingen die enkel door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht hadden op een selectieve participatietoeslag, ook meegerekend;]
c) de taal die de leerling in het
gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal : daaronder wordt de taal
verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of broers en zussen,
hierna leerlingenkenmerk 3 te noemen. De taal die de leerling in het gezin
spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand
of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum
één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden
als één gezinslid beschouwd;
d) de
leerling heeft zijn woonplaats in een buurt met een hoog percentage leerlingen
met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd, hierna
leerlingenkenmerk 4 te noemen. Onder schoolse vertraging wordt het aantal
leerjaren vertraging verstaan die een leerling oploopt ten aanzien van het
leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen. Voor
leerlingen woonachtig in het Vlaamse Gewest wordt onder "buurt" de statistische
sector verstaan. De statistische sector is de territoriale basiseenheid zoals
vastgelegd door de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie
van de openbare statistiek. Voor leerlingen woonachtig in het Brussels Gewest
wordt onder "buurt" de gemeente waar zij wonen verstaan;
2° schoolkenmerken :
a) het
schoolbestuur organiseert gewoon kleuteronderwijs, hierna schoolkenmerk 1 te
noemen;
b) het schoolbestuur organiseert gewoon
lager onderwijs, hierna schoolkenmerk 2 te noemen;
c) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs met
uitzondering van type 4, hierna schoolkenmerk 3 te noemen;
d) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs van
type 4, hierna schoolkenmerk 4 te noemen;
e) het
schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs met uitzondering van
type 4, hierna schoolkenmerk 5 te noemen;
f) het
schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs van type 4, hierna
schoolkenmerk 6 te noemen;
g)
[...]
h) het
schoolbestuur organiseert, conform artikel 24, § 1, tweede lid, van de
gecoördineerde Grondwet, neutraal onderwijs, hierna voorafname 1 (V1) te
noemen;
i) het schoolbestuur biedt, conform
artikel 24, § 1, vierde lid, van de gecoördineerde grondwet, de keuze
aan tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en de
niet-confessionele zedenleer, hierna voorafname 2 (V2) te
noemen.
[
[...]
]
§ 2.
Leerlingenkenmerk 4 wordt als volgt vastgesteld :
1° in een eerste fase wordt de schoolse vertraging van alle
buurten berekend. De berekening van de schoolse vertraging, is gebaseerd op
alle leerlingen van het gewoon onderwijs die school hebben gelopen in een
onderwijsinstelling, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Per buurt wordt het percentage vijftienjarige leerlingen berekend die de
afgelopen zes tot tien jaar op vijftienjarige leeftijd twee of meer jaar
schoolse vertraging hebben opgelopen. Buurten waarvan de berekening van de
schoolse vertraging gebaseerd is op minder dan vijftig vijftienjarigen worden
hierna dunbevolkte buurten genoemd;
2° in een
tweede fase wordt voor elke leerling vastgesteld wat het percentage schoolse
vertraging is van de buurt. Leerlingen die behoren tot
[de trekkende bevolking, vermeld in artikel 3, 52°ter]
, en
[leerlingen met een zorgthuis]
worden geacht te wonen in een buurt met een hoog percentage
leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige
leeftijd.
Voor alle leerlingen uit het gewoon
basisonderwijs wordt het 75e percentiel van de buurtscores bepaald. Leerlingen
die hun woonplaats hebben in een buurt met een score hoger dan of gelijk aan
het 75e percentiel beantwoorden aan de indicator 'woonplaats hebben in een
buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse
vertraging op vijftienjarige leeftijd'.
Leerlingenkenmerk 4 is enkel van toepassing voor leerlingen die in
het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
wonen.
§ 3. De regering
bepaalt de wijze waarop de leerlingenkenmerken worden vastgesteld en legt de
procedure vast volgens dewelke de gegevens door het Vlaams Ministerie van
Onderwijs en Vorming worden verzameld. Voor leerlingenkenmerk 4 bepaalt de
regering de wijze waarop de buurten worden
afgebakend.
]
[2° Werkingsbudgetten
in het gefinancierde en gesubsidieerde gewoon basisonderwijs
]
[A. Vaststelling van het totale
werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten]
Art. 79.
[
§ 1. Voor het
begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar 2008-2009, is
het startbedrag voor de werkingsbudgetten voor het gewoon basisonderwijs
[402.900.000]
euro.
§ 2. 1° Vanaf
begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het werkingsbudget
voor het gewoon basisonderwijs jaarlijks berekend op basis van de kredieten die
in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige
begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon basisonderwijs
vermeerderd met 30 % van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige
begrotingsjaar voor het gewoon basisonderwijs.
2° Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het werkingsbudget voor
het gewoon basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als
werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon basisonderwijs, vermeerderd met 60
% van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar
voor het gewoon basisonderwijs.
3°
[Vanaf het begrotingsjaar 2017]
wordt het werkingsbudget voor het gewoon basisonderwijs
berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de
Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd
zijn voor het gewoon basisonderwijs, vermeerderd met de volledige loonkosten
van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het gewoon
basisonderwijs.
[...]
§ 3. Voor het
begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van
[402.900.000]
euro
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en
A2.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag,
verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de
aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
De
coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij
:
a) punten 1 = het totale aantal punten voor
schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van artikel 81, voor de
leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari
van het vorige schooljaar;
b) punten 0 = het
totale aantal punten voor schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van
artikel 81, voor de leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste
schooldag van februari van het voorlaatste schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij :
a)
Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar
x-1;
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand
januari van het begrotingsjaar x-2.
De
A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening
gebracht;
[3° in afwijking van § 3, 2°, is de
A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010
[en 2011]
gelijk aan
1;]
[ 4° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2012 de coëfficiënt A2= 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[
6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015 verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 8.101.000 euro.
]
[8° het bedrag voor begrotingsjaar 2020 verkregen na toepassing van paragraaf 3, 1° en 2°, wordt verhoogd met
[69.545.000 euro]
.]
§ 4.
[Het bedrag, verkregen door de toepassing van paragraaf 3, wordt voor het begrotingsjaar 2017 verhoogd met 486.000 euro.]
]
Art. 80.
[
§ 1. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79,
wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen aan
schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3
% + lln_LB *
[3,97 %]
), waarbij :
1° B =
werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 79;
2°
lln_Neu = leerlingen in het gewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het totaal
aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel gewoon lager
onderwijs.
§ 2. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na toepassing van artikel 79,
wordt een budget van
[3,97 %]
voorafgenomen voor scholen die voldoen aan
schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V2 = B * lln_LB *
[3,97 %]
/ (lln_tot + lln_Neu * 3
% + lln_LB *
[3,97 %]
).
§ 3. Van het
werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79
en na toepassing van § 1 en § 2, wordt een percentage berekend dat in
aanmerking komt voor verdeling op basis van de leerlingenkenmerken. Dat budget
wordt berekend volgens de volgende formule :
(B -
V1 - V2) * Pjaar x = B_lli, waarbij :
1°
[Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt 14,5625 % voor de begrotingsjaren 2014 en 2015. Vanaf het begrotingsjaar 2016 stijgt dit percentage jaarlijks met 0,1875 % tot 15,5 % vanaf 2020. Vanaf begrotingsjaar 2021 is het dit percentage van 15,5 % dat zal worden toegepast;]
2° B_lli =
werkingsbudget dat verdeeld zal worden op basis van
leerlingenkenmerken.
Het werkingsbudget per
leerlingenkenmerk wordt als volgt bepaald : B_lli / 4, respectievelijk :
B_lliOpl, B_lliSt, B_lliTa, B_lliBu, met :
a)
B_lliOpl= werkingsbudget leerlingenkenmerk 1;
b)
B_lliSt= werkingsbudget leerlingenkenmerk 2;
c)
B_lliTa= werkingsbudget leerlingenkenmerk 3;
d)
B_lliBu= werkingsbudget leerlingenkenmerk 4.
§ 4. Het
werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken hierna B_SchK
te noemen, wordt bepaald door de toepassing van volgende formule : B_SchK = B -
V1 - V2 - B_lli.
[
Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het
B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK =
GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel 81,
1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt
is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde
begrotingscontrole 2009.
]
]
[B. Verdelingsmechanisme
van de deelbudgetten]
Art. 81.
[
B_SchK, vermeld in
artikel 80, § 4, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 1 en 2,
vermeld in artikel 78, § 1 :
1°
[voor de leerlingen van het kleuteronderwijs en van het lager onderwijs wordt het puntengewicht bepaald op
8 punten;]
2° voor alle scholen wordt per
schoolkenmerk
[, vermeld in artikel 78, § 1,]
het aantal leerlingen geteld zoals bepaald
in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht verkregen
na toepassing van 1°;
3° het B_SchK wordt
vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het quotiënt
van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK
te noemen.
]
Art. 82.
[
§ 1. Het budget V1,
vermeld in artikel 80, § 1, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het gewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een
geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te
noemen.
§ 2. Het budget V2,
vermeld in artikel 80, § 2, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het officieel gewoon lager onderwijs. Het
quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor
schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.
]
[
Artikel 82bis en 82ter
[...]
]
Art. 83.
[
Het budget leerlingenkenmerken,
vermeld in artikel 80, § 3, wordt verdeeld in een bedrag per leerling per
kenmerk volgens de volgende formules :
1) B_ClliOpl=
B_lliOpl/ClliOpl;
2) B_ClliSt=
B_lliSt/ClliSt;
3) B_ClliTa= B_lliTa/ClliTa;
4)
B_ClliBu= B_lliBu/ ClliBu;
met :
a) B_ClliOpl=
bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk
1;
b) B_ClliSt= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal
leerlingenkenmerk 2;
c) B_ClliTa= bedrag per gecorrigeerd
leerlingenaantal leerlingenkenmerk 3;
d) B_ClliBu= bedrag per
gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 4;
e) ClliOpl=
het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 1;
f) ClliSt= het gecorrigeerde aantal
leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;
g)
ClliTa= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 3;
h) ClliBu= het gecorrigeerde aantal
leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk
4.
ClliOpl, ClliSt, ClliTaen ClliBuworden respectievelijk via
de volgende formules berekend :
1° ClliOpl= S alle
scholenClliOpl_school,
waarbij ClliOpl_school = MIN
(Proc._school_iOpl; Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl)) x aantal leerlingen
in de school, waarbij :
a) ClliOpl_school = het gecorrigeerde
leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 1;
b)
Proc_school_iOpl = het Procentueel aantal leerlingen dat per school in
aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
c) Gemid_tot_iOpl =
het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen
samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
d)
Stdev_tot_iOpl = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk
1;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iOpl of
Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl); het procentueel aantal leerlingen dat
per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1 of het gemiddelde van
het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking
komt voor leerlingenkenmerk 1 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie
berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
1;
2° ClliSt= S alle scholenClliSt_school,
waarbij : ClliSt_school = MIN (Proc_school_iSt; Gemid_tot_iSt
+ (2 x Stdev_tot_iSt)) x aantal leerlingen in de school, waarbij
:
a) ClliSt_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per
school voor leerlingenkenmerk 2;
b) Proc_school_iSt = het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 2;
c) Gemid_tot_iSt = het gemiddeld van het
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt
voor leerlingenkenmerk 2;
d) Stdev_tot_iSt = de
standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in
aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 2;
e) MIN= de laagste
waarde van de twee : Proc_school_iSt of Gemid_tot_iSt + (2 x Stdev_tot_iSt);
het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 2 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat
voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2 vermeerderd
met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 2;
3° ClliTa= S
alle scholenClliTa_school,
waarbij ClliTa_school = MIN
(Proc_school_iTa; Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa)) x aantal leerlingen in
de school, waarbij :
a) ClliTa _school = het gecorrigeerde
leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 3;
b)
Proc_school_iTa = het procentueel aantal leerlingen per school dat in
aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
c) Gemid_tot_iTa =
het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen per school dat voor alle
scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
d)
Stdev_tot_iTa = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele
leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk
3;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iTa of
Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa); het procentueel aantal leerlingen dat per
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3 of het gemiddelde van het
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt
voor leerlingenkenmerk 3 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie
berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
3;
4° ClliBu= S alle scholenClliBu_school,
waarbij ClliB_school = MIN (Proc_school_iBu; Gemid_tot_iBu +
(2 x Stdev_tot_iBu)) x aantal leerlingen in de school, waarbij
:
a) ClliBu_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per
school voor leerlingenkenmerk 4;
b) Proc_school_iBu = het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4;
c) Gemid_tot_iBu = het gemiddelde van het
procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4 voor alle scholen samen;
d) Stdev_tot_iBu =
de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die
in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 4;
e) MIN = de
laagste waarde van de twee : Proc_school_iBu of Gemid_tot_iBu + (2 x
Stdev_tot_iBu). het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking
komt voor leerlingenkenmerk 4 of het gemiddelde van het procentueel aantal
leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor
leerlingenkenmerk 4 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op
de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk
4.
]
[C. Berekening van het
werkingsbudget per school]
Art. 84.
[
Het werkingsbudget per school
wordt voor een deel berekend op basis van schoolkenmerken en voor een deel op
basis van leerlingenkenmerken.
]
Art. 85.
[
§ 1. Per school
wordt het totaal aantal punten berekend door het aantal leerlingen, geteld
overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor
schoolkenmerk 1 en 2.
§ 2.
[Onverminderd de bepalingen in artikel 39, §7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009
betreffende de kwaliteit van onderwijs is het werkingsbudget per school de som van:]
1°
het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school
met de GPP_SchK, zoals bepaald in artikel 81, 3°;
2° het bedrag, verkregen door het resultaat de van volgende
vermenigvuldigingen :
a) B_ClliOplx
ClliOpl_school;
b) B_ClliStx
ClliSt_school;
c) B_ClliTax
ClliTa_school;
d) B_ClliBux
ClliBu_school;
3° GW_V1, zoals bepaald in
artikel 82, § 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de
school;
4° GW_V2, zoals bepaald in artikel 82,
§ 2, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen lager onderwijs in de
school.
§ 3. Het budget,
verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs
jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend in
overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder
decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij
:
1° de som van het bedrag dat met toepassing
van artikel 85, § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het
gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd
wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs, in
2016 met 60 percent en
[vanaf 2017]
met 100 percent van die
loonkosten;
2° de som van het bedrag dat met
toepassing van § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het
gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt met de
middelen vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het
contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het
begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[554.000]
euro.
Vanaf
begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de
toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald in artikel
79.
§ 4. Het
werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 85, § 2, wordt voor
het gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het
gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de
middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd
met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-,
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat
personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de respectieve
onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[3.239.000]
euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag
jaarlijks geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt
zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen
worden verdeeld pro rata het aantal punten per school van het vrij
gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing van artikel 85,
§ 1.
§ 5. De
werkingsbudgetten van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de
scholen van het gesubsidieerd gewoon basisonderwijs worden elk schooljaar in
minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som
van de uitbetaalde schijven minstens 50 %
[van het werkingsbudget van het betrokken schooljaar]
vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli
betaald wordt.
[
§ 6. Indien het decreet
houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar
[waarin het werkingsbudget voor het betrokken schooljaar is opgenomen]
aanleiding geeft tot meer middelen voor de schoolbesturen van het gesubsidieerd
gewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs, dan
worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de
bekrachtiging door de Vlaamse Regering van betrokken
decreet.;
]
]
[3° Werkingsbudgetten
in het gefinancierde en gesubsidieerde buitengewoon onderwijs]
[A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de
verdeling ervan in deelbudgetten]
Art. 85bis.
[
§ 1. Voor het
begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar 2008-2009, is
het startbedrag voor
[het
werkingsbudget]
voor het buitengewoon basisonderwijs
[35.599.000]
euro.
§ 2. 1° Vanaf
begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het werkingsbudget
voor het buitengewoon basisonderwijs jaarlijks berekend op basis van de
kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van
het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon
basisonderwijs, vermeerderd met 30 % van de loonkosten van de leden van het
vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs
van het vorige begrotingsjaar voor het buitengewoon
basisonderwijs.
2° Voor het begrotingsjaar
2016 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon basisonderwijs jaarlijks
berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de
Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd
zijn voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeerderd met 60 % van de
loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel
van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het
buitengewoon basisonderwijs.
3° Vanaf het
begrotingsjaar 2017 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon
basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als
werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeerderd
met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak-
en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar
voor het buitengewoon basisonderwijs.
[...]
§ 3. Voor het
begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van
[35.599.000]
euro
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en
A2.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag,
verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de
aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
De
coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :
1° A1 = 0,6 +0,4 (punten 1/punten 0), waarbij
:
a) punten 1 = het totale aantal punten voor
schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na toepassing van artikel 85quater,
voor de leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag
van februari van het vorige schooljaar;
b) punten
0 = het totaal aantal punten voor schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na
toepassing van artikel 85quater, voor de leerlingen van het buitengewoon
basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het voorlaatste
schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij
:
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand
januari van het begrotingsjaar x-1;
b) Cx-2 : de
gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar
x-2.
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 %
in rekening gebracht;
[3° in afwijking van 2° is de
A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010
[en 2011]
gelijk aan
1;]
[
4° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2012 de coëfficiënt A2= 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[5° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2013 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
]
[
6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4;
7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015, verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 731.000 euro.
]
[8° het bedrag voor begrotingsjaar 2020 verkregen na toepassing van § 3, 1° en 2°, wordt verhoogd met
[983.000 euro]
.]
§ 4.
[Het bedrag, verkregen door de toepassing van paragraaf 3, wordt voor het begrotingsjaar 2017 verhoogd met 53.000 euro.]
]
[
Art. 85ter.
§ 1. Van het
werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van
artikel 85bis, wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen
aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule
:
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3
%+ lln_LB *
[3,97 %]
), waarbij :
1° B =
werkingsbudget verkregen na toepassing van artikel 85bis ;
2° lln_Neu = leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs van
het Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het
totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel buitengewoon lager
onderwijs.
§ 2. Van het
werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van
artikel 85bis, wordt een budget van
[3,97 %]
voorafgenomen voor scholen die
voldoen aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende
formule :
V2 = B * lln_LB *
[3,97 %]
/ (lln_tot +
lln_Neu * 3 % + lln_LB *
[3,97 %]
).
§ 3. Het
werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken, hierna
B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van de volgende formule :
B_SchK = B - V1 - V2.
[
Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het
B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK =
GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel
85quater, 1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de
geldwaarde per punt is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de
derde begrotingscontrole 2009.
]
]
[B. Verdelingsmechanisme
van de deelbudgetten]
[
Art. 85quater.
[
B_SchK zoals bepaald in artikel 85ter, § 3, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 3, 4, 5, en 6:
1° voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld:
a) buitengewoon kleuteronderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 3)
[13 punten]
;
b) buitengewoon kleuteronderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 4)
[15 punten]
;
c) buitengewoon lager onderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 5) 13 punten;
d) buitengewoon lager onderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 6) 15 punten.
[...]
;
2° voor alle scholen wordt per schoolkenmerk, vermeld in punt 1°, het aantal leerlingen, geteld zoals bepaald in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht;
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten.
Het quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK te noemen.
]
]
[
Art. 85quinquies.
§ 1. Het budget V1,
zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een
geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te
noemen.
§ 2. Het budget V2,
zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld
door alle leerlingen van het officieel buitengewoon lager onderwijs. Het
quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor
schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.
]
[C.1. Berekening van het
werkingsbudget per school]
[
Art. 85sexies.
Het werkingsbudget
per school wordt berekend op basis van
schoolkenmerken.
]
Art. 86.
[
§ 1. Per school
wordt het totale aantal punten berekend door de vermenigvuldiging van het
aantal leerlingen, geteld overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met
hun puntengewicht voor schoolkenmerk 3, 4, 5, 6.
§ 2. Het
werkingsbudget per school van het buitengewoon basisonderwijs is de som van
:
1° het resultaat van de vermenigvuldiging
van het totale aantal punten per school met de GPP_SchK, zoals bepaald in
[artikel 85quater, eerste
lid, 3°]
;
2° GW_V1, zoals
bepaald in
[artikel 85quinquies, § 1]
, vermenigvuldigd met het aantal
leerlingen in de school;
3° GW_V2, zoals
bepaald in
[artikel 85quinquies, § 2]
, vermenigvuldigd met het aantal
leerlingen lager onderwijs in de school.
§ 3. Het budget
verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs
jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend
overeenkomstig de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder decreet
van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij
:
1° de som van het bedrag dat met toepassing
van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van het buitengewoon
basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd wordt
met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en
dienstpersoneel van het buitengewoon basisonderwijs van het
Gemeenschapsonderwijs, in 2016 met 60 percent en
[vanaf 2017]
met 100 percent van
die loonkosten;
2° de som van het bedrag dat
met toepassing van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van
het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt
met de middelen, vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 %
voor het contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het
Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het
begrotingsjaar 2009 is dat bedrag 86.000 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks
geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald
in artikel 79.
§ 4. Het
werkingsbudget verkregen na de toepassing van § 2 wordt voor het
gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het
gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de
middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd
met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-,
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat
personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende
onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag
[287.000
euro]
.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat
bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de
A2-coëfficiënt, zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen worden verdeeld pro rata het aantal punten per
school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing
van artikel 86, § 1.
§ 5. De
werkingsbudgetten van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de
scholen van het gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs worden elk schooljaar
in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de
som van de uitbetaalde schijven minstens 50 %
[van het
werkingsbudget]
van het
betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli
betaald wordt.
[
§ 6.
[Indien het decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar waarin
het werkingsbudget voor het betrokken schooljaar is opgenomen aanleiding geeft tot meer werkingsbudget voor de
schoolbesturen van het gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs, dan wordt dit bijkomende werkingsbudget uitbetaald binnen de twee maanden na de bekrachtiging door de
Vlaamse Regering van het betrokken decreet.]
]
]
[C.2. Berekening van de
integratietoelage per school]
[
Art. 86bis.
[
...
]
]
[
Art. 86bis/1.
[
...
]
]
[
Art. 86ter.
[...]
]
[
Art. 86quater.
[...]
]
[4°
Teldagen]
Art. 87.
[
§ 1. Het werkingsbudget wordt
ieder schooljaar per school berekend op basis van het aantal regelmatige
leerlingen dat ingeschreven is op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar.
§ 2. In afwijking van § 1 is
de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in
programmatie de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar.
Die teldag geldt in het gewoon basisonderwijs voor
de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de vijf
daaropvolgende schooljaren.
Die teldag geldt in het
buitengewoon basisonderwijs voor de hele school voor het schooljaar van
oprichting en voor de twee daaropvolgende schooljaren.
§ 3. In afwijking van § 1 is
de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen die betrokken
zijn bij een herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar.
[Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen
die een vestigingsplaats afschaffen.]
[
§ 3/1. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor het bijkomend werkingsbudget, vermeld in artikel 87sexies,
in de eerste drie bestaansjaren van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
]
§ 4. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 worden de woorden "de eerste
schooldag van oktober" telkens gelezen als "de maand september" en wordt het
woord "teldag" telkens gelezen als "telperiode".
[Voor type 5-scholen die betrokken zijn bij een herstructurering is de telperiode in het tweede jaar na die
herstructurering de volledige maand september van het lopende schooljaar.]
Voor de
toepassing van dit artikel op CKG-scholen en scholen voor type 5 worden de
woorden "op basis van het aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven op de
eerste schooldag van februari" gelezen als "op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen, ingeschreven tijdens de periode van twaalf maanden die
voorafgaat aan de eerste schooldag van februari".
§ 5. Het werkingsbudget van een
school voor type 5 kan alleen volledig worden aangewend als een door de
regering vastgelegd gemiddelde van onderwijsdagen per kind gedurende de
telperiode wordt bereikt.
Als dat gemiddelde niet wordt
bereikt, dan wordt het werkingsbudget evenredig
verminderd.
§ 6.
[...]
]
[5° Extra werkingsbudget voor het kleuteronderwijs]
[
Artikel 87bis.
§ 1.
[...]
§ 2.
[...]
[
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een extra werkingsbudget van 10.000.000 euro toegekend aan de scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019. Deze middelen kunnen ook aangewend worden tijdens het schooljaar 2019-2020.
Het extra werkingsbudget per school is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal kleuters in de school op 1 februari 2018, met de G_Kl, waarbij:
G_Kl = het extra werkingsbudget vermeld in het eerste lid, gedeeld door het totaal aantal kleuters in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs op 1 februari 2018.
Het extra werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uitbetaald uiterlijk op 31 maart 2019.
]
[
§ 4. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een extra werkingsbudget van 397.607 euro toegekend aan het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019. Deze middelen kunnen ook aangewend worden tijdens het schooljaar 2019-2020.
Het extra werkingsbudget per school is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal kleuters in de school op 1 februari 2018, met de G_Kl, waarbij:
G_Kl = het extra werkingsbudget, vermeld in het eerste lid, gedeeld door het totaal aantal kleuters in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs op 1 februari 2018.
Het extra werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uitbetaald uiterlijk op 31 maart 2019.
]
]
[
Art. 87ter.
Aan scholen voor buitengewoon basisonderwijs die actief zijn in het ondersteuningsmodel, in
toepassing van de artikelen 172quinquies en 172quinquies/1, wordt voor het schooljaar 2021-2022 eenmalig een budget
toegekend in functie van het professionaliseren van ondersteuners. Voor het begrotingsjaar 2021 gaat het om 957.284
euro en voor het begrotingsjaar 2022 gaat het om 1.915.237 euro.
[De
middelen worden ingezet om in het schooljaar 2021-2022 en in het eerste trimester van het schooljaar 2022-2023
personeelsleden aan te stellen die ondersteuners vervangen tijdens een periode van professionalisering.]
De Vlaamse Regering legt daartoe het verdelingsmechanisme over de scholen, de toepassingsmodaliteiten en de
modaliteiten met betrekking tot het lokaal sociaal overleg vast.
]
[6° Extra werkingsbudget voor beleidsondersteuning]
[
Art. 87quater.
§ 1. Voor het schooljaar 2021-2022 wordt een extra werkingsbudget van 7.692.000 euro toegekend
aan scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, exclusief type 5. Ten laste van dit werkingsbudget moet
personeel worden aangeworven voor beleidsondersteuning of administratieve ondersteuning conform artikel 154, § 2.
§ 2. Het extra werkingsbudget per school wordt berekend door het aantal regelmatige leerlingen, dat de school telt
op de eerste schooldag van februari 2021, te vermenigvuldigen met 10,53 euro.
Het werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uiterlijk vóór 1 februari 2022 uitbetaald.
]
[7° Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende
beheersen]
[
Art. 87quinquies.
Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget
toegekend aan scholen voor gewoon basisonderwijs voor het schooljaar 20TT-1–20TT, startende in 2023-2024, die op de
eerste schooldag van februari van 20TT-4 of 20TT-3 of 20TT-2 meer dan 50 procent regelmatige leerlingen lager
onderwijs telden die beantwoorden aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.
Voor de maatregel, vermeld in het eerste lid en in artikel 48/2 van de Codex Secundair Onderwijs van
17 december 2010, wordt voor het basis- en secundair onderwijs samen vanaf 2024 jaarlijks een bedrag van 20
miljoen euro voorzien. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 79, § 3, derde lid,
2°, van dit decreet.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt over het basis- en secundair onderwijs verdeeld op basis van het
aandeel van het onderwijsniveau in het totale aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het
jaar 20TT-2 die voldoen aan het leerlingenkenmerk 3, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van de Codex
Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet, en voor zover zij ingeschreven
zijn in de scholen of centra die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid of in artikel 48/2, eerste lid, van
de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
Het extra werkingsbudget per school voor het betrokken schooljaar is het resultaat van de vermenigvuldiging van
het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1,
1°, c), van dit decreet, op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 in de school met het binnen de begroting
voorziene werkingsbudget, vermeld in dit artikel, voor het basisonderwijs voor dat schooljaar gedeeld door het totale
aantal regelmatige leerlingen gewoon lager onderwijs in de scholen die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het
eerste lid, dat op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld
in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.
Het extra werkingsbudget wordt aangewend om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra
te ondersteunen.
Het extra werkingsbudget voor het betrokken schooljaar wordt aan de schoolbesturen in minstens twee schijven
uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van het extra werkingsbudget van
het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.
De regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten het extra werkingsbudget, vermeld in dit artikel,
verhogen
]
[8° Bijkomend werkingsbudget voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
[
Art. 87sexies.
Er wordt elk schooljaar een bijkomend werkingsbudget toegekend aan de scholen van 316,15 euro
per leerling die is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Het bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de
volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
Het bijkomende werkingsbudget dat wordt ontvangen, wordt ingezet voor de organisatie van de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
]
Onderafdeling E. - De
investeringsmiddelen
Art. 88.
§ 1.
[Het
Gemeenschapsonderwijs]
en de schoolbesturen van het gesubsidieerd
onderwijs kunnen voor hun scholen een beroep doen op de door de Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen voor zover :
- hun scholen
voldoen aan de subsidiërings- of financieringsvoorwaarden;
- de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond en er
binnen een bepaalde gebiedsomschrijving geen bestaande gebouwen of
voorzieningen beschikbaar zijn die geheel of gedeeltelijk door de Gemeenschap
zijn gefinancierd of gesubsidieerd;
- de werken
beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële
normen.
§ 2. De regering
legt de fysische en financiële normen
vast.
Art. 89.
De jaarlijks in het
decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap
ingeschreven vastleggingsmachtigingen bestemd voor investeringen in onroerend
goed in het onderwijs worden over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het
gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenschapsonderwijs verdeeld naar
rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk hiervoor vermeld
onderwijsnet. Hierbij wordt rekening gehouden met een dekkingsgraad van 100 %
in het gefinancierd onderwijs. De dekkingsgraad is 70 % voor de scholen in het
gesubsidieerd basisonderwijs.
Art. 90.
§ 1. Voor de
toepassing van artikel 89 wordt per onderwijsnet de vervangingswaarde van de
schoolgebouwen vastgesteld op basis van de volgende berekeningswijze :
benodigde oppervlakte x eenheidsprijs
afschrijvingstermijn
Per onderwijsnet is de benodigde oppervlakte gelijk aan de som van
de produkten van de gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau en het aantal
leerlingen in het overeenkomstig onderwijsniveau.
De gemiddelde oppervlakte per onderwijsniveau wordt berekend op
basis van een voor alle netten gelijke oppervlakte per leerling, rekening
houdend met de objectieve verschillen inzake schoolgrootte.
§ 2. Overeenkomstig
de in § 1 bedoelde formule wordt de waarde van de parameters telkens voor
een periode van vijf jaar vastgesteld.
De
eenheidsprijs per vierkante meter ten bedrage van
[641,42 euro]
en de
afschrijvingsperiode, die vijftig jaar bedraagt, zijn voor alle netten en
niveaus gelijk.
Onderafdeling F. - Speciale
onderwijsleermiddelen
Art. 91.
[
§ 1. Regelmatige leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften die gewoon gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs volgen, kunnen speciale onderwijsleermiddelen ter beschikking krijgen.
[In aanvulling op het eerste lid kunnen leerlingen die ingeschreven zijn in het
buitengewoon basisonderwijs en die, met toepassing van artikel 20, onderwijsactiviteiten volgen in het gewoon basisonderwijs, tijdens deze activiteiten
speciale onderwijsmiddelen ter beschikking krijgen, als die de vorm aannemen
van tolken Vlaamse gebarentaal of een andere gebarentaal of schrijftolken.]
[§ 2.]
Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
of schrijftolken, dan bepaalt de Vlaamse Regering :
[1°]
de procedure voor de aanvraag en toekenning van de schrijftolken en tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
bij het Agodi; het Agodi zal hiertoe eveneens een intern beroep voorzien;
[2°]
de diplomavoorwaarden voor de tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
en schrijftolken;
[
3°]
de te indexeren loonkost voor de tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
en de loonkost voor de schrijftolken;
[4° de definitie van de doelgroep.]
[§ 3.]
[Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken
[Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal]
of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsmiddelen voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken.
]
[De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau.]
[§ 4.]
De procedure voor de aanvraag en toekenning en het intern beroep en de werking van het door de Vlaamse Regering te bepalen centraal tolkenbureau worden om de drie jaar geëvalueerd. De eerste evaluatie vindt plaats gedurende het schooljaar 2015-2016. Tijdens deze evaluatie wordt de betrokkenheid van de doelgroep verzekerd.
[
§4/1. Als de speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm
aannemen van een omzetting van leermaterialen voor blinde en slechtziende
leerlingen, kan de Vlaamse Regering daarvoor middelen ter beschikking stellen binnen de beschikbare begrotingskredieten.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking
van een productiehuis voor de omzetting van leermaterialen voor blinde en
slechtziende leerlingen.
]
[§ 5.]
Indien deze speciale onderwijsleermiddelen een andere vorm aannemen dan hetgeen vermeld is onder paragraaf 2 tot en met
[4]
, dan bepaalt de Vlaamse Regering de procedure voor de aanvraag en de criteria voor toekenning van deze middelen.
]
[
§ 6. De medische attesten voor het aanvragen van de speciale onderwijsleermiddelen worden maximaal 110 jaar na de geboorte van de betrokkene bewaard wegens het permanente karakter van de functiebeperking van de betrokkenen en het recht op levenslang leren.
]
Onderafdeling G. - Sociale voordelen en
gezondheidstoezicht
Art. 92 t.e.m. 95.
[...]
HOOFDSTUK VIII. -
[Programmatie en rationalisatie van
scholen]
Art. 96.
De bepalingen van dit
hoofdstuk zijn van toepassing op de gefinancierde en gesubsidieerde scholen
[...]
.
Afdeling 1. - Vrije keuzeschool
Art. 97.
[Elke officiële
school voor gewoon onderwijs kan de vrije keuze verzekeren indien zij begeleid
wordt door een officieel CLB en indien de oudervereniging van de school
aansluit bij het ondersteuningscentrum van ouderverenigingen van het officieel
onderwijs.]
Art. 98.
[...]
Art. 99.
Een vrije school voor
gewoon onderwijs, gebaseerd op een godsdienst of levensbeschouwing, die op
grond van artikel 25, § 1, 2° opgericht wordt om de vrije keuze te
verzekeren, is een vrije keuzeschool indien ze erkend is door de bevoegde
instantie van de betrokken eredienst of levensbeschouwing.
Art. 100.
§ 1. Een vrije
keuzeschool zoals bedoeld in
[de artikelen 97 en 99]
voldoet aan de
programmatienormen indien er
[op de eerste schooldag van oktober van het
lopende schooljaar ]
zestien regelmatige leerlingen
[...]
zijn
ingeschreven.
§ 2. Een vrije
keuzeschool die voldoet aan § 1 kan een beroep doen op de door de
Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.
§ 3. De directeur van
een vrije keuzeschool die voldoet aan § 1 krijgt de weddeschaal van
directeur toegekend.
§ 4. De norm bepaald in
§ 1 is de rationalisatienorm zolang de school vrije keuzeschool is en de
bepaling van § 2 geldt zolang de school vrije keuzeschool
blijft.
Art. 101.
§ 1.
[In elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon onderwijs die voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen kunnen per 1 september types van vrije keuze, met uitzondering van type 5, worden gefinancierd of gesubsidieerd indien het type binnen de provincie niet georganiseerd wordt in een school van dezelfde groep.]
[Een schoolbestuur dat, conform paragraaf 5, van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting
van een nieuw type van vrije keuze kan ervoor kiezen om de oprichting met een schooljaar uit te stellen.]
§ 2.
[De conform paragraaf 1 nieuw opgerichte types van vrije keuze moeten op de eerste schooldag van oktober van het
[eerste schooljaar na de
goedkeuring door de regering of, in geval van uitstel, op de eerste schooldag van oktober van het daaropvolgende
schooljaar]
voldoen aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen.]
§ 3. Een volgens §
1 opgericht type kan niet tot een ander type omgevormd
worden.
[
§ 4. In aanvulling op § 1 tot § 3 moet een schoolbestuur dat een nieuw type van vrije keuze wil oprichten een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden :
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
3° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
§ 5. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type van vrije keuze kan pas na een gunstige beslissing van de regering.
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan AgODi.
[...]
De regering neemt deze beslissing na advies van AgODi en de onderwijsinspectie.
]
[
§ 6. Als een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting van een nieuw
type van vrije keuze, er, conform paragraaf 1, tweede lid, voor kiest om de oprichting ervan met een schooljaar uit te
stellen, hoeft het schoolbestuur niet opnieuw een oprichtingsdossier in te dienen of een goedkeuring te krijgen van de
regering, conform paragraaf 4 en 5.
]
Afdeling 2. - Programmatie
Onderafdeling A. -
[Programmatie van
scholen]
Art. 102.
[
§ 1. Buiten de
gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon
basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling
opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het
oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en
gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats
voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe
school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van
vijfhonderd of minder inwoners per km² is de afstand drie kilometer, in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per
km² is de afstand twee kilometer.
§ 2. Voor een
verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school
het tweede, derde
[, vierde, vijfde en zesde]
bestaansjaar telkens op de
eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering
vastgelegde programmatienormen bereiken.
Indien
dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde
schooljaar niet langer gefinancierd of
gesubsidieerd.
]
[
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen worden de woorden "op de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand
september".
]
Art. 103.
§ 1. Een nieuwe
school voor buitengewoon onderwijs kan per 1 september in de financierings- of
subsidieregeling opgenomen worden indien zij
[op de eerste schooldag van
oktober]
van het oprichtingsjaar :
- ten minste
twee types organiseert, type 5 uitgezonderd;
- voor
elk type de door de regering vastgelegde programmatienormen
bereikt;
- voor alle georganiseerde types samen de
door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt.
[
In afwijking van het eerste lid kan een school voor buitengewoon basisonderwijs met slechts één type opgericht
worden, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1° voor respectievelijk type 2 en type 3 kan dit enkel in regio’s waar er zich aantoonbaar een capaciteitstekort stelt
voor leerlingen met een verslag voor die types. Het capaciteitstekort wordt gemotiveerd in het oprichtingsdossier,
vermeld in artikel 111, § 3;
2° voor de andere types, met uitzondering van type 5, kan dit enkel in regio’s waar er zich aantoonbaar een
capaciteitstekort stelt voor leerlingen met een verslag voor die types, wanneer er geen aanbod voor deze types is binnen
een straal van 25 km rond het adres van de op te richten nieuwe school en wanneer kan worden aangetoond dat het
capaciteitstekort niet kan worden opgelost met een nieuwe vestigingsplaats van een bestaande school. Het
capaciteitstekort wordt gemotiveerd in het oprichtingsdossier, vermeld in artikel 111, § 3.
]
[
§ 1bis. In afwijking van §
1 kan, indien er
[binnen de provincie]
nog geen school van die groep bestaat, één
nieuwe school voor buitengewoon onderwijs per 1 september in de financierings-
of subsidieregeling opgenomen worden indien zij op de eerste schooldag van
oktober van het oprichtingsjaar de door de Vlaamse Regering vastgestelde
programmatienorm
bereikt.
]
§ 2. Voor een
verdere financiering of subsidiëring moet de nieuwe school het tweede en
derde bestaansjaar telkens
[op de eerste schooldag van oktober van het lopende
schooljaar]
de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken zowel
voor de totale schoolbevolking als voor elk type afzonderlijk.
Indien dit niet het geval is wordt de school met ingang van 1
september van hetzelfde schooljaar niet gefinancierd of gesubsidieerd.
§ 3.
[In afwijking van paragraaf 1 kan per 1 september een nieuwe school voor buitengewoon onderwijs type 5
worden opgenomen in de financieringsof subsidieregeling als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
1° de school is gehecht aan een ziekenhuis of een preventorium dat de regering aanwijst, of aan een residentiële
setting die de regering aanwijst;
2° de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen in de school in kwestie voldoet gedurende de
maand september van het oprichtingsjaar aan de programmatienorm die de regering vaststelt.
Voor het type 5 wordt de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen gedurende de maand september
van het tweede en derde bestaansjaar vergeleken met de programmatienorm.
]
[
§ 4. In afwijking van paragraaf 1, 1bis en 2 mag een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft
gekregen voor de programmatie van een nieuwe school met het oog op de start van het nieuwe aanbod op
1 september volgend op de goedkeuring, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring het bijkomende aanbod
organiseren vanaf 1 september van het daaropvolgend schooljaar, als de school de programmatienormen voor dat
nieuwe aanbod niet haalt op de eerste schooldag van oktober van het eerste jaar. Het schoolbestuur mag ondanks het
niet bereiken van de programmatienorm in het eerste jaar van oprichting het aanbod in dat eerste jaar toch organiseren,
maar de school moet dan vanaf de eerste schooldag van oktober van het daaropvolgende schooljaar en de twee
daaropvolgende schooljaren de programmatienormen voor dat nieuwe aanbod bereiken op de eerste schooldag van
oktober.
]
Art. 104.
De directeur van de
volgens de artikelen 102 en 103 gefinancierde of gesubsidieerde school krijgt
vanaf 1 september van het oprichtingsjaar de weddeschaal van directeur.
Art. 105.
[ § 1. De volgens
artikelen 102 of 103 gefinancierde of gesubsidieerde scholen kunnen na het
derde bestaansjaar een beroep doen op de door de Gemeenschap aan het
Gemeenschapsonderwijs of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.]
[§ 2.]
In
afwijking van § 1, kan een nieuwe gefinancierde of gesubsidieerde school
die voorheen vestigingsplaats was, vanaf het oprichtingsjaar een beroep doen op
de door de Gemeenschap aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
of aan de
[Agion]
toegekende
investeringsmiddelen.
[
Art. 105bis.
Bij het vastleggen van de
verschillende programmatienormen neemt de regering de volgende principes in
acht :
1° de programmatienormen zijn verschillend
naargelang de bevolkingsdichtheid van de gemeenten;
2° a)
voor het gewoon basisonderwijs worden programmatienormen vastgelegd voor de
eerste zes bestaansjaren;
b) voor het buitengewoon
basisonderwijs worden programmatienormen vastgelegd voor de eerste drie
bestaansjaren;
3° a) de programmatienormen voor het gewoon
basisonderwijs liggen tussen 25 en 165 leerlingen;
b) de
programmatienormen voor het buitengewoon basisonderwijs liggen tussen 5 en 180
leerlingen.
]
Onderafdeling B. - Fusies en
herstructureringen
Art. 106.
Elke school kan vanaf
het
[tweede]
schooljaar dat ze opgenomen is in de financierings- of
subsidieregeling met één of meer andere scholen gefusioneerd
worden.
Een fusie van scholen heeft uitwerking op
1 september. De school door fusie ontstaan wordt niet als een nieuwe oprichting
beschouwd. De programmatienormen zijn niet van toepassing.
Art. 107.
Schoolbesturen kunnen
hun scholen herstructureren vanaf het
[tweede]
schooljaar dat ze
opgenomen zijn in de financierings- of subsidieregeling.
[Zij kunnen hun
scholen overhevelen naar een ander schoolbestuur.]
Een
herstructurering heeft uitwerking op 1 september.
[De overheveling van een
school naar een ander schoolbestuur heeft ten aanzien van
[het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming]
uitwerking op 1 september.]
[...]
Art. 108.
Wegens uitzonderlijke
redenen van tijdelijke aard
[kunnen leerlingen,
[conform artikel 63, § 2,]
, tijdelijk buiten de bestaande vestigingsplaats ondergebracht worden]
. De
programmatienormen
[en rationalisatienormen]
zijn hier niet van toepassing.
[Afdeling 2bis - Oprichten van vestigingsplaatsen,
niveaus
[, taalafdelingen
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
of types]
[Onderafdeling A - Oprichten van
vestigingsplaatsen]
[
Art. 108bis.
[
§ 1. Elke school voor gewoon
kleuter-, lager-, of basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van
het voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag één of meer vestigingsplaatsen
oprichten. Daartoe moeten de school en al haar reeds bestaande
[en
nieuwe]
vestigingsplaatsen en niveaus op de eerste schooldag van oktober van het
oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaatsen de door de regering
vastgelegde rationalisatienormen bereiken
[...]
.
§ 2. In afwijking van § 1
kan een school voor gewoon basisonderwijs in programmatie, vanaf het tweede
jaar dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling,
één of meer vestigingsplaats(en) oprichten
[op voorwaarde dat de
school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval
gelden de programmatienormen.
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen worden de woorden "op de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand september" en worden de
woorden "op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden "tijdens
de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van
februari".
]
]
Art. 109.
[
§ 1. Elke school voor
buitengewoon basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag binnen een afstand van minder dan twee kilometer van
de administratieve vestigingsplaats één of meer
vestigingsplaats(en) oprichten.
§ 2. Elke school voor
buitengewoon basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde
rationalisatienormen, mag op een afstand van twee kilometer en meer van de
administratieve vestigingsplaats één of meer vestigingsplaats(en)
oprichten.
[De school
en elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken daarvoor op de eerste schooldag
van oktober van het oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaats de rationalisatienormen die de regering vastlegt.]
§ 3. In afwijking van § 1 en
§ 2 kan een school voor buitengewoon basisonderwijs in programmatie vanaf
het tweede jaar, dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling
één of meer vestigingsplaats(en) oprichten
[op voorwaarde dat de
school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval
gelden de programmatienormen.
§ 4. Onverminderd de bepalingen
in § 1, § 2 en § 3 kan een school voor type 5 pas een nieuwe
vestigingsplaats oprichten na goedkeuring door de
regering.
§ 5. Voor de toepassing van dit
artikel op een school voor type 5 worden de woorden "op de eerste schooldag van
oktober" telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand september" en worden
de woorden "op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden
"tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari".
]
[
§6. In afwijking van artikel 62, §1, 4°, kan een school voor buitengewoon basisonderwijs een vestigingsplaats oprichten in eenzelfde of aangrenzend kadastraal
perceel van een school of vestigingsplaats gewoon basisonderwijs die niet in
dezelfde of aangrenzende gemeente ligt van de administratieve vestigingsplaats
van de school voor buitengewoon basisonderwijs.
]
[Onderafdeling B - Oprichten van een
niveau ]
Art. 110.
[
§ 1. Elke gefinancierde of
gesubsidieerde school of vestigingsplaats die alleen gewoon lager onderwijs of
alleen gewoon kleuteronderwijs organiseert, kan gefinancierde of gesubsidieerde
basisschool of vestigingsplaats basisonderwijs worden. Daartoe moeten de school
en elke vestigingsplaats of niveau van de school op de eerste schooldag van
oktober van het oprichtingsjaar van het nieuwe niveau de door de regering
vastgelegde rationalisatienormen bereiken en moet het nieuw opgerichte niveau
de door de regering vastgelegde rationalisatienormen
bereiken.
§ 2. Elke gefinancierde of
gesubsidieerde school die alleen buitengewoon lager onderwijs organiseert of
alleen buitengewoon kleuteronderwijs organiseert, kan voor de door haar
georganiseerde types basisschool worden. Daartoe moeten de school en elk type
in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school op de eerste
schooldag van oktober van het oprichtingsjaar van het nieuwe niveau de door de
regering vastgelegde rationalisatienormen bereiken.
§ 3. In afwijking van § 2
kan een school voor buitengewoon basisonderwijs in programmatie vanaf het
tweede jaar, dat ze opgenomen is in de financierings- of subsidieregeling een
niveau oprichten
[op voorwaarde dat de school het voorgaande schooljaar voldeed
aan de programmatienormen]
. In voorkomend geval gelden de
programmatienormen.
§ 4. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 worden de woorden "op de
eerste schooldag van oktober" telkens gelezen als de woorden "tijdens de maand
september".
]
[Onderafdeling C - Oprichten van een
type]
Art. 111.
[
§ 1.
[Met uitzondering van de scholen voor type 5, kan een school voor buitengewoon onderwijs die op de eerste
schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de rationalisatienormen die de regering vastlegt,
vanaf 1 september een nieuw type oprichten, met uitzondering van type 5.
Een schoolbestuur dat conform paragraaf 4 van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting
van een nieuw type, kan ervoor kiezen om de oprichting ervan met een schooljaar uit te stellen.
De school, elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken op de eerste schooldag
van oktober van het eerste schooljaar na de goedkeuring van de regering of, in geval van uitstel, op de eerste schooldag
van oktober van het daaropvolgende schooljaar, de rationalisatienormen die de regering vastlegt.
]
§ 2. In afwijking van § 1
kan een school voor buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van de
scholen voor type 5, in programmatie vanaf het tweede jaar, dat ze opgenomen is
in de financierings- of subsidieregeling één of meer types, met
uitzondering van type 5, oprichten op voorwaarde dat de school
[op
de eerste schooldag van oktober van]
het voorgaande
schooljaar voldeed aan de door de regering vastgelegde programmatienormen. In
dat geval zijn de programmatienormen van
toepassing.
]
[
§ 3. In aanvulling op § 1 en § 2 moet een schoolbestuur dat een nieuw type wil oprichten een oprichtingsdossier indienen. Dit oprichtingsdossier moet ten minste voldoen aan onderstaande kwaliteitsvoorwaarden :
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het dossier na overleg binnen de schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° het dossier bevat een omgevingsanalyse die de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid van het programmatievoorstel motiveert. Bij de omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de betrokken schoolpopulatie relevant is, de link met eventuele aangepaste begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne begeleidingsmoge- lijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften, expliciet behandeld;
3° de school moet beschikken over de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor het nieuwe type;
4° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering van het team met betrekking tot het nieuwe type worden in het dossier weergegeven.
De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en over de wijze waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
§ 4. De oprichting vanaf 1 september van een nieuw type kan pas na een gunstige beslissing van de regering.
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan AgODi, dat de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan de Vlaamse Onderwijsraad bezorgt.
[...]
De regering neemt deze beslissing na advies van de Vlaamse Onderwijsraad over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na advies van AgODi en de onderwijsinspectie.
§ 5. De scholen voor buitengewoon basisonderwijs die tijdens het schooljaar 2014-2015 een aanbod type 1 of type 8 aanboden, bieden vanaf 1 september 2015 het basisaanbod aan als vermeld in artikel 10, § 1, 1°. Dit wordt niet beschouwd als een herstructurering.
[
De oprichting van type 9 in het schooljaar 2015-2016 wordt niet beschouwd als een herstructurering.]
]
[
§ 6. Als een schoolbestuur dat van de regering een goedkeuring heeft gekregen voor de oprichting van een nieuw
type, er, conform paragraaf 1, tweede lid, voor kiest om de oprichting ervan met een schooljaar uit te stellen, hoeft het
schoolbestuur niet opnieuw een oprichtingsdossier in te dienen of een goedkeuring te krijgen van de regering als
vermeld in paragraaf 3 en 4.
]
[
Art. 111/1.
[
...
]
]
[
Art. 111/2.
[
...
]
]
[
Art. 111/3.
[
...
]
]
[Onderafdeling D - Oprichten van een type
door omvorming ]
Art. 112.
§ 1. Met uitzondering van scholen
voor type 5, kan elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon
onderwijs die
[op de eerste schooldag van
februari van het voorgaande schooljaar]
voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen
per 1 september een bestaand type
[...]
, geleidelijk, jaar na jaar, omvormen tot een ander
type, het type 5 uitgezonderd, op voorwaarde dat :
- het type
dat wordt omgevormd jaar na jaar wordt opgeheven in alle vestigingsplaatsen van
de school;
- het nieuwe type
[op de eerste schooldag van
oktober van het
[...]
schooljaar]
van het schooljaar waarin de
omvorming wordt aangevat, de door de regering vastgelegde
[rationalisatienorm]
bereikt.
§ 2. Tijdens de periode van
omvorming kunnen er in het type dat opgeheven wordt, geen nieuwe leerlingen
ingeschreven worden.
§ 3. De leerlingen van het type
dat opgeheven wordt, komen niet in aanmerking voor de berekening van de door de
regering vastgelegde rationalisatienormen.
§ 4. De omvorming van een
bestaand type van buitengewoon onderwijs moet doorgevoerd worden in alle
vestigingsplaatsen van de school waar dit type georganiseerd
wordt.
§ 5. Er kan maar
één type tegelijkertijd omgevormd worden.
[
§ 6. In een school kunnen,
gedurende de programmatieperiode geen types omgevormd
worden.
]
[§ 7. De bepalingen van artikel 111, § 3 en § 4, zijn van toepassing als een type wordt opgericht door omvorming]
[]
[Onderafdeling E. Oprichting van een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
Art. 112bis.
[
§ 1. Een school voor gewoon onderwijs kan vanaf 1 september de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal oprichten als ze op de eerste schooldag van oktober van het eerste schooljaar na de goedkeuring van de
regering of, in geval van een uitstel als vermeld in het tweede lid op de eerste schooldag van oktober van het
daaropvolgende schooljaar de programmatienormen bereikt die de regering voor een taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal vastlegt.
Een schoolbestuur dat de goedkeuring van de regering, vermeld in paragraaf 3, heeft gekregen voor de oprichting
van een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, kan ervoor kiezen om de oprichting ervan met een schooljaar
uit te stellen.
§ 2. In aanvulling op paragraaf 1 dient een schoolbestuur dat de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wil
oprichten, een oprichtingsdossier in. Het voormelde oprichtingsdossier voldoet aan al de volgende kwaliteitsvoorwaarden:
1° het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het indienen van het oprichtingsdossier na overleg binnen de
schoolraad en na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité;
2° het oprichtingsdossier bevat een omgevingsanalyse die de leefbaarheid van het programmatievoorstel
motiveert. Bij de voormelde omgevingsanalyse wordt, waar dit voor de betrokken schoolpopulatie relevant is, de link
met eventuele aangepaste begeleidingsmogelijkheden, met inbegrip van schoolexterne begeleidingsmogelijkheden,
expliciet behandeld;
3° de school beschikt over de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op het gebied van
toegankelijkheid en hulpmiddelen nodig voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;
4° de reeds bestaande expertise of de inspanningen rond professionalisering met betrekking tot de taalafdeling
Nederlands-Vlaamse Gebarentaal worden in het dossier weergegeven.
De regering kan nadere regels bepalen over de inhoud en de vorm van het oprichtingsdossier en over de wijze
waarop de kwaliteitsvoorwaarden worden beoordeeld.
§ 3. De oprichting vanaf 1 september van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal kan pas na
goedkeuring van de regering.
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar een gemotiveerde
aanvraag met het oprichtingsdossier, vermeld in paragraaf 2, naar de bevoegde diensten van de Vlaamse
Gemeenschap, die de aanvraag voor administratief-technisch en inhoudelijk advies aan de Vlaamse Onderwijsraad, de
onderwijsinspectie en aan de adviescommissie Vlaamse Gebarentaal bezorgen.
De regering neemt de beslissing, vermeld in het eerste lid, na advies van de Vlaamse Onderwijsraad en de
adviescommissie Vlaamse Gebarentaal over de gegrondheid van de lokale behoefte aan extra aanbod en na advies van
de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de onderwijsinspectie.
§ 4. Een schoolbestuur kan zonder dat het een oprichtingsdossier hoeft in te dienen of de goedkeuring van de
regering, vermeld in paragraaf 3, nodig heeft, de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal opnieuw inrichten in
een school die maximaal twee schooljaren geleden voor het laatst de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal
heeft ingericht, voor zover de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het laatste jaar van inrichting
financierbaar of subsidieerbaar was.
]
Onderafdeling G. -
Programmatienormen
Art. 113.
[...]
Afdeling 3. - Rationalisatie
Onderafdeling A. -
Algemeen
Art. 114.
[
§ 1. De teldag voor de
rationalisatie is de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar.
§ 2. In afwijking van § 1 is
de teldag voor het behalen van de rationalisatienormen voor scholen die
betrokken zijn bij een herstructurering of voor scholen die door een beslissing
van de regering moeten afbouwen, de eerste schooldag van oktober van het
lopende schooljaar. In het geval van een herstructurering geldt deze teldag
voor het schooljaar van de herstructurering, in het geval van afbouw geldt deze
teldag voor de duur van de afbouw.
[Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen
die een vestigingsplaats afschaffen.]
§ 3. Voor de toepassing van dit
artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 wordt het woord "teldag"
telkens gelezen als het woord "telperiode" en worden de woorden "eerste
schooldag van februari" telkens gelezen als de woorden "periode van twaalf
maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van
februari".
Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen en
op scholen voor type 5 worden de woorden "de eerste schooldag van oktober"
telkens gelezen als de woorden "de maand
september".
]
Art. 115.
[
§ 1. Scholen,
vestigingsplaatsen, niveaus
[, taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
of types die op de teldag, zoals bepaald in artikel
114, § 1, niet aan de voor hen geldende rationalisatienormen of
behoudsnormen voldoen, blijven gesubsidieerd of gefinancierd als op de vorige
[, of
[...]
de daaraanvoorafgaande,]
teldag de volgende voorwaarden vervuld waren :
1° de school
in haar geheel voldeed aan de rationalisatienormen of
behoudsnormen;
2° elke vestigingsplaats, elk niveau,
[elke
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal,]
elk
type van de school en elk type van de vestigingsplaatsen voldeden aan de voor
hen geldende rationalisatienormen of behoudsnormen.
§ 2. Scholen, vestigingsplaatsen,
niveaus
[, taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
of types die op de teldag, zoals bepaald in artikel 114, § 2, niet
aan de voor hen geldende rationalisatienormen of behoudsnormen voldoen blijven
gesubsidieerd of gefinancierd als op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar
[, of
[...]
de daaraanvoorafgaande teldag,]
de volgende voorwaarden vervuld waren
:
1° de school in haar geheel voldeed aan de
rationalisatienormen of behoudsnormen;
2° elke
vestigingsplaats, elk niveau,
[elke
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal,]
elk type van de school en elk type van de
vestigingsplaatsen
[, die tijdens het lopende schooljaar nog deel uitmaken van de school,]
voldeden aan de voor hen geldende rationalisatienormen of
behoudsnormen.
]
Onderafdeling B. - Behoud in het
buitengewoon onderwijs
Art. 116.
[
In afwijking van de
rationalisatienormen kan een gefinancierde of gesubsidieerde school voor
buitengewoon onderwijs die twee of meer types organiseert, deze types behouden,
wanneer de school als geheel op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgestelde rationalisatienormen
bereikt en elk type afzonderlijk op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnorm
bereikt.
Types die door de regering vastgelegde
behoudsnormen niet bereiken, worden met ingang van 1 september van het
daaropvolgende schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.
]
Art. 117.
In afwijking van de
rationalisatienormen kan elke gefinancierde of gesubsidieerde school voor
buitengewoon onderwijs die tegelijk de types 2 en 4 organiseert, gefinancierd
of gesubsidieerd blijven indien zij op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnormen bereikt.
[...]
Art. 118.
§ 1. In afwijking
van de rationalisatienormen kunnen gefinancierde of gesubsidieerde scholen voor
type 5, waar twee taalafdelingen gefinancierd of gesubsidieerd worden of waar
de onderwijstaal niet deze is van het taalgebied, gefinancierd of gesubsidieerd
blijven als zij op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar de door de regering vastgelegde behoudsnormen bereikt.
[...]
§ 2. De bepalingen
van artikel 120, § 5 zijn niet van toepassing op de in onderhavig artikel
bedoelde scholen.
Art. 119.
Indien voor een
bepaald type in een bepaalde provincie, per groep geen enkele school de
rationalisatienorm bereikt, kan, behalve voor type 5, in afwijking op die norm
één school van deze groep in die provincie dat type behouden.
Onderafdeling C. -
Rationalisatienormen
Art. 120.
§ 1. Voor het
gewoon basisonderwijs legt de regering
[vijf]
categorieën van
rationalisatienormen vast :
1° de
rationalisatienormen voor scholen;
2° de
rationalisatienormen voor vestigingsplaatsen;
3° de rationalisatienormen voor geïsoleerde scholen;
4° de rationalisatienormen voor
geïsoleerde vestigingsplaatsen.
[5° de rationalisatienormen voor taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]
§ 2. Een
geïsoleerde school is een school voor gewoon kleuteronderwijs, lager
onderwijs of basisonderwijs waarvan elke vestigingsplaats op een bepaalde
afstand gelegen is van elke andere school voor gewoon kleuteronderwijs, lager
onderwijs of basisonderwijs of vestigingsplaats van een andere school voor
gewoon kleuteronderwijs, lager onderwijs of basisonderwijs van dezelfde groep
[en van hetzelfde taalstelsel]
waar onderwijs van hetzelfde niveau gegeven
wordt.
In gemeenten met een bevolkingsdichtheid
van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand 3 kilometer, in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2
is de afstand twee kilometer.
De geïsoleerde
school blijft geïsoleerd als er op basis van de vrije keuze een school
wordt opgericht binnen een straal van drie kilometer, respectievelijk 2
kilometer.
§ 3. Een
geïsoleerde vestigingsplaats is een vestigings-plaats voor gewoon
kleuteronderwijs, lager onderwijs of basisonderwijs die op ten minste 2
kilometer gelegen is van elke andere vestigingsplaats voor gewoon
kleuteronderwijs, lager onderwijs en basisonderwijs van dezelfde groep
[en van hetzelfde taalstelsel]
waar onderwijs op hetzelfde niveau gegeven
wordt.
Deze vestigingsplaats blijft
geïsoleerd als er op basis van de vrije keuze een school binnen een straal
van twee kilometer wordt opgericht.
§ 4. Binnen elke
van de in § 1 opgesomde categorieën worden afzonderlijke
rationalisatienormen vastgelegd per niveau en liggen de rationalisatienormen
het laagst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met een
bevolkingsdichtheid van minder dan vijfenzeventig inwoners per km² en het
hoogst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met meer dan vijfhonderd
inwoners per km².
§ 5. De
programmatienormen en rationalisatienormen voor scholen en vestigingsplaatsen
in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zijn die van de geïsoleerde
scholen en vestigingsplaatsen in gemeenten met minder dan vijfenzeventig
inwoners per km².
§ 6. Voor de
programmatienormen en rationalisatienormen worden alle scholen verbonden aan
kinderopvangcentra georganiseerd of erkend door Kind en Gezin en
[alle scholen met
leerlingen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben en die overeenkomstig artikel 27 van het decreet van
16 juni 2023 over de onderwijsinternaten bijkomende verblijfsdagen invullen]
, geacht gelegen te zijn in een gemeente met minder dan
vijfenzeventig inwoners per km2.
Art. 121.
§ 1. Voor het
buitengewoon basisonderwijs legt de regering drie categorieën van
rationalisatienormen en behoudsnormen vast :
1°
de rationalisatienormen en behoudsnormen voor vestigingsplaatsen;
2° de rationalisatienormen en behoudsnormen
voor scholen;
3° de rationalisatienormen en
behoudsnormen voor scholen en vestigingsplaatsen in het tweetalig gebied
Brussel-Hoofdstad.
§ 2. Binnen elke
categorie worden er afzonderlijke rationalisatienormen vastgelegd per type en
liggen de rationalisatienormen het laagst voor vestigingsplaatsen en scholen in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan vijfenzeventig inwoners
per km² en het hoogst voor vestigingsplaatsen en scholen in gemeenten met
[vijfenzeventig en meer]
inwoners per
km².
Afdeling 4. - Telling
Art. 122 en 123.
[ ...]
Art. 124.
Bij het tellen van de
leerlingen gelden volgende principes :
1° in
scholen met twee taalafdelingen worden de leerlingen van beide taalafdelingen
samengeteld voor het behoud van de financiering of subsidiëring van de
school.
De leerlingen van elke taalafdeling
worden afzonderlijk geteld voor het behoud van de financiering of
subsidiëring van de afdeling;
2° in
scholen met verscheidene vestigingsplaatsen
[, de scholen voor buitengewoon
onderwijs van het type 5 uitgezonderd,]
worden de leerlingen van elke
vestigingsplaats afzonderlijk geteld voor de rationalisatienorm van de
vestigingsplaats. Voor het buitengewoon onderwijs geldt dit alleen voor de
vestigingsplaatsen die op twee kilometer of meer van de administratieve
vestigingsplaats gelegen zijn.
Voor de
rationalisatienorm van de school worden de leerlingen van alle
vestigingsplaatsen samengeteld;
3° in scholen
met verschillende onderwijsniveaus worden voor het gewoon basisonderwijs de
leerlingen van elk niveau afzonderlijk geteld; voor het buitengewoon
basisonderwijs worden per type de leerlingen van kleuter- en lager onderwijs
samengeteld;
4° de voor de telling in
aanmerking te nemen leerlingen zijn de regelmatige leerlingen die op de teldag
zijn ingeschreven;
5° in afwijking van 4°
wordt voor de scholen van type 5
[en voor een CKG-school]
het gemiddelde
van de tijdens de tellingsperiode ingeschreven regelmatige leerlingen berekend.
Afdeling 5. - Afwijkingen
Art. 125.
[...]
[HOOFDSTUK VIIIbis . -
Scholengemeenschappen]
[Afdeling 1. - Algemene bepaling ]
[
Art. 125bis.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn
van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd
basisonderwijs.
]
[
Art. 125ter.
Een scholengemeenschap is een
vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten
minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.
Een
scholengemeenschap stelt zich tot doel :
1° het verhogen
van het draagvlak van de betrokken scholen;
2° een
efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter
management.
]
[Afdeling 2. - Oprichting]
[
Art. 125quater.
Het schoolbestuur beslist over de
toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een
scholengemeenschap.
]
[
Art. 125quinquies.
[
§ 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht:
1° bij beslissing als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur;
2° bij overeenkomst als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.
De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
§ 2. Vanaf 1 september 2020 treedt de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september en geldt ze telkens voor een periode van zes schooljaren.§ 2. Vanaf 1 september 2020 treedt de beslissing of overeenkomst in werking op 1 september en geldt ze telkens voor een periode van zes schooljaren.
Elke volgende periode van zes schooljaren start zes jaar of een veelvoud van zes jaar na 1 september 2020.
De beslissing of overeenkomst wordt telkens van rechtswege voor dezelfde periode verlengd als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
1° de scholengemeenschap beantwoordt nog aan de criteria om scholengemeenschappen te vormen;
2° er is geen beslissing of overeenkomst om de scholengemeenschap niet te verlengen of te wijzigen;
3° de samenstelling van de scholengemeenschap blijft ongewijzigd;
4° geen enkel schoolbestuur meldt voor 1 mei voorafgaand aan de start van een periode van zes schooljaren aan de andere schoolbesturen dat ze de beslissing of overeenkomst niet wil verlengen.
Scholengemeenschappen die op 31 augustus 2020 bestaan, kunnen op 1 september 2020 onder de voorwaarden van het derde lid van rechtswege worden verlengd voor een periode van zes schooljaren.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen, vermeld in paragraaf 1, die in werking treden in de loop van een periode van zes schooljaren als vermeld in paragraaf 2, tweede lid, op het einde van de zes schooljaren in kwestie.
§ 4. Tijdens de periode, vermeld in paragraaf 2, kan de beslissing of overeenkomst over de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, zodat een school alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de scholengemeenschap kan stappen.
Een school kan uit de scholengemeenschap stappen in een van de volgende gevallen:
1° de scholengemeenschap telt minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen als vermeld in artikel 125septies, op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar;
2° een school wordt overgenomen door een schoolbestuur van een andere groep als vermeld in artikel 3, 21°, op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren tot de scholengemeenschap, ermee instemmen dat de school uit de scholengemeenschap stapt.
[3° een school wordt overgenomen door een schoolbestuur van dezelfde groep,
vermeld in artikel 3, 21°, op voorwaarde dat alle schoolbesturen die behoren
tot de scholengemeenschap ermee instemmen dat de school uit de scholengemeenschap stapt en op voorwaarde dat er een school deel uitmaakt van
de scholengemeenschap wiens schoolbestuur betrokken is bij een fusie van
gemeenten in het lopende schooljaar.]
Wijzigingen van een beslissing of overeenkomst treden in werking op 1 september na de datum waarop de wijziging tot stand is gekomen.
§ 5. Elke beslissing of overeenkomst met betrekking tot de vorming of de wijziging van een scholengemeenschap wordt, voor 15 juni van het schooljaar voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding, aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid. Ook een verlenging van rechtswege wordt uiterlijk op voormelde datum aan de betrokken personeelsleden meegedeeld en bezorgd aan de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid.
]
]
[Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van
scholengemeenschappen]
[
Art. 125sexies.
§ 1. Een scholengemeenschap omvat
meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde
schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een
scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs
omvat.
§ 2. In afwijking van § 1 kan
een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen
bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4°, een
afwijking toegekend heeft.
]
[
Art. 125septies.
§ 1. Elke scholengemeenschap bevat
zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari
van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten
minste 900 gewogen leerlingen.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen
gelden de volgende regels :
1° alleen de regelmatige
leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar
worden geteld;
2° in afwijking van 1° worden voor de
basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning
en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan
de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt
voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking
toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van
de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs;
4° het
aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het
aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3.
[De telling om na te gaan of er voldaan wordt aan de norm van scholengemeenschap, geldt voor een periode van zes schooljaren.
Voor scholengemeenschappen die opgericht worden in de loop van een periode van zes schooljaren, geldt de norm tot op het einde van de zes schooljaren in kwestie.
]
[
§ 3bis.
[...]
]
§ 4.
[...]
§ 5.
[...]
]
[
Art. 125octies.
§ 1. Elke scholengemeenschap is
gelegen binnen maximaal
[vijf]
aangrenzende onderwijszones. Met
onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die
zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij
[de coördinatie betreffende het
secundair onderwijs]
.
§ 2. Indien de scholen van eenzelfde
groep binnen de grenzen van een provincie
[of binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest]
de norm van 900 leerlingen niet
bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd
worden over méér dan
[vijf]
aangrenzende
zones.
[
§ 3. Het schoolbestuur van een
school met meerdere vestigingsplaatsen die gelegen zijn in verschillende zones
bepaalt tot welke zone de volledige school
behoort.
]
]
[
Art. 125octies 1.
§ 1. Een scholengemeenschap behoort
tot één van de volgende contingenten :
1°
categorie 1 :gemeenschapsonderwijs : maximum 44
scholengemeenschappen;
2° categorie 2 : gesubsidieerd
officieel onderwijs : maximum 95 scholengemeenschappen;
3°
categorie 3 : gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs : maximum 248
scholengemeenschappen;
4° categorie 4 : gesubsidieerd vrij
niet-confessioneel onderwijs : maximum 5
scholengemeenschappen.
§ 2. Een scholengemeenschap bestaande
uit scholen die behoren tot verschillende categorieën bedoeld in § 1,
wordt verrekend op het contingent van die categorie waartoe de meeste scholen
van de scholengemeenschap behoren.
Is het aantal scholen uit de
verschillende categorieën evenwel gelijk, dan wordt door de Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs en/of de betrokken representatieve verenigingen van de
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval,
bepaald op welk contingent de scholengemeenschap wordt
verrekend.
§ 3. De Raad voor het
Gemeenschapsonderwijs of de betrokken representatieve vereniging van de
inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval,
beslist welke voorgestelde scholengemeenschappen niet kunnen worden gevormd
indien het vastgestelde contingent in de betrokken categorie wordt
overschreden.
]
[Afdeling 4. - Bevoegdheden van de
scholengemeenschap]
[
Art. 125novies.
§ 1. Volgende bevoegdheden worden op
het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap :
1° maakt afspraken over de aanwending van de
puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel
125duodecies;
[
1°bis maakt afspraken over het zorgbeleid
in de scholen van de scholengemeenschap;
1°ter maakt
afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe voor het voeren van een
zorgbeleid toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel
125duodecies1;
1°quater duidt een personeelslid aangesteld
in het ambt van zorgcoördinator aan als aanspreekpunt, voor de overheid,
voor de kleuterparticipatie binnen de
scholengemeenschap;
]
2° maakt afspraken over de
aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau
van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd;
3°
maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend
wordt binnen de scholengemeenschap;
[3°bis
[...]
]
4° maakt afspraken over de wijze waarop de school voor
buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover
er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de
scholengemeenschap;
5° maakt afspraken over het sluiten
van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon
en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren;
met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met
één of meer instellingen voor secundair onderwijs,
deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.
Deze
bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn
vooraleer de scholengemeenschap gevormd is;
6° maakt
afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de
scholengemeenschap;
7°
[maakt algemene afspraken inzake
functiebeschrijvingen en evaluaties;]
[8°
[maakt
algemene afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen
de scholengemeenschap;]
]
[en over de aanvangsbegeleiding van personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn voor bepaalde duur;]
§ 2. Het schoolbestuur/de
schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1
bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de
scholengemeenschap.
]
[
Art. 125decies.
De scholengemeenschap kan het initiatief
nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden
:
1° de overdracht van lestijden en uren uit het
urenpakket;
2°
[de inhoud en de toepassing van de
engagementsverklaring vermeld in artikel 37;]
3° de
overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale
projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel
[172]
. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die
binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen;
4°
[...]
5° het gebruik van de
infrastructuur;
6° de overdracht naar een andere
scholengemeenschap van punten voor het voeren van een zorgbeleid verkregen op
basis van artikel 125duodecies1, § 1, op voorwaarde dat een school op
basis van artikel
[artikel 125quinquies, § 4, tweede lid, 1° en 2°, ]
de scholengemeenschap verlaat
en toetreedt tot de scholengemeenschap naar waar de punten voor het voeren van
een zorgbeleid worden overgedragen.
]
[
Art. 125undecies.
Schoolbesturen kunnen aan de
scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een
wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend
toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of
overeenkomst.
]
[Afdeling 5. - Voordelen voor de
scholengemeenschap]
[
Art. 125duodecies.
[
§ 1. De scholengemeenschap ontvangt
jaarlijks een door de Vlaamse Regering vastgelegde puntenenveloppe ter
ondersteuning van de werking.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen
voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende
regels :
[1° scholen die op basis van artikel
125quinquies een nieuwe scholengemeenschap vormen, worden geacht deel uit te
maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het
schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap, voor de
berekening van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van die
scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van
de scholengemeenschap geen deel uitmaakte van een andere
scholengemeenschap
[en op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financierings- of subsdieringsregeling]
;]
1°bis alleen de regelmatige
leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar
worden geteld.
[Bij de start van een nieuwe zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen zoals bepaald in artikel 125quinquies, worden de scholen, die bij de start van de scholengemeenschap op 1 september deel uitmaken van de scholengemeenschap, geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financierings- of subsidiëringsregeling;]
2° in afwijking van 1° worden voor de
basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning
en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal
regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan
de eerste schooldag van februari;
3° elke leerling telt
voor één teleenheid. De Vlaamse Regering kan hierop afwijking
toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente en op basis van
de inschrijving in het buitengewoon basisonderwijs;
4° het
aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het
aantal gewogen leerlingen per school.
§ 3. In afwijking van § 1
behoudt de scholengemeenschap die op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen telt,
gedurende maximaal twee opeenvolgende schooljaren, het recht op een
puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap. De
puntenenveloppe is deze voor scholengemeenschappen met 900 gewogen regelmatige
leerlingen.
]
[§ 4. Scholengemeenschappen, waar
scholen van het gemeenschapsonderwijs deel van uitmaken, kunnen de
puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking aanwenden om het personeelslid
dat belast is met het mandaat van algemeen directeur in de scholengroep, waar
één of meerdere scholen van de scholengemeenschap deel van uit
maken, school- of klasvrij te
maken.]
[
§ 5. De betrekkingen die worden ingericht op basis van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
]
[
Art. 125duodecies1.
[
§1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een puntenenveloppe voor het voeren van een
zorgbeleid.
Er wordt een percentage vastgelegd dat scholengemeenschappen waar gewoon basisonderwijs deel van uitmaakt,
moeten gebruiken voor leerlingondersteuning in de klas in de scholen van het gewoon basisonderwijs. Dat percentage
bedraagt voor het schooljaar 2020-2021 minstens 20%. Dit percentage stijgt naar 25% in het schooljaar 2021-2022, 30%
in het schooljaar 2022-2023 en 35% in het schooljaar 2023-2024. Deze leerlingondersteuning kadert in de toepassing van
artikel 47bis, derde lid, en artikel 153septies, §1, 3°, van het decreet.
De punten waar de scholengemeenschap overeenkomstig paragraaf 3, 4°, recht op heeft, dienen aangewend te
worden voor taalintegratietrajecten in de scholen voor gewoon basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 11quater,
paragraaf De aanwending van deze middelen maakt deel uit van de aanwending conform het tweede lid.
De overige punten uit de puntenenveloppe kunnen alleen voor het zorgbeleid, vermeld in artikel 153septies,
gebruikt worden.
§2. Bij het tellen van de leerlingen voor deze puntenenveloppe gelden de volgende regels:
1° in het gewoon basisonderwijs worden alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari
van het voorgaande schooljaar geteld;
2° in afwijking van punt 1° worden voor de CKG-scholen de leerlingen geteld op basis van het gemiddelde
aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari;
3° in het buitengewoon basisonderwijs worden alleen de regelmatige kleuters op de eerste schooldag van
februari van het voorgaande schooljaar geteld;
4° in afwijking van punt 3°, worden in de scholen voor type 5 de kleuters geteld op basis van het gemiddeld
aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag
van februari;
5° scholen die, op basis van artikel 125quinquies, toetreden tot een al bestaande scholengemeenschap, worden
geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid van de
scholengemeenschap, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de toetreding tot de scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof subsidiëringsregeling en geen deel uitmaakte van een andere
scholengemeenschap;
6° scholen die op basis van artikel 125quinquies, toetreden tot een al bestaande scholengemeenschap, worden
geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid van die
scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de toetreding tot de scholengemeenschap deel uitmaakte van een scholengemeenschap die op 31 augustus van het schooljaar voor de toetreding
van de school tot haar nieuwe scholengemeenschap ophoudt te bestaan;
7° scholen die op basis van artikel 125quinquies een nieuwe scholengemeenschap vormen, worden geacht deel
uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand
aan de start van de scholengemeenschap, voor de berekening van de puntenenveloppe voor het voeren van
een zorgbeleid van die scholengemeenschap op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de
scholengemeenschap geen deel uitmaakte van een andere scholengemeenschap en op voorwaarde dat de
school het schooljaar voor de start van de scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof
subsidiëringsregeling;
8° bij de start van een nieuwe zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, zoals bepaald in artikel
125quinquies, worden de scholen, die bij de start van de scholengemeenschap op 1 september deel uitmaken
van de scholengemeenschap, geacht deel uit te maken van de scholengemeenschap op de eerste schooldag
van februari van het voorgaande schooljaar, op voorwaarde dat de school het schooljaar voor de start van de
scholengemeenschap opgenomen was in de financieringsof subsidiëringsregeling.
§3. Het aantal punten waarop de scholengemeenschap recht heeft, is de som van A, B, C en D, waarbij:
1° A = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal scholen voor gewoon basisonderwijs, dat de
scholengemeenschap telt op de teldag, met de coëfficiënt 14;
2° B = de som van de voor elke school voor gewoon basisonderwijs van de scholengemeenschap op
schoolniveau afgeronde som van a en b.
Deze afronding wordt als volgt uitgevoerd: indien het eerste cijfer na de komma van de som van a en b
groter is dan vier wordt er afgerond naar het hoger gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma
van de som van a en b kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lager gelegen geheel getal.
Waarbij a = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters dat de school telt
op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 0,24339.
Waarbij b = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs
dat de school telt op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 0,20333;
3° C = de som van de resultaten van de volgende berekening voor elke school voor buitengewoon
basisonderwijs van de scholengemeenschap: het aantal regelmatige kleuters op de teldag of tijdens de
telperiode wordt per school vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,03055. Het resultaat van deze berekening
wordt voor elke school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan
4. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, dan wordt er afgerond naar het lager
gelegen geheel getal.
4° D = de som van het voor elke school voor gewoon basisonderwijs van de scholengemeenschap op
schoolniveau afgeronde getal F.
Deze afronding wordt als volgt uitgevoerd: indien het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt
er afgerond naar het hoger gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is
aan vier wordt er afgerond naar het lager gelegen geheel getal.
Waarbij F = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters die 4 jaar worden
vóór 1 januari van het lopende schooljaar en die voldoen aan het leerlingenkenmerk vermeld in artikel 133,
§1, c, dat de school telt op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 1,208207681.
§4. Maximaal 10% van de puntenenveloppe kan aangewend worden voor het aanstellen van personeelsleden die
een beleidsondersteunende functie, in het kader van het zorgbeleid zoals omschreven in artikel 153septies, uitoefenen
ten behoeve van de scholengemeenschap. Van dit percentage kan na akkoord in het bevoegd lokaal comité worden
afgeweken.
De betrekkingen die worden ingericht op basis van de overeenkomstig deze paragraaf aangewende punten komen
niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen,
affecteren of muteren in deze betrekkingen.
§5. De verdeling van de puntenenveloppe door de scholengemeenschap mag niet tot gevolg hebben dat
bijkomende personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij ze
onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in een vacante of niet-vacante organieke betrekking
in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledige schooljaar.
§6. Uit deze puntenenveloppe, verkregen volgens paragraaf 3, kunnen betrekkingen in het ambt van
zorgcoördinator uit de categorie beleidsen ondersteunend personeel ingericht worden.
De regering bepaalt op welke wijze de omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde
betrekkingen gebeurt.
]
]
[
Art. 125duodecies2.
§1. In een scholengemeenschap kunnen de betrokken schoolbesturen beslissen om één
scholengemeenschapsinstelling op te richten. Voor zover de samenstelling van de scholengemeenschap niet wijzigt kan
deze scholengemeenschapsinstelling niet opgeheven worden.
Een voorwaarde voor de oprichting van deze scholengemeenschapsinstelling of in het geval van het vijfde lid de
scholengemeenschapsinstellingen, is dat elk schoolbestuur uit de scholengemeenschap, voor wat betreft de betrokken
scholengemeenschap, medeoprichter is van een scholengemeenschapsinstelling conform het derde, vierde of vijfde lid.
Als de scholen van de scholengemeenschap tot hetzelfde schoolbestuur behoren dan is dit schoolbestuur
verantwoordelijk voor de scholengemeenschapsinstelling.
Als de scholen van de scholengemeenschap tot verschillende schoolbesturen behoren, wordt een nieuwe
rechtspersoon opgericht die verantwoordelijk is voor deze scholengemeenschapsinstellinginstelling, vermeld in het
eerste lid.
Deze nieuwe rechtspersoon beperkt zich tot en heeft als enige doel om ten aanzien van de personeelsleden
aangesteld in of geaffecteerd aan de scholengemeenschapsinstelling de bevoegdheden uit te oefenen die zijn vastgelegd
in het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs hetzij het decreet Rechtspositie personeelsleden
gesubsidieerd onderwijs.
In afwijking van het eerste en het vierde lid wordt er, als de scholen van de scholengemeenschap behoren tot
schoolbesturen van verschillende onderwijsnetten en er door de betrokken schoolbesturen gekozen wordt voor de
oprichting van scholengemeenschapsinstellingen, één scholengemeenschapsinstelling opgericht per onderwijsnet. De
scholengemeenschapsinstelling behoort tot het betrokken onderwijsnet. Als de scholen, van het betrokken onderwijsnet
in de scholengemeenschap tot hetzelfde schoolbestuur behoren dan is dit schoolbestuur verantwoordelijk voor de
instelling. Als de scholen, van het betrokken onderwijsnet, in de scholengemeenschap tot verschillende schoolbesturen
behoren, wordt, voor die scholengemeenschap door alle betrokken schoolbesturen in de scholengemeenschap van dat
onderwijsnet, een rechtspersoon opgericht die verantwoordelijk is voor de betrokken scholengemeenschapsinstelling.
Deze nieuwe rechtspersoon beperkt zich tot en heeft uitsluitend als doel om ten aanzien van de personeelsleden
aangesteld of geaffecteerd aan in de scholengemeenschapsinstelling de bevoegdheden uit te oefenen die zijn vastgelegd
in het decreet Rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs hetzij het decreet Rechtspositie personeelsleden
gesubsidieerd onderwijs.
§2. In scholengemeenschappen die conform dit artikel een scholengemeenschapsinstelling hebben opgericht
maken de betrokken directies van de scholengemeenschap, binnen de geldende regelgeving, afspraken over de
werking van deze scholengemeenschapsinstelling of -instellingen.
§3. In afwijking van artikel 125duodecies, §5, artikel 125duodecies1, §4, tweede lid, en artikel 153sexies, §6, kunnen
in scholengemeenschappen die conform dit artikel een scholengemeenschapsinstelling hebben opgericht de betrokken
betrekkingen wel vacant verklaard worden. De personeelsleden die in die betrekkingen bij de scholengemeenschapsinstelling aangesteld worden, kunnen geaffecteerd, tot de proeftijd toegelaten, vastbenoemd of gemuteerd worden.
Deze punten moeten in eerste instantie steeds worden aangewend voor de instandhouding van betrekkingen van
vastbenoemde personeelsleden. Er kan maximaal vacant verklaard worden in de punten vermeld in artikel 153sexies,
§4, tot het percentage dat op 1 september 2020 samengelegd werd op het niveau van de scholengemeenschap en voor
wat betreft de punten vermeld in artikel 125duodecies1 kan er maximaal vacant verklaard worden tot het percentage
dat op 1 september 2020 aangewend werd op scholengemeenschapsniveau. Dit percentage kan verhoogd worden na
akkoord binnen het bevoegd lokaal comité, zonder dat het percentage in het volgende lid overschreden kan worden.
Wanneer er overeenkomstig artikel 125duodecies1, §4, eerste lid, of artikel 153sexies, §4, afgeweken wordt van het
maximum van 10% komen de betrekkingen, ingericht bovenop die 10%, niet in aanmerking voor vacantverklaring en
kunnen er in geen geval personeelsleden geaffecteerd, tot de proeftijd toegelaten, vast benoemd of gemuteerd worden
in deze betrekkingen.
]
[
Art. 125terdecies.
In afwijking van artikelen 142, 146ter
en 153bis , kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren
tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het
lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits
:
1° de overdracht in overeenstemming is met de afspraken
die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
2° akkoord
van het bevoegd lokaal comité;
3° de overdracht
gebeurt vóór 15 oktober van het lopende
schooljaar;
4° de overdracht niet voor gevolg heeft dat
personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van
betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg
dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen
uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet
[met het oog op de controle door Agodi een
verklaring op erewoord afleggen en ter beschikking houden]
waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.
]
[
Art. 125quaterdecies.
Schoolbesturen kunnen, in
overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn,
punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits :
1° de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober
van het lopende schooljaar;
2° de samenlegging niet voor
gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens
ontstentenis van betrekking.
De niet-naleving van deze bepaling
heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De
scholengemeenschap moet
[met het oog op de controle door
Agodi een verklaring op erewoord afleggen en ter beschikking houden]
waarin ze verklaart deze bepaling in acht te
nemen.
]
[Afdeling 6. - Inspraak van het personeel op niveau
van de scholengemeenschap]
[Onderafdeling 1. - Scholengemeenschappen
gesubsidieerd officieel onderwijs]
[
Art. 125quinquies decies.
Deze onderafdeling is van
toepassing op de scholengemeenschappen basisonderwijs die uitsluitend bestaan
uit scholen die behoren tot het gesubsidieerd officieel
onderwijs
[, eventueel aangevuld met een scholengemeenschapsinstelling, zoals vermeld in
artikel 125duodecies2]
.
]
[
Art. 125sexies decies.
In elke scholengemeenschap wordt
een lokaal comité opgericht op het niveau van de scholengemeenschap,
verder OCSG genoemd.
Het vorige lid is niet van toepassing op
de scholengemeenschappen die uitsluitend bestaan uit scholen die behoren tot
hetzelfde schoolbestuur. In dat geval worden de bevoegdheden van het OCSG zoals
vastgelegd in deze onderafdeling uitgeoefend door het afzonderlijk bijzonder
comité opgericht krachtens artikel 4, § 1, 3°, van de wet van 19
december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de
vakbonden van haar personeel.
]
[
Art. 125septies decies.
§ 1. Elk OCSG is samengesteld uit
afgevaardigden van enerzijds de schoolbesturen en anderzijds de representatieve
vakorganisaties. Als representatieve vakorganisaties worden beschouwd de
vakorganisaties die zitting hebben in het Comité voor de provinciale en
plaatselijke overheidsdiensten - Afdeling 2 - Onderafdeling "Vlaamse
Gemeenschap".
§ 2. De afvaardiging van de
schoolbesturen bestaat uit minstens één lid van elk schoolbestuur
zonder dat haar totale afvaardiging groter mag zijn dan de totale afvaardiging
van de representatieve vakorganisaties.
De vertegenwoordigers
van de schoolbesturen moeten bevoegd zijn om hun respectief schoolbestuur te
verbinden.
§ 3. De afvaardiging van de
representatieve vakorganisaties bestaat uit maximaal één lid per
representatieve vakorganisatie per schoolbestuur en wordt vrij door hen
samengesteld.
§ 4. De effectieve leden van het
OCSG kunnen zich laten vervangen op de wijze zoals bepaald in het
werkingsreglement. De leden van de afvaardiging van de schoolbesturen kunnen
zich alleen laten vervangen door een behoorlijk gemachtigde
afgevaardigde.
]
[
Art. 125duodevicies.
De afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties genieten de rechten en plichten voorzien in de
wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en
de vakbonden van haar personeel en haar
uitvoeringsbesluiten.
]
[
Art. 125undevicies.
§ 1. De afgevaardigden van de
schoolbesturen bepalen wie onder hen het voorzitterschap van het OCSG
waarneemt. De voorzitter waakt over de goede werking van het
OCSG.
§ 2. Het secretariaat van het
OCSG wordt waargenomen door een secretaris die onder en door de
vertegenwoordigers van het personeel wordt gekozen. Mits akkoord van alle leden
van het OCSG kan het secretariaat ook worden waargenomen door een secretaris
die geen deel uitmaakt van het OCSG.
]
[
Art. 125vicies.
§ 1. Het OCSG is bevoegd om te
onderhandelen over de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is
voor zover deze aangelegenheden een repercussie kunnen hebben op de
arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de
onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap
zelf.
§ 2. De leden van het OCSG hebben
een informatierecht met betrekking tot alle aangelegenheden waarvoor de
scholengemeenschap bevoegd is.
Ze hebben bovendien ten minste
jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de
tewerkstelling.
Deze inlichtingen hebben betrekking op
:
1° inlichtingen over de evolutie van het aantal
leerlingen in de scholen van de scholengemeenschap en de weerslag ervan op
tewerkstelling en infrastructuur in de scholen die tot de scholengemeenschap
behoren;
2° inlichtingen over de structuur van de scholen
die tot de scholengemeenschap behoren, inclusief over de mogelijke
structuurwijzigingen die een weerslag kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden
en/of tewerkstelling;
3° inlichtingen over het
personeelsverloop in de scholen van de scholengemeenschap.
[
4°
[inlichtingen over het aantal tijdelijke personeelsleden met een aanstelling voor bepaalde duur dat in de
scholen van de scholengemeenschap:
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verwerft op basis van een positieve
beoordeling of dat geen beoordeling heeft gekregen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur nog niet verwerft wegens een
beoordeling met werkpunten, met binnen die groep een opsplitsing tussen de personeelsleden die
daarna een nieuwe aanstelling verkrijgen en de personeelsleden die daarna geen nieuwe
aanstelling verkrijgen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur niet verwerft wegens een negatieve
beoordeling.
]
]
§ 3. De afgevaardigden van de
schoolbesturen moeten aan de leden van het OCSG inlichtingen verstrekken over
beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen hebben op de personeelsleden
van de scholen van de scholengemeenschap.
§ 4. De leden van het OCSG
ontvangen de informatie die nodig is om na te gaan of de onderwijswetgeving met
betrekking tot schooloverschrijdende personeelsmateries correct wordt
nageleefd.
§ 5. De afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties kunnen bij de afgevaardigden van de
schoolbesturen stappen zetten in het gemeenschappelijk belang van het personeel
werkzaam in de scholengemeenschap.
]
[
Art. 125vicies semel.
De aangelegenheden waarover moet
onderhandeld worden, worden op de agenda geplaatst door de voorzitter van het
OCSG. Ook de andere leden van het OCSG kunnen punten op de agenda zetten. Met
het oog op de onderhandelingen ontvangen de leden van het OCSG vooraf alle
documenten die nodig en nuttig zijn om met voldoende kennis van zaken
standpunten te kunnen innemen.
]
[
Art. 125vicies bis.
Noch de afwezigheid van een of meer
regelmatig opgeroepen leden van de afvaardiging van de schoolbesturen, noch die
van een of meer regelmatig opgeroepen afgevaardigden van representatieve
vakorganisaties, maakt de onderhandelingen ongeldig.
]
[
Art. 125vicies ter.
§ 1. De conclusies van iedere
onderhandeling worden vermeld in een protocol waarin worden opgetekend
:
1° ofwel het eenparig akkoord van al de
afvaardigingen;
2° ofwel het akkoord tussen de afvaardiging
van de schoolbesturen en de afvaardiging van één of meer
representatieve vakorganisaties, alsook het standpunt van de afvaardiging van
een of meer representatieve vakorganisaties;
3° ofwel het
respectieve standpunt van de afvaardiging van de schoolbesturen en dat van de
afvaardigingen van de verschillende representatieve
vakorganisaties.
§ 2. Ingeval van eenparig akkoord
of ingeval van akkoord tussen de afvaardiging van de schoolbesturen en de
afvaardiging van één of meer representatieve vakorganisaties
kunnen, noch op het niveau van de individuele schoolbesturen, noch op het
niveau van de individuele scholen beslissingen genomen worden die afwijken van
het protocol.
]
[
Art. 125vicies quater.
Maatregelen die na onderhandeling
worden genomen vermelden de datum van het protocol bedoeld in artikel 125vicies
ter.
]
[
Art. 125vicies quinquies.
§ 1. Het OCSG neemt bij
eenparigheid een werkingsreglement aan. Het bepaalt minimaal
:
1° de wijze waarop het OCSG wordt samengeroepen, de
termijn van bijeenroeping en het aantal vergaderingen per schooljaar met een
minimum van drie;
2° de wijze waarop documenten zullen
bezorgd worden;
3° de wijze waarop leden van het OCSG een
punt op de agenda van het OCSG kunnen zetten en de termijn waarbinnen dit moet
gebeuren;
4° de taken van de
voorzitter;
5° de taken van de
secretaris;
6° de termijnen voor het beëindigen van de
onderhandeling;
7° de wijze waarop de notulen en
protocollen tot stand komen;
8° de wijze waarop de agenda,
bijgevoegde documentatie, notulen en protocollen zullen bewaard
worden;
9° de wijze waarop de effectieve leden zich kunnen
laten vervangen en de wijze waarop en de gevallen waarin de afvaardigingen
technici kunnen laten deelnemen aan de vergaderingen;
10°
de concretisering van de bevoegdheden zoals vermeld in artikel
125vicies;
11° de concretisering van de rechten en plichten
bedoeld in artikel 125duodevicies;
12° de nominatieve lijst
van de effectieve vertegenwoordigers van de schoolbesturen en de effectieve
vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties alsook de
vertegenwoordigers die hen kunnen vervangen.
§ 2. Indien er binnen een termijn
van drie maanden na de oprichting van het OCSG geen akkoord is over een
werkingsreglement, is het model van werkingsreglement bij eenparigheid
opgesteld door onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het
comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten van
toepassing.
]
[
Art. 125vicies sexies.
De werkingskosten van het OCSG
komen ten laste van de schoolbesturen.
]
[Onderafdeling 2. - Netoverschrijdende
scholengemeenschappen]
[
Art. 125vicies septies.
Deze onderafdeling is van
toepassing op de netoverschrijdende scholengemeenschappen die uitsluitend
bestaan uit scholen die basisonderwijs inrichten
[, eventueel aangevuld met een scholengemeenschapsinstelling, zoals vermeld in
artikel 125duodecies2]
.
]
[
Art. 125duodetricies.
In elke scholengemeenschap wordt
een lokaal comité opgericht op het niveau van de scholengemeenschap,
verder OCSG genoemd.
]
[
Art. 125undetricies.
§ 1. Elk OCSG is samengesteld uit
afgevaardigden van enerzijds de schoolbesturen en anderzijds de representatieve
vakorganisaties. Als representatieve vakorganisaties worden beschouwd de
vakorganisaties die zitting hebben in Sectorcomité X - Onderwijs
(Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten - Afdeling 2 - Onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap"
en/of het Overkoepelend Onderhandelingscomité Gesubsidieerd Vrij
Onderwijs".
§ 2. De afvaardiging van de
schoolbesturen bestaat uit minstens één lid van elk schoolbestuur
zonder dat haar totale afvaardiging groter mag zijn dan de totale afvaardiging
van de representatieve vakorganisaties.
De vertegenwoordigers
van de schoolbesturen moeten bevoegd zijn om hun respectief schoolbestuur te
verbinden.
§ 3. De afvaardiging van de
representatieve vakorganisaties bestaat uit maximaal één lid per
representatieve vakorganisatie per schoolbestuur en wordt vrij door hen
samengesteld.
In afwijking van het vorige lid mag voor de
schoolbesturen van de scholengemeenschap die behoren tot het gesubsidieerd vrij
onderwijs waar maar één representatieve vakorganisatie
vertegenwoordigd is in het lokaal comité of de lokale comités,
deze representatieve vakorganisatie maximaal drie vertegenwoordigers
afvaardigen naar het OCSG. Zijn er twee representatieve vakorganisaties
vertegenwoordigd in het lokaal comité of de lokale comités, dan
mag de representatieve vakorganisatie met het grootst aantal vertegenwoordigers
in het lokaal comité of de lokale comités maximaal twee
vertegenwoordigers afvaardigden naar het OCSG. De andere representatieve
vakorganisatie mag dan maximaal één vertegenwoordiger
afvaardigen.
§ 4. De effectieve leden van het
OCSG kunnen zich laten vervangen op de wijze zoals bepaald in het
werkingsreglement. De leden van de afvaardiging van de schoolbesturen kunnen
zich alleen laten vervangen door een behoorlijk gemachtigde
afgevaardigde.
]
[
Art. 125tricies.
De afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties vanuit het gesubsidieerd officieel onderwijs of
Gemeenschapsonderwijs genieten de rechten en plichten voorzien in
de
wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen
de overheid en de vakbonden van haar personeel en haar uitvoeringsbesluiten.
De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties
vanuit het gesubsidieerd vrij onderwijs genieten de rechten en de plichten
voorzien in
het
decreet van 5 april 1995 tot oprichting van
onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd
onderwijs.
]
[
Art. 125tricies semel.
§ 1. De afgevaardigden van de
schoolbesturen bepalen wie onder hen het voorzitterschap van het OCSG
waarneemt. De voorzitter waakt over de goede werking van het
OCSG.
§ 2. Het secretariaat van het
OCSG wordt waargenomen door een secretaris die onder en door de
vertegenwoordigers van het personeel wordt gekozen. Mits akkoord van alle leden
van het OCSG kan het secretariaat ook worden waargenomen door een secretaris
die geen deel uitmaakt van het OCSG.
]
[
Art. 125tricies bis.
§ 1. Het OCSG is bevoegd om te
onderhandelen over de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is
voor zover deze aangelegenheden een repercussie kunnen hebben op de
arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de
onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap
zelf.
§ 2. De leden van het OCSG hebben
een informatierecht met betrekking tot alle aangelegenheden waarvoor de
scholengemeenschap bevoegd is.
Ze hebben bovendien ten minste
jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de
tewerkstelling.
Deze inlichtingen hebben betrekking op
:
1° inlichtingen over de evolutie van het aantal
leerlingen in de scholen van de scholengemeenschap en de weerslag ervan op
tewerkstelling en infrastructuur in de scholen die tot de scholengemeenschap
behoren;
2° inlichtingen over de structuur van de scholen
die tot de scholengemeenschap behoren, inclusief over de mogelijke
structuurwijzigingen die een weerslag kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden
en/of tewerkstelling;
3° inlichtingen over het
personeelsverloop in de scholen van de scholengemeenschap.
[4°
[inlichtingen over het aantal tijdelijke personeelsleden met een aanstelling voor bepaalde duur dat in de
scholen van de scholengemeenschap:
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verwerft op basis van een positieve
beoordeling of dat geen beoordeling heeft gekregen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur nog niet verwerft wegens een
beoordeling met werkpunten, met binnen die groep een opsplitsing tussen de personeelsleden die
daarna een nieuwe aanstelling verkrijgen en de personeelsleden die daarna geen nieuwe
aanstelling verkrijgen;
- het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur niet verwerft wegens een negatieve
beoordeling.
]
]
§ 3. De afgevaardigden van de
schoolbesturen moeten aan de leden van het OCSG inlichtingen verstrekken over
beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen hebben op de personeelsleden
van de scholen van de scholengemeenschap.
§ 4. De leden van het OCSG
ontvangen de informatie die nodig is om na te gaan of de onderwijswetgeving met
betrekking tot schooloverschrijdende personeelsmateries correct wordt
nageleefd.
§ 5. De afgevaardigden van de
representatieve vakorganisaties kunnen bij de afgevaardigden van de
schoolbesturen stappen zetten in het gemeenschappelijk belang van het personeel
werkzaam in de scholengemeenschap.
]
[
Art. 125tricies ter.
De aangelegenheden waarover moet
onderhandeld worden, worden op de agenda geplaatst door de voorzitter van het
OCSG. Ook de andere leden van het OCSG kunnen punten op de agenda zetten. Met
het oog op de onderhandelingen ontvangen de leden van het OCSG vooraf alle
documenten die nodig en nuttig zijn om met voldoende kennis van zaken
standpunten te kunnen innemen.
]
[
Art. 125tricies quater.
Noch de afwezigheid van een of meer
regelmatig opgeroepen leden van de afvaardiging van de schoolbesturen, noch die
van een of meer regelmatig opgeroepen afgevaardigden van representatieve
vakorganisaties, maakt de onderhandelingen ongeldig.
]
[
Art. 125tricies quinquies.
§ 1. De conclusies van iedere
onderhandeling worden vermeld in een protocol waarin worden opgetekend
:
1° ofwel het eenparig akkoord van al de
afvaardigingen;
2° ofwel het akkoord tussen de afvaardiging
van de schoolbesturen en de afvaardiging van één of meer
representatieve vakorganisaties, alsook het standpunt van de afvaardiging van
een of meer representatieve vakorganisaties;
3° ofwel het
respectieve standpunt van de afvaardiging van de schoolbesturen en dat van de
afvaardigingen van de verschillende representatieve
vakorganisaties.
§ 2. Ingeval van eenparig akkoord
of ingeval van akkoord tussen de afvaardiging van de schoolbesturen en de
afvaardiging van één of meer representatieve vakorganisaties
kunnen, noch op het niveau van de individuele schoolbesturen, noch op het
niveau van de individuele scholen beslissingen genomen worden die afwijken van
het protocol.
]
[
Art. 125tricies sexies.
Maatregelen die na onderhandeling
worden genomen vermelden de datum van het protocol bedoeld in artikel
125tricies quinquies.
]
[
Art. 125tricies septies.
§ 1. Het OCSG neemt bij
eenparigheid een werkingsreglement aan. Het bepaalt minimaal
:
1° de wijze waarop het OCSG wordt samengeroepen, de
termijn van bijeenroeping en het aantal vergaderingen per schooljaar met een
minimum van drie;
2° de wijze waarop documenten zullen
bezorgd worden;
3° de wijze waarop leden van het OCSG een
punt op de agenda van het OCSG kunnen zetten en de termijn waarbinnen dit moet
gebeuren;
4° de taken van de
voorzitter;
5° de taken van de
secretaris;
6° de termijnen voor het beëindigen van de
onderhandeling;
7° de wijze waarop de notulen en
protocollen tot stand komen;
8° de wijze waarop de agenda,
bijgevoegde documentatie, notulen en protocollen zullen bewaard
worden;
9° de wijze waarop de effectieve leden zich kunnen
laten vervangen en de wijze waarop en de gevallen waarin de afvaardigingen
technici kunnen laten deelnemen aan de vergaderingen;
10°
de concretisering van de bevoegdheden zoals vermeld in artikel 125tricies
bis;
11° de concretisering van de rechten en plichten
bedoeld in artikel 125tricies;
12° de nominatieve lijst van
de effectieve vertegenwoordigers van de schoolbesturen en de effectieve
vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties alsook de
vertegenwoordigers die hen kunnen vervangen.
§ 2. Indien er binnen een termijn
van drie maanden na de oprichting van het OCSG geen akkoord is over een
werkingsreglement, is het model van werkingsreglement bij eenparigheid
opgesteld door Sectorcomité X, onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van
afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke
overheidsdiensten en het Overkoepelend Onderhandelingscomité van
toepassing.
]
[
Art. 125duodequadragies.
De werkingskosten van het OCSG
komen ten laste van de schoolbesturen.
]
HOOFDSTUK IX. - Personeelsformatie in het
basisonderwijs
Art. 126.
[De bepalingen van dit
hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd of gesubsidieerd gewoon en
buitengewoon basisonderwijs, tenzij anders bepaald.]
[
Art. 126bis.
[...]
]
Afdeling 1. - Directie
Art. 127.
In iedere school wordt een
ambt van directeur gefinancierd of gesubsidieerd.
Art. 128.
[...
]
Art. 129.
[
§ 1. In een school
die ontstaan is uit vrijwillige fusie
[met uitzondering van scholen voor type
5]
kan één van de wegens ontstentenis van betrekking ter
beschikking gestelde directeurs van de bij de fusie betrokken scholen door het
schoolbestuur belast worden met de functie van adjunct-directeur, op voorwaarde
dat :
1° de scholen die bij de fusie
betrokken zijn op de eerste schooldag van februari van het voorgaande
schooljaar een leerlingenaantal bereikten dat tenminste 15 % boven de
rationalisatienormen
[voor scholen]
ligt. Als meer dan twee scholen bij de
fusie betrokken zijn, is het toegelaten dat één school die
verhoogde rationalisatienorm niet bereikt;
2°
tenminste twee directeurs van de bij de fusie betrokken scholen vastbenoemd
zijn.
§ 2. De functie van
adjunct-directeur wordt tijdelijk niet georganiseerd gedurende de tijdelijke
uitdiensttreding om welke reden ook van :
- de
directeur;
- diegene die de functie van
adjunct-directeur waarneemt.
De functie van
adjunct-directeur wordt niet meer georganiseerd zodra :
- de directeur definitief uit dienst treedt;
- de functie van adjunct-directeur definitief niet meer waargenomen
wordt tenzij er nog een directeur is die ter beschikking gesteld is zoals
bedoeld in § 1;
- het schoolbestuur een nieuwe
kleuter-, lagere of basisschool opricht in dezelfde of aangrenzende
gemeente.
]
Afdeling 2. - Onderwijzend
personeel
Art. 130.
§ 1. In iedere school
worden onderwijsambten gefinancierd of gesubsidieerd.
§ 2.
[Het aantal financierbare of subsidieerbare betrekkingen in de ambten van het onderwijzend personeel is afhankelijk van het toegekende lestijdenpakket en van het aantal toegekende extra of bijkomende lestijden.]
[
Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de schooljaren 2022-2023, 2023-2024 en
2024-2025 maximaal 20% van de aan de school toegekende
[vacante]
lestijden, vermeld in artikel 132, 134, 135, 137bis, 138, § 1,
eerste lid, 6°, 141, § 2, 173quater of 173quinquies/1, omzetten in punten of uren voor de aanwending ervan in ambten
van het beleids- en ondersteunend personeel of van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en
orthopedagogisch personeel.
De omzettingen, vermeld in het tweede lid, kunnen telkens gebeuren vanaf 1 oktober van het lopende schooljaar
in kwestie en gelden voor de duur van het lopende schooljaar. In afwijking hiervan eindigt een omzetting van lestijden
als het personeelslid dat aangesteld is in een betrekking die via voormelde omzetting werd ingericht in een ambt van
het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en
orthopedagogisch personeel, tijdens het schooljaar vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet
rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. In dit geval eindigt de omzetting voor het overeenkomend deel van de lestijden vanaf
het ogenblik dat het ontslag ingaat.
De punten of uren die verkregen worden door de omzetting, vermeld in het tweede lid, worden maximaal ter
ondersteuning van de leraar in de scholen basisonderwijs aangewend zodat die zich kan focussen op zijn kerntaak:
lesgeven.
De regering bepaalt de wijze waarop de lestijden kunnen worden omgezet in punten voor het beleids- en
ondersteunend personeel en in uren voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch
personeel.
De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het beleids- en
ondersteunend personeel of in ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch
personeel als vermeld in het tweede lid, worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.
De betrekkingen die ingericht worden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of in ambten van
het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel als vermeld in het tweede lid, komen
niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen,
affecteren of muteren in die betrekkingen.
]
[Beneden een door de
Vlaamse Regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van
de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een
gedeeltelijke opdracht van zorg of ICT opnemen. De gedeeltelijke opdracht van
zorg of ICT kan opgenomen worden op basis van de puntenenveloppe ter
ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap,
[de puntenenveloppe
voor het voeren van een zorgbeleid]
, de puntenenveloppe voor
ICT-coördinatie of op basis van de in artikel 153sexies, § 4,
vermelde vrij aan te wenden samengelegde punten op het niveau van de
scholengemeenschap. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dat
niet leidt tot een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking.]
[Als een leersteuncentrum deel uitmaakt van een school voor buitengewoon basisonderwijs als vermeld in artikel 20, §2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun,
wordt de directie vrijgesteld van de gedeeltelijke lesopdracht of de gedeeltelijke
opdracht van zorg of ICT bij een te laag leerlingenaantal in de school.]
[
Het schoolbestuur kan de directie geheel of gedeeltelijk ontslaan
van een gedeeltelijke lesopdracht en die toewijzen aan een lid van het
onderwijzend personeel dat zoals bepaald in artikel 154, § 2, aangeworven
wordt ten laste van het werkingsbudget, bedoeld in artikel 76.
De personeelsleden die door de lokale bestuursorganen van
[het
Gemeenschapsonderwijs]
aangeworven worden, vallen onder de toepassing van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde
personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs.
De
personeelsleden die door de schoolbesturen van de gesubsidieerde
onderwijsinstellingen aangeworven worden, vallen onder toepassing van het
decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige
personeelsleden uit het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde
psycho-medisch-sociale centra.
]
[
Art. 130bis.
§ 1. Een schoolbestuur kan bij een tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt een deel van
zijn omkadering voor het onderwijzend personeel van een of meer van zijn scholen telkens voor maximaal één
schooljaar aanwenden om via een overeenkomst van dienstverlening tussen het schoolbestuur en een organisatie of
onderneming in de publieke of private sector, in die school of scholen een of meer werknemers van die organisatie of
onderneming in dienst te nemen via een dienstverleningsovereenkomst. Het decreet rechtspositie personeelsleden
gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van
27 maart 1991 en de uitvoeringsbesluiten van die decreten zijn niet van toepassing op de voormelde werknemers.
Bij de wijze van aanwending van de omkadering voor het onderwijzend personeel, vermeld in het eerste lid, kan
het schoolbestuur dat het personeelslid in dienst neemt, lestijden van een of meer van zijn scholen, vermeld in het eerste
lid, omzetten in een krediet ten belope van de lesopdracht of lesopdrachten die in de dienstverleningsovereenkomst
zijn vastgelegd. Het voormelde krediet wordt aangewend als financiële tegemoetkoming voor de onderneming of de
organisatie, vermeld in het eerste lid. Het schoolbestuur wendt voor de voormelde financiële tegemoetkoming lestijden
aan uit de lestijden die aan de school zijn toegekend conform artikel 132, 134, 135, 137bis, 138, § 1, eerste lid, 1°,
artikel 141, § 2, artikel 173quater of 173quinquies/1.
De regering bepaalt het bedrag dat een schoolbestuur per lestijd kan omzetten in een krediet en de wijze van
melding van voormelde omzetting aan de bevoegde dienst die de regering aanwijst. Het schoolbestuur machtigt de
voormelde dienst om de financiële tegemoetkoming rechtstreeks uit te betalen aan de organisatie of onderneming,
vermeld in het eerste lid, waarmee het schoolbestuur een dienstverleningsovereenkomst sluit.
De regering stelt een model van dienstverleningsovereenkomst op, waarbij ze rekening houdt met de
voorwaarden, vermeld in de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. In het voormelde model van dienstverleningsovereenkomst worden al de volgende elementen opgenomen:
1° de specifieke opdracht van de werknemer, vermeld in het eerste lid, in de school;
2° de aanstellings- en arbeidsvoorwaarden die gelden voor de werknemer, vermeld in het eerste lid, waarbij alvast
het salaris en de financiële voordelen die de voormelde werknemer in zijn onderneming of organisatie geniet
gegarandeerd blijven door de uitsturende onderneming of organisatie;
3° de opleiding die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet gevolgd hebben;
4° de plichten die de werknemer, vermeld in het eerste lid, moet naleven bij het uitoefenen van zijn opdracht. In
de voormelde plichten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de voormelde werknemer altijd onder het gezag blijft van zijn
organisatie of onderneming, tenzij het gaat om plichten die betrekking hebben
op het welzijn op het werk of over specifieke instructies die nodig zijn voor de goede uitvoering van de specifieke
opdracht;
5° de duur van de dienstverleningsovereenkomst;
6° de mogelijkheden tot voortijdige beëindiging van de dienstverleningsovereenkomst.
De werknemers, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden die de regering
opneemt in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in het vierde lid. Werknemers als vermeld in het
eerste lid, die ter beschikking worden gesteld van een school die in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering
van de faciliteitengemeenten, tonen daarenboven aan dat ze de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheersen
op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De voormelde werknemers
bewijzen de voormelde vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat
het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend,
gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk
Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
§ 2. Het tekort van onderwijzend personeel op de arbeidsmarkt, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, blijkt uit het feit
dat het schoolbestuur in de school waar het de werknemer van een organisatie of onderneming, vermeld in paragraaf
1, eerste lid, in dienst wil nemen voor een vacature in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
ambt van kleuteronderwijzer of onderwijzer, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van
een personeelslid dat daarvoor beschikt over een vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het eerste lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige betrekking die vacant is of waarvan
de afwezige titularis of zijn vervanger regulier kan worden vervangen.
Om de vacature, vermeld in het eerste lid, in te vullen, sluit het schoolbestuur van de school een
dienstverleningsovereenkomst met zijn onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. In de voormelde
dienstverleningsovereenkomst worden de afspraken over de terbeschikkingstelling van een werknemer van de
onderneming of organisatie voor een welbepaalde opdracht en de periode van de terbeschikkingstelling opgenomen.
De dienstverleningsovereenkomst regelt altijd een lesopdracht die de volgende taken omvat:
1° de planning en voorbereiding van lessen;
2° het lesgeven zelf;
3° de klaseigen leerlingenbegeleiding;
4° de evaluatie van de leerlingen;
5° het overleg en de samenwerking met directie, collega’s, CLB, leersteuncentra en ouders.
Het schoolbestuur en de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, sluiten de dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, af. De voormelde dienstverleningsovereenkomst bevat de volgende
bepalingen en voorwaarden over de uitvoering van de opdracht, vermeld in het derde lid:
1° de gegevens van het schoolbestuur dat als opdrachtgever optreedt en de gegevens van de onderneming of
organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die als opdrachtnemer optreedt;
2° de contactgegevens van de gemachtigden die de beide partijen aanwijzen;
3° de opdracht die wordt overeengekomen, de wijze van uitvoering van die opdracht en de ondersteuning waarop
de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, recht heeft tijdens die uitvoering en die de school aanbiedt;
4° de voorwaarden waaraan de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die de onderneming of organisatie,
vermeld in paragraaf 1, eerste lid, inschakelt, moet beantwoorden, waarbij uitdrukkelijk bepaald wordt dat de
werknemer onder het gezag blijft van de onderneming of organisatie, tenzij het gaat om instructies die het
schoolbestuur aan de werknemer geeft in het kader van de uitvoering van de opdracht en die in de deelovereenkomst
worden opgenomen;
5° de financiële en sociale verplichtingen ten aanzien van de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, die ten
laste van de onderneming of organisatie blijven;
6° de financiële tegemoetkoming die het schoolbestuur betaalt aan de onderneming of organisatie, vermeld in
paragraaf 1, eerste lid, en de modaliteiten van betaling;
7° bepalingen over de vertrouwelijkheid waartoe de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid,
zich verbindt met het oog op de uitvoering van de opdracht. In de voormelde bepalingen wordt in elk geval
opgenomen dat de werknemer van de onderneming of organisatie het ambtsgeheim in onderwijs moet naleven;
8° bepalingen over de intellectuele eigendom, waarbij de onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1,
eerste lid, zich ermee akkoord verklaart dat alle auteurs- of andere intellectuele rechten op werken die in het kader van
de uitvoering van de opdracht worden gerealiseerd, overgedragen worden aan het schoolbestuur en waarbij afspraken
opgenomen kunnen worden over het eventuele interne gebruik van dit intellectuele eigendom in de onderneming of
organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;
9° bepalingen over de aansprakelijkheid bij de uitvoering van de opdracht, waarbij in elk geval wordt opgenomen
dat het schoolbestuur ervoor zorgt dat de werknemer, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, tijdens de uitvoering van de
opdracht op dezelfde wijze is verzekerd als al zijn andere personeelsleden;
10° de bepalingen, vermeld in artikel 8 tot en met 10 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van
de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
11° de duurtijd van de dienstverleningsovereenkomst.
§ 3. De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, selecteert een werknemer om de opdracht
uit te oefenen die in de dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, is vastgelegd. De werknemer
moet aan al de volgende voorwaarden voldoen:
1° de werknemer is minstens drie jaren in dienst bij de onderneming of bij de organisatie;
2° de werknemer is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de
finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van voorleggen niet langer dan
een maand tevoren is afgegeven;
3° de werknemer die ter beschikking wordt gesteld van een school die in het Nederlandse taalgebied ligt met
uitzondering van de faciliteitengemeenten, beschikt over de vereiste kennis van het Nederlands als onderwijstaal, wat
blijkt uit het feit dat de werknemer het Nederlands beheerst op het niveau C1 van het Europees Referentiekader voor
Talen. De voormelde vereiste taalkennis blijkt uit het feit dat de werknemer minstens beschikt over een diploma dat in
het Nederlands is behaald en dat toegang geeft tot het wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
waarin hij een lesopdracht opneemt conform artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs of
conform artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de
salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs;
4° de werknemer beschikt over een diploma dat minstens een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is voor het
wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel waarin hij een lesopdracht opneemt conform artikel 10 van
het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de
bezoldigingsregeling in het gewoon basisonderwijs of conform artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van
31 juli 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon onderwijs.
De onderneming of organisatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, stelt de werknemer, vermeld in het eerste lid,
voor aan het schoolbestuur, dat controleert of de werknemer aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, voldoet
en dat vervolgens beslist om de opdracht al of niet toe te kennen aan de voormelde werknemer. Het schoolbestuur
bewaart de gegevens van de voormelde werknemer, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, die het door de voormelde
controle verkrijgt, op de wijze en gedurende de termijnen die het schoolbestuur hanteert voor de gegevens van al haar
personeelsleden, conform de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
§ 4. De individuele opdracht van de werknemer, vermeld in paragraaf 3, in de school wordt opgenomen in een
deelovereenkomst conform het model van deelovereenkomst dat is opgenomen in het model van dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1.
In de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, worden ook de specifieke afspraken opgenomen over de
aanvangsbegeleiding en de ondersteuning waarop de werknemer, vermeld in het eerste lid, een beroep kan doen in de
school waar hij zijn lesopdracht opneemt.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, blijft tijdens de uitvoering van de overeengekomen opdracht altijd onder
het gezag van zijn onderneming of organisatie. Het schoolbestuur kan aan de voormelde werknemer in het kader van
de uitvoering van de concrete lesopdracht instructies geven. De bepalingen over die instructies worden opgenomen in
een bijlage bij de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, behoudt tijdens de uitvoering van de opdracht in de school het salaris
waar hij bij zijn onderneming of organisatie recht op heeft, en ook alle daarbij horende financiële en extralegale
voordelen.
De dienstverleningsovereenkomst, vermeld in paragraaf 2, vierde lid, regelt de algemene rechtsverhouding tussen
het schoolbestuur en de onderneming of organisatie voor de duur van de overeengekomen opdracht. Bij een
tegenstrijdigheid of afwijking hebben de bepalingen van de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid, voorrang op
de bepalingen van de voormelde dienstverleningsovereenkomst. De bepalingen van een recentere deelovereenkomst
als vermeld in het eerste lid, hebben altijd voorrang op die van een vorige deelovereenkomst.
De werknemer, vermeld in het eerste lid, is in het kader van de lesopdracht die hij in de school opneemt
ambtshalve stemgerechtigd lid van de klassenraad. Tussen de school en de onderneming of organisatie, vermeld in
paragraaf 1, worden praktische afspraken gemaakt over het functioneren van de voormelde werknemer in de
klassenraad, met inbegrip van het al dan niet aanwezig zijn van de voormelde werknemer op klassenraadsvergaderingen. De voormelde afspraken worden opgenomen in de deelovereenkomst, vermeld in het eerste lid.
§ 5. De regering kan subsidies toekennen aan een externe organisatie of bedrijf om in het kader van het
lerarentekort tussen schoolbesturen en ondernemingen of organisaties een bemiddelende of coachende rol op te nemen.
§ 6. De maatregelen, vermeld in dit artikel, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025.
]
Onderafdeling A. -
[Basisomkadering]
[Sectie 1. - Basisomkadering in het gewoon basisonderwijs]
[Subsectie 1. - Samenstelling van de basisomkadering]
Art. 131.
[
De basisomkadering in het gewoon basisonderwijs bestaat uit de lestijden volgens de schalen en de SES-lestijden.
Die lestijden worden, per niveau, aan de scholen toegekend volgens de bepalingen van subsecties 2, 3 en 4. Er kan, om budgettaire redenen, een aanwendingspercentage vastgelegd worden dat voor één of meerdere schooljaren toegepast moet worden op de basisomkadering verkregen volgens subsecties 2, 3 en 4.
]
[Subsectie 2. - Lestijden volgens de schalen ]
Art. 132.
[
§ 1. De lestijden volgens de schalen worden ieder schooljaar per niveau en per school berekend.
Het aantal lestijden volgens de schalen waarop de school per niveau recht heeft, is het aantal lestijden dat verkregen wordt door het aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven in het betrokken niveau op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar, af te zetten op de lestijdschaal, vermeld in bijlage 2, en te vermenigvuldigen met een SES-percentage van 97,16. Als het resultaat van die vermenigvuldiging voor een niveau in een school kleiner is dan 26, dan heeft de school voor dat niveau recht op 26 lestijden.
De lestijden volgens de schalen worden per niveau binnen een school als volgt afgerond : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor scholen in het gewoon onderwijs in programmatie de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. Die teldag geldt voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de vijf daaropvolgende schooljaren.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor scholen die betrokken zijn bij een herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
[Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen
die een vestigingsplaats afschaffen.]
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen worden de woorden "de eerste schooldag van oktober" telkens gelezen als de woorden "de maand september" en wordt het woord "teldag" telkens gelezen als het woord "telperiode".
Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen worden de woorden "door het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven in het betrokken niveau op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden "door het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven in het betrokken niveau tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari".
]
[Subsectie 3. - SES-lestijden]
Art. 133.
[
§ 1. Voor de toepassing van de subsecties 3, 4, 5 en 6 gelden de volgende leerlingkenmerken :
a) het opleidingsniveau van de moeder : de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs, hierna leerlingkenmerk 1 te noemen;
[b) het krijgen van een selectieve participatietoeslag leerling: er wordt een selectieve participatietoeslag leerling uitbetaald ten gunste van de leerling, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing van dit artikel worden de leerlingen die alleen door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht op een selectieve participatietoeslag hadden, ook meegerekend;
]
c) de taal die de leerling in het gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal : daaronder wordt de taal verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of broers en zussen, hierna leerlingkenmerk 3 te noemen. De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd.
§ 2. De regering bepaalt de wijze waarop de leerlingkenmerken worden vastgesteld en legt de procedure vast volgens welke de gegevens door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming worden verzameld.
]
Art. 134.
[
§ 1. Het aantal SES-lestijden waarop de school voor het kleuteronderwijs
[,
onverminderd de bepalingen in artikel 39, §7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs,]
recht heeft, voor het schooljaar (J)-(J+1), is de som van A, B en C waarbij :
1° A = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters, die beantwoorden aan leerlingkenmerk 1, dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, met
[0,26710 lestijden]
;
2° B = S x het aantal regelmatige kleuters dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden, waarbij :
S = X / het aantal regelmatige leerlingen dat de school telde op de eerste schooldag van februari van het jaar J-1, waarbij :
X = het aantal regelmatige leerlingen die beantwoorden aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
i° ze beantwoorden uiterlijk op 28 februari J aan leerlingkenmerk 2 voor het schooljaar (J-2)-(J-1);
ii° ze zijn op de eerste schooldag van februari van het jaar J-1 regelmatig ingeschreven in de school;
3° in afwijking van punt 2° is B, voor scholen voor gewoon basisonderwijs die zijn opgericht vanaf 1 september 2011, gedurende hun twee eerste bestaansjaren gelijk aan het resultaat van 0,25 x het aantal regelmatige kleuters dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden.
In afwijking van punt 2° is B, voor scholen voor gewoon basisonderwijs die, zoals bepaald in artikel 3, 15°, fusioneren gedurende het schooljaar dat de fusie uitwerking heeft en het daaropvolgende schooljaar gelijk aan het resultaat van 0,25 x het aantal regelmatige kleuters dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden;
4° C = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters, die beantwoorden aan leerlingkenmerk 3, dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, met 0,29116 lestijden.
§ 2. Het aantal SES-lestijden waarop de school voor het lager onderwijs
[,
onverminderd de bepalingen in artikel 39, §7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs,]
recht heeft, voor het schooljaar (J)-(J+1), is de som van A, B en C waarbij :
1° A = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs, die beantwoorden aan leerlingkenmerk 1, dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, met 0,26710 lestijden;
2° B = S x het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden, waarbij :
S = X / het aantal regelmatige leerlingen dat de school telde op de eerste schooldag van februari van het jaar J-1, waarbij :
X = het aantal regelmatige leerlingen die beantwoorden aan de volgende cumulatieve voorwaarden :
i° ze beantwoorden uiterlijk op 28 februari J aan leerlingkenmerk 2 voor het schooljaar (J-2)-(J-1);
ii° ze zijn op de eerste schooldag van februari van het jaar J-1 regelmatig ingeschreven in de school;
3° in afwijking van punt 2° is B, voor scholen voor gewoon basisonderwijs die zijn opgericht vanaf 1 september 2011 gedurende hun twee eerste bestaansjaren gelijk aan het resultaat van 0,25 x het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden.
In afwijking van punt 2° is B, voor scholen voor gewoon basisonderwijs die, zoals bepaald in artikel 3, 15°, fusioneren gedurende het schooljaar dat de fusie uitwerking heeft en het daaropvolgende schooljaar gelijk aan het resultaat van 0,25 x het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, vermenigvuldigd met 0,11917 lestijden;
4° C = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs, die beantwoorden aan leerlingkenmerk 3, dat de school telt op de teldag, vermeld in artikel 132, met 0,29116 lestijden.
§ 3. De SES-lestijden verkregen volgens paragraaf 1 en paragraaf 2 worden per niveau als volgt afgerond : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere gelegen geheel getal.
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen is artikel 132, § 4, niet van toepassing.
]
[§5. De SES-lestijden kunnen enkel worden aangewend in het kader van een gelijke onderwijskansenbeleid,
zoals bepaald in artikel 153septies, §2]
[Subsectie 4. - Additionele lestijden volgens de schalen]
Art. 135.
[
§ 1. Er worden additionele lestijden volgens de schalen voor het lager onderwijs toegekend aan scholen die aan de voorwaarde, zoals bepaald in paragraaf 2, voldoen. Deze lestijden worden berekend volgens de bepalingen van paragraaf 3.
§ 2. Om recht te hebben op additionele lestijden volgens de schalen voor het lager onderwijs dient de school aan de volgende voorwaarde te voldoen :
Het resultaat van de breuk 24*A/B is groter dan 18,5.
Waarbij :
1° A = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen zoals bepaald in artikel 132.
2° B = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 2. De lestijden bepaald in artikel 173quater worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
§ 3. De additionele lestijden volgens de schalen toegekend aan de school voor het lager onderwijs worden als volgt berekend :
Het verschil van C en D wordt gemaakt en afgerond naar het bovenliggende geheel getal.
Waarbij :
- C = 24*A / 18,5 waarbij A = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen zoals bepaald in artikel 132.
- D : de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 2. De lestijden bepaald in artikel 173quater worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
§ 4. Er worden additionele lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs toegekend aan scholen die aan de voorwaarde, zoals bepaald in paragraaf 5, voldoen. Deze lestijden worden berekend volgens de bepalingen van paragraaf 6.
§ 5. Om recht te hebben op additionele lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs dient de school aan de volgende voorwaarde te voldoen :
Het resultaat van de breuk 24*A/B is groter dan 18,5.
Waarbij :
1° A = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen zoals bepaald in artikel 132.
2° B = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 1. De lestijden bepaald in artikel 141, § 2, worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
§ 6. De additionele lestijden volgens de schalen toegekend aan de school voor het kleuteronderwijs worden als volgt berekend :
Het verschil van C en D wordt gemaakt en afgerond naar het bovenliggende geheel getal.
Waarbij :
- C = 24*A / 18,5 waarbij A = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen zoals bepaald in artikel 132.
- D : de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 1. De lestijden bepaald in artikel 141, § 2, worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
]
[Subsectie 5. - Aanwending]
Art. 136.
[
De regering bepaalt de ambten waarin een school met de basisomkadering, zoals bepaald in artikel 131, betrekkingen kan inrichten en de wijze waarop de omrekening gebeurt van de basisomkadering, zoals bepaald in artikel 131, naar deze betrekkingen.
]
[Subsectie 6. - Monitoring]
Art. 137.
[
Het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming voert jaarlijks een monitoring uit van de bepalingen in deze sectie. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de evolutie van de verschillende componenten van de basisomkadering. De resultaten van deze monitoring worden aan de Regering bezorgd.
]
[Sectie 2. - Lestijden volgens de schalen in het buitengewoon basisonderwijs]
[
Art. 137bis.
§ 1. De lestijden volgens de schalen worden ieder schooljaar per school berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen die zijn ingeschreven op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar en aan de hand van de lestijdenschalen die door de regering worden vastgelegd.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor scholen in het buitengewoon onderwijs in programmatie, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. Die teldag geldt voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de twee daaropvolgende schooljaren.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor scholen die betrokken zijn bij een herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel op scholen voor type 5 worden de woorden "de eerste schooldag van oktober" telkens gelezen als de woorden "de maand september" en wordt het woord "teldag" telkens gelezen als het woord "telperiode".
[Voor type 5-scholen die betrokken zijn bij een herstructurering is de telperiode in het tweede jaar na deze
herstructurering de volledige maand september van het lopende schooljaar.]
Voor de toepassing van dit artikel op scholen voor type 5 worden de woorden "op basis van het aantal regelmatige leerlingen die zijn ingeschreven op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden "op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen die zijn ingeschreven tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari".
§ 5. De lestijden volgens de schalen van een school voor type 5 kunnen uitsluitend volledig worden aangewend als een door de regering vastgelegd gemiddelde van onderwijsdagen per kind gedurende de telperiode wordt bereikt. Als dat gemiddelde niet wordt bereikt, worden de lestijden volgens de schalen evenredig verminderd.
§ 6. In afwijking van paragraaf 1 is het aantal lestijden volgens de schalen voor scholen voor type 5 die betrokken zijn bij of die ontstaan zijn door een fusie, gelijk aan de som van de lestijdenpakketten van de scholen in kwestie.
]
[
Art. 137ter.
De regering legt voor het buitengewoon basisonderwijs lestijdenschalen vast voor elk type.
]
[
Art. 137quater.
De regering bepaalt de ambten waarin een school met de lestijden volgens de schalen betrekkingen kan inrichten, en op welke wijze de omrekening gebeurt van de lestijden volgens de schalen naar de gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen die in deze ambten worden ingericht.
[
Als de regering bepaalt dat lestijden volgens de schalen kunnen worden omgezet in uren kinderverzorging, dan komen de betrekkingen die worden ingericht op basis van deze omgezette lestijden niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.]
]
[
Art. 137quinquies.
De regering kan voor het buitengewoon basisonderwijs, om budgettaire redenen, aanwendingspercentages vastleggen die voor een of meer schooljaren op de lestijden volgens de schalen moeten worden toegepast.
]
Onderafdeling B. - Aanvullende
lestijden
[Sectie 1. -
Algemene bepalingen]
Art. 138.
§ 1. Naast de
lestijden volgens de schalen worden volgende categorieën aanvullende
lestijden gefinancierd of gesubsidieerd :
1°
lestijden voor godsdienst en niet-confessionele zedenleer :
- in het gewoon lager onderwijs zijn dit aanvullende lestijden
voor elke erkende godsdienst en voor de niet-confessionele zedenleer of voor
cultuurbeschouwing;
- in het buitengewoon lager
onderwijs zijn dit aanvullende lestijden voor de minder gevolgde cursussen in
de godsdienst of niet-confessionele zedenleer;
[2° ...]
3° lestijden voor de opvang van
anderstalige nieuwkomers;
[3°bis lestijden voor de opvang
van gewezen anderstalige nieuwkomers;]
4° lestijden voor het permanent onderwijs aan huis in het
buitengewoon onderwijs;
[5°
[...]
]
[
6°
lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid
[in het buitengewoon basisonderwijs]
;
7°
[
lestijden
[in het buitengewoon basisonderwijs]
ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen
voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de
scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald
worden door de Vlaamse Gemeenschap;]
]
[8°
[
[lestijden voor aanvangsbegeleiding
[...]
.]
]
]
[
9° lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel;
10° lestijden samen school maken.
]
[11° lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]
[
De betrekkingen die worden ingericht op basis van de lestijden voor het permanent onderwijs aan huis in het buitengewoon onderwijs komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
§ 2. De regering
kan
[...]
beslissen een nieuwe categorie aanvullende lestijden te financieren
of te
subsidiëren.
Art. 139.
[De Vlaamse Regering
bepaalt de voorwaarden tot het verkrijgen van aanvullende lestijden, vermeld in
artikel 138,
[ § 1,]
1°, 2°, 3°,
[3°bis, 4°, en 7°]
,
alsook het aantal en de wijze van berekening ervan.]
[Sectie
2. - Lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid
[in het gewoon
basisonderwijs]
]
[
Art. 139bis tot en met 139novies
[ ...]
]
[Sectie
3. - Aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het
buitengewoon basisonderwijs]
[
Art. 139decies.
De bepalingen van deze sectie zijn
uitsluitend van toepassing op de scholen voor buitengewoon
basisonderwijs.
]
[Subsectie 1. -
Gelijkekansenindicatoren]
[
Art. 139undecies.
§ 1.Voor de toepassing van deze
sectie gelden de volgende indicatoren, verder genoemd
"gelijkekansenindicatoren" :
1° de moeder is niet in het
bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van
het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of
van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;
2° de taal die
de leerling in het gezin spreekt, dit is de taal die de leerling spreekt met
moeder, vader, broers of zussen, is niet het Nederlands. Die taal is niet het
Nederlands indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie
gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximaal één
gezinslid het Nederlands spreekt. Broers en zussen worden als één
gezinslid beschouwd.
§ 2. Het beantwoorden aan de in
§ 1 vermelde gelijkekansenindicatoren wordt bewezen aan de hand van een
verklaring op eer door de ouders. De regering legt de procedure vast waarmee de
gegevens worden gemeld aan het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. Zij
houdt daarbij rekening met de vigerende regelgeving inzake de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer.
De documenten of verklaringen die
aantonen dat leerlingen aan één of meer van de
gelijkekansindicatoren beantwoorden, worden ten minste vijf jaar bewaard op
school.
§ 3. De regering kent aan elke
gelijkekansenindicator een gewicht toe. Het hoogste gewicht wordt toegekend aan
de in § 1, 1°, bedoelde gelijkekansenindicator. De in § 1,
2°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt enkel gewogen in combinatie met
de andere gelijkekansenindicator.
]
[
[Subsectie 2. - Toekenning
van de middelen]
]
[
Art. 139duodecies.
§ 1.
[Onverminderd de bepalingen in artikel 39, §7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van
onderwijs kunnen scholen jaarlijks aanvullende lestijden krijgen, voor zover ze aan alle onderstaande
voorwaarden voldoen:
1° op 1 februari van het voorafgaande of daaraan voorafgaande schooljaar ten minste 40% regelmatige
leerlingen type basisaanbod en type 3 tellen, die beantwoorden aan de in artikel 139undecies, §1, 1°,
bedoelde gelijkekansenindicator die niet:
a) binnen het niet rechtstreeks toegankelijke aanbod, als vermeld in
[artikel 2, § 1, 40°]
, van het decreet
van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp gebruik maken van de module verblijf in een
multifunctioneel centrum, als vermeld in
[artikel 10, § 1, 1°, en § 2, van]
het besluit van de Vlaamse Regering van
26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
b)
[...]
2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 139ter decies batig gerangschikt zijn onder de in punt 1°
bedoelde scholen en ten minste 6 aanvullende lestijden genereren.
]
§ 2.
[...]
§ 3.
[...]
]
[
Art. 139duodecies/1.
[...]
]
[
Artikel 139ter decies
§ 1. De toekenning van de
middelen gebeurt
[jaarlijks]
als volgt :
1° de in artikel
139duode cies bedoelde scholen worden gerangschikt volgens het percentage
leerlingen die beantwoorden aan de in artikel 139undecies, § 1, 1°,
bedoelde gelijkekansenindicator. Binnen eenzelfde percentage worden de scholen
volgens het absolute aantal van deze leerlingen
gerangschikt;
2° de leerlingen genereren een aantal punten
op basis van het gewicht van de gelijkekansenindicatoren die op hen van
toepassing zijn.
§ 2. De regering bepaalt binnen
de beschikbare begrotingskredieten hoeveel aanvullende lestijden een punt
vertegenwoordigt.
De regering bepaalt de
personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de aanvullende
lestijden betrekkingen kunnen worden ingericht en op welke wijze de lestijden,
rekening houdend met bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, naar de
gefinancierde of gesubsidieerde betrekkingen worden
omgerekend.
[...]
§ 3.
[...]
]
[Subsectie 3. - Aanwending
van de middelen]
[
Art. 139 quater decies.
[De aanvullende lestijden kunnen enkel worden aangewend in het kader van een gelijke
onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, §2.]
]
[
Art. 139quinquies decies.
[...]
]
[
Art. 139sexies decies.
[...]
]
[Sectie 4.
[Aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding]
]
[
Art. 139septies decies.
§ 1.
[Voor het schooljaar 2021-2022 bedraagt het totale aantal aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding:
1° 9815 lestijden in het gewoon basisonderwijs;
2° 1416 lestijden in het buitengewoon basisonderwijs.
Voor het schooljaar X-X+1, vanaf het schooljaar 2022-2023, worden de lestijden, vermeld in het eerste lid, 1°,
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A1=X/Y, waarbij:
1° X: het totale aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari X;
2° Y: het totale aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari 2021.
Voor het schooljaar X-X+1, vanaf het schooljaar 2022-2023, worden de lestijden, vermeld in het eerste lid, 2°,
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A2=R/S, waarbij:
1° R: het totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari X;
2° S: het totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari 2021.
]
§ 2. Het aantal aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding
[...]
waarop de school voor gewoon basisonderwijs recht heeft, is A*B, waarbij:
1° A: de beschikbare lestijden voor het gewoon basisonderwijs, vermeld in paragraaf 1, gedeeld door het totale aantal lestijden in het gewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden in het gewoon basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal:
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerlingleerkrachtratio;
d) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing;
2° B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van de:
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerlingleerkrachtratio;
d) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.
De lestijden, vermeld in het eerste lid, worden binnen een school als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 3. Het aantal aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding
[...]
waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, is C*D, waarbij:
1° C: de beschikbare lestijden voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeld in paragraaf 1, gedeeld door het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal:
a) lestijden volgens de schalen;
b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
c) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing;
2° D: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van de:
a) lestijden volgens de schalen;
b) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
c) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.
De lestijden, vermeld in het eerste lid, worden binnen een school als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 4.
[De regering bepaalt op welke wijze de lestijden die conform paragraaf 2 en 3 worden berekend, aangewend
kunnen worden en bepaalt ook de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van die lestijden betrekkingen
kunnen worden opgericht. De regering bepaalt ook op welke wijze de lestijden via omzettingstabellen omgezet kunnen
worden in punten of uren.
]
§ 5.
[Als de scholen de aanvullende lestijden, vermeld in paragraaf 1, niet kunnen gebruiken voor aanvangsbegeleiding, moeten ze die gebruiken voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel conform
artikel 139duodevicies, § 5.]
§ 6.
[...]
§ 7.
[...]
§ 8.
[...]
§ 9.
[...]
§ 10.
[...]
§ 11.
[...]
]
[Sectie 5. Aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel]
[
Art. 139duodevicies.
§ 1. Voor het schooljaar 2021-2022 bedraagt het totale aantal aanvullende lestijden voor de
ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel:
1° 11.000 lestijden in het gewoon basisonderwijs;
2° 989 lestijden in het buitengewoon basisonderwijs.
Voor het schooljaar X-X+1, vanaf het schooljaar 2022-2023, worden de lestijden, vermeld in het eerste lid, 1°,
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A1=X/Y, waarbij:
1° X: het totale aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari X;
2° Y: het totale aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari 2021.
Voor het schooljaar X-X+1, vanaf het schooljaar 2022-2023, worden de lestijden, vermeld in het eerste lid, 2°,
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A2=R/S, waarbij:
1° R: het totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari X;
2° S: het totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari 2021.
§ 2. Het aantal aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel
waarop de school voor gewoon basisonderwijs recht heeft, wordt berekend met de formule A*B, waarbij:
1° A: de beschikbare lestijden voor het gewoon basisonderwijs, vermeld in paragraaf 1, gedeeld door het totale
aantal lestijden in het gewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen. Het voormelde totale
aantal lestijden in het gewoon basisonderwijs wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:
a) de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 132;
b) de SES-lestijden, vermeld in artikel 134;
c) de additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerlingleerkrachtratio, vermeld in
artikel 135;
d) de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°;
2° B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar. Het voormelde totale aantal lestijden van
de school wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:
a) de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 132;
b) de SES-lestijden, vermeld in artikel 134;
c) de additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerlingleerkrachtratio, vermeld in
artikel 135;
d) de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°.
Het aantal aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel waarop
de school voor gewoon basisonderwijs recht heeft, vermeld in het eerste lid, worden binnen een school afgerond naar
het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner
is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 3. Het aantal aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel
waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, wordt berekend met de formule C*D, waarbij:
1° C: de beschikbare lestijden voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeld in paragraaf 1, gedeeld door het
totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen. Het
voormelde totale aantal lestijden in het buitengewoon basisonderwijs wordt berekend door al de volgende elementen
samen te tellen:
a) de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 137bis;
b) de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs,
vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 6°;
c) de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°;
2° D: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar. Het voormelde totale aantal lestijden van
de school wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:
a) de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 137bis;
b) de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs,
vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 6°;
c) de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°.
Het aantal aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel waarop
de school voor buitengewoon basisonderwijs recht heeft, vermeld in het eerste lid, wordt binnen een school afgerond
naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma
kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 4. De regering bepaalt de ambten waarin een school met de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de
kerntaak van het onderwijzend personeel, vermeld in paragraaf 1, betrekkingen kan inrichten en de wijze waarop de
omrekening gebeurt van de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend
personeel, vermeld in paragraaf 1, naar die betrekkingen.
§ 5. De aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel dienen
aangewend te worden om de werkdruk van het onderwijzend personeel te verminderen met een effect op de
lesopdracht zodat het onderwijzend personeel zich kan focussen op zijn kerntaak, vermeld in artikel 73quinquies, § 3,
van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en artikel 47quinquies, § 3, van
het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991. Er kan aan een onderwijzend
personeelslid maximaal één lestijd toegekend worden. Van dat principe kan alleen worden afgeweken tot maximaal
drie lestijden per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het
lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het schoolbestuur als van de afvaardiging
van het personeel komen.
§ 6. In afwijking van paragraaf 5 kan een schoolbestuur tijdens de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 bij een tekort
aan onderwijzend personeel de aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend
personeel ook aanwenden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel. De regering bepaalt de wijze
waarop de lestijden via omzettingstabellen kunnen worden omgezet in punten voor het beleids- en ondersteunend
personeel. De criteria voor de bepaling van het tekort aan onderwijzend personeel worden bepaald in het bevoegd
lokaal comité en de aanwending in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel kan enkel worden toegepast
na onderhandeling in het bevoegd lokaal comité.
De betrekkingen die ingericht worden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel als vermeld in het
eerste lid, komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid
vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
[Sectie 6. Aanvullende lestijden samen school maken]
Art. 139undevicies.
§ 1. Vanaf het schooljaar 2021-2022 hebben scholen recht op aanvullende lestijden samen school
maken.
§ 2. Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor gewoon basisonderwijs recht
heeft, wordt berekend met de formule 0,003323524*B.
In het eerste lid wordt verstaan onder B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar. Het
voormelde totale aantal lestijden van de school wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:
1° de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 132;
2° de SES-lestijden, vermeld in artikel 134;
3° de additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerlingleerkrachtratio, vermeld in
artikel 135;
4° de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°.
Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor gewoon basisonderwijs recht heeft,
vermeld in het eerste lid, worden binnen een school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de
komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar
het lagere geheel getal.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 hebben scholen voor gewoon basisonderwijs die conform paragraaf 2 recht
hebben op meer dan drie aanvullende lestijden samen school maken, recht op drie aanvullende lestijden.
In afwijking van paragraaf 2 hebben scholen voor gewoon basisonderwijs die conform paragraaf 2 recht hebben
op minder dan één aanvullende lestijd samen school maken, recht op één aanvullende lestijd.
§ 4. Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs
recht heeft, wordt berekend met de formule 0,003366983*D.
Voor de toepassing van het eerste lid is D=E+F+G, waarbij:
1° E: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar. Het voormelde totale aantal lestijden van
de school wordt berekend door al de volgende elementen samen te tellen:
a) de lestijden volgens de schalen, vermeld in artikel 137bis;
b) de aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs,
vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 6°;
c) de aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, vermeld in
artikel 138, § 1, eerste lid, 1°;
2° F: het totale aantal uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel volgens
de richtgetallen, vermeld in artikel 148, van de school van het vorige schooljaar*22/32. F wordt binnen een school
afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de
komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal;
3° G: lestijden, uren en begeleidingseenheden zoals toegekend aan de school in het kader van het ondersteuningsmodel op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar conform artikel 172quinquies, § 3, § 4 en § 5, en
artikel 172quinquies/1, § 3 en § 4. G wordt berekend op basis van de formule G=A+B+C, waarbij:
a) A: de lestijden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel;
b) B: de uren toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel*22/32;
c) C: 57,93% van de begeleidingseenheden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel*1 gesommeerd
met 42,07% van de begeleidingseenheden toegekend in het kader van het ondersteuningsmodel*22/32.
De term G van de som, vermeld in het tweede lid, wordt afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer
na de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond
naar het lagere geheel getal.
Het aantal aanvullende lestijden samen school maken waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs recht
heeft, vermeld in het eerste lid, worden binnen een school afgerond naar het hogere geheel getal als het eerste cijfer na
de komma groter is dan vier. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond
naar het lagere geheel getal.
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 hebben scholen voor buitengewoon basisonderwijs die conform paragraaf 4 recht
hebben op meer dan drie aanvullende lestijden samen school maken, recht op drie aanvullende lestijden samen school
maken.
In afwijking van paragraaf 4 hebben scholen voor buitengewoon basisonderwijs die conform paragraaf 4 recht
hebben op minder dan één aanvullende lestijd samen school maken, recht op één aanvullende lestijd samen school
maken.
§ 6. De regering bepaalt de ambten waarin een school met de aanvullende lestijden samen school maken, vermeld
in paragraaf 1, betrekkingen kan inrichten en de wijze waarop de omrekening gebeurt van de aanvullende lestijden
samen school maken, vermeld in paragraaf 1, naar die betrekkingen. De regering bepaalt de wijze waarop de lestijden
via omzettingstabellen omgezet kunnen worden in punten of uren.
§ 7. De regering keurt het afsprakenkader tussen het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen
van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en de representatieve vakorganisaties over de wijze van
toekenning, de verdeling en de inzet van de aanvullende lestijden samen school maken die specifiek gericht zijn op het
versterken van het lokale sociaal overleg goed.
Voor de aanwending van de lestijden samen school maken kunnen de scholen samenwerken. Voor die
samenwerking kunnen de lestijden samen school maken, via een overdracht als vermeld in artikel 142, overgedragen
worden.
[Sectie 7. Aanvullende lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]
[
Art. 139vicies.
§ 1. De aanvullende lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal, vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°, worden toegekend aan de scholen voor leerlingen die als
regelmatige leerling ingeschreven zijn in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het kleuteronderwijs en
in het lager onderwijs.
§ 2. Het aantal aanvullende lestijden, vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°, waarop de school voor het
kleuteronderwijs recht heeft, wordt als volgt berekend: 26 – (1,3 x L), waarbij L het aantal leerlingen is dat als
regelmatige leerling ingeschreven is in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het kleuter- onderwijs van
de school.
Als de berekening, vermeld in het eerste lid, ertoe leidt dat er een negatief aantal aanvullende lestijden zou worden
toegekend, worden er geen aanvullende lestijden toegekend, maar worden er ook geen lestijden afgetrokken.
Als er geen enkele regelmatige leerling in het kleuteronderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal, vermeld in het eerste lid, is ingeschreven, worden geen aanvullende lestijden voor de inrichting van de
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het kleuteronderwijs, vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°,
toegekend.
De lestijden, vermeld in het eerste lid, worden als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan
vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan
vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 3. Scholen delen de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal in het lager onderwijs van de school, in maximaal drie leerlingengroepen in om de aanvullende lestijden,
vermeld in paragraaf 1, te ontvangen.
Het aantal aanvullende lestijden, vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°, waarop de school voor het lager
onderwijs recht heeft, wordt per leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, als volgt berekend: 26 – (1,3 x L), waarbij
L het aantal leerlingen is dat ingedeeld is in de leerlingengroep in kwestie, vermeld in het eerste lid.
Als de berekening per leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, ertoe leidt dat er een negatief aantal aanvullende
lestijden zou worden toegekend, worden er geen aanvullende lestijden toegekend, maar worden er ook geen lestijden
afgetrokken.
Als er geen enkele leerling in de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, is ingedeeld, worden er voor de
inrichting van die leerlingengroep geen aanvullende lestijden als vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°, toegekend.
De lestijden, vermeld in het tweede lid, worden binnen de leerlingengroep als volgt afgerond: als het eerste cijfer
na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma
kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 4. Voor de berekening van de aanvullende lestijden, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, waarop de school recht
heeft, is de teldag de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar behalve:
1° in de eerste drie bestaansjaren van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, waar de teldag de eerste
schooldag van oktober van het lopende schooljaar is;
2° voor de scholen die op basis van artikel 132 als teldag de eerste schooldag van oktober hebben.
§ 5. De regering bepaalt de ambten waarin een school met de aanvullende lestijden voor de inrichting van de
taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in paragraaf 1, betrekkingen kan inrichten en de wijze waarop
de omrekening gebeurt van de aanvullende lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse
Gebarentaal, vermeld in paragraaf 1, naar die betrekkingen.
]
Onderafdeling C. -
Telling
Art. 140.
[
§ 1. Bij het tellen van de leerlingen in het gewoon basisonderwijs gelden de volgende regels :
1° er wordt afzonderlijk geteld per taalstelsel;
2° de leerlingen van het kleuteronderwijs en het lager onderwijs worden afzonderlijk geteld;
3° in een school met verschillende vestigingsplaatsen worden, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, de leerlingen van alle vestigingsplaatsen samengeteld. Er is echter een afzonderlijke telling voor de vestigingsplaatsen die op 1 februari van het voorgaande schooljaar gelegen zijn op ten minste 1,5 kilometer, in een rechte lijn gemeten, van elke andere vestigingsplaats behorende tot dezelfde groep en gelegen in dezelfde stad of gemeente, waar onderwijs van hetzelfde onderwijsniveau wordt georganiseerd. Een niveau kleuter- of lager onderwijs dat het enige niveau kleuter- of lager onderwijs is van een groep in een welbepaalde stad of gemeente telt per definitie apart, behalve in zijn eerste bestaansjaar. Een niveau in een vestigingsplaats dat op 1 september wordt opgericht, zal voor het eerste schooljaar geen afzonderlijke telling van haar leerlingen hebben. De regering bepaalt de wijze waarop de vestigingsplaatsen gegeopositioneerd worden. De afstand tussen de gegeopositioneerde vestigingsplaatsen wordt berekend volgens de formule vervat in bijlage 3;
4° alleen de regelmatige leerlingen worden geteld;
5° elke leerling telt voor één teleenheid;
6° in afwijking van punt 5° wordt, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, zoals bepaald in artikel 132, en voor de berekening van de aanvullende lestijden voor elke erkende godsdienst en voor de niet-confessionele zedenleer of voor cultuurbeschouwing, zoals bepaald in artikel 138, § 1, 1°, de coëfficiënt 1,5 toegepast op de leerlingen :
a) die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
b)
[van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben en die overeenkomstig artikel 27 van het decreet van
16 juni 2023 over de onderwijsinternaten bijkomende verblijfsdagen invullen;]
c)
[die effectief gebruikmaken van een jeugdhulpverleningsbeslissing als
vermeld in artikel 2, §1, 28°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp voor verblijf op verwijzing van een gemandateerde voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]
d) van wie de ouders tot de trekkende bevolking behoren;
e)
[ die een zorgthuis hebben.]
De regering bepaalt de wijze waarop wordt vastgesteld of aan die criteria is voldaan.
De wegingen van 1,5 kunnen niet cumulatief gebeuren;
[
6°/1 als voor de toepassing van paragraaf 1, 6°, gegevens op een elektronische wijze worden uitgewisseld met andere overheden, worden de
volgende gegevens uitgewisseld:
a) voor de leerlingen die voldoen aan artikel 3, 28°/1, a) of b), het
INSZ-nummer van de leerling en indien van toepassing de aard
van de doorverwijzing en de begin- en einddatum van de overeenkomst van verblijf in het multifunctionele centrum, bepaald in het
besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende
erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap en de doorverwijzende instantie;
b) voor de leerlingen die voldoen aan artikel 3, 28°/1, c), het
INSZ-nummer en de einddatum van de status, vermeld in artikel 3, 28°/1, c), en bijkomende gegevens voor leerlingen zonder
INSZ-nummer, de voornaam, de familienaam, de geboortedatum,
het geslacht, de nationaliteit en het adres van de laatste opvangplaats met het oog op unieke identificatie;
c) voor de leerlingen die voldoen aan paragraaf 1, 6°, c), het
INSZ-nummer van de leerling en indien van toepassing de beginen einddatum van het voldoen aan de betrokken indicator.
De gegevens worden verwerkt door de bevoegde dienst van de
Vlaamse overheid die instaat voor de berekening van de omkadering en
werkingsmiddelen van de scholen. Deze bevoegde dienst is de verwerkingsverantwoordelijke van de gegevens. De maximale bewaartermijn
voor deze gegevens is 30 jaar.
]
7° in afwijking van punt 5° wordt, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, zoals bepaald in artikel 132, op de leerlingen van vestigingsplaatsen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest liggen, de coëfficiënt 1,11 toegepast;
8° in afwijking van punten 5°, 6° en 7° wordt, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, zoals bepaald in artikel 132, op een leerling die in aanmerking komt voor zowel een weging van 1,11 als een weging van 1,5, een weging van 1,665 toegepast;
9° in afwijking van punt 5° wordt, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, zoals bepaald in artikel 132, op de leerlingen van vestigingsplaatsen die in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van minder dan 100 inwoners per vierkante kilometer, de coëfficiënt 1,05 toegepast;
10° in afwijking van punten 5°, 6° en 9° wordt, voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, zoals bepaald in artikel 132, op een leerling die in aanmerking komt voor zowel een weging van 1,05 als een weging van 1,5, een weging van 1,575 toegepast;
11° alvorens artikel 132 toe te passen wordt het gewogen aantal leerlingen per niveau als volgt afgerond op het niveau van de samengetelde vestigingsplaatsen of desgevallend apart tellende vestigingsplaatsen : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. Bij het tellen van de leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs gelden de volgende regels :
1° er wordt afzonderlijk geteld per taalstelsel;
2° in het buitengewoon onderwijs worden de leerlingen per type geteld, kleuteronderwijs en lager onderwijs samen;
3° in een school met verschillende vestigingsplaatsen worden de leerlingen van alle vestigingsplaatsen samengeteld;
4° alleen de regelmatige leerlingen worden geteld;
5° elke leerling telt voor één teleenheid.
]
Onderafdeling D. - Aanwending van het
lestijdenpakket
Art. 141.
§ 1. Het
lestijdenpakket wordt aangewend vanaf 1 september en geldt voor de duur van een
schooljaar.
§ 2.
[Onder de voorwaarden die de regering bepaalt, worden de lestijden volgens de schalen in het gewoon kleuteronderwijs, op de instapdata vermeld in artikel 12, § 2, 5°, 6° en 7°, herberekend tijdens het lopende schooljaar.
]
[
Onder de voorwaarden die de regering bepaalt, worden de lestijden volgens de schalen in het gewoon kleuteronderwijs, van scholen die, na hun programmatieperiode, een vestigingsplaats met kleuteronderwijs opgericht hebben conform artikel 108bis, gedurende het tweede, derde en vierde bestaansjaar van deze vestigingsplaats, voor zover het niveau kleuter in deze vestigingsplaats nog bestaat, op de instapdag vermeld in artikel 12, § 2, 1°, 5°, 6° en 7°, herberekend tijdens het lopende schooljaar.
Onder de voorwaarden die de regering bepaalt, worden de lestijden volgens de schalen in het gewoon kleuteronderwijs, van scholen die, na hun programmatieperiode, een niveau kleuter opgericht hebben conform artikel 110, gedurende het tweede, derde en vierde bestaansjaar van dit niveau, voor zover dit niveau nog bestaat, op de instapdag vermeld in artikel 12, § 2, 1°, 5°, 6° en 7°, herberekend tijdens het lopende schooljaar.
]
[De betrekkingen die worden ingericht op basis van herberekende lestijden komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.]
[§ 3. Onder de voorwaarden die de regering bepaalt, worden voor het schooljaar 2016-2017 de lestijden voor het kleuteronderwijs berekend volgens artikel 132, § 1, herberekend op 1 juni 2016 bij een stijging in de school van het aantal kleuters dat voldoet aan artikel 133, § 1, c), of artikel 173quinquies/2, § 1, 2°.
]
[
§ 4. Een school kan tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 het lestijdenpakket, vermeld in paragraaf 1, ook
aanwenden voor het inzetten van een gastleraar. Het aantal vacante lestijden dat aan gastleraren kan worden besteed,
wordt door het schoolbestuur vastgelegd na onderhandeling in het lokaal comité. Per gastleraar kan maximum het
aantal lestijden worden aangewend dat overeenstemt met een derde van een voltijdse lesopdracht.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid, is een persoon die geen deel uitmaakt van het schoolbestuur of van het
personeel van de school. Een gastleraar als vermeld in het eerste lid, geeft in eigen naam of in dienst van een organisatie
of onderneming uit de publieke of private sector, in een of enkele onderdelen van een specifiek leergebied gastlessen
in de school of op een andere locatie in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma en vanuit zijn
deskundigheid of ervaring in dat leergebied.
Een gastleraar als vermeld in het eerste lid, is van onberispelijk gedrag. Het voormelde blijkt uit een uittreksel uit
het strafregister met de finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van het
voorleggen niet langer dan een maand tevoren is afgegeven. Daarnaast toont de voormelde gastleraar die gastlessen
geeft in een school die in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de
kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees
Referentiekader voor Talen. De voormelde gastleraar bewijst de voormelde vereiste taalkennis op een van de volgende
wijzen:
1° met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel en dat behaald is in de onderwijstaal;
2° met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat
het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
3° met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend,
gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
4° met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk
Europees Referentiekader voor Talen aantoont.
Bij de wijze van aanwending, vermeld in het eerste lid, worden lestijden ten belope van de lesopdracht van de
gastleraar omgezet in een krediet. De regering bepaalt de wijze van melding van voormelde aanwending aan de dienst
van de administratie die de regering aanwijst, de grootte van het krediet per lestijd dat wordt omgezet en de wijze van
toekenning van het krediet.
De maatregelen, vermeld in deze paragraaf, worden geëvalueerd tijdens het schooljaar 2024-2025.
]
Art. 142.
[
§ 1. Het schoolbestuur of zijn
afgevaardigde beslist, met toepassing van de reglementering inzake
medezeggenschap, overleg en onderhandeling, over de aanwending van het
lestijdenpakket, alsook over :
1° de herverdeling, binnen
eenzelfde school, van lestijden tussen de verschillende
niveaus;
2° de overdracht van lestijden naar een andere
school van eenzelfde of een ander schoolbestuur, zonder dat de overdracht meer
mag bedragen dan drie procent van het totale lestijdenpakket dat het lopende
schooljaar wordt gefinancierd of gesubsidieerd voor de school die
overdraagt.
§ 2.
[De overdracht van
lestijden moet vóór 15 oktober van het lopende schooljaar
gebeuren. De regering kan de soorten lestijden bepalen waarbij van deze datum
afgeweken wordt.]
§ 3. Er kunnen geen lestijden
overgedragen worden van een school of afdeling van het Nederlands taalstelsel
naar een school of afdeling van het Frans taalstelsel of
omgekeerd.
]
Art. 143.
[
De in artikel 142 bedoelde herverdeling mag niet voor gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking tenzij de terbeschikkinggestelde personeelsleden voor de hele verdere duur van het schooljaar in een school van hetzelfde schoolbestuur en/of van dezelfde scholengemeenschap overeenkomstig de geldende reglementering kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld.
De in artikel 142 bedoelde overdracht mag niet voor gevolg hebben dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.
]
De niet-naleving van deze bepaling
heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van
betrekking geen uitwerking heeft
[ten aanzien van de overheid]
. Het
schoolbestuur moet
[met het oog op de controle door Agodi een verklaring op erewoord afleggen en ter
beschikking houden]
waarin het verklaart deze bepaling in acht te nemen.
Art. 144.
[De betrekkingen die worden ingericht op basis van overgedragen of herverdeelde lestijden komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.]
Het schoolbestuur moet met
[met het oog op de controle door Agodi een verklaring
op erewoord afleggen en ter beschikking houden
[]
]
waarin het verklaart deze
bepaling in acht te nemen.
Het niet naleven van
deze bepaling heeft voor gevolg dat de vaste benoeming geen uitwerking heeft
ten aanzien van
[ het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming]
.
Art. 145.
[...]
Onderafdeling E. - Bijzondere bepalingen
bij vrijwillige fusies
Art. 146.
§ 1. Bij
vrijwillige fusie krijgt de gefusioneerde school
[ , met uitzondering van
scholen voor type 5,]
een aantal bijkomende lestijden om haar in staat te
stellen de negatieve effecten van de fusie-operatie op te vangen op voorwaarde
dat alle betrokken scholen op de eerste schooldag van februari van het
voorgaande schooljaar een leerlingenaantal bereiken dat minstens 15 procent
boven de vereiste rationalisatienorm
[voor scholen]
ligt.
Als méér dan twee scholen bij de fusie betrokken
zijn is het toegelaten dat één van die scholen de verhoogde norm
niet bereikt.
§ 2. De regering
bepaalt op welke wijze de bijkomende lestijden berekend
worden.
[
De betrekkingen die worden ingericht op basis van deze bijkomende lestijden komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
Afdeling 3. - Paramedisch, medisch, sociaal,
psychologisch en orthopedagogisch personeel
[Onderafdeling A. - Gewoon
basisonderwijs]
[
Art. 146bis.
[
In het gewoon kleuteronderwijs
wordt het ambt van kinderverzorger gefinancierd of gesubsidieerd. Dit ambt
wordt geput uit een afzonderlijk urenpakket dat berekend wordt op basis van
normen en criteria die door de regering worden vastgelegd.
De
regering bepaalt hoeveel uren er voor een voltijdse opdracht kinderverzorger
uit dit urenpakket geput worden en legt de modaliteiten vast waaronder dit ambt
kan worden ingericht.
]
]
[
Art 146ter.
§ 1. Het schoolbestuur of zijn
afgevaardigde beslist, met toepassing van de reglementering inzake
medezeggenschap, overleg en onderhandeling, over de aanwending van het
afzonderlijk urenpakket, alsook over de overdracht van uren naar een andere
school van eenzelfde of een ander schoolbestuur, zonder dat de overdracht meer
mag bedragen dan drie procent van het totale afzonderlijke urenpakket
kinderverzorger dat het lopende schooljaar wordt gefinancierd of gesubsidieerd
voor de school die overdraagt.
§ 2. De beginselen bepaald in
artikel 142, §§ 2 en 3, 143 en 144 zijn van overeenkomstige
toepassing op deze overdracht
]
[Onderafdeling B. - Buitengewoon
basisonderwijs]
Art. 147.
In een school voor
buitengewoon onderwijs wordt een urenpakket paramedisch, medisch, sociaal,
psychologisch en orthopedagogisch personeel gefinancierd of gesubsidieerd,
bestaande uit uren volgens de richtgetallen en aanvullende uren.
Art. 148.
De uren volgens de
richtgetallen worden jaarlijks berekend door het aantal regelmatige leerlingen
ingeschreven op de teldag te vermenigvuldigen met de richtgetallen die door de
regering per type worden vastgelegd.
De teldag is
dezelfde als die voor de vaststelling van de lestijden volgens de schalen zoals
bepaald in het
[artikel 137bis]
.
Art. 149.
In afwijking van
artikel 148, komen de volgende soorten leerlingen niet in aanmerking voor de
berekening van het in artikel 147 bedoeld urenpakket in de school
:
[...]
-
leerlingen die permanent onderwijs aan huis volgen;
- leerlingen die onderwijs van het type 5 volgen, met uitzondering
voor de paramedische discipline logopedie in een school voor type 5 verbonden
[aan een vestigingsplaats bij een preventorium en bij
categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt]
. De regering bepaalt welke leerlingen in aanmerking komen
en de wijze waarop het urenpakket wordt berekend;
- leerlingen die tijdens de schooluren revalidatie krijgen of
therapeutische behandelingen ondergaan in één van de disciplines
die binnen de personeelsformatie in het onderwijs voorkomen van personen van
wie het ambt noch door onderwijs, noch door welzijn wordt gefinancierd of
gesubsidieerd.
[De Vlaamse regering kan per type de voorwaarden vastleggen
waaronder leerlingen van deze bepaling kunnen worden uitgesloten, voor zover
voor deze regeling de nodige kredieten worden ter beschikking gesteld door het
Ministerie van Sociale Zaken en het departement Welzijn.]
Art. 150.
§ 1. Uit de uren
volgens de richtgetallen worden de financierbare of subsidieerbare uren van de
voltijdse en deeltijdse betrekkingen van psycholoog, arts, verpleger,
logopedist, kinesitherapeut, maatschappelijk werker, ergotherapeut,
orthopedagoog en kinderverzorger geput.
§ 2. De regering
bepaalt voor iedere categorie ambten hoeveel uren een voltijdse opdracht uit de
uren volgens de richtgetallen put.
Art. 151.
[...]
Art. 152.
Bij het tellen van de
leerlingen gelden de regels zoals beschreven in artikel 140.
Art. 153.
Naast de uren volgens
de richtgetallen kunnen aanvullende uren
[...]
worden gefinancierd of gesubsidieerd.
De regering bepaalt de voorwaarden tot het verkrijgen van deze
aanvullende uren, legt het aantal aanvullende uren vast en de wijze van
berekening ervan.
[
Art. 153bis.
§ 1. Het schoolbestuur of zijn
afgevaardigde beslist, met toepassing van de reglementering inzake
medezeggenschap, overleg en onderhandeling, over de aanwending van het
urenpakket paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch
personeel alsook over de overdracht van uren naar een andere school voor
buitengewoon basisonderwijs van eenzelfde of een ander schoolbestuur, zonder
dat de overdracht meer mag bedragen dan drie procent van het totale
afzonderlijke urenpakket paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en
orthopedagogisch personeel dat het lopende schooljaar wordt gefinancierd of
gesubsidieerd voor de school die overdraagt.
§ 2. De beginselen bepaald in
artikel 142, §§ 2 en 3, 143 en 144 zijn van overeenkomstige
toepassing op deze overdracht.
]
[Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend
personeel]
[Onderafdeling A. -
Algemeen]
[
Art. 153ter.
In iedere school worden ambten van
de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of
gesubsidieerd.
]
[
Art. 153quater.
De oprichting van betrekkingen in
de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op
punten.
]
[
Art. 153quinquies.
[
§ 1.
[Aan iedere school voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe voor
administratieve en beleidsondersteuning toegekend.]
§ 2.
[Aan iedere school voor
gewoon of buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe
toegekend voor ICT-coördinatie.
[...]
.]
]
]
[
Art. 153sexies.
§ 1.
[De regering bepaalt hoe
[de puntenenveloppen voor ICT-coördinatie en voor administratieve en
beleidsondersteuning]
berekend wordt en bepaalt eveneens de personeelscategorieën
en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden
opgericht.]
§ 2. De oprichting van
betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem,
waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt
bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking
uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal.
§ 3. Het schoolbestuur/de
schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor
[...]
ICT en
[administratieve en beleidsondersteuning alleen voor het doel, vermeld in artikel 153quinquies,]
gebruiken.
§ 4.
[Maximaal 10 % van de
punten uit de puntenenveloppen ICT en
[administratieve en beleidsondersteuning]
kunnen
samen gelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap.
[Van dit
percentage kan per puntenenveloppe na akkoord in het bevoegd lokaal
comité worden afgeweken.]
]
[In afwijking van
§ 3 kunnen de punten voor ICT en
[administratieve en beleidsondersteuning]
die op het
niveau van de scholengemeenschap samen gelegd worden, vrij aangewend worden.
Scholengemeenschappen, waar scholen van het Gemeenschapsonderwijs deel van
uitmaken, kunnen deze vrij aan te wenden punten aanwenden om het personeelslid
dat belast is met het mandaat van algemeen directeur in de scholengroep, waar
één of meerdere scholen van de scholengemeenschap deel van
uitmaken, school- of klasvrij te maken. Dit samen leggen mag niet tot gevolg
hebben dat personeelsleden bijkomend ter beschikking gesteld worden wegens
ontstentenis van betrekking. De niet-naleving van deze bepaling heeft tot
gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen
uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. Het schoolbestuur moet met het
oog op de controle een verklaring op erewoord bezorgen aan Agodi waarin het
verklaart deze bepaling in acht te nemen.]
[
§ 5.
[...]
]
[
§ 6. De betrekkingen die worden ingericht op basis van de overeenkomstig
[paragraaf 4]
aangewende punten komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
]
[Onderafdeling B. -
[Zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid
]
]
[
Art. 153septies.
[
§1. Elke school in het gewoon basisonderwijs voert een zorgbeleid met het oog op de optimale
leeren ontwikkelingskansen van alle leerlingen. Met de haar toegekende omkadering zorgt de school voor:
1° de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval afstemming met
het beleid ter zake van de scholengemeenschap;
2° het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel;
3° het begeleiden van leerlingen;
4° de bevordering van de kleuterparticipatie.
§2. Elke school in het basisonderwijs voert, in samenhang met het zorgbeleid zoals vermeld in paragraaf 1 en met
de haar toegekende omkadering, ook een gelijke onderwijskansenbeleid met bijzondere aandacht voor de optimale
leer- en ontwikkelingskansen van de leerlingen die beantwoorden aan de leerlingenkenmerken zoals bepaald in
artikel 78 en artikel 133, en de gelijkekansenindicatoren zoals bepaald in artikel 139undecies, §1. Om de optimale leer- en
ontwikkelingskansen van de leerlingen die beantwoorden aan de leerlingenkenmerken zoals bepaald in artikel 78 en
artikel 133, en de gelijkekansenindicatoren zoals bepaald in artikel 139undecies, §1, te realiseren dient ze
[het werkingsbudget]
en lestijden die deze leerlingen genereren ook voor deze leerlingen in te zetten.
Dit gelijke onderwijskansenbeleid wordt gevoerd conform de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het
referentiekader onderwijskwaliteit, vastgelegd ter uitvoering van artikel 4, §2, eerste lid, 2°, van het decreet
van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs. Hiertoe bepaalt de school eigen streefdoelen alsook indicatoren
en een tijdspad om deze streefdoelen te bereiken.
De externe evaluatie op het gelijke onderwijskansenbeleid van de school met inbegrip van de aanwending van
[het
werkingsbudget op basis van de leerlingenkenmerken, en ook de SES-lestijden of de aanvullende lestijden, vermeld in
artikel 85, § 2, artikel 134 en 139ter decies van dit decreet]
, gebeurt in het kader van de schooldoorlichting als bedoeld in artikel 36 tot en met 42
van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs
]
]
[
Art. 153octies.
[...]
]
[Onderafdeling C. -
[Administratieve en beleidsondersteuning]
]
[
Art. 153novies.
§ 1. Aan iedere school voor
kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal
regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld
aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor
de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor
[administratieve en beleidsondersteuning]
toegekend.
§ 2. In afwijking van § 1
wordt aan de scholen voor
[...]
buitengewoon basisonderwijs van het
type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze
puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse
regering.
]
[Afdeling 3ter. - Vervangingseenheden voor korte
afwezigheden]
[
Art. 153decies.
Voor de toepassing van deze afdeling
wordt verstaan onder :
1° samenwerkingsplatform : scholen
die samenwerken binnen :
a) een
scholengemeenschap;
b) een samenwerkingsverband tussen een of
meer scholengemeenschappen en een of meer scholen die niet behoren tot een
scholengemeenschap;
c) een samenwerkingsverband tussen
verschillende scholengemeenschappen;
2° korte afwezigheden
: de afwezigheden van de personeelsleden die aangesteld zijn in een
wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, voor wie op basis van
andere regelgeving geen vervanger kan worden gefinancierd of
gesubsidieerd.
]
[
Art. 153undecies.
§ 1. Vanaf het schooljaar 2008-2009
kent de regering aan alle gefinancierde en gesubsidieerde scholen
basisonderwijs, die deel uitmaken van een samenwerkingsplatform, jaarlijks
vervangingseenheden voor korte afwezigheden toe. De regering bepaalt het
aantal, de berekenings- en aanwendingswijze van de vervangingseenheden voor
korte afwezigheden. De regering bepaalt eveneens de ambten die in aanmerking
komen voor deze vervangingen.
[
De betrekkingen die worden ingericht op basis van de vervangingseenheden komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
§ 2. De vervangingseenheden voor
korte afwezigheden worden samengelegd op het niveau van het
samenwerkingsplatform.
§ 3. Er wordt een convenant op het
niveau van het samenwerkingsplatform afgesloten tussen de schoolbesturen en een
of meer representatieve vakorganisaties. Het convenant omvat minimaal
:
1° de aanleiding voor het sluiten van het
convenant;
2° de doelstellingen;
3° de
wijze waarop vervangingen in korte afwezigheden zullen
gebeuren;
4° afspraken over de opvolging van de aanwending
van de vervangingseenheden;
5° de gegevens van de
participanten;
6° de duur van het
convenant;
7° de datum van
inwerkingtreding.
De scholen wenden de vervangingseenheden aan
conform de bepalingen van het convenant. De scholen in een
samenwerkingsplatform kunnen, binnen de bepalingen van het convenant, een eigen
beleid voeren betreffende vervangingen van korte afwezigheden van
personeelsleden die aangesteld zijn in een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, afhankelijk van eigen lokale behoeften en
prioriteiten.
]
[Afdeling 3quater. Lerarenplatform]
[Onderafdeling 1. Toepassingsgebied en definities]
[
Art. 153duodecies.
Deze afdeling is van toepassing op de wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, die worden vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en in artikel 4, § 1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en die worden tewerkgesteld in de scholen van het basisonderwijs.
]
[
Art. 153terdecies.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt begrepen onder :
1° reguliere vervanging :
a) een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar die voldoet aan volgende voorwaarden :
- het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;
- het personeelslid dat afwezig is, kan worden vervangen volgens de gangbare financierings- en subsidiëringsregels;
of
b) een vervanging van een korte afwezigheid op basis van afdeling 3ter van dit hoofdstuk;
2° samenwerkingsplatform :
- een scholengemeenschap; of
- meerdere scholengemeenschappen; of
- een scholengemeenschap en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren; of
- meerdere scholengemeenschappen en één of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren;
3° inzetbaarheidspercentage : de verhouding tussen de totale duur van de uitgeoefende reguliere vervangingen, uitgedrukt in kalenderdagen, en de totale duur van de aanstelling, uitgedrukt in kalenderdagen, telkens vermenigvuldigd met het volume van de opdracht.
]
[Onderafdeling 2.
[Werking]
]
[
Art. 153quaterdecies.
[Vanaf het schooljaar 2021-2022
[...]
wordt een lerarenplatform opgezet om tijdelijk aangestelde personeelsleden werkzekerheid te bieden.]
]
[
Art. 153quinquiesdecies.
Alle scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs die deel uitmaken van een samenwerkingsplatform kunnen deelnemen aan het
[lerarenplatform]
.
]
[
Art. 153sexiesdecies.
De deelnemende scholen moeten in het bevoegde lokaal comité onderhandelen over :
- de deelname aan het lerarenplatform;
- de criteria van aanstelling van de betrokken personeelsleden;
-
[de criteria om de betrokken personeelsleden taken te laten vervullen voor het wegwerken van de
leerachterstand of niet-reguliere vervangingen te laten doen]
;
- de inzetbaarheid in de verschillende scholengemeenschappen indien het samenwerkingsplatform bestaat uit meerdere scholengemeenschappen of in de scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap.
]
[Onderafdeling 3. Berekening van de middelen]
[
Art. 153septiesdecies.
Het aantal beschikbare voltijdse equivalenten bedraagt
[1621]
voor alle scholen van het basisonderwijs.
[...]
Indien niet alle scholen deelnemen wordt dit aantal proportioneel verminderd. De omzetting van voltijds equivalenten naar lestijden gebeurt door het aantal voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met
[23,77]
.
]
[Onderafdeling 4. Toekenning van de middelen]
[
Art. 153duodevicies.
Alle deelnemende scholen ontvangen lestijden voor de aanstelling van personeelsleden in het lerarenplatform. Het volume van deze lestijden per deelnemende school wordt berekend a rato van het aandeel van de lestijden van het vorige schooljaar van de betreffende school ten opzichte van het totaal aantal lestijden van het vorige schooljaar van alle deelnemende scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden wordt verstaan de som van het totale aantal :
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht -ratio;
d) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
e) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing.
]
[
Art. 153duodevicies/1.
In afwijking van artikel 153 septies decies wordt het aantal beschikbare voltijdse equivalenten dat niet werd ingevuld omdat niet alle scholen deelnemen aan het lerarenplatform, verdeeld over de deelnemende samenwerkingsplatformen.
Het volume van deze lestijden per deelnemend samenwerkingsplatform wordt berekend naar rato van het aandeel van de lestijden van het vorige schooljaar van de scholen van het betreffende samenwerkingsplatform ten opzichte van het totaal aantal lestijden van het vorige schooljaar van alle deelnemende scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden wordt verstaan de som van het totale aantal:
1° lestijden volgens de schalen;
2° SES-lestijden;
3° additionele lestijden volgens de schalen gebaseerd op de leerling-leerkracht-ratio;
4° aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
5° aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing.
]
[Onderafdeling 5. Aanwending van de middelen]
[
Art. 153undevicies.
De lestijden voor het lerarenplatform worden samengelegd op het niveau van het samenwerkingsplatform. Deze lestijden kunnen niet worden overgedragen naar het volgende schooljaar of naar een ander samenwerkingsplatform.
Het personeelslid in het lerarenplatform krijgt een aanstelling die ten vroegste aanvangt op 1
[september]
en uiterlijk eindigt op het einde van het schooljaar.
[...]
De aanstelling is alleen mogelijk in een wervingsambt van het onderwijzend personeel.
De decreten Rechtspositie zijn van toepassing voor wat betreft de tijdelijke aanstelling, maar de betrekking komt niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren, muteren, reaffecteren of wedertewerkstellen in deze betrekkingen.
]
[
Art. 153vicies.
Het personeelslid wordt voor ten minste een halftijdse opdracht aangesteld in de scholen die deel uitmaken van het samenwerkingsplatform. De halftijdse opdracht kan bestaan uit lestijden voor het lerarenplatform en andere lestijden.
]
[
Art. 153viciessemel.
Een personeelslid in het lerarenplatform wordt ingezet voor reguliere vervangingen.
]
[
Art. 153viciesbis.
Als het personeelslid niet kan worden ingezet voor reguliere vervangingen,
[vervult het taken voor het wegwerken van de leerachterstand of doet het een niet-reguliere vervanging]
.
]
[
Art. 153viciester.
De personeelsleden aangesteld in het lerarenplatform moeten op het niveau van het samenwerkingsplatform samen een inzetbaarheidspercentage van
[80]
procent bereiken.
Als het bereikte inzetbaarheidspercentage op
[...]
negatieve wijze afwijkt van dit vooropgesteld percentage, zal dit verschil - op
[...]
negatieve wijze - worden verrekend op de middelen lerarenplatform die in voorkomend geval in het daarop volgend schooljaar worden toegekend aan het samenwerkingsplatform. Indien het bereikte inzetbaarheidspercentage lager lag dan het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage, wordt het aantal lestijden dat wordt toegekend aan een samenwerkingsplatform verminderd met het aantal lestijden dat overeenkomt met het aantal dat nodig was om het vooropgestelde inzetbaarheidspercentage te bereiken.
[...]
]
[Onderafdeling 6.
[Inwerkingtreding]
]
[
Art. 153viciesquater.
[Het lerarenplatform wordt geëvalueerd tijdens het schooljaar 2022-2023 met het oog op
eventuele bijsturingen.]
]
[
Art. 153viciesquinquies.
Deze afdeling treedt in werking op
[1 september 2021]
[...]
.
]
[Afdeling 3quinquies.
[ Flexibilisering van de vervangingen]
]
[
Art. 153viciessexies.
[Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de
schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 de lestijden van de betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel die in aanmerking komen voor een reguliere vervanging als vermeld in artikel 153terdecies, 1°, a), omzetten in punten voor de aanwending in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of in uren voor
de aanwending in ambten van het paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
De omzetting, vermeld in het eerste lid, geldt altijd maximaal voor de duur van de afwezigheid van de titularis
van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging als vermeld in artikel 153terdecies, 1°, a), en
maximaal voor de duur van het lopende schooljaar.
In afwijking van het tweede lid eindigt de omzetting, vermeld in het eerste lid:
1° vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging
vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via
voormelde omzetting werd ingericht in een ambt van het beleidsen ondersteunend personeel of in een ambt van het
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel wordt bij de terugkeer van de titularis
ontslagen volgens artikel 23, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van
27 maart 1991 of volgens artikel 21, § 1, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd
onderwijs van 27 maart 1991;
2° als het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via voormelde omzetting werd ingericht in
een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het paramedisch, medisch, sociaal,
psychologisch en orthopedagogisch personeel, vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet rechtspositie
personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie
personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991. In dat geval eindigt de omzetting voor het
overeenkomende deel van de lestijden vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat.
De regering bepaalt de wijze waarop de lestijden, vermeld in het eerste lid, kunnen worden omgezet in punten
voor het beleidsen ondersteunend personeel en in uren voor het paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en
orthopedagogisch personeel.
De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het beleidsen
ondersteunend personeel of van het paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel als
vermeld in het eerste lid, worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.
De betrekkingen die opgericht worden in ambten van het beleids- en ondersteunend personeel of van het
paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel als vermeld in het eerste lid, komen niet
in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen,
affecteren of muteren in die betrekkingen.
]
]
[
Art. 153viciessepties.
De maatregel wordt jaarlijks opgevolgd en gemonitord in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité met de overheid en de sociale partners, met het oog op continuering en een eventuele uitbreiding naar andere ambten en personeelscategorieën.
]
[
Art. 153duodetricies.
Deze afdeling treedt in werking op 1 september 2018 en houdt op uitwerking te hebben op
[1 juli 2020]
.
]
Afdeling 4. - Personeel ten laste van het
werkingsbudget
Art. 154.
[§ 1.]
Het
schoolbestuur kan ten laste van het werkingsbudget bedoeld in artikel 76 onder
meer administratief, meester-, vak- en dienstpersoneel, opvoedend hulppersoneel
en personeel voor specifieke opdrachten aanwerven.
Deze personeelsleden vallen onder de toepassing van de wet van 3
juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
[
§ 2.
[ Het schoolbestuur kan ten laste van het werkingsbudget
[
[
[, vermeld in artikel 76 of artikel 87quinquies,]
]
]
,
[, ten laste van de Vlaamse
ondersteuningspremie uitgekeerd door de VDAB
[, ten laste van een premie
of premies in het kader van maatwerk bij individuele inschakeling uitgekeerd door
het Departement Werk en Sociale Economie]
of ten laste van subsidies die het beleidsdomein Onderwijs en
Vorming, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie
van de Vlaamse administratie, toekent om de kwaliteit van onderwijs te versterken,]
personeel aanwerven. In het gemeenschapsonderwijs kan een schoolbestuur voormeld principe aanwenden voor de personeelscategorieën van toepassing in het basisonderwijs vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, met uitzondering van het statutaire meesters-, vak- en dienstpersoneel. In het gesubsidieerd onderwijs kan een schoolbestuur voormeld principe aanwenden voor de personeelscategorieën van toepassing in het basisonderwijs vermeld in artikel 4, § 1, a), van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.
]
[
De betrekking die met deze middelen wordt ingericht kan niet worden vacant verklaard en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.
Het personeelslid dat door een schoolbestuur in het gemeenschapsonderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs is op hem van toepassing.
Het personeelslid dat door een schoolbestuur in het gesubsidieerd onderwijs wordt aangeworven, wordt altijd als tijdelijk personeelslid aangesteld. Het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs is op hem van toepassing.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten betaalt het salaris of de salaristoelage rechtstreeks aan de betrokken personeelsleden. Diezelfde dienst vordert het brutosalaris of de brutosalaristoelage, verhoogd met de vergoedingen, bijslagen, vakantiegeld, eindejaarspremie en werkgeversbijdrage, van het schoolbestuur terug.
]
]
Afdeling 5. - Afwijkingen
Art. 155.
[§ 1.]
Met het oog
op bijzondere omstandigheden en in afwijking van de bepalingen van dit
hoofdstuk kan de regering op vraag van het schoolbestuur in het buitengewoon
onderwijs bijkomende lestijden en/of bijkomende uren toekennen voor het
onderwijzend en paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en
orthopedagogisch personeel.
[
[Het totaal aantal
bijkomende lestijden en/of bijkomende uren mag niet meer bedragen dan
[0,475]
procent van het totaal aantal lestijden of uren dat het voorgaand schooljaar
werd toegekend aan respectievelijk het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd
officieel onderwijs en het gesubsidieerd vrij onderwijs. Voor de berekening van
het aantal bijkomende lestijden en/of bijkomende uren gebeurt de omrekening van
de voltijdse ambten naar lestijden of uren op basis van de minimumprestaties
eigen aan ieder ambt.]
[...]
]
[De betrekkingen die worden ingericht op basis van de bijkomende lestijden of bijkomende uren komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.
]
[
§ 2.
[...]
]
[Afdeling 6. Flexi-jobs]
Art. 156.
[
§1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
1° flexi-jobwerknemer: een werknemer als vermeld in artikel 3, 3°, van de wet
van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken;
2° flexi-jobarbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst als vermeld in artikel 3, 4°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen
inzake sociale zaken.
§2. Een schoolbestuur kan bij een tekort aan onderwijzend of beleids- en ondersteunend personeel op de arbeidsmarkt eigen middelen, werkingsbudget als vermeld in artikel 76, of een deel van zijn omkadering dat omgezet kan worden naar
een krediet, voor de wervingsambten van het onderwijzend of beleids- en ondersteunend personeel van een of meer van zijn scholen aanwenden om via een
flexi-jobarbeidsovereenkomst in die school of scholen een flexi-jobwerknemer in
dienst te nemen.
Het tekort aan onderwijzend of beleids- en ondersteunend personeel op de
arbeidsmarkt, vermeld in het eerste lid, blijkt uit het feit dat het schoolbestuur in
de school waar het de flexi-jobwerknemer, vermeld in het eerste lid, in dienst wil
nemen voor een vacature in een wervingsambt van het onderwijzend of beleids- en
ondersteunend personeel, de voormelde vacature niet kan invullen via een reguliere aanstelling van een personeelslid dat daarvoor beschikt over een vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs.
In het tweede lid wordt verstaan onder vacature: een volledige of onvolledige
betrekking die vacant is of waarvan de afwezige titularis of zijn vervanger regulier
kan worden vervangen.
§3. Het schoolbestuur sluit met de flexi-jobwerknemer een flexi-jobarbeidsovereenkomst af. De bepalingen in het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, het decreet rechtspositie personeelsleden
gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 en de uitvoeringsbesluiten van die
decreten zijn, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, niet van toepassing op de voormelde werknemers.
In afwijking van het eerste lid, moet een flexi-jobwerknemer voldoen aan de
voorwaarden, vermeld in artikel 17, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of artikel 19, §1, van het decreet
rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De flexi-jobwerknemer mag daarnaast geen andere tewerkstelling bij het
schoolbestuur hebben.
§4. Voor het aanwenden van een deel van de omkadering als vermeld in paragraaf 2, kan een schoolbestuur enkel het krediet gebruiken dat het verkrijgt via de
omzetting van die omkadering, vermeld in artikel 130bis en 141, §4.
De mogelijkheid om het krediet, vermeld in het eerste lid, te gebruiken, eindigt:
1° vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt
voor een reguliere vervanging vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Hierdoor eindigt ook de aanstelling van de flexi-jobwerknemer;
2° als de flexi-jobwerknemer ontslag neemt.
]
HOOFDSTUK X. - Opdracht van het personeel in het
basisonderwijs
Afdeling 1. -
Functiebeschrijvingen
Art. 157 t.e.m. 162.
[...]
Afdeling 2. - Prestatieregeling
Art. 163.
§ 1. De regering
bepaalt voor elk ambt het minimum en het maximum aantal lestijden en/of uren
voor de wekelijkse hoofdopdracht en het maximum aantal klokuren voor de
wekelijkse schoolopdracht.
De schoolopdracht
wordt in principe gepresteerd binnen de periode van normale aanwezigheid van de
leerlingen.
§ 2. In afwijking van
§ 1 valt de deelname aan oudercontacten en aan personeelsvergaderingen
buiten in § 1 bedoelde maximum wekelijkse
schoolopdracht.
Deze opdrachten vallen
niet noodzakelijk binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen.
§ 3. Andere afwijkingen
op § 1 kunnen maar toegepast worden na overleg of na onderhandeling in het
lokaal comité.
[§ 4. De regering bepaalt de
wekelijkse opdracht
[voor de ambten van de categorie
beleids- en ondersteunend personeel en de categorie leerondersteunend personeel.]
]
[
Art. 163bis.
In de hoofdopdracht kunnen bijzondere
pedagogische taken en/of lestijden beleidsondersteuning begrepen
zijn.
Maximum 3 % van het lestijden- en urenpakket kan
aangewend worden als lestijden bijzondere pedagogische taken. Het maximum kan
enkel worden overschreden bij akkoord van het lokaal
comité.
]
Art. 164.
De criteria voor de
invulling van hoofd- en schoolopdracht worden vastgelegd na overleg of na
onderhandeling in het lokaal comité.
[In elke school
wordt bij de voorbereiding van het schooljaar onderhandeld over de algemene
regels om de vaststelling van het aantal lestijden /
[uren]
prestatie tussen
het minimum en het maximum van de hoofdopdracht en de schoolopdracht op een
billijke en transparante wijze te bepalen.]
[
Art. 164bis.
Personeelsleden kunnen niet belast
worden met lestijden of uren buiten het lestijden- en urenpakket, behoudens
indien deze in de plage gelegen zijn.
Als een schoolbestuur
dit verbod overtreedt, valt de bezoldiging ten laste van het
schoolbestuur.
[
Binnen een scholengemeenschap mag in het
gewoon lager onderwijs maximaal 10 procent plage worden ingericht ten opzichte
van de totale personeelsformatie op basis waarvan de betrekkingen van
onderwijzer in het gewoon lager onderwijs worden ingericht. Alleszins mag het
percentage plage dat in het gewoon lager onderwijs wordt ingericht vanaf het
schooljaar 2011-2012 niet hoger liggen dan het percentage plage dat in
schooljaar 2010-2011 in de scholengemeenschap werd ingericht. Voor scholen die
niet tot een scholengemeenschap behoren, gelden de percentages, vermeld in het
vorige lid, per school. Bij het bepalen van de criteria, zoals vermeld in
artikel 164, moet er rekening mee gehouden worden dat onderwijzers slechts met
een derde lestijd zoals bepaald in artikel 3, 43°bis, van dit decreet,
kunnen worden belast als deze lestijd om organisatorische redenen noodzakelijk
is.
Alle plage zoals bepaald in artikel 3, 43°bis, van dit
decreet die in het basisonderwijs wordt ingericht, moet aan het Vlaams
ministerie van Onderwijs en Vorming worden gemeld met inbegrip van haar
invulling.
]
]
Art. 165.
De directeur bepaalt voor
elk personeelslid het wekelijks aantal lestijden en /of uren hoofdopdracht en
het wekelijks aantal klokuren schoolopdracht.
Hij
houdt daarbij rekening met :
1° de maxima
bedoeld in artikel 163, § 1;
2° de
bepalingen van artikel 163, § 2 en § 3;
3° de criteria bedoeld in artikel 164
[en 164bis]
.
Afdeling 3. - Begeleiding
Art. 166.
§ 1.
[De
vakorganisaties, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van
Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie, kunnen beschikken over
personeelsleden uit het onderwijs met ofwel een
[verlof wegens bijzondere
opdracht]
, ofwel een verlof wegens vakbondsopdracht overeenkomstig de
geldende reglementaire bepalingen. ]
[
In
tegenstelling met de geldende reglementaire bepalingen zijn de representatieve
vakorganisaties er evenwel niet toe gehouden, voor de in dit artikel bedoelde
personeelsleden die genieten van een verlof wegens vakbondsopdracht, aan de
overheid een som terug te storten die gelijk is aan het globaal bedrag van de
wedden, weddetoelagen, salarissen, vergoedingen en toelagen die door de
overheid aan deze personeelsleden werden uitgekeerd.
Deze personeelsleden moeten door die vakorganisaties belast worden
[met de begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen
ervan voor de personeelsleden en]
met de begeleiding en de ondersteuning
van de lokale comités.
]
§ 2. Het totaal aantal
toegevoegde personeelsleden mag voor de verschillende in § 1 bedoelde
vakorganisaties samen niet meer dan vijftien
bedragen.
Art. 167.
De regering bepaalt de
wijze van verdeling van de in artikel 166 bedoelde personeelsleden en legt de
aanvraagprocedure vast.
HOOFDSTUK XI. -
[ Projecten]
Afdeling 1. -
[Rijdende kleuterschool Vlaanderen]
[
Art. 168.
[
Eén vereniging zonder winstoogmerk ontvangt de subsidie, vermeld in artikel 169, vanaf de data, vermeld in artikel 169, en één voltijds verlof wegens bijzondere opdracht als ze voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° ze stelt zich tot doel de participatie van de kleuters van de kermisexploitanten en ze organiseert een rijdende kleuterschool Vlaanderen ter bevordering daarvan. De rijdende kleuterschool Vlaanderen zal de toer van de foren volgen;
2° ze leeft de erkenningsvoorwaarden na, vermeld in artikel 62, § 1, 2°, 5°, 6°, 7° en 11°;
3° ze voorziet in onderwijsaanbod dat ten minste de leergebieden, vermeld in artikel 39, omvat. De geformuleerde ontwikkelingsdoelen voor die leergebieden, vermeld in artikel 44, § 1, worden nagestreefd;
4° ze houdt zich aan de bepalingen, vermeld in artikel 27 en 27bis;
5° ze aanvaardt alleen kleuters die zijn ingeschreven in een erkende school;
6°
[ze bezorgt jaarlijks een verslag over de afgelopen subsidieperiode;]
7° ze toont de betrokkenheid met en de kennis van de doelgroep aan;
8° ze toont aan dat ze voldoende ervaring heeft met het organiseren van een rijdende kleuterschool.
]
]
[
Art. 169.
[
§ 1.
[Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt aan de vzw een subsidie toegekend van maximaal 28.000 euro per 12 maanden voor het project de rijdende kleuterschool Vlaanderen. Vanaf 2019 wordt de subsidie toegekend op kalenderjaarbasis.]
§ 2.
[...]
§ 3. Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt de subsidie die aan de vzw toegekend wordt, jaarlijks geïndexeerd tegen 75% van
[de gezondheidsindex]
.
§ 4. Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt aan de vzw ook een verlof wegens bijzondere opdracht voor één kleuteronderwijzer toegekend.
§ 5. De regering bepaalt de verdere procedure voor de aanvraag en de toekenning van de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en het verlof wegens bijzondere opdracht, vermeld in paragraaf 4.
[De subsidie wordt de eerste keer toegekend voor de periode van 1 september 2015 tot en met 31 december 2020, vervolgens telkens voor een periode van vijf kalenderjaren. Het verlof wegens bijzondere opdracht wordt telkens toegekend voor een periode van vijf schooljaren.]
]
]
Art. 170 tot en met 171.
[...]
[Afdeling 2. - Buitengewone
onderwijsontwikkelingen]
Art. 172.
[Conform artikel 125decies, § 1,
3°, van dit decreet kunnen scholengemeenschappen punten voor het voeren van
een zorgbeleid, verkregen op basis van artikel 125duodecies1
[, § 4,]
naar
andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met
betrekking tot zorg mogelijk te maken. Dit overdragen dient vóór
15 oktober van het lopende schooljaar te gebeuren.]
[
Art. 172bis.
[
...]
]
[Afdeling 3. ...]
[
Art. 172ter.
[...]
]
[
Art. 172quater.
[...]
]
[Afdeling 4.
[...]
]
[
Art. 172quinquies.
[...]
]
[
Art. 172quinquies/1.
[...]
]
[Afdeling 5. Project ondersteuning leerkrachten in het basisonderwijs 2018-2019]
[
Art. 172sexies.
Voor begrotingsjaar 2018 wordt een extra werkingsbudget van 9.000.000 euro toegekend aan de scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019.
Dit werkingsbudget moet worden aangewend om in het basisonderwijs de leerkracht in de klas te ondersteunen. De criteria met betrekking tot de aanwending van het werkingsbudget in de school, moeten onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité. Als de school deel uitmaakt van een scholengemeenschap, maakt de scholengemeenschap afspraken over de aanwending van de middelen.
De regering bepaalt de verdeling van het extra werkingsbudget over de scholen, de berekeningswijze per school en houdt daarbij minstens rekening met het aantal leerlingen per school, en de uitbetalingsmodaliteiten.
]
[
Art. 172septies.
§ 1. Voor het begrotingsjaar 2019 wordt een extra werkingsbudget van 10.000.000 euro toegekend aan de scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, voor het schooljaar 2018-2019. Deze middelen kunnen ook aangewend worden tijdens het schooljaar 2019-2020.
Dit werkingsbudget moet worden aangewend om in het basisonderwijs de leerkracht in de klas te ondersteunen. Het werkingsbudget moet aangewend worden volgens de bepalingen van artikel 154, § 2. De criteria met betrekking tot de aanwending van het werkingsbudget in de school moeten onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité. Als de school deel uitmaakt van een scholengemeenschap, maakt de scholengemeenschap afspraken over de aanwending van de middelen.
§ 2. Het extra werkingsbudget waarop de school recht heeft, is A*B, waarbij:
1° A: het werkingsbudget, vermeld in paragraaf 1, gedeeld door het totale aantal lestijden in het basisonderwijs van het vorige schooljaar van alle scholen samen, waarbij onder het totale aantal lestijden in het basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal:
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerling-leerkrachtratio;
d) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing;
e) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs;
2° B: het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school wordt verstaan de som van de:
a) lestijden volgens de schalen;
b) SES-lestijden;
c) additionele lestijden volgens de schalen die gebaseerd zijn op de leerling-leerkrachtratio;
d) aanvullende lestijden godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing;
e) aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs.
§ 3. Het extra werkingsbudget wordt aan de schoolbesturen uitbetaald uiterlijk op 31 maart 2019.
]
[HOOFDSTUK XIIbis. - Bijzondere bepalingen voor
gesubsidieerde officiële scholen]
[
Art. 173bis.
Een
[publiekrechtelijke rechtspersoon]
kan de onderwijsbevoegdheid van een gesubsidieerde officiële school
slechts overdragen aan een schoolbestuur uit het vrij onderwijs, indien het in
de nodige garanties voorziet opdat de keuze wordt aangeboden tussen onderricht
in één der erkende godsdiensten en de niet-confessionele
zedenleer.
De regelen, bepaald in het eerste lid, betreffen de
overdracht van onderwijsbevoegdheid die ingang vinden vanaf 1 september
2002.
]
[Hoofdstuk XIIbis/1. Bijzondere bepalingen over het officieel onderwijs]
[
Art. 173bis/1.
Een publiekrechtelijk rechtspersoon kan de onderwijsbevoegdheid
van een officiële school alleen overdragen aan een vrij schoolbestuur, als in eerste instantie de overdracht naar een andere aanbieder van het officieel onderwijs
wordt onderzocht.
Het onderzoek, vermeld in het eerste lid, omvat minstens:
1° een verslag van gevoerde gesprekken met een andere aanbieder van het officieel onderwijs met het oog op de overdracht, of, in ondergeschikte orde en
als er geen gesprekken met een dergelijke andere aanbieder gevoerd konden
worden, een verslag van de pogingen om een dergelijke andere aanbieder te
vinden;
2° de gemotiveerde conclusie over de mogelijkheid tot overdracht.
]
[HOOFDSTUK XIIter. Dringende maatregelen in het kader
van de capaciteitsproblematiek]
[
Art. 173ter.
§ 1. In afwijking van artikel 102, §
1, kan de regering, buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, in
gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan 1500 inwoners per km2 een
nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings-
of subsidieregeling opnemen als aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldaan
is :
1° op de eerste schooldag van oktober van het
oprichtingsjaar bereikt de school de door de regering vastgestelde
programmatienormen;
2° de school is gelegen op afstand van
minimaal 250 meter van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon
kleuter-, lager, of basisonderwijs van dezelfde groep;
3°
de school wordt niet opgericht op hetzelfde of een aangrenzend kadastraal
perceel waar reeds een bestaande gefinancierde of gesubsidieerde school of
vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager, of basisonderwijs van dezelfde
groep gevestigd is.
§ 2.
[In afwijking van artikel 3, 8°, wordt in paragraaf 1 verstaan onder bevolkingsdichtheid: het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op de eerste schooldag van februari voorafgaand aan de start van het schooljaar beschikbaar is.]
.
]
[
Art. 173quater.
§ 1. Voor de scholen voor gewoon
basisonderwijs die op basis van artikel 132, § 1, tellen worden er
bijkomende lestijden volgens de schalen toegekend op de eerste schooldag van
oktober van het lopende schooljaar of worden er lestijden afgetrokken van de
lestijden volgens de schalen zoals berekend op basis van artikel 132, § 1,
op voorwaarde dat de scholen liggen in gemeenten die aan de volgende
cumulatieve voorwaarden voldoen :
1°
[a) ofwel gelegen zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op voorwaarde dat dit gewest, voor het schooljaar (X, X+1), een totale aangroei kent van minstens 2400 regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs, die ingeschreven waren in de vestigingsplaatsen, gesubsidieerd of gefinancierd door de Vlaamse overheid, op het grondgebied van dit gewest, op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5;
b) ofwel gelegen zijn in een administratief arrondissement van het Vlaamse Gewest dat, voor het schooljaar (X, X+1), een totale aangroei kent van minstens 2400 regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs, die ingeschreven waren in de vestigingsplaatsen op het grondgebied van dit administratief arrondissement, op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5;
]
2° voor het schooljaar (X, X+1) moet de totale aangroei van het aantal regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs die ingeschreven waren in de
[vestigingsplaatsen]
op het grondgebied van deze gemeenten op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X minstens 240 leerlingen bedragen ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5.
[§ 1bis. In afwijking van paragraaf 1 worden er
[vanaf 1 september 2015]
, voor het schooljaar (X, X+1), ook voor de scholen voor gewoon basisonderwijs die op basis van artikel 132, § 1, tellen, bijkomende lestijden volgens de schalen toegekend op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar op voorwaarde dat de scholen liggen in een gemeente die op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X niet meer voldeed aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, maar op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-1 wél voldeed aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1.]
§ 2. De berekening van de bijkomende
lestijden volgens de schalen of van het aantal lestijden dat afgetrokken wordt
van de lestijden volgens de schalen gebeurt per schooljaar (X, X+1) als volgt
:
1° het resultaat van A min B wordt berekend, waarbij
:
A = het aantal regelmatige leerlingen in het lager onderwijs
die ingeschreven zijn in de school op de eerste schooldag van oktober van het
kalenderjaar X;
B = het aantal regelmatige leerlingen in het
lager onderwijs die ingeschreven waren in de school op de eerste schooldag van
februari van het kalenderjaar X.
Indien het resultaat van A min
B groter of gelijk is aan 12 dan worden er bijkomende lestijden volgens de
schalen toegekend aan de school voor het schooljaar (X,
X+1).
Indien dit resultaat kleiner of gelijk is aan "-12"
worden er lestijden afgetrokken van het aantal lestijden volgens de schalen
waar de school recht op heeft op basis van het aantal regelmatige leerlingen op
de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het
schooljaar (X, X+1);
2° indien het resultaat groter of
gelijk is aan "12", dan heeft de school, voor het schooljaar (X, X+1), recht op
een aantal bijkomende lestijden volgens de schalen dat gelijk is aan dit
resultaat.
Indien dit resultaat kleiner of gelijk is aan "-12"
dan wordt dit resultaat afgetrokken van het aantal lestijden volgens de schalen
op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het
schooljaar (X, X+1).
§ 3. Het aantal bijkomende lestijden
volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de herberekening, wordt
gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september tot 30 juni van het lopende
schooljaar.
§ 4. Te veel ingerichte betrekkingen
vanaf 1 september van het schooljaar (X, X+1) vallen ten laste van het
schoolbestuur.
§ 5. Uit de bijkomende lestijden volgens
de schalen bekomen ten gevolge van de herberekening kunnen de volgende
betrekkingen en opdrachten geput worden :
- de eventuele
onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de
betrekkingen in het ambt van onderwijzer;
- de eventuele
betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke
opvoeding.
§ 6. Voor de toepassing van dit artikel
op CKG-scholen worden de woorden "aantal regelmatige leerlingen in het
lager onderwijs die ingeschreven zijn in de school op de eerste schooldag van
oktober" gelezen als de woorden "gemiddeld aantal regelmatige leerlingen
in het lager onderwijs die ingeschreven zijn in de school tijdens de maand
september" en worden de woorden "op de teldag" telkens gelezen als de woorden
"volgens de telperiode".
Voor de toepassing van dit artikel op
CKG-scholen worden de woorden "aantal regelmatige leerlingen in het lager
onderwijs die ingeschreven waren in de school op de eerste schooldag van
februari" gelezen als de woorden "gemiddeld aantal regelmatige leerlingen in
het lager onderwijs die ingeschreven waren in de school tijdens de periode van
twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van
februari".
]
[
Art. 173quinquies.
§ 1. Ten laatste in juni 2011 wordt
hoofdstuk XIIter, Dringende maatregelen in het kader van de
capaciteitsproblematiek, artikelen 173ter en 173quater,
geëvalueerd.
§ 2. 1° In de schoot van de Vlaamse
Regering wordt een taskforce 'capaciteitsproblematiek scholen' opgericht, die
elke aanvraag voor financiering en subsidiëring voor infrastructuur die
een oplossing biedt voor het capaciteitsprobleem in een bepaalde gemeente,
toetst op doelmatigheid;
2° de taskforce
'capaciteitsproblematiek scholen' bereidt de evaluatie
voor;
3° aan deze taskforce 'capaciteitsproblematiek
scholen' nemen vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen Onderwijs, Ruimtelijke
Ordening en Welzijn deel gezien de verstrengeling van de problemen en de
toekomstige oplossingen in de drie
beleidsdomeinen.
]
[
Artikel 173quinquies/1.
§ 1. Voor het schooljaar (X, X+1) worden er aan de scholen voor gewoon basisonderwijs, die op basis van artikel 132, § 1, tellen en die deel uitmaken van een schoolbestuur of voor wat het gemeenschapsonderwijs betreft van een scholengroep zoals bepaald in het bijzonder decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs van 14 juli 1998 dat een stijging van 12 kleuters kent op de eerste schooldag van oktober van het kalenderjaar X in vergelijking met de eerste schooldag van oktober van het kalenderjaar X-1, bijkomende lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs toegekend op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar op voorwaarde dat de scholen liggen in gemeenten die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen :
1°
[a) ofwel gelegen zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op voorwaarde dat dit gewest, voor het schooljaar (X, X+1), een totale aangroei kent van minstens 2400 regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs, die ingeschreven waren in de vestigingsplaatsen, gesubsidieerd of gefinancierd door de Vlaamse overheid, op het grondgebied van dit gewest, op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5;
]
[
b) ofwel gelegen zijn in een administratief arrondissement van het Vlaamse Gewest dat, voor het schooljaar (X, X+1), een totale aangroei kent van minstens 2400 regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs, die ingeschreven waren in de vestigingsplaatsen op het grondgebied van dit administratief arrondissement, op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5;]
2° voor het schooljaar (X, X+1) moet de totale aangroei van het aantal regelmatige leerlingen gewoon basisonderwijs die ingeschreven waren in de
[vestigingsplaatsen]
op het grondgebied van deze gemeenten op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X minstens 240 leerlingen bedragen ten opzichte van de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-5.
[
§ 1bis. In afwijking van paragraaf 1 worden er
[ vanaf 1 september 2015]
, voor het schooljaar (X, X+1), ook aan de scholen voor kleuteronderwijs die op basis van artikel 132, § 1, tellen, en die deel uitmaken van een schoolbestuur, of voor wat het gemeenschapsonderwijs betreft van een scholengroep zoals bepaald in het bijzonder decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs van 14 juli 1998, dat een stijging van 12 kleuters kent op de eerste schooldag van oktober van het kalenderjaar X in vergelijking met de eerste schooldag van oktober van het kalenderjaar X-1, bijkomende lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs toegekend op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar op voorwaarde dat de scholen liggen in een gemeente die op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X niet meer voldeed aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, maar op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X-1 wél voldeed aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1.
]
§ 2. De berekening van de bijkomende lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs gebeurt per schooljaar (X, X+1) als volgt :
1° het resultaat van A min B wordt berekend, waarbij :
A = het aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven zijn in de school op de eerste schooldag van oktober van het kalenderjaar X;
B = het aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven waren in de school op de eerste schooldag van februari van het kalenderjaar X. Indien het resultaat van A min B groter of gelijk is aan 12, dan worden er bijkomende lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs toegekend aan de school voor het schooljaar (X, X+1);
2° indien het resultaat groter of gelijk is aan 12, dan heeft de school, voor het schooljaar (X, X+1), recht op een aantal bijkomende lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs dat gelijk is aan het resultaat van A min B.
§ 3. Het aantal bijkomende lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de herberekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september tot 30 juni van het lopende schooljaar.
§ 4. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar (X, X+1) vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 5. De regering bepaalt de ambten waarin een school met deze bijkomende lestijden volgens de schalen betrekkingen kan inrichten en de wijze waarop de omrekening gebeurt van deze bijkomende lestijden volgens de schalen naar deze betrekkingen.
§ 6. Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen worden de woorden "aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven zijn in de school op de eerste schooldag van oktober" gelezen als de woorden "gemiddeld aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven zijn in de school tijdens de maand september".
Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen worden de woorden "aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven waren in de school op de eerste schooldag van februari" gelezen als de woorden "gemiddeld aantal regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die ingeschreven waren in de school tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari.
]
[HOOFDSTUK XIIter/1. Dringende maatregel in het kader van het stijgend aantal leerlingen met thuistaal niet de onderwijstaal.]
[
Art. 173quinquies/2.
§ 1. Aan de scholen voor gewoon basisonderwijs die aan een van volgende criteria voldoen
[, wordt in het schooljaar 2015-2016 een extra toelage toegekend uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands]
die berekend wordt volgens paragraaf 2 :
1° de school kent op de eerste schooldag van februari 2016 een stijging van het aantal kleuters die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor schooljaar 2015-2016;
2° de school telt op de eerste schooldag van februari 2016 minstens één leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar jonger dan vijf jaar is en die op de eerste schooldag van februari 2016, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij pas vanaf 1 juli 2015 of later in België verblijft;
b) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
c) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
d) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal.
§ 2. De extra toelage waar de school recht op heeft, is 950 euro maal (C + (D-C)), waarbij, als D-C negatief is, dit gelijkgesteld wordt aan 0.
C = het totale aantal kleuters in de school dat op de eerste schooldag van februari 2016 voldoet aan paragraaf 1, 2°;
D = de totale stijging aan kleuters in de school, die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), op de eerste schooldag van februari van 2016 ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor schooljaar 2015-2016.
[
§ 3. De scholen kunnen de extra toelage berekend volgens paragraaf 2 uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands voor het schooljaar 2015-2016 en het schooljaar 2016-2017 aanwenden.
]
]
[
Art. 173quinquies/3.
§ 1. Aan de scholen voor gewoon basisonderwijs die aan een van de volgende criteria voldoen, wordt in het schooljaar 2016-2017 een extra toelage toegekend uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands die berekend wordt volgens paragraaf 2 :
1° de school kent op 14 november 2016 een stijging van het aantal kleuters die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor schooljaar 2016-2017;
2° de school telt op 14 november 2016 minstens één leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar jonger dan vijf jaar is en die op 14 november 2016, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij pas vanaf 1 juli 2016 of later in België verblijft;
b) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
c) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
d) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal.
§ 2. De extra toelage waar de school recht op heeft, is 950 euro maal (C + (D-C)), waarbij, als D-C negatief is, dit gelijkgesteld wordt aan 0.
C = het totale aantal kleuters in de school dat op 14 november 2016 voldoet aan paragraaf 1, 2°;
D = de totale stijging aan kleuters in de school, die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), op 14 november 2016 ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor schooljaar 2016-2017.
§ 3. De scholen kunnen de extra toelage berekend volgens paragraaf 2 uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands voor het schooljaar 2016-2017 aanwenden.
]
[
Art. 173quinquies/4.
§ 1. Aan de scholen voor gewoon basisonderwijs die aan een van volgende criteria voldoen, wordt in het schooljaar 2017-2018 een extra toelage toegekend uitsluitend voor activiteiten als vermeld in paragraaf 3 en die berekend wordt volgens paragraaf 2:
1° de school vertoont op 27 oktober 2017 een stijging van het aantal kleuters die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor het schooljaar 2017-2018;
2° de school telt op 27 oktober 2017 minstens één leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar jonger is dan vijf jaar en die op 27 oktober 2017 gelijktijdig aan al de volgende voorwaarden voldoet:
a) hij is een nieuwkomer, dat wil zeggen dat hij pas sinds 1 juli 2017 of later in België verblijft;
b) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
c) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
d) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal.
§ 2. De extra toelage waar de school recht op heeft, vermeld in paragraaf 1, wordt berekend conform de volgende formule: 950 euro x (C + (D-C)), waarbij:
1° als D-C negatief is, dit gelijkgesteld wordt aan 0;
2° C: het totale aantal kleuters in de school, die op 27 oktober 2017 voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2° ;
3° D: de totale stijging aan kleuters in de school, die voldoen aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), op 27 oktober 2017 ten opzichte van de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor het schooljaar 2017-2018.
§ 3. De scholen, vermeld in paragraaf 1, mogen de extra toelage berekend conform paragraaf 2, uitsluitend voor activiteiten in het kader van initiatie in en versterking van het Nederlands voor het schooljaar 2017-2018 aanwenden.
]
[HOOFDSTUK XIIquater. - Waarborgregeling lichamelijke opvoeding]
[
Art. 173sexies.
Elke school voor gewoon basisonderwijs wendt per niveau, voor lichamelijke opvoeding, ten minste het aantal lestijden aan volgens de regeling die door de regering vastgelegd wordt. De regering baseert zich hierbij op het systeem van aanvullende lestijden lichamelijke opvoeding dat per niveau toegekend werd voor het schooljaar 2011-2012.
]
[HOOFDSTUK XIIquinquies. - Waarborgregeling bij daling van het leerlingenaantal in het buitengewoon onderwijs]
[
Art. 173septies.
§ 1. Bij het realiseren van een relatieve minderkost in het buitengewoon basisonderwijs ten opzichte van het referentieschooljaar
[2013-2014]
, worden per schooljaar de vrijgekomen middelen, via enveloppefinanciering, ingezet voor de ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs.
§ 2. De regering bepaalt de procedure voor de berekening van de enveloppe en houdt voor de verdeling van de enveloppe over het gewoon en buitengewoon basisonderwijs en over de scholen minstens rekening met de volgende principes :
1° de vastgestelde verschuivingen van leerlingen van het buitengewoon naar het gewoon basisonderwijs als gevolg van effectieve terugkeer uit of verminderde instroom in het buitengewoon basisonderwijs voor de verdeling van de enveloppe over het gewoon en buitengewoon basisonderwijs. De regering houdt hierbij ook rekening met de demografie;
2° de relatieve aanwezigheid van leerlingen met een verslag als vermeld in artikel 15 of 16 voor de verdeling van de enveloppe over de scholen voor gewoon basisonderwijs;
3° de vastgestelde verschuivingen in de leerlingenpopulaties van de types voor de verdeling van de enveloppe over de scholen voor buitengewoon basisonderwijs.
§ 3. De regering bepaalt tevens de wijze waarop en de ambten waarin de middelen uit de enveloppe kunnen worden ingezet voor uitbreiding van zorg in de scholen voor gewoon basisonderwijs of voor versterking van het onderwijs en de zorg in scholen voor buitengewoon basisonderwijs en voor welke leerlingen deze middelen kunnen worden aangewend.
]
HOOFDSTUK XIII. - Terugvorderingen, inhoudingen en
sancties
Afdeling 1. - Terugvorderingen
Art. 174.
§ 1. Elke ten onrechte
uitbetaalde financiering of subsidiëring wordt teruggevorderd van het
schoolbestuur. Een ten onrechte uitbetaald salarisgedeelte wordt evenwel
teruggevorderd van het betrokken personeelslid indien het schoolbestuur niet
verantwoordelijk is voor de onterechte uitbetaling.
§ 2. De terugvordering
van ten onrechte uitbetaalde financiering of subsidiëring aan of voor
rekening van het schoolbestuur kan ook gebeuren door inhouding op het nog uit
te betalen werkingsbudget.
Art. 175 en 176.
[...]
Afdeling 2. - Sancties
Art. 177.
§ 1. Onverminderd de
toepassing van artikel 174 kunnen volgende overtredingen, na aanmaning,
aanleiding geven tot
[sancties door de Vlaamse regering]
:
1° het niet naleven van de
toelatingsvoorwaarden
[, vermeld in artikel 12, 12/1, 13/1, 14/0,
14/1, 15 en 16]
;
2°
[...]
3°
[het niet naleven van de bepalingen inzake de keuze en de
vrijstelling van keuze tussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer zoals
bedoeld in artikel 29;]
4° het niet
naleven van de procedure tot het schorsen en uitsluiten van leerlingen zoals
bedoeld in artikel 32;
5° het miskennen van
recht op het onderwijs aan huis zoals bedoeld in de artikelen 34 en 35;
[5°/1 het niet naleven van de bepalingen over afzondering en fixatie, vermeld
in artikel 33/1 tot en met 33/5;]
6° het niet naleven van de bepalingen met
betrekking tot de organisatie van de schooltijd zoals bedoeld in de artikelen
48, 49 en 50;
7°
[...]
8° het misbruiken van het werkingsbudget en
investeringsmiddelen;
9° de misbruiken bij
het tellen van de regelmatige leerlingen voor programmatie, rationalisatie,
lestijdenpakket en urenpakket;
10°
[de
misbruiken bij het berekenen en aanwenden van lestijden, uren en
punten.]
11°
[...]
§ 2.
[...]
Overtredingen
[als vermeld in paragraaf 1, 5°/1 en 6°,]
worden vastgesteld door de onderwijsinspectie.
Art. 178.
De sanctie voor het in
overtreding zijnde schoolbestuur kan een gedeeltelijke terugbetaling van het
werkingsbudget zijn, zonder dat de terugvordering of inhouding
méér kan bedragen dan 10 procent van het werkingsbudget van de
school waar de overtreding is vastgesteld.
[De in het eerste
lid bedoelde terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel
in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in
absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou getroffen
zijn.]
Art. 179.
Het niet naleven van de
verplichtingen inzake :
1° het hebben van het
schoolreglement zoals bedoeld in artikel 37,
2°
[het hebben van individueel aangepaste curricula als vermeld in artikel 46;]
3° het hebben van het schoolwerkplan
zoals bedoeld in artikel 47,
4° het invullen
en tijdig doorsturen van de voorgeschreven formulieren of gevraagde gegevens
voor elementen waar de directie niet afhankelijk is van derden;
5° medewerking aan de door de regering
opgelegde acties of onderzoeksverrichtingen;
kan, na aanmaning, aanleiding
geven tot tijdelijke inhouding van betaling van de voorschotten op het
werkingsbudget of tijdelijke inhouding van de betaling van de schijven van de
dotatie aan
[het Gemeenschapsonderwijs]
ten belope van dat deel van de schijven
dat redelijkerwijze geacht mag worden toe te komen aan de betrokken school.
Art. 180.
De regering bepaalt de
verdere regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing
van de sancties. Het hiervoor bedoelde besluit waarborgt de rechten van
verdediging.
[
Art. 180bis.
Vragen in verband met de toepassing
van en klachten in verband met inbreuken op :
1°
[de
beginselen in zake kosteloosheid in het basisonderwijs, vermeld in artikel 27
en van de bijdrageregeling, vermeld in artikel 27bis en
27ter;]
2° de beginselen bedoeld in artikel 51 kunnen door
iedere belanghebbende ingediend worden bij de Commissie zorgvuldig bestuur,
bedoeld in artikel V.21 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het
onderwijs-XIII-Mozaiek.
]
HOOFDSTUK XIV. - Opheffings- , wijzigings-, overgangs-
en ingangsbepalingen
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen
Art. 181.
Het koninklijk besluit
van 12 januari 1981 tot vaststelling van de samenstelling, de bevoegdheid en de
werking van de Raad van het pluralistisch onderwijs wordt opgeheven.
Art. 182.
Worden voor het
basisonderwijs opgeheven :
1° het koninklijk
besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op het
lager onderwijs met uitzondering van de artikelen 20, § 2 en 21;
2° de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving met uitzondering van de artikelen
4, 9de, 10de en 11de lid, 5, 13, § 2 tot en met 22ter, 28, § 2, 31 en
42;
3° het koninklijk besluit van 2 december
1969 tot vaststelling van de normen voor de oprichting van betrekkingen van
rekenplichtig-correspondenten en geselecteerd rekenplichtig-correspondent in de
Rijksonderwijsinrichtingen;
4° de wet van 6
juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, met uitzondering
van artikel 20, 1ste lid;
5° het koninklijk
besluit van 17 december 1973 betreffende de socio-culturele en
sportactiviteiten georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat in het lager- en
kleuteronderwijs;
6° het koninklijk besluit
van 1 februari 1978 houdende organiek reglement van de verbeteringsraad voor
het basisonderwijs van de Staat (Nederlands taalstelsel);
7° het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de
omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en
vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van
het buitengewoon onderwijs;
8° de artikelen
1, 2, § 1 en § 3, 3, 4, 5, 6, 7, § 1 en § 2, 9, 10, 14, 15,
21 tot en met 32 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot
vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend
personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs;
9° het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli
1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief
personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor
buitengewoon onderwijs, met uitzondering van de internaten of semi-internaten;
10° de artikelen 1, 2, 3, § 1 en §
4, 4 tot en met 7 en 9 tot en met 12 van het koninklijk besluit nr. 67 van 20
juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch
personeel worden bepaald in de inrichtingen voor het buitengewoon onderwijs,
met uitzondering van de internaten of semi-internaten;
11° de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, met
uitzondering van de artikelen 1, §1 en § 7, 5 , 10, 11, 12 en 13;
12° het koninklijk besluit van 15 juni 1984
betreffende het kantonnaal examen tot uitreiking van het getuigschrift
basisonderwijs - reglement;
13° de artikelen
1, 2, 3, 4, 1° tot en met 19°, 6, 11 tot en met 14, 15, 19, 21, §
1 en 22 tot en met 25 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1984 houdende
rationalisatie en programmatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs;
14° de artikelen 1 tot en met 9, 10, § 1
en § 2, 12, § 1, 15, 16, 17, 19, 20 en 21, § 1, 1°, 3°
en 4°, § 2 en § 3, 22 tot en met 38, 40, 41 en 42 van het
koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende de rationalisatie en
programmatie van het buitengewoon onderwijs;
15° de artikelen 2, 3 en 198 van het decreet van 31 juli 1990
betreffende het onderwijs II;
16° artikel 41
van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;
17° de artikelen 1, 2, 1° tot en met
6°, 7° eerste lid, 8° tot en met 14°, 19°, 20°,
22°, 23°, 3, 4, 5, 6, 10, 20 tot en met 31 van het besluit van de
Vlaamse regering van 1 april 1993 betreffende de organisatie van het gewoon
kleuter- en lager onderwijs op basis van het lestijdenpakket.
Art. 183.
Worden voor het
basisonderwijs opgeheven op een datum te bepalen door de regering :
1° het koninklijk besluit van 14 maart 1960
houdende toepassing van artikel 4 van de wet van 29 mei 1959;
2° de artikelen 2, § 2 en § 4, 7, § 3, 8, 8bis,
11, 12, 13, 16, 17, 18, 19 en 20 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli
1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en
onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon
onderwijs;
3° de artikelen 3, § 2 en
§ 3 en 8 van het koninklijk besluit nr. 67 van 20 juli 1982 tot
vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch personeel worden
bepaald in de inrichtingen voor het buitengewoon onderwijs, met uitzondering
van de internaten of semi-internaten;
4° de
artikelen 4, 20°, 21°, 22° en 23°, 7 tot en met 10, 14bis, 16
tot en met 18, 20 en 21, § 2 en § 3 van het koninklijk besluit van 2
augustus 1984 houdende rationalisatie en programmatie van het gewoon kleuter-
en lager onderwijs;
5° de artikelen 10,
§ 3, § 4, § 5, 11, 12, § 2, 13, 14, 18, 21, § 1,
2° en 39 van het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende
de rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs;
6° de artikelen 2, 7° tweede en derde
lid, 15°, 16°, 17°, 18°, 21°, 24°, 25° en 26°,
7, 8, 9, 11 tot en met 19 en de bijlagen 1, 2, 3 en 4 van het besluit van de
Vlaamse regering van 1 april 1993 betreffende de organisatie van het gewoon
kleuter- en lager onderwijs op basis van het lestijdenpakket.
Art. 184.
In afwachting van het in
werking treden van de besluiten in uitvoering van dit decreet, blijft de
terzake geldende regelgeving, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van
dit decreet van kracht is, van toepassing.
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art. 185.
§ 1. In artikel 2 van
de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de
onderwijswetgeving wordt lid b geschrapt.
§ 2. In artikel 4 van
dezelfde wet wordt het zevende lid geschrapt.
§ 3. In artikel 8,
eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "alsmede in de pluralistische
inrichtingen" geschrapt.
§ 4. Artikel 33bis van
dezelfde wet wordt geschrapt.
Art. 186.
§ 1. Artikel 87 van
het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie en pedagogische
begeleidingsdiensten wordt aangevuld met volgend lid :
"In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen de verenigingen
zonder winstoogmerk die niet bij bovenvermelde representatieve verenigingen
zijn aangesloten per schooljaar een forfaitaire toelage per organieke
betrekking in het basisonderwijs ontvangen, zoals bepaald in artikel 89, §
3, als ze op 1 september van het voorgaande schooljaar minder dan 425 organieke
betrekkingen in het basisonderwijs tellen, zoals bepaald in artikel 89, §
3.
Hiertoe leggen zij aan de Vlaamse regering een
ontwerp van begeleidingsplan voor.
De Vlaamse
regering bepaalt het bedrag van de forfaitaire toelage."
§ 2. Aan artikel 90,
§ 2 van hetzelfde decreet wordt een 14° toegevoegd luidend als volgt
:
"14° om de inspraakstructuren
begeleiding en ondersteuning te bieden."
Afdeling 3. - Overgangsbepalingen
Art. 187.
[Leerlingen die vóór 1
september 2006 in het kader van Geïntegreerd Onderwijs begeleid werden in
een erkende niet gesubsidieerde school voor gewoon onderwijs, behouden in het
schooljaar 2006-2007 deze begeleiding.]
Art. 188.
[
Scholen die een
herstructurering hebben doorgevoerd op 1 september 2002, 2003, 2004, 2005, 2006
of 2007 hebben de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar als
teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen tijdens het
schooljaar van de herstructurering.
In geval van
oprichting van een vestigingsplaats voor kleuteronderwijs of van een niveau
kleuteronderwijs in een school of vestigingsplaats voor gewoon basisonderwijs
geldt die teldag voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en de
twee daaropvolgende schooljaren.
In geval van
oprichting van een vestigingsplaats voor basisonderwijs of lager onderwijs of
van een onderwijsniveau lager onderwijs in een school of vestigingsplaats voor
gewoon basisonderwijs geldt die teldag voor de hele school voor het schooljaar
van oprichting en de vijf daaropvolgende schooljaren.
In het geval van oprichting van een type in een school voor
buitengewoon basisonderwijs geldt die teldag voor het schooljaar van oprichting
en de twee daaropvolgende schooljaren.
]
[
Art. 188bis.
Scholen die opgericht werden op 1
september 2004, 2005, 2006 of 2007 hebben een programmatieperiode van vier
schooljaren.
]
[
Art. 188ter.
De teldag voor de berekening van het
werkingsbudget is voor scholen die op 1 september 2002, 2003, 2004, 2005, 2006
of 2007 betrokken waren bij een herstructurering, voor het schooljaar van de
herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
In geval van oprichting van een vestigingsplaats voor
kleuteronderwijs of van een niveau kleuteronderwijs in een school of
vestigingsplaats voor gewoon basisonderwijs geldt die teldag voor de hele
school voor het schooljaar van oprichting en de twee daaropvolgende
schooljaren.
In geval van oprichting van een vestigingsplaats
voor basisonderwijs of lager onderwijs of van een onderwijsniveau lager
onderwijs in een school of vestigingsplaats voor gewoon basisonderwijs geldt
die teldag voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en de vijf
daaropvolgende schooljaren.
In het geval van oprichting van een
type in een school voor buitengewoon basisonderwijs geldt die teldag voor het
schooljaar van oprichting en de twee daaropvolgende
schooljaren.
]
[
Art. 188quater.
Scholen die voor het schooljaar
2007-2008 van de regering een afwijking gekregen hebben op de
rationalisatienormen, komen in aanmerking om een beroep te doen op de
bepalingen van artikel 115 voor het schooljaar
2008-2009.
]
Art. 189.
Voor de gefinancierde of
gesubsidieerde scholen of vestigingsplaatsen die op 1 september 1997
geïsoleerd zijn op basis van het koninklijk besluit van 2 augustus 1984
houdende rationalisatie en programmatie van het gewoon kleuter- en lager
onderwijs gelden de rationalisatienormen bedoeld in artikel 120, § 1,
3° en 4°.
Art. 190.
Scholen die op 1
september 1997 gefinancierd of gesubsidieerd zijn, worden geacht te voldoen aan
de bepalingen van artikel 62.
De betrokken
schoolbesturen moeten geen erkenningsaanvraag indienen; evenmin moeten zij een
aanvraag tot opname in de financierings- of subsidiëringsregeling
indienen.
Art. 191.
[
Leerlingen die
vóór 1 september 2003 op basis van de vigerende regelgeving
inzake vrije keuze recht hebben op een tussenkomst in de kosten van het vervoer
naar een bepaalde school, behouden dat recht totdat ze het lager onderwijs
beëindigd hebben of van school veranderen.
]
Art. 192.
[
In afwijking van artikel 153sexies, § 2, worden, vanaf 1 september 2017, voor de personeelsleden vermeld in
artikel 100undecies, § 3,
van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991, bij de omrekening van de punten
[administratieve en beleidsondersteuning]
naar gefinancierde betrekkingen de helft van de punten nodig voor een betrekking in salarisschaal 202, zoals vermeld in
artikel 27quindecies
van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs van 17 juni 1997 en zoals vermeld in
artikel 25sexies
van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de personeelsformatie in het buitengewoon basisonderwijs van 17 juni 1997, afgerond naar het hoger gelegen geheel getal, in rekening gebracht.
]
Art. 193.
[
...
]
Art. 194.
[...
]
[
Art. 194bis.
De scholen die op 1
september 1995 en op 1 september 1996 ontstaan zijn uit een vrijwillige fusie,
conform de ministeriële omzendbrief OND/II/1/CDG/SVC/SD van 27 juli 1995,
verliezen hun adjunct-directeur en hun bijkomende lestijden niet na een
herstructurering die uiterlijk op 1 september 1997 plaatsvond, tenzij die
herstructurering voor het betrokken schoolbestuur gepaard gaat met de
oprichting van een nieuwe kleuter-, lagere of basisschool in dezelfde of
aangrenzende gemeente.
]
[
Art. 194ter.
[...]
]
[
Art. 194quater.
[
§1. Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs die geen deel uitmaakt van een
scholengemeenschap wordt jaarlijks de volgende puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid toegekend:
1° 9 punten voor scholen met minder dan 100 leerlingen;
2° 17 punten voor scholen met 100 tot 149 leerlingen;
3° 24 punten voor scholen met 150 tot 299 leerlingen;
4° 42 punten voor scholen met 300 tot 449 leerlingen;
5° 61 punten voor scholen met 450 tot 599 leerlingen;
6° 85 punten voor scholen met 600 tot 699 leerlingen;
7° 102 punten voor scholen met 700 tot 749 leerlingen;
8° 109 punten voor scholen vanaf 750 leerlingen.
§2. De puntenenveloppe vermeld in paragraaf 1 wordt voor scholen gewoon basisonderwijs verhoogd met 0,06211
punten per leerling. Het aldus bekomen aantal punten wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter
is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk
is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§3. De puntenenveloppe vermeld in paragraaf 1 wordt voor scholen gewoon basisonderwijs verhoogd met het op
schoolniveau afgeronde getal F.
Deze afronding wordt als volgt uitgevoerd: indien het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er
afgerond naar het hoger gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt
er afgerond naar het lager gelegen geheel getal.
Waarbij F = het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige kleuters die 4 jaar worden vóór 1
januari van het lopende schooljaar en die voldoen aan het leerlingenkenmerk vermeld in artikel 133, §1, c, dat de school
telt op de teldag of tijdens de telperiode met de coëfficiënt 1,208207681.
§4. Minstens 20% van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid dient in de scholen van het gewoon
basisonderwijs aangewend te worden voor leerlingondersteuning in de klas. Dit percentage stijgt naar 25% in het
schooljaar 2021-2022, 30% in het schooljaar 2022-2023 en 35% in het schooljaar 20232024. Deze leerlingondersteuning
kadert in de toepassing van artikel 47bis, derde lid, en artikel 153septies, 3°, van het decreet.
De punten waar de school overeenkomstig paragraaf 3 recht op heeft dienen aangewend te worden voor
taalintegratietrajecten in de scholen voor gewoon basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 11quater, paragraaf 3. De
aanwending van deze middelen maakt deel uit van de aanwending conform het eerste lid.
De overige punten uit de puntenenveloppe kunnen alleen voor het zorgbeleid, vermeld in artikel 153septies,
gebruikt worden.
§5. Uit deze puntenenveloppe kunnen betrekkingen in het ambt van zorgcoördinator uit de categorie beleidsen
ondersteunend personeel ingericht worden.
De regering bepaalt op welke wijze de omrekening van punten naar de gefinancierde of gesubsidieerde
betrekkingen gebeurt.
]
]
[
Art. 194quinquies.
Tijdens de schooljaren 2001-2002 en
2002-2003 kunnen in het gewoon basisonderwijs geen nieuwe scholen in de
financierings- of subsidieregeling opgenomen worden en kunnen er geen
structuurwijzigingen worden doorgevoerd waardoor de school in programmatie
gaat. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van :
- de scholen
die opgericht worden overeenkomstig artikel 97, 98 en 99;
- de
scholen die in de artikel 138, § 1, 1°, bedoelde aanvullende lestijden
cultuurbeschouwing inrichten.
]
[
Art. 194sexies.
In afwijking van artikel 139ter,
139ter /1 en 139quater behouden de scholen voor gewoon basisonderwijs tijdens
het schooljaar 2011-2012 de aanvullende lestijden voor het voeren van een
gelijkonderwijskansenbeleid, die ze in het schooljaar 2010-2011 hebben
ontvangen.
]
[
Art. 194septies.
Gedurende het schooljaar 2010-2011
zijn artikel 139septies en 139octies niet van
toepassing.
]
[
Art. 194octies.
Er wordt, voor de schooljaren 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015 voorzien in een sociale overgangsmaatregel voor de scholen die aan de voorwaarden vervat in bijlage 4 van dit decreet voldoen en dit volgens de bepalingen van deze bijlage.
[De betrekkingen die worden ingericht op basis van deze sociale maatregel komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekkingen.]
]
Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Art. 195.
De bepalingen van dit
decreet treden in werking op 1 september 1997 behalve :
[1° artikel 11, 16, 24, § 2, 67, § 2, 138, 2°,
en 153 die in werking treden met ingang van 1 september 1994;
]
2° de artikelen 91, 129 en 146 treden in werking met ingang
van 1 september 1995;
3° de artikelen 33, 37,
103, § 3, 109, § 4, 123, § 2, 124, 5° en [134, § 2] die
in werking treden met ingang van 1 september 1998;
Decr.
van 14-7-1998
4° de artikelen 46 en 47 die in
werking treden met ingang van 1 september 1999;
5° het artikel 7, § 2 dat in werking treedt met ingang
van
[1 september 2003]
;
6° de artikelen 5, 1° lid, 12, 44, 92, § 5, 128 en
157 tot en met 165 die in werking treden op een datum te bepalen door de
regering.
[
Bijlage 1. - Lijst met materialen die kosteloos ter
beschikking worden gesteld
Bewegingsmateriaal
Constructiemateriaal
Handboeken,
schriften, werkboeken en -blaadjes, fotokopieën,
software
ICT-materiaal
Informatiebronnen
Kinderliteratuur
Knutselmateriaal
Leer-
en
ontwikkelingsmateriaal
Meetmateriaal
Multimediamateriaal
Muziekinstrumenten
Planningsmateriaal
Schrijfgerief
Tekengerief
Atlas
(ET WO 6.11)
Globe (ET WO 6.2)
Kaarten (ET WO
6.1bis, 6.2, 6.4, 6.7 en 6.8)
Kompas (ET WO
6.3)
Passer (ET WIS 3.5)
Tweetalige
alfabetische woordenlijst (ET FR 2.3)
Zakrekenmachine (ET WIS
1.26 & 1.27).
]
[Bijlage 2.]
[
Lestijdenschaal gewoon basisonderwijs bij het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.
]
[Bijlage 3.]
[Formule voor de berekening van de afstand in meters tussen
twee vestigingsplaatsen bij het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
]
[
Bijlage 4.
Sociale maatregel in het kader van het nieuwe omkaderingssysteem in het gewoon basisonderwijs tijdens de schooljaren 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015 bij het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
A. Lager onderwijs
I. De additionele lestijden volgens de schalen voor het lager onderwijs worden, in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2012-2013, toegekend aan scholen die aan de voorwaarde, zoals bepaald in II, voldoen en worden berekend volgens de bepalingen van III.
II. Om recht te hebben op additionele lestijden volgens de schalen voor het lager onderwijs dient de school aan de volgende voorwaarde te voldoen :
Het quotiënt 24A/B is groter dan 16. Waarbij :
1° A = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2012-2013 zoals bepaald in artikel 132.
2° B = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 2, en de additionele lestijden volgens de schalen in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 135, § 1, in het schooljaar 2012-2013. De lestijden bepaald in artikel 173quater worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
III. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen toegekend aan de school voor het lager onderwijs zijn gelijk aan K op voorwaarde dat K een positief getal is en voor afronding groter of gelijk is aan 1. In alle andere gevallen ontvangt de school geen additionele lestijden volgens de schalen voor het lager onderwijs.
Waarbij K het resultaat is van volgende berekening :
K = G - (C+2)
Waarbij :
o K als volgt wordt afgerond : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
o C = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 2, en de additionele lestijden volgens de schalen in het lager onderwijs, zoals bepaald in artikel 135, § 1, in het schooljaar 2012-2013. De lestijden bepaald in artikel 173quater worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
o G = (E/D)*F waarbij :
o E = de som van :
° het aantal lestijden volgens de schalen, uitgezonderd de lestijden toegekend op basis van artikel 173 quater, waar de school voor het lager onderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op had;
° het aantal aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding waar de school in het lager onderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op had;
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid waar de school in het schooljaar 2011-2012 recht op had, met uitzondering van diegene toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs in de school op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de school op dezelfde teldag;
° het aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap waar de school in het schooljaar 2011-2012 recht op had, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs in de school op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de school op dezelfde teldag.
o D = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telde op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2011-2012.
o F = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de school telde op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2012-2013.
o Als het resultaat van E/D groter is dan 1,6, dan wordt E/D gelijkgesteld aan 1,6.
§ 2. In afwijking van § 1 worden, voor een school die ontstaat op 1 september 2012 uit een fusie, zoals bepaald in artikel 3, 15°, D en E als volgt bepaald :
o D = het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat de verschillende scholen die fusioneren telden op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2011 - 2012.
o E = de som van :
° het aantal lestijden volgens de schalen, uitgezonderd de lestijden toegekend op basis van artikel 173 quater, waar de scholen die fusioneren voor het lager onderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden;
° het aantal aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding waar de scholen die fusioneren in het lager onderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden;
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid waar de scholen die fusioneren in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden, met uitzondering van diegene toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs in de scholen die fusioneren op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de scholen die fusioneren op dezelfde teldag.
° het aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap waar de scholen die fusioneren in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs in de scholen die fusioneren op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de scholen die fusioneren op dezelfde teldag.
§ 3. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2012 tot 31 augustus 2013.
§ 4. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2012-2013 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 5. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van onderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
IV. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2013-2014 = K*(2/3), als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2013 tot 31 augustus 2014.
§ 3. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2013-2014 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 4. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van onderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
V. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2014-2015 = K*(1/3), als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2014 tot 31 augustus 2015.
§ 3. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2014-2015 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 4. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van onderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
B. Kleuteronderwijs
VI. De additionele lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs worden, in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2012-2013, toegekend aan scholen die aan de voorwaarde, zoals bepaald in VII, voldoen en worden berekend volgens de bepalingen van VIII.
VII. Om recht te hebben op additionele lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs dient de school aan de volgende voorwaarde te voldoen :
Het quotiënt van 24A/B is groter dan 16.
Waarbij :
1° A = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de school telt op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2012-2013 zoals bepaald in artikel 132.
2° B = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 1, en de additionele lestijden volgens de schalen in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 135, § 4, in het schooljaar 2012-2013. De lestijden bepaald in artikel 141, § 2, worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
VIII. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen toegekend aan de school voor het kleuteronderwijs zijn gelijk aan K op voorwaarde dat K een positief getal is en voor afronding groter of gelijk is aan 1. In alle andere gevallen ontvangt de school geen additionele lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs.
Waarbij K het resultaat is van volgende berekening : K = G - (C+2)
Waarbij :
o K als volgt wordt afgerond : als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
o C = de som van de lestijden volgens de schalen van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 132, en de SES-lestijden van de school in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 134, § 1, en de additionele lestijden volgens de schalen in het kleuteronderwijs, zoals bepaald in artikel 135, § 4, in het schooljaar 2012-2013. De lestijden bepaald in artikel 141, § 2, worden niet in rekening gebracht bij het bepalen van deze som.
o G = (E/D)*F waarbij :
o E = de som van :
° het aantal lestijden volgens de schalen, uitgezonderd de lestijden bepaald in artikel 141, § 2, waar de school voor het kleuteronderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op had;
° het aantal aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding, uitgezonderd de herrekende lestijden op de instapdagen, waar de school in het kleuteronderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op had;
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid waar de school in het schooljaar 2011-2012 recht op had, met uitzondering van diegene toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs in de school op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de school op dezelfde teldag.
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid, toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, waar de school in het schooljaar 2011-2012 recht op had.
° het aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap waar de school in het schooljaar 2011-2012 recht op had, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs in de school op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de school op dezelfde teldag.
o D = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de school telde op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2011-2012.
o F = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de school telde op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2012-2013.
o Als het resultaat van E/D groter is dan 1,6, dan wordt E/D gelijkgesteld aan 1,6.
§ 2. In afwijking van § 1 worden, voor een school die ontstaat op 1 september 2012 uit een fusie, zoals bepaald in artikel 3, 15°, D en E als volgt bepaald :
o D = het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs dat de verschillende scholen die fusioneren telden op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen voor het schooljaar 2011-2012.
o E = de som van :
° het aantal lestijden volgens de schalen, uitgezonderd de lestijden bepaald in artikel 141, § 2, waar de scholen die fusioneren voor het kleuteronderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden;
° het aantal aanvullende lestijden voor lichamelijke opvoeding, uitgezonderd de herrekende lestijden op de instapdagen, waar de scholen die fusioneren in het kleuteronderwijs in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden;
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid waar de scholen die fusioneren in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden, met uitzondering van diegene toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs in de scholen die fusioneren op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de scholen die fusioneren op dezelfde teldag.
° het aantal aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijke kansenbeleid, toegekend in het kader van de kleuterparticipatie, waar de scholen die fusioneren in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden.
° het aantal aanvullende lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap waar de scholen die fusioneren in het schooljaar 2011-2012 recht op hadden, vermenigvuldigd met het aantal regelmatige leerlingen kleuteronderwijs in de scholen die fusioneren op de teldag voor de berekening van de lestijden volgens de schalen in het schooljaar 2011-2012, gedeeld door het aantal regelmatige leerlingen in de scholen die fusioneren op dezelfde teldag.
§ 3. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2012 tot 31 augustus 2013.
§ 4. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2012-2013 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 5. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van kleuteronderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
IX. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2013-2014 = K*(2/3), als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2013 tot 31 augustus 2014.
§ 3. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2013-2014 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 4. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van kleuteronderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
X. § 1. De additionele lestijden volgens de schalen in het kader van de sociale maatregel voor het schooljaar 2014-2015 = K*(1/3), als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier wordt er afgerond naar het hogere gelegen geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
§ 2. Het aantal additionele lestijden volgens de schalen, bekomen ten gevolge van de berekening, wordt gefinancierd of gesubsidieerd vanaf 1 september 2014 tot 31 augustus 2015.
§ 3. Te veel ingerichte betrekkingen vanaf 1 september van het schooljaar 2014-2015 vallen ten laste van het schoolbestuur.
§ 4. Uit de additionele lestijden volgens de schalen bekomen ten gevolge van de berekening kunnen betrekkingen en opdrachten worden ingericht in de volgende ambten :
- de onderwijsopdracht van de directeur en adjunct-directeur;
- de betrekkingen in het ambt van kleuteronderwijzer;
- de betrekkingen in het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding.
]
[
Bijlage 5.
Lijst met ontwikkelingsdoelen van het gewoon kleuteronderwijs en eindtermen van het gewoon lager onderwijs waarvan kan worden afgeweken voor dove en slechthorende kinderen binnen de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, als vermeld in artikel 44, §6 en §7, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
]