Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de
[salarisschalen]
, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel
[van het ondersteunend personeel]
en van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen voor deeltijds
kunstonderwijs,
[domeinen “Muziek”, Woordkunst-Drama” en "Dans"]
.
goedkeuringsdatum
31 JULI 1990
publicatiedatum
B.S.29/03/1991
datum laatste wijziging
27/04/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 15/07/1992 (B.S. 18/09/1992)
(2)
B.Vl.R. van 02/12/1992 (B.S. 12/03/1993)
(3)
B.Vl.R. van 03/02/1993 (B.S. 30/04/1993)
(4)
B.Vl.R. van 07/07/1993 (B.S. 21/10/1993)
(5)
B.Vl.R. van 18/05/1994 (B.S. 04/08/1994)
(6)
B.Vl.R. van 14/12/1994 (B.S. 24/03/1995)
(7)
B.Vl.R. van 31/01/1996 (B.S. 20/03/1996)
(8)
B.Vl.R. van 15/04/1997 (B.S. 10/07/1997)
(9)
B.Vl.R. van 10/03/1998 (B.S. 10/06/1998; err. B.S. 21/08/1998)
(10)
B.Vl.R. van 14/02/2003 (B.S. 30/04/2003)
(11)
B.Vl.R. van 21/11/2003 (B.S. 11/02/2004)
(12)
B.Vl.R. van 08/09/2006 (B.S. 23/11/2006; err. 28/06/2007)
(13)
B.Vl.R. van 21/09/2007 (B.S. 23/10/2007)
(14)
B.Vl.R. van 12/12/2008 (B.S. 02/02/2009)
(15)
B.Vl.R. van 24/04/2009 (B.S. 16/06/2009)
(16)
B.Vl.R. van 04/09/2009 (B.S. 08/12/2009)
(17)
B.Vl.R. van 27/05/2011 (B.S. 20/06/2011)
(18)
B.Vl.R. van 08/07/2011 (B.S. 11/08/2011)
(19)
B.Vl.R. van 20/07/2012 (B.S. 17/08/2012)
(20)
B.Vl.R. van 19/07/2013 (B.S. 19/08/2013)
(21)
B.Vl.R. van 03/10/2014 (B.S. 18/11/2014)
(22)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 14/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 ;
(23)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 21/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het niet-hoger onderwijs ;
(24)
B.Vl.R. van 08/06/2018 (B.S. 13/07/2018)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de personeelsleden van de academies voor deeltijds kunstonderwijs ;
(25)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten wat betreft de aanpassing aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs en tot toekenning van een bijkomende lineaire loonsverhoging en een bijkomende baremieke verhoging ter uitvoering van cao XI onderwijs, cao IV basiseducatie en cao V hoger onderwijs ;
(26)
B.Vl.R. van 24/05/2019 (B.S. 20/08/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van sommige bepalingen voor de personeelsleden van de academies voor deeltijds kunstonderwijs ;
(27)
B.Vl.R. van 02/07/2021 (B.S. 18/08/2021)
(28)
B.Vl.R. van 03/09/2021 (B.S. 14/10/2021)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten
van de Vlaamse Regering over ICT-coördinatie ;
(29)
B.Vl.R. van 09/09/2022 (B.S. 14/12/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van dringende maatregelen
om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen
;
(30)
B.Vl.R. van 10/03/2023 (B.S. 27/04/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving over de
bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de personeelsleden van de academies voor deeltijds kunstonderwijs ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de
Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 55,
§ 1;
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op de
artikelen 12bis, § 2, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973, en 29;
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het
statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, inzonderheid op artikel 1,
8°, gewijzigd bij de wetten van 27 juli 1971, 11 juli 1973 en 19 december
1974 en bij het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986, en op de
artikelen 4 en 5, gewijzigd bij de wet van 31 maart 1967;
Gelet op het protocol van 13 juni 1990 houdende de conclusies van
de onderhandelingen in het Gemeenschappelijk Comité voor alle
overheidsdiensten;
Gelet op het akkoord van de
Gemeenschapsminister van Financiën en Begroting, gegeven op 12 juni 1990;
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister
van Binnenlandse Aangelegenheden en Openbaar Ambt, gegeven op 12 juni 1990;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van de Gemeenschapsminister van
Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
§ 1.
[...]
§ 2.
[Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden die behoren tot de categorieën van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het ondersteunend en van het opvoedend hulppersoneel van de door de Vlaamse
Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde onderwijsinstellingen voor deeltijds kunstonderwijs, domeinen
muziek, woordkunst-drama en dans, met inbegrip van de personeelsleden van de kunstacademies, als vermeld in
artikel 3, 32°, van het decreet van 9 maart 2018. betreffende het deeltijds kunstonderwijs.]
Art. 2.
§ 1.
Onverminderd de toepassing van artikel 9 van dit besluit, kan geen salaris noch
salaristoelage worden verleend voor een personeelslid dat tewerkgesteld wordt
in een door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde
onderwijsinstelling, tenzij het personeelslid in het bezit is van
één van de bekwaamheidsbewijzen die in Hoofdstuk II van dit
besluit voor de onderscheiden ambten en vakken zijn bepaald.
Deze bekwaamheidsbewijzen worden ingedeeld in :
- vereiste bekwaamheidsbewijzen;
-
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen;
- andere
bekwaamheidsbewijzen.
§ 2. In
afwijking van § 1 kan de Gemeenschapsminister van Onderwijs ieder
bekwaamheidsbewijs dat niet is opgenomen in Hoofdstuk II van dit besluit,
beschouwen als een vereist, een voldoende geacht of een ander
bekwaamheidsbewijs, indien er geen enkel in artikel 6 bepaald basisdiploma in
de betrokken specialiteit wordt
uitgereikt.
Art. 3.
§ 1. Een
bekwaamheidsbewijs bestaat uit een basisdiploma, eventueel aangevuld met een
bewijs van pedagogische bekwaamheid en/of nuttige ervaring.
[In de gevallen
waarvoor toepassing gemaakt wordt van artikel 5 kan een bekwaamheidsbewijs
bestaan uit artistieke
ervaring.]
§ 2.
[Onder
bewijs van pedagogische bekwaamheid wordt een van de volgende diploma's of
getuigschriften verstaan :
1° het diploma van
geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;
2° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs,
groep 2;
3° het diploma van geaggregeerde
voor het lager secundair onderwijs;
4° het
diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep
1;
5° het diploma van geaggregeerde voor het
onderwijs;
6° het getuigschrift van middelbare
technische normaalleergangen;
7° het
getuigschrift van normaalleergangen;
8° het
getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;
9° het getuigschrift van pedagogische leergangen;
10° het diploma van leraar dans;
11° het diploma van onderwijzer(es);
12° het diploma van
kleuteronderwijzer(es);
]
[
13° het diploma van
bachelor in het onderwijs : secundair onderwijs;
14° het
diploma van bachelor in het onderwijs : lager
onderwijs;
15° het diploma van bachelor in het onderwijs :
kleuteronderwijs;
]
[
16° het diploma van leraar,
uitgereikt na een specifieke lerarenopleiding, zoals bepaald in het decreet van
15 december 2006 betreffende de lerarenopleidingen in
Vlaanderen;
[
17° het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;
18° het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs;
19° het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs;
20° het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs;
21° het diploma van educatieve master.
]
22°
[...]
23°
[...]
24°
[...]
]
[
§ 3. 1°
voor de houder van het diploma van licentiaat, die tevens houder is van een
GLSO of GVO wordt dit laatste diploma gelijkgesteld met een
GHSO;
2° voor de houder van het diploma van
meester, die tevens houder is van een getuigschrift van pedagogische leergangen
dat voor een vak van
[hetzelfde domein]
voorkomt onder de vereiste
bekwaamheidsbewijzen en ten laatste tijdens het academiejaar 1996-97 afgeleverd
is, wordt dat getuigschrift gelijkgesteld met het diploma van geaggregeerde
voor het onderwijs;
3° de houder van het
diploma van geaggregeerde voor het onderwijs wordt beschouwd als zijnde in het
bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid voor de vakken waarvoor hij
het basisdiploma bezit;
[4°
de houder van een diploma van meester in muziek of meester in dramatische
kunst, uitgereikt in de academiejaren 1994-1995 en 1995-1996, met aanvullende
vermelding "en muziekopvoeding" of "en muziekopvoeding van (specialiteit)" of
"en opvoeding van (specialiteit)" wordt beschouwd als houder van een diploma
van geaggregeerde voor het onderwijs.]
]
[§ 4. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de normaalleergangen, de pedagogische leergangen, het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en de pedagogische getuigschriften uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, ten minste 450 lestijden hebben omvat. In afwijking van artikel 6, § 2, geldt dit ook wanneer ze voor de toepassing van dit besluit beschouwd worden als een basisdiploma.]
[
Art. 3bis.
[...]
]
Art. 4.
§ 1. De in
artikel 3 vermelde basisdiploma's en bewijzen van pedagogische bekwaamheid
moeten uitgereikt zijn, hetzij door een Belgische universiteit of door een door
een wet of decreet daarmee gelijkgestelde instelling of een door de Staat of
door de Gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende
onderwijsinstelling,
[hetzij door een ambtshalve geregistreerde instelling voor
hoger onderwijs,]
hetzij door een door de Staat of de Gemeenschap ingestelde
examencommissie.
§ 2.
[De
diploma's en de studiegetuigschriften die behaald zijn in overeenstemming met
een buitenlandse regeling worden eveneens aangenomen als ze met een van de
diploma's of studiegetuigschriften, vermeld in dit besluit, op een van de
volgende wijzen gelijkwaardig worden verklaard :
1° krachtens verdragen of internationale
overeenkomsten;
2°
[tot 31
augustus 2011]
met toepassing van de procedure voor
het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij
de
wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de
buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften;
3° met ingang van 1 september 1995, met toepassing van
het
decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de
Vlaamse Gemeenschap;
4° met ingang van 1
oktober 1992, met toepassing van
het
decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de
Vlaamse Gemeenschap;
5° met ingang van 1
januari 2003, met toepassing van
het
decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het
hoger onderwijs in Vlaanderen;
[6° met
ingang van 1 september 2011, met toepassing van
de
codex secundair onderwijs
,
het
decreet van 10 juli 2008
betreffende het
stelsel van leren en werken en
het
decreet van 15 juni 2007
betreffende het
volwassenenonderwijs.]
[Diploma's of getuigschriften die buiten België uitgereikt
zijn, worden eveneens aangenomen indien ze vergezeld gaan van een
conformiteitsattest zoals bepaald in het
besluit
van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de
omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het
onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie
[en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]
.]
]
Art. 5.
[
§ 1. Voor de leraar in kunstvakken kan
een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring, erkend zoals bepaald in
dit artikel.
§ 2. Voor de erkenning van de artistieke
ervaring wordt de volgende procedure gevolgd :
1° de
directeur van de instelling voor deeltijds kunstonderwijs die de kandidaat wil
aanstellen, stelt een dossier samen dat tenminste de volgende documenten bevat
:
a) het curriculum vitae van de kandidaat, met
identiteitsgegevens, opleiding en werkervaring;
b) een
beschrijving van de activiteiten en de ervaring die voor de erkenning van de
artistieke bekwaamheid nuttig kunnen zijn, eventueel aangevuld met relevante
documentatie en referenties;
c) een nauwkeurige beschrijving
van de betrekking (ambt,
[domein]
, graad, vak, specialiteit) in het
deeltijds kunstonderwijs waarvoor de erkenning als bekwaamheidsbewijs gevraagd
wordt;
2°
[de inrichtende macht of haar gemandateerde roept een adviesverlenende commissie samen, die minstens
bestaat uit twee directeurs van andere instellingen voor deeltijds kunstonderwijs die het domein in kwestie
organiseren, en twee docenten, die verbonden zijn aan verschillende instellingen voor hoger onderwijs voor
het studiegebied van de vakken waarvoor de artistieke ervaring van de kandidaat erkend moet worden. Voor
het domein dans mogen de twee docenten tot dezelfde instelling voor hoger onderwijs behoren. Als een
kandidaat verbonden is aan een instelling voor hoger onderwijs of aan een project hoger kunstonderwijs voor
het studiegebied van het vak waarvoor hij aangesteld wordt in het deeltijds kunstonderwijs, hoeven er geen
docenten van instellingen voor hoger onderwijs deel uit te maken van de commissie. Als datum van de
samenroeping geldt de postdatum van de schriftelijke uitnodiging aan de commissieleden;]
3° de
commissie beoordeelt of de kandidaat op basis van artistieke ervaring beschikt
over de nodige vakbekwaamheid voor de conform 1°,c), omschreven betrekking
in het deeltijds kunstonderwijs. Hierbij houdt de commissie er rekening mee dat
de kandidaat minstens 6 jaar artistieke ervaring moet kunnen voorleggen. De
commissie verstrekt binnen 90 dagen een advies waarin ze zich duidelijk
uitspreekt over de erkenning van de artistieke ervaring. Het advies is bindend;
4° de inrichtende macht beslist op een gemotiveerde wijze.
Daarbij geeft ze de uitzonderlijke toestand weer die ertoe geleid heeft om tot
een aanstelling op basis van artistieke ervaring over te gaan en toont ze aan
dat de kandidaat een autoriteit is in het kunstvak in kwestie;
5° de beslissing van de inrichtende macht houdt de
erkenning in van de artistieke ervaring van de kandidaat als voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor een conform 1°, c), omschreven ambt in het
deeltijds kunstonderwijs;
6° de inrichtende macht of haar
gemandateerde deelt de beslissing mee aan de voor het deeltijds kunstonderwijs
bevoegde dienst van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap, en voegt een kopie van het advies toe dat tot de beslissing
aanleiding gegeven heeft.
§ 3. Voor de procedure van § 2
afgerond is, kan, voor een personeelslid dat al aangesteld wordt, alleen een
salaris(toelage) uitbetaald worden als hij effectief beschikt over een
bekwaamheidsbewijs dat als "andere" geldt voor het ambt en vak in kwestie. De
salarisschaal is dan die voor "andere
bekwaamheidsbewijzen".
§ 4.
[Aan een personeelslid dat met de procedure, vermeld in paragraaf 2, een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs verworven heeft, kan een salaris(toelage) uitbetaald worden
[in de salarisschaal 301 voor
opdrachten in de 1e en 2e graad en in de salarisschaal 302 voor opdrachten in de 3e en 4e graad]
.]
]
Art. 6.
[
[§ 1.]
Voor de toepassing van dit besluit worden
als een in artikel 3, § 1, bedoeld basisdiploma beschouwd :
1° de diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor,
ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op
de academische graden;
2° de andere diploma's van arts,
tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt
door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door
een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een
door de Staat of de Gemeenschap opgerichte examencommissie, als de duur van de
studie ten minste vier jaar bedraagt, zelfs als een gedeelte van de studie niet
in één van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;
[2°bis
[het diploma van master, met inbegrip van het diploma van educatieve master;]
]
3° het
diploma van hoger technisch onderwijs van de derde graad;
4° a) het diploma van hoger kunstonderwijs van de derde
graad met volledig leerplan;
b) het diploma van voortgezet
hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;
c) het diploma van
hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten
minste vijf studiejaren;
d) het laureaatsattest van het
Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na een cyclus van ten minste
5 studiejaren;
e) de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het
Lemmensinstituut in Leuven;
f) het diploma van meester,
uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op het hoger onderwijs;
5° het diploma van de officieren die voor 1 januari 1965
met vrucht hun studie hebben volbracht aan de Oefenschool bij de Koninklijke
Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;
6° het diploma van architect, interieurarchitect
[...]
;
[6°bis het diploma van industrieel
ingenieur;]
7° het diploma van technisch ingenieur;
8° het universitaire diploma van burgerlijk conducteur;
9° het diploma van een hogere technische school van de
tweede graad;
10° a) het diploma van het hoger
kunstonderwijs van de tweede graad met volledig leerplan;
b)
het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na
een cyclus van ten minste vier studiejaren;
c) het diploma van
het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, voor 1 september 1969
uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling
voor de beeldende kunsten;
d) het diploma van de tweede
cyclus, uiterlijk in academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk
Muziekconservatorium;
e) het laureaatsdiploma, uitgereikt door
het Lemmensinstituut in Leuven;
f) het laureaatsdiploma,
uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in Antwerpen;
[
g) het diploma van binnenhuisontwerper, uitgereikt na een
cyclus van ten minste drie studiejaren door het Provinciaal Hoger Instituut
voor Architectuur en Toegepaste Kunsten in Hasselt, het Provinciaal Hoger
Architectuurinstituut in Hasselt-Diepenbeek en het Stedelijk Hoger
Architectuurinstituut De Bijloke in Gent;
h) het diploma van
binnenhuisontwerper, behaald voor het academiejaar 1964-1965 en uitgereikt na
een cyclus van ten minste drie studiejaren door het Nationaal Hoger Instituut
voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen;
]
11° het
diploma van aspirant-officier ter lange omvaart;
12° het
diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;
13° a)
het diploma van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig
leerplan;
b) het diploma van het hoger kunstonderwijs met
volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;
c) het diploma van de eerste cyclus, uiterlijk in academiejaar
1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium en met
uitzondering van het diploma van kandidaat;
14° a) het
diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;
b) het diploma van een hogere technische school van de eerste
graad;
c) het diploma van onderwijzer(es);
d)
het diploma van kleuteronderwijzer(es);
e) het diploma van
geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);
f) het diploma van geaggregeerde leraar van het middelbaar
onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;
g) het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en
technisch onderwijs van de lagere graad;
h)
[het diploma van gegradueerde, uitgereikt door een hogeschool, met inbegrip van het diploma van educatief
graduaat in het secundair onderwijs;]
i) het diploma
van een basisopleiding van één cyclus;
j) het
diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;
k)
[het diploma van geaggregeerde voor het secundair
onderwijs-groep 1, samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding
voor de bijkomende uitdieping van een
opleidingseenheid;]
[l)
[het diploma van professioneel gerichte bachelor;]
]
[
m) het diploma van bachelor in het
onderwijs : lager onderwijs;
n) het diploma van bachelor in het
onderwijs : kleuteronderwijs;
o) het diploma van bachelor in
het onderwijs : secundair onderwijs;
p) het diploma van
gegradueerde in de
godsdienstwetenschappen;
]
[q) het diploma van academisch gerichte bachelor;]
[
r) het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;
s) het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs;
t) het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs
]
[
14°bis a) de vergunning
van lijnbestuurder, lijnvliegtuigbestuuder of lijnpiloot, uitgereikt of erkend
door het Bestuur der Luchtvaart of door het Directoraat-generaal Luchtvaart,
ongeacht de periodes waarvoor de vergunning geldt;
b) de
vergunning van beroepsbestuurder of beroepsvliegtuigbestuurder, uitgereikt of
erkend door het Bestuur der Luchtvaart of door het Directoraat-generaal
Luchtvaart, met de bevoegdheidsverklaring instrumentvliegen, als de kandidaten
geslaagd zijn voor de examens over de algemene kennis voor het verkrijgen van
de vergunning van lijnbestuurder, lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot,
ongeacht de periodes waarvoor de vergunning
geldt;
]
15° a) het diploma van virtuositeit, het
hoger diploma en het diploma van eerste prijs, uitgereikt door een instelling
voor hoger muziekonderwijs;
b) het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid dans;
c) het diploma van leraar dans;
[d) het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs dans;]
16° het diploma van een hogere technische leergang van de
tweede graad;
17° het diploma van het hoger onderwijs van
het korte type voor sociale promotie of van een hogere technische leergang van
de eerste graad
[of, vanaf 1 september 2000, van hoger onderwijs voor sociale
promotie of, vanaf 1 september 2002, van hoger onderwijs, uitgereikt door een
centrum voor volwassenenonderwijs]
[of, vanaf 1 september 2007,
[het diploma van gegradueerde, uitgereikt in
het hoger beroepsonderwijs;]
]
;
18° het
diploma van kandidaat, uitgereikt krachtens de wet op het toekennen van de
academische graden;
19° de andere diploma's van kandidaat,
uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde
instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde
instelling of door een door de Staat of de Gemeenschap opgerichte
examencommissie;
20° a) het brevet van een aanvullende
secundaire beroepsschool of leergang;
b) het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het
secundair onderwijs;
c) het diploma in de psychiatrische
verpleegkunde;
d) het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;
[
e) een studiebewijs van het volwassenenonderwijs,
gerangschikt BSO4;
f) het diploma in de verpleegkunde,
uitgereikt na de vierde graad in het beroepssecundair
onderwijs;
]
21° het finaliteitsdiploma van het
kunstonderwijs, georganiseerd met beperkt leerplan;
22° a)
het gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
b) het gehomologeerde getuigschrift van het middelbaar
onderwijs van de hogere graad;
c) het gehomologeerde diploma
van secundair onderwijs;
d) het diploma van secundair
onderwijs;
[22° bis een certificaat of diploma, uitgereikt na het volgen van een modulaire opleiding in het secundair volwassenenonderwijs, die ingevoerd is vanaf 1 september 2011 en niet gerangschikt is als bso2, bso3, bso4, tso2 of tso3;]
23° a) een studiebewijs van het niveau van
hoger secundair technisch onderwijs;
b) een studiebewijs van
het niveau van de derde graad van het technisch secundair onderwijs;
[c) een studiebewijs van het volwassenenonderwijs,
gerangschikt TSO3;]
24° a) een studiebewijs van het
niveau van hoger kunstsecundair onderwijs;
b) een studiebewijs
van het niveau van de derde graad van het kunstsecundair onderwijs;
25° a) een studiebewijs van het niveau van hoger
beroepssecundair onderwijs;
b) een studiebewijs van het niveau
van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs;
[c)
een studiebewijs van het volwassenenonderwijs, gerangschikt
BSO3;]
26° een getuigschrift van secundair onderwijs
van het DKO of van de hogere graad van het DKO;
27° een
kwalificatiegetuigschrift van de specialisatiegraad van het
DKO.
]
[
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de basisdiploma's uitgereikt in het onderwijs voor sociale promotie of door een centrum voor volwassenenonderwijs, ten minste 900 lestijden hebben omvat.
]
Art. 7.
[
[ § 1.]
Voor de toepassing van
dit besluit wordt verstaan onder :
1°
[een
bekwaamheidsbewijs van ten minste master, afgekort ten minste master : een van
de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1° tot en met
6°bis;]
2° HOLT :
a) een
bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het lange
type;
b) een diploma van een basisopleiding van twee
cycli;
3°
[een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de derde graad : een van de basisdiploma’s, vermeld
in artikel 6, § 1, 4° en 6°, alsook een diploma van doctor in de kunsten;]
4° een bekwaamheidsbewijs van ten
minste hoger kunstonderwijs van de tweede graad : een van de basisdiploma's,
[vermeld in artikel 6, punt 4°, 6°, en 10°]
;
5° een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de
tweede graad : een van de basisdiploma's, vermeld onder punt 10°, van
artikel 6 van dit besluit;
6°
[...]
7°
[een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het korte type (afgekort: HOKT): een van de
basisdiploma’s, vermeld in artikel 6, § 1, 7°, 13°, 14°, a) tot en met k), 15°, c) en d), 16° of 17°;]
.
[
7°bis
[bachelor :
a) een diploma van professioneel gerichte bachelor, als vermeld in artikel 6, § 1, 14°, l);
b) een diploma van academisch gerichte bachelor, als vermeld in artikel 6, § 1, 14°, q);
]
]
8°
[een bekwaamheidsbewijs van
[ten minste bachelor]
: een van de
basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1° tot en met 17°, met
uitzondering van :
a) het diploma of het getuigschrift van het
pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van het
pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie;
b) het
pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs;
c) het getuigschrift van de middelbare
technische normaalleergangen of van de pedagogische
leergangen;
d) het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid
dans;
e) het diploma van eerste prijs
notenleer;
]
9° een bekwaamheidsbewijs van hoger
kunstonderwijs van de eerste graad
[...]
: een van de basisdiploma's,
vermeld onder punt 13°, van artikel 6 van dit besluit;
[9°bis een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger
kunstonderwijs van de eerste graad : een van de basisdiploma's,
[ vermeld in
artikel 6, 4°, 6°, 10° en 13°]
, of ermee gelijkgestelde
studiebewijzen;]
10°
[...]
11° GLSO :
a) het diploma van
geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;
b) het
diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere
graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;
c) het
diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de
lagere graad;
d) het diploma van regent(es);
e)
het diploma van de middelbare en technische normaalschool;
f)
het diploma van de technische normaalafdelingen met volledig leerplan,
gerangschikt in de categorie D;
g) het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;
h) het
diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1 samen met het
diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de aanvullende uitdieping van
een opleidingseenheid;
12° GVSO-groep 1 : het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs, groep 1;
13°
ASBS met gehomologeerd getuigschrift HSO :
a) het
gehomologeerde getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt na het
eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
b)
het gehomologeerde diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste
jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
c) het
diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het
aanvullend secundair beroepsonderwijs;
[d) het diploma van
secundair onderwijs, uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair
onderwijs;]
14°
[ASBO :
a) het
brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of
voor sociale promotie;
b) het studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs;
c) het diploma in de psychiatrische
verpleegkunde;
d) het diploma in de
ziekenhuisverpleegkunde;
e) het diploma in de verpleegkunde,
uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair
onderwijs;
f) het brevet, certificaat of getuigschrift van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt als BSO4;
]
15°
HSBS met gehomologeerd getuigschrift HSO :
a) het
gehomologeerde of door een examencommissie van de Staat uitgereikte
getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepssecundair
onderwijs);
b) het gehomologeerde of door de examencommissie
van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs
(beroepssecundair onderwijs);
c) het diploma van secundair
onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
16° HSBO
:
a) het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of
leergang;
b) het studieattest of -getuigschrift van het zesde
leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;
c) het
studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of
specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;
d) het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
e) het
studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair
onderwijs georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (beroepssecundair
onderwijs);
[
f) de bekwaamheidsbewijzen, vermeld onder HSBS
met gehomologeerd getuigschrift HSO / gehomologeerd getuigschrift van HSO
(BSO);
g) het brevet of certificaat of getuigschrift van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt als BSO3;
h) het diploma
van secundair onderwijs, gerangschikt als BSO3;
]
17°
HSTO :
a) het diploma van een hogere secundaire technische
school of leergang;
b) het gehomologeerde of door de
examencommissie van de Staat uitgereikte getuigschrift van hoger secundair
technisch onderwijs;
c) het studieattest of -getuigschrift van
het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar van het technisch secundair
onderwijs;
d) het gehomologeerde of door de examencommissie van
de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair onderwijs (technisch
secundair onderwijs);
e) het diploma van secundair onderwijs
(technisch secundair onderwijs);
f) het studiegetuigschrift van
het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs,
georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (technisch secundair
onderwijs);
[
g) het diploma of certificaat of getuigschrift
van het volwassenenonderwijs, gerangschikt als TSO3;
h) het
diploma van secundair onderwijs, gerangschikt als
TSO3;
]
[i)
[certificaat van een opleiding secundair-na-secundair (Se-n-Se), uitgereikt in het technisch secundair onderwijs;]
]
18° HSKO
:
a) het diploma of getuigschrift van het hoger secundair
kunstonderwijs met volledig leerplan of met beperkt leerplan of het
getuigschrift van secundair onderwijs, uitgereikt in de hogere graad van het
DKO;
b) het diploma van graad van uitmuntendheid van het
kunstonderwijs, georganiseerd in beperkt leerplan;
c) het
studieattest of -getuigschrift van het zevende vervolmakings- of
specialisatiejaar van het kunstsecundair onderwijs of het
kwalificatiegetuigschrift, uitgereikt in de specialisatiegraad van het DKO;
d) het gehomologeerde of door de examencommissie van de Staat
uitgereikte getuigschrift van hoger secundair
kunstonderwijs;
e) het gehomologeerde of door de
examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap uitgereikte diploma van secundair
onderwijs (kunstsecundair onderwijs);
f) het diploma van
secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);
g) het
studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair
onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar (kunstsecundair
onderwijs);
[h) certificaat van een opleiding secundair-na-secundair (Se-n-Se), uitgereikt in het kunstsecundair onderwijs;]
19° ten minste HSO :
a) een
van de basisdiploma's, vermeld onder de punten 1° tot en met
[22°bis]
, van
artikel 6 van dit besluit;
b) de studiebewijzen die hierboven
vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO;
20° GMTN : het
getuigschrift van middelbare technische
normaalleergangen;
21° GPB : het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid;
22° GPL : het getuigschrift van
pedagogische leergangen;
23° NE : nuttige
ervaring;
24° ASO : algemeen secundair
onderwijs;
25° TSO : technisch secundair
onderwijs;
26° KSO : kunstsecundair
onderwijs;
27° BSO : beroepssecundair
onderwijs;
28° BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid :
een van de studiebewijzen, opgesomd in artikel 3, §
2;
29° DKO : deeltijds
kunstonderwijs;
30° KV : kunstvak;
31°
AV : algemeen vak;
32°
[...]
[33° PBA : professioneel gerichte bachelor.]
]
[
§ 2. Voor de studiebewijzen 'certificaat
van de opleiding' en 'diploma secundair onderwijs', uitgereikt in het secundair
volwassenenonderwijs vanaf 1 september 2007, is de rangschikking zoals bedoeld
in artikel 6, 20°, e), 23°, c) en 25°, c), en in § 1, 14°,
f), 16°, g) en h), en 17°, g) en h), terug te vinden in bijlage II,
gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair
onderwijs.
]
Art. 8.
§ 1. Worden
gelijkgesteld met de in artikelen 6 en 7 vermelde diploma's, getuigschriften en
brevetten van een school of een leergang, de diploma's uitgereikt door de
technische en beroepsscholen of -leergangen die ermede gelijkgesteld zijn zoals
hierna bepaald :
1° met de hogere technische
scholen van de derde graad : de scholen gerangschikt A5;
2°
met de hogere technische scholen van de tweede graad : de scholen voor
technische ingenieurs gerangschikt A1, de scholen van architecten gerangschikt
A7/A1;
3° met de hogere technische scholen
van de eerste graad : de scholen gerangschikt A1, A6/A1, A7/A1, A8/A1, C1/A1;
4° met de hogere secundaire technische
scholen : de scholen gerangschikt A2, A2A, A6/A2, A6/C1 - 2° cyclus, A7/A2,
A8/A2, C1 - 2° cyclus, C1A, C5/C1 - 2° cyclus, C1/A6/A2, A7/C1 - 2°
cyclus, A2/C1 (scholen voor verpleegaspiranten);
5° met de aanvullende secundaire beroepsscholen : de scholen
gerangschikt C1D (voortgezette opleiding), C1/A2 (scholen verpleegassistenten);
6° met de hogere secundaire beroepsscholen :
de 2° cyclus van de scholen gerangschikt A4, C3 en C5, de beroepsscholen
gerangschikt A2 evenals de scholen gerangschikt C2 (scholen voor
kinderverzorgsters);
7° met de middelbare
technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A1D, A6/A1D, A7/A1D,
A7/C1D, C1D, C5/C1D en C1An
[alsmede de normaalafdelingen met volledig leerplan
gerangschikt in de categorie D]
.
8° met de
lagere technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A2An;
9° met de hogere technische leergangen van de
eerste graad : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1, die bij de toelating van de
leerlingen, een getuigschrift van volledig hoger secundair onderwijs eisen of
die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij ze
opnieuw gerangschikt werden op het niveau van de hogere technische leergangen
van de eerste graad.
Met de houder van een
getuigschrift van het hoger niveau van de eerste graad worden eveneens
gelijkgesteld :
- de houder van een getuigschrift
B1 en van een getuigschrift van het hoger secundair niveau;
- de houder van een getuigschrift B1 en van een getuigschrift
B2;
10° met de hogere secundaire technische
leergangen : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1 die niet aan de onder 9°
hierboven gestelde voorwaarden voldoen en de scholen gerangschikt B2 en B3/B2
die bij de toelating van de leerlingen een getuigschrift van volledig lager
secundair onderwijs eisen of die het voorwerp geweest zijn van een
ministeriële omzendbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt worden op het
niveau van de hogere secundaire technische leergangen.
Met de houder van een getuigschrift van het hoger secundair niveau
wordt eveneens gelijkgesteld de houder van een getuigschrift B2 en van een
getuigschrift van het lager secundair niveau;
11° met de hogere secundaire beroepsleergangen : de scholen
gerangschikt B4/B1 en B6/B1 en gerangschikt B4/B2 die bij de toelating een
titel van volledige lagere secundaire studiën eisen;
12° met de middelbare technische normaalleergangen : de
leergangen met beperkt leerplan gerangschikt D, die vooraleer het
eindbekwaamheidsgetuigschrift uit te reiken, het bezit eisen van een titel van
volledige studiën van het hoger secundair niveau van het technisch
onderwijs ten minste, of die het voorwerp geweest zijn van een
ministeriële dienstbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt werden op het
niveau van de middelbare technische normaalleergangen.
§ 2. Wat een
hoger kunstonderwijs betreft, worden gelijkgesteld :
1° met een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad
: het diploma van virtuositeit, het diploma van een eerste prijs compositie of
orkestdirectie, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
2° met een diploma van hoger kunstonderwijs
van de tweede graad : het hoger diploma, het diploma van eerste prijs fuga of
contrapunt, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
3° met een diploma van hoger kunstonderwijs
van de eerste graad :
- het diploma van eerste
prijs, andere dan deze bedoeld sub 1° en 2° hierboven, uitgereikt door
een instelling voor hoger muziekonderwijs, met uitzondering van het diploma van
eerste prijs notenleer;
- de getuigschriften van
de pedagogische leergangen, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee
studiejaren door een instelling of een afdeling van een instelling voor hoger
kunstonderwijs.
§ 3. Voor het
onderwijs in de kunstvakken
[en voor de uitoefening van het mandaat van
directeur in een kunstonderwijsinrichting -
[domeinen “Muziek, woordkunst-drama en Dans"]
]
wordt gelijkgesteld met het getuigschrift van pedagogische
leergangen :
1° het getuigschrift van bekwaamheid uitgereikt overeenkomstig
de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 september 1969 betreffende het
getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van onderricht in de gesubsidieerde
inrichtingen voor muziekonderwijs;
2°
[met de
houder van het G.P.L. wordt eveneens gelijkgesteld, de houder van het diploma
van laureaat met aanvullende vermelding " ... en muziekopvoeding van ...
(specialiteit)", " en opvoeding van ... (specialiteit) of ... en
muziekopvoeding", uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs. De
houder van het diploma laureaat muziekopvoeding wordt beschouwd als houder van
een getuigschrift pedagogische
leergangen;]
3° het getuigschrift, ten laatste op 30 september 1992
uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap ingerichte of een door de
Gemeenschapsminister van Onderwijs erkende of gesubsidieerde pedagogische
leergang voor opleiding tot leerkracht dans en bewegingsleer;
4° het getuigschrift van de pedagogische leergang, uitgereikt
overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 augustus 1974
houdende oprichting en vaststelling van de structuur van een pedagogische
leergang bij de Koninklijke Muziekconservatoria te Antwerpen, Brussel en Gent;
[5° het getuigschrift van bekwaamheid tot het
geven van onderricht in een rijksinrichting voor muziekonderwijs;]
[
6°
het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van deeltijds kunstonderwijs,
uitgereikt door een Koninklijk Vlaams
Muziekconservatorium;
7° het getuigschrift van pedagogische
bekwaamheid voor het onderwijs, uitgereikt door de examencommissie, bedoeld in
artikel 110 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het
secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, gesubsidieerd door de Franse
gemeenschap.
]
[§ 4. De
diploma's uitgereikt in de academiejaren 1993-1994 en 1994-1995 door
instellingen voor hoger onderwijs in de studiegebieden audiovisuele, beeldende
en dramatische kunst en muziek ter uitvoering van artikel
68 van het decreet van
9 april 1992 betreffende het onderwijs III waarop de formule vermeld is :
"Gelijkgesteld met de graad van meester ingevolge de bepalingen van het decreet
van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap",
worden gelijkgesteld met diploma's van meester in de overeenstemmende
discipline.]
[
§ 5. De diploma's, uitgereikt in het
academiejaar 1994-1995 door instellingen voor hoger onderwijs in het
studiegebied muziek en dramatische kunst, met toepassing van het decreet van
13 juli 1994
betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, met een optiebenaming uit
de linkerkolom, worden voor de toepassing van dit besluit beschouwd als
diploma's met de overeenstemmende optiebenaming uit de
rechterkolom.
Instrument (+ melding) | Instrument-zang (+ melding
instrument) |
Jazz en lichte muziek | Jazz en lichte muziek |
Kamermuziek | Instrument - zang (+ melding
kamermuziek) |
Muziekagogiek | Muziektheorie en schriftuur, muziekpedagogie of
-therapie |
Muziekschriftuur en directie | Muziektheorie en schriftuur,
directie |
Zang | Instrument-zang (+ melding zang) |
§ 6. Het diploma van het hoger
kunstonderwijs van de eerste graad toneelspeelkunst, uitgereikt door het Hoger
Instituut voor Dramatische Kunst, wordt voor de toepassing van dit besluit
gelijkgesteld met het diploma van eerste prijs toneel.
§ 7. Voor de toepassing van dit besluit
worden de volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het diploma van
geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, muzikale opvoeding :
1° het bekwaamheidsdiploma van leraar (lerares) muzikale
opvoeding aan de onderwijsinrichtingen van lager secundair onderwijs en van de
observatiecyclus en van de oriënteringscyclus (finaliteit), uitgereikt
door de Centrale Examencommissie van de Staat;
2° het
diploma van leraar (lerares) muzikale opvoeding van de eerste en de tweede
graad, uitgereikt door de daartoe samengestelde centrale
examencommissie;
3° het diploma van zangleraar (-lerares)
van de eerste en de tweede graad, uitgereikt door de daartoe samengestelde
centrale examencommissie.
§ 8. Voor de toepassing van dit besluit
worden de volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid dans :
1° het getuigschrift van
pedagogische leergang afdeling klassieke dans en bewegingsleer of dans en
bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
2° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
onderwijs in ballet of bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen
voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
3° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
dansonderwijs, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
4° het pedagogisch getuigschrift van hedendaagse dans of
klassiek ballet, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
5° het specialisatiegetuigschrift klassieke dans,
uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het
Hoger Instituut voor Dans en
Danspedagogie.
]
[
§ 9.
[Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende diploma’s gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs van
het hoger kunstonderwijs van de eerste graad: de diploma’s, vermeld in artikel 6, § 1, 14°, h), i) en l), en vanaf
1 september 2013, met de beperking dat daaruit voor de periode van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2022 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de schoolbesturen voor de bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling q), als ze behaald zijn in een van de
volgende studiegebieden:
1° architectuur;
2° audiovisuele en beeldende kunst;
3° muziek en dramatische kunst;
4° muziek en podiumkunsten.
]
[
Voor
de toepassing van dit besluit worden eveneens gelijkgesteld met een
bekwaamheidsbewijs van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad : de
diploma's, vermeld in
[artikel 6, § 1, 14°, e), f), g), j), k), o) en t),]
als
een van de volgende opleidingseenheden of onderwijsvakken vermeld is
:
1° plastische kunsten;
2° plastische
opvoeding;
3° muzikale opvoeding;
4°
muzikale vorming;
5°
muziekopvoeding;
]
[6° project
kunstvakken.]
§ 10. Voor de toepassing van dit besluit
worden gelijkgesteld met een bekwaamheidsbewijs van het hoger kunstonderwijs
van de derde graad : de diploma's, vermeld in artikel 6, 2°bis, voor zover
ze behaald zijn in een van de volgende studiegebieden :
1°
architectuur;
2° audiovisuele en beeldende
kunst;
3° muziek en dramatische
kunst;
4° muziek en podiumkunsten.
]
Art. 9.
§ 1.
Onverminderd de verplichtingen opgelegd door de reglementering inzake
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en
wedertewerkstelling kan een inrichtende macht die voor een bepaald ambt een
houder van een bekwaamheidsbewijs, dat ingedeeld is als een "ander
bekwaamheidsbewijs", aanwerft, slechts een salaris of een salaristoelage voor
dit personeelslid ontvangen, indien zij op eer verklaart in de onmogelijkheid
te zijn geweest een houder van een voor dit ambt vereist of voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs aan te werven.
§ 2. In
afwijking van § 1 moet deze verklaring niet worden afgelegd bij de
aanwerving van een personeelslid door de inrichtende macht voor een periode die
de duur van zevenennegentig dagen niet overschrijdt.
Bij de aanwerving van een personeelslid dat belast wordt met het
onderricht van kunstvakken moet dergelijke verklaring bovendien niet worden
afgelegd indien het bekwaamheidsbewijs van het betrokken personeelslid zou
beschouwd worden als een vereist of een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs,
indien de voorwaarde inzake het bezit van het bewijs van pedagogische
bekwaamheid zou vervuld zijn.
Deze bepaling kan
slechts toegepast worden gedurende een periode gelijk aan de minimumduur nodig
voor het behalen van het bewijs van pedagogische bekwaamheid vermeerderd met
één schooljaar.
§ 3. 1. Behalve
indien § 2 van toepassing is, kan de houder van een voor een bepaald ambt
vereist bekwaamheidsbewijs, die bij een inrichtende macht voor een betrekking
in een dergelijk ambt zijn kandidatuur heeft gesteld doch niet werd
aangeworven, verhaal aantekenen bij die inrichtende macht en eisen dat hij voor
deze betrekking wordt aangeworven, wanneer deze een personeelslid in de
bedoelde betrekking heeft aangeworven dat slechts houder is van een
bekwaamheidsbewijs dat op grond van artikel 2 is ingedeeld als een "ander
bekwaamheidsbewijs".
Het verzoekschrift van de
afgewezen kandidaat moet het bewijs bevatten dat hij zich voor de bedoelde
betrekking kandidaat heeft gesteld.
Daarenboven
kan slechts diegene een verhaal indienen die zich bij aangetekend schrijven
kandidaat heeft gesteld bij de betrokken inrichtende macht of bij de
representatieve vereniging van inrichtende machten van de betrokken inrichtende
macht daar waar deze bestaat.
2. Indien geen
akkoord wordt bereikt tussen de inrichtende macht en de kandidaat, beschikt
deze laatste over een termijn van zestig kalenderdagen om bij aangetekend
schrijven bij de Gemeenschapsminister van Onderwijs verhaal in te dienen.
De bovenvermelde termijn van zestig kalenderdagen
begint te lopen vanaf de dag waarop de kandidaat feitelijk kennis neemt van de
aanstelling en voor zover deze datum valt binnen het schooljaar van de
aanstelling.
Elk verhaal dat buiten deze termijn
wordt ingediend is onontvankelijk.
3. De
Gemeenschapsminister van Onderwijs of zijn afgevaardigde vraagt bij het
ontvangen van het bedoelde verhaal onverwijld aan de betrokken inrichtende
macht de motivering mede te delen omtrent de aanwerving.
Voor
deze mededeling beschikt de inrichtende macht over een termijn van tien
werkdagen. Deze termijn van tien werkdagen begint te lopen vanaf de datum van
verzending van de vraag tot motivering; de postdatum is bewijskrachtig.
Niet-naleving hiervan heeft tot gevolg dat de inrichtende macht het recht op de
salaris of de salaristoelage verliest voor het personeelslid aangeworven met
een bekwaamheidsbewijs dat is ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs"
vanaf de eerste van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van
tien werkdagen.
4. Na ontvangst van het antwoord
van de betrokken inrichtende macht, onderzoekt de Gemeenschapsminister van
Onderwijs of zijn afgevaardigde in hoever de aanwerving van het personeelslid,
houder van een bekwaamheidsbewijs ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs"
in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluiten of een motivering
werd gegeven waarom de verzoeker niet werd aangeworven.
5. Indien de Gemeenschapsminister van Onderwijs of zijn
afgevaardigde vaststelt dat de hiervoorvermelde procedure werd nageleefd en dat
door de inrichtende macht een motivering werd gegeven, worden de kandidaat die
het verzoekschrift heeft ingediend en de inrichtende macht hiervan onmiddellijk
op de hoogte gesteld.
6. Indien de
Gemeenschapsminister van Onderwijs of zijn afgevaardigde vaststelt dat de
procedure niet werd nageleefd of dat door de inrichtende macht geen motivering
werd gegeven, verliest de inrichtende macht het recht op de salaris of de
salaristoelage voor het ten onrechte aangeworven personeelslid, met ingang van
de eerste van de maand die volgt op die waarin de beslissing werd medegedeeld.
Deze beslissing wordt zowel aan de betrokken inrichtende macht als aan de
kandidaat, die het verzoekschrift heeft ingediend, bij aangetekende brief
medegedeeld.
7. Aangezien de aanwerving van een
personeelslid, houder van een bekwaamheidsbewijs ingedeeld als een "ander
bekwaamheidsbewijs", beperkt is tot de duur van het lopende schooljaar, eindigt
elke procedure die werd ingeleid op de wijze zoals hierboven uiteengezet van
rechtswege op 30 juni van het lopende schooljaar.
HOOFDSTUK II. - Bekwaamheidsbewijzen, salarisschalen,
prestatiestelsel, en bezoldigingsregeling
Art. 10.
§ 1.
[Voor de toepassing van artikel 2 worden de bekwaamheidsbewijzen waarvan de personeelsleden, bedoeld in
artikel 1 van dit besluit, houder moeten zijn, opgesomd in de bijlage muziek, woordkunst-drama en dans, gevoegd bij
dit besluit. Deze bijlage kan jaarlijks geactualiseerd worden. Vragen tot actualisatie worden ten laatste tegen de
kerstvakantie ingediend bij de bevoegde dienst.]
§ 2. Voor vakken
waarvoor geen bekwaamheidsbewijs voorzien is in de graden waarin ze worden
gegeven, dient het personeelslid in het bezit te zijn van één van
de bekwaamheidsbewijzen die voor hetzelfde vak voorzien zijn in een andere
graad.
[§ 3.
Personeelsleden die belast zijn met uren die geen lesuren zijn, dienen deze
uren door hun inrichtende macht te laten gelijkstellen met lesuren in
één van de vakken die in de betrokken gra(a)d(en) worden
onderwezen op basis van de bekwaamheidsbewijzen waarover zij
beschikken.]
Art. 11.
§ 1.
[De
personeelsleden bedoeld in artikel 1 van dit besluit worden bezoldigd
overeenkomstig de salarisschalen die in de
[bijlage muziek,
[woordkunst-drama]
en dans
bij]
dit besluit naast elk bekwaamheidsbewijs zijn vermeld. ]
[Deze salarisschalen worden, met ingang van 1 september 2018, vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse
Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs.]
§ 2. De
personeelsleden belast met de vakken bedoeld in artikel 10, § 2, worden
bezoldigd op basis van de salarisschalen toegekend in de graad waar deze vakken
worden gegeven. Zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist of een
ander bekwaamheidsbewijs, naargelang zij voor het onderwijs van die vakken in
een andere graad beschikken over een vereist of een ander
bekwaamheidsbewijs.
[§ 3. De
personeelsleden bedoeld in artikel 10, § 3 worden bezoldigd op basis van
de salarisschaal voor lesuren in een vak waarmee hun prestaties zijn
gelijkgesteld. Zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereist, een
voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs, naargelang zij voor het geven
van het gelijkstellingsvak in het bezit zouden zijn van een vereist, een
voldoende geacht of een ander
bekwaamheidsbewijs.]
Art. 12.
[§ 1.]
Vanaf het schooljaar
1990-1991 wordt het minimum en maximum aantal lesuren vereist voor een ambt met
volledige prestaties voor de in artikel 1 bedoelde personeelsleden vastgesteld
als volgt :
1° voor het onderwijs van de
[vakken]
en voor het ambt van begeleider in de
[1e, 2e en 3e graad]
van het deeltijds kunstonderwijs : 22 lesuren;
2° voor het onderwijs van de
[vakken]
en voor het ambt van
begeleider in de
[4e graad]
van het deeltijds kunstonderwijs : minimum 20 en
maximum 22 lesuren;
3° voor de
personeelsleden die sedert 1 april 1972 genieten van een salarisschaal in
overgangstelsel in het deeltijds kunstonderwijs : 24 lesuren.
[§ 2. Het personeelslid dat zitting heeft
in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet of een
decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan
bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.]
Art. 13.
Voor de toepassing van
Titel IV van het
koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie Van
Nationale Opvoeding en Cultuur is de deler voor een ambt met onvolledige
prestaties gelijk aan het minimum aantal lesuren vereist voor een ambt met
volledige prestaties.
Minimumprestaties voor een volledig ambt
: | Deler
voor hoofdambt met onvolledige prestaties : | Deler
voor bijtrekking : |
20 22 | 20 22 | 25 25 |
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 14.
§ 1.
Overgangsbepalingen zijn van toepassing op :
1° de personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1990 op
grond van de op deze datum geldende reglementering hetzij tot de stage
toegelaten, hetzij vastbenoemd en als dusdanig erkend zijn, daar waar de
erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of defintief
erkende personeelsleden;
2° de tijdelijke
personeelsleden die behoudens de hiernavermelde verloven en afwezigheden vanaf
1 september 1987 ononderbroken in dienst waren in het kunstonderwijs met
beperkt leerplan en sedertdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het
onderwijs, universitair onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs-
en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, en als dusdanig
bezoldigd zijn geweest door het Rijk of de Gemeenschap.
Voor de toepassing van voormelde bepaling worden niet als
dienstonderbreking beschouwd : de vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de militaire dienst, de periode van wederoproeping, de ziekte- of
bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximum duur van zes werkdagen per schooljaar,
alsmede een periode van ten hoogste dertig kalenderdagen per schooljaar.
Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1 september
1987.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden voor :
1° de in
§ 1 bedoelde personeelsleden voor het ambt, het vak of de specialiteit die
zij uitoefenden op 1 juni 1990;
2° de in
§ 1, 1°, bedoelde personeelsleden, met dien verstande dat de
voornoemde bepalingen niet alleen gelden voor het ambt, het vak en/of de
specialiteit van het ambt dat zij op 1 juni 1990 effectief uitoefenden, maar
eveneens voor het ambt, het vak en/of de specialiteit van het ambt waarvan zij
titularis zijn gebleven.
3° de in § 1
bedoelde personeelsleden :
- die op basis van de
reglementering van kracht vóór 1 september 1990 in het bezit
waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs
meer bezitten bij toepassing van dit besluit : zij worden geacht in het bezit
te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs;
- die
op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1990
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs bezitten bij toepassing van dit besluit;
zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs;
- die op grond van artikel
20 van het koninklijk
besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulpersoneel, van het
paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der
internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de
inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, drie jaar
gefungeerd hebben : zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs.
§ 3. De onder
§ 1 bedoelde personeelsleden, die houder zijn van een vereist of een
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs en titularis van een betrekking vermeld in
onderstaande linkse kolom worden geacht houder te zijn van een vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs en zich in dezelfde administratieve
toestand te bevinden voor de vakken vermeld in onderstaande rechtse
kolom.
1°
notenleer (lagere en middelbare graad) | - algemene
muzikale vorming (lagere graad) -
samenzang |
2°
notenleer (hogere graad en graad van uitmuntendheid) | - algemene
muzikale vorming (lagere graad en hogere graad) -
samenzang - algemene muziekcultuur - luisterpraktijk |
3° alle
instrumenten | -
samenspel |
4°
instrument piano, orgel, gitaar, luit, harp, clavecimbel, accordeon en
slagwerk | -
begeleidingspraktijk |
5°
kamermuziek | -
instrumentaal ensemble |
6°
zang | -
koor - vocaal ensemble - stemvorming |
7°
lyrische kunst | -
koor - vocaal ensemble - stemvorming |
8°
muziekgeschiedenis | - algemene
muziekcultuur - luisterpraktijk |
9°
harmonie | - algemene
muziekcultuur - algemene
muziektheorie - muziektheorie - luisterpraktijk |
10°
dictie-voordracht | - algemene
verbale vorming - dramatische
expressie - algemene verbale vorming en
dramatische expressie - voordracht - algemene inleiding op de repertoirestudie - welsprekendheid - repertoirestudie
voordracht - repertoirestudie
welsprekendheid - taalcultuur
[- repertoirestudie woordkunst -
drama]
|
11°
toneel | - algemene
verbale vorming - dramatische
expressie - algemene verbale vorming en
dramatische expressie - voordracht - algemene inleiding op de repertoirestudie - welsprekendheid - repertoirestudie
voordracht - repertoirestudie
welsprekendheid - taalcultuur - toneel - repertoirestudie
toneel
[- repertoirestudie woordkunst -
drama]
|
12°
literatuurgeschiedenis (letterkunde) en toneelgeschiedenis | - algemene
inleiding op de repertoirestudie -
repertoirestudie voordracht - repertoirestudie
welsprekendheid - repertoirestudie
toneel
[- repertoirestudie woordkunst]
|
13°
klassieke dans | - alle
cursussen die in het lessenrooster van de studierichting dans zijn
opgenomen |
[14°
samenzang-koor]
| |
§ 4. De onder
§ 1, 1°, bedoelde personeelsleden
[...]
worden geacht houder te zijn
van het bewijs van pedagogische bekwaamheid voor de vakken waarvoor ze het
basisdiploma bezitten, behoudens voor de vakken algemene muzikale vorming en
muziekgeschiedenis.
Art. 15.
De personeelsleden, bedoeld
in artikel 14, blijven de salarisschaal genieten die hun op grond van de
vóór 1 september 1990 geldende reglementering mocht verleend
worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de personeelsleden beschikken,
recht geeft op een hogere salarisschaal.
De
personeelsleden, bedoeld in artikel 14, die op basis van de reglementering van
kracht vóór 1 september 1990 :
-
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die, bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs;
- niet in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs en die, bij toepassing van dit besluit in het
bezit zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs;
- in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die,
bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs, blijven eveneens de salarisschaal genieten die hun op grond
van de vóór 1 september 1990 geldende reglementering mocht
verleend worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht
geeft op een hogere salarisschaal.
De bepalingen
van artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende
bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan
afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur zijn niet van
toepassing.
[
Art. 15bis.
§ 1. Deze overgangsregeling is van
toepassing op :
1° het personeelslid dat in een instelling
voor deeltijds kunstonderwijs uiterlijk op 1 januari 2002 vastbenoemd is en als
zodanig erkend is door de Vlaamse Gemeenschap;
2° het
tijdelijke personeelslid in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs dat,
behoudens de in artikel 14, § 1, vermelde verloven en afwezigheden, vanaf
1 september 2000 ononderbroken in dienst geweest is in het deeltijds
kunstonderwijs in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en als
dusdanig bezoldigd geweest is door de Vlaamse Gemeenschap.
Deze overgangsregeling geldt voor het ambt, het vak en de
specialiteit waarmee het personeelslid belast was op 1 juni 2002 en eveneens
voor het ambt, het vak en de specialiteit waarvan het op die datum titularis
was. Onder titularis wordt het personeelslid verstaan dat in een vacante
betrekking vastbenoemd, tijdelijk aangesteld of tot de proeftijd toegelaten is,
met uitzondering van wie voor een tijd een tijdelijke titularis vervangt.
Het personeelslid dat op basis van de reglementering die van
kracht was voor 1 september 2002, in het bezit was van een vereist
bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs meer bezit bij de
toepassing van dit besluit, wordt voor de rechtspositie en de bezoldiging bij
overgangsmaatregel beschouwd een vereist bekwaamheidsbewijs te hebben.
Het personeelslid dat op basis van de reglementering die van
kracht voor 1 september 2002, in het bezit was van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs en geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs meer
bezit bij de toepassing van dit besluit, wordt voor de rechtspositie en de
bezoldiging bij overgangsmaatregel beschouwd een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs te hebben.
§ 2. Het personeelslid dat in een
instelling voor deeltijds kunstonderwijs die met de instemming van het
departement Onderwijs de optie samenspel met stijlrichting jazz en lichte
muziek organiseerde, uiterlijk op 31 augustus 2001 vastbenoemd titularis was
van een lesopdracht in deze optie, en in de schooljaren 2001-2002 of 2002-2003
bij dezelfde inrichtende macht een lesopdracht uitoefent in de optie jazz en
lichte muziek waarvoor het een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs heeft, wordt
voor de rechtspositie bij overgangsmaatregel beschouwd voor deze opdracht een
vereist bekwaamheidsbewijs te hebben. Het personeelslid behoudt de
salarisschaal waar het volgens de regelgeving die van kracht was voor 1
september 2002 recht op had, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover het
beschikt recht geeft op een hogere salarisschaal.
§ 3. Het personeelslid dat in een
instelling voor deeltijds kunstonderwijs uiterlijk in het schooljaar 2000-2001
een lesopdracht uitoefende in een erkend experiment literaire creatie en dat op
basis van de voor het experiment geldende voorwaarden een voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs had, wordt vanaf het schooljaar 2001-2002 voor een
lesopdracht in de vakken van de optie literaire creatie voor de rechtspositie
en voor de bezoldiging beschouwd bij overgangsmaatregel een voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs te hebben, als de studiebewijzen waarover het beschikt
volgens dit besluit niet langer opgenomen zijn als voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs voor deze vakken.
§ 4. Voor de personeelsleden bedoeld in
§ 1 tot § 3, zijn de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk
besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der
leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale
Opvoeding en Cultuur, niet van toepassing op de bekwaamheidsbewijzen en
salarisschalen.
]
[
Art. 15ter.
Voor de toepassing van de
overgangsbepalingen van artikel 14, 15 en 15bis worden de ambten en opdrachten,
in dezelfde specialiteit uitgeoefend op het lager secundair en hoger secundair
niveau door leraars, belast met individuele vakken in de studierichtingen
muziek, woordkunst en dans van het deeltijds kunstonderwijs, beschouwd als
één ambt en opdracht. Een leraar die het recht op
overgangsbepalingen van artikel 14 en 15 verkrijgt op grond van een opdracht in
een individueel vak in één graad, heeft het recht voor dezelfde
specialiteit ook voor de andere graden.
Onder individueel vak
wordt verstaan : een kunstvak waarbij met toepassing van artikel
11 van het besluit van
de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds
kunstonderwijs, studierichtingen muziek, woordkunst en dans, de leerlingen
maximaal per 4 kunnen worden gegroepeerd.
]
[
Art. 15quater.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan leraars die in een instelling voor deeltijds kunstonderwijs in
het schooljaar 2005-2006 belast waren met, of titularis waren van, een opdracht
in de vakken algemene muzikale vorming, samenzang, koor, stemvorming, of
lyrische kunst. Onder titularis wordt het personeelslid verstaan dat in een
vacante betrekking vastbenoemd, tijdelijk aangesteld of tot de proeftijd
toegelaten is, met uitzondering van wie voor een tijd een tijdelijke titularis
vervangt.
Deze overgangsregeling is van toepassing op elk
personeelslid, vermeld in het eerste lid, dat :
1°
uiterlijk op 1 januari 2006 vastbenoemd is en als zodanig erkend is door de
Vlaamse Gemeenschap;
2° behoudens de verloven en
afwezigheden, vermeld in artikel 14, § 1, vanaf 1 september 2004
ononderbroken in dienst geweest is in het deeltijds kunstonderwijs als
tijdelijk personeelslid in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
en als dusdanig bezoldigd geweest is door de Vlaamse Gemeenschap.
Het personeelslid, vermeld in het tweede lid, dat op basis van
de reglementering die van kracht was voor 1 september 2006 in het bezit was van
een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs meer bezit
bij de toepassing van dit besluit, wordt voor de rechtspositie en de
bezoldiging bij overgangsmaatregel aangezien als een personeelslid met een
vereist bekwaamheidsbewijs.
§ 2. Voor de personeelsleden die onder de
toepassing van § 1 vallen, zijn de bepalingen van artikel 9 van het
koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van
Nationale Opvoeding en Cultuur niet van toepassing op de bekwaamheidsbewijzen
en salarisschalen.
]
[
Art. 15quinquies.
§ 1. Het personeelslid dat in een
instelling voor deeltijds kunstonderwijs in de schooljaren 2007-2008 en
2008-2009 aangesteld was in een erkend tijdelijk project volksmuziek en dat op
basis van de voor het tijdelijke project geldende voorwaarden een voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs had en geen vereist of voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs meer bezit bij de toepassing van dit besluit, wordt voor de
rechtspositie en de bezoldiging bij overgangsmaatregel beschouwd een voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs te hebben. Die overgangsregeling geldt voor het ambt
van leraar in het vak en de specialiteit waarvoor het personeelslid aangesteld
was in het schooljaar 2008-2009.
§ 2. Voor het personeelslid, vermeld in
paragraaf 1, blijft de overgangsregeling gelden zolang hij als vastbenoemd
personeelslid in dienst blijft in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd, of als tijdelijk personeelslid ononderbroken in dienst blijft in
het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de
toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een
onderbreking beschouwd :
1°de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de
militaire dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en bevallingsverloven;
6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het
kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met behoud van
salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of
sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking voor een doorlopende periode van
maximaal twee kalenderjaren.
§ 3. Voor de personeelsleden die onder de
toepassing van paragraaf 1 vallen, zijn de bepalingen van
artikel 9 van het
koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het
personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van
Nationale Opvoeding en Cultuur niet van toepassing op de bekwaamheidsbewijzen
en salarisschalen.
]
[
Art. 15sexies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die in het bezit zijn van een van de volgende diploma's of getuigschriften :
1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren;
2° het diploma van bachelor in het onderwijs : zorgverbreding en remediërend leren;
3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs;
4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching;
5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher;
6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs;
7° het diploma van bachelor in het onderwijs : buitengewoon onderwijs;
8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs.
Zij moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2013 vastbenoemd zijn;
2° tijdens de schooljaren 2010-2011, 2011-2012 of 2012-2013 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2013 in het bezit waren van een bewijs van pedagogische bekwaamheid en vanaf 1 september 2013 krachtens de gewijzigde reglementering geen bewijs van pedagogische bekwaamheid meer hebben, worden geacht alsnog over een bewijs van pedagogische bekwaamheid te beschikken.
§ 3. De overgangsmaatregel, vermeld in paragraaf 2, wordt toegekend op 1 september 2013, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden, zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden, zolang zij ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en universiteiten, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. De volgende perioden worden daarbij niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15septies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in een vak in de studierichtingen muziek, woordkunst of dans
in het deeltijds kunstonderwijs;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in een vak in de studierichtingen muziek,
woordkunst of dans in het deeltijds kunstonderwijs in de loop van de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of
2017-2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
een vak in een bepaalde graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarin ze in de loop van de schooljaren 2015-2016,
2016-2017 of 2017-2018 tijdelijk aangesteld of waarmee ze tijdelijk belast waren, en geen vereist bekwaamheidsbewijs
hebben voor het vak in de overeenstemmende graad uit hetzij het domein muziek, hetzij het domein woordkunstdrama, hetzij het domein dans, waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen respectievelijk een
ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs :
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
§ 3. De personeelsleden vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor een vak in een bepaalde graad waarvoor ze vastbenoemd zijn of waarin ze in de loop van de
schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018 tijdelijk aangesteld of waarmee ze tijdelijk belast waren, en geen
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het vak in de overeenstemmende graad uit hetzij het domein
muziek, hetzij het domein woordkunst-drama, hetzij het domein dans, waarvoor ze met toepassing van een van de
volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in
het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf 1 september 2018, rekening houdend
met de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het
onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15octies.
1. In afwijking van artikel 15septies, worden in het domein muziek overgangsmaatregelen
toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in hetzij het kunstvak algemene muziektheorie, hetzij het
kunstvak begeleidingspraktijk, hetzij het kunstvak instrument, hetzij het kunstvak instrument jazz en lichte
muziek, hetzij het kunstvak instrument volksmuziek, hetzij het kunstvak muziektheorie, hetzij het kunstvak
zang, hetzij het kunstvak zang jazz en lichte muziek, hetzij het kunstvak zang volksmuziek in de studierichting
muziek in het deeltijds kunstonderwijs;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in hetzij het kunstvak algemene
muziektheorie, hetzij het kunstvak begeleidingspraktijk, hetzij het kunstvak instrument, hetzij het kunstvak
instrument jazz en lichte muziek, hetzij het kunstvak instrument volksmuziek, hetzij het kunstvak klankleer
en klankopname praktijk, hetzij het kunstvak klankleer en klankopname theorie, hetzij het kunstvak
muziektheorie, hetzij het kunstvak zang, hetzij het kunstvak zang jazz en lichte muziek, hetzij het kunstvak
zang volksmuziek in de studierichting muziek in het deeltijds kunstonderwijs in de loop van de schooljaren
2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
een van de vakken, vermeld in paragraaf 1, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het overeenstemmende
vak uit het domein muziek waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen respectievelijk een
ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs :
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
§ 3. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor een van de vakken, vermeld in paragraaf 1, en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben
voor het overeenstemmende vak uit het domein muziek waarvoor ze met toepassing van een van de volgende
bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit
te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs :
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
§ 4. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2 en § 3, worden toegekend vanaf 1 september 2018, rekening houdend
met de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het
onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15novies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in het vak dansinitiatie;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de loop van de schooljaren 2015-2016,
2016-2017 of 2017-2018 in het vak dansinitiatie.
2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het vak dansinitiatie en die vanaf 1 september 2018 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
meer hebben voor het vak dansinitiatie, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het vak dansinitiatie.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2, worden toegekend vanaf 1 september 2018, rekening houdend met
de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het
onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1,
2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15decies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen toegekend aan de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in het vak begeleidingspraktijk;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de loop van de schooljaren 2015-2016,
2016-2017 of 2017-2018 in het vak begeleidingspraktijk.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het vak begeleidingspraktijk en die vanaf 1 september 2018 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor het
vak begeleidingspraktijk, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak
begeleidingspraktijk.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2, worden toegekend vanaf 1 september 2018, rekening houdend met
de onderstaande bepalingen :
1° de personeelsleden, vermeld in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst blijven in het
onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in § 1, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15undecies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die :
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in de hogere graad van het vak algemene muzikale vorming;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in de loop van de schooljaren 2015-2016,
2016-2017 of 2017-2018 in de hogere graad van het vak algemene muzikale vorming.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, behouden voor het vak of de vakken, waarvoor ze met toepassing van een
van de volgende bepalingen een individuele concordantie verkregen hebben, de salarisschaal die zij in de hogere graad
voor het vak algemene muzikale vorming op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2018 ontvingen,
tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal :
1° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
]
[
Art. 15duodecies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die:
1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal oude muziek;
2° in de loop van het schooljaar 2018-2019 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast zijn geweest met een opdracht in
het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal oude muziek.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal oude muziek en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal oude muziek, worden geacht alsnog in het bezit
te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal oude muziek.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend
met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het eerste lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15terdecies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die
1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in het kunstvak groepsmusiceren vocaal klassiek;
2° in de loop van het schooljaar 2018-2019 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast zijn geweest met een opdracht in
het kunstvak groepsmusiceren vocaal klassiek.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het kunstvak groepsmusiceren vocaal klassiek en die vanaf 1 september 2019 geen vereist bekwaamheidsbewijs meer
hebben voor het kunstvak groepsmusiceren vocaal klassiek, worden geacht alsnog in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het kunstvak groepsmusiceren vocaal klassiek.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend
met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15quaterdecies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die
1° uiterlijk op 31 augustus 2019 vastbenoemd zijn in het kunstvak atelier musical/muziektheater;
2° in de loop van het schooljaar 2018-2019 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast zijn geweest met een opdracht in
het kunstvak atelier musical/muziektheater.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2019, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het kunstvak atelier musical/muziektheater en die vanaf 1 september 2019 geen voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs meer hebben voor hetzij het kunstvak atelier musical, hetzij het kunstvak atelier
opera/muziektheater, waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een individuele concordantie
verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het
betrokken kunstvak:
1° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening houdend
met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15quinquiesdecies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in het kunstvak voordracht;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het kunstvak voordracht in de loop van
de schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het kunstvak voordracht, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor de kunstvakken woordlab of woordstudio,
waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie verkregen hebben,
worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de vakken woordlab en woordstudio:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het kunstvak voordracht, en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor de
kunstvakken woordlab of woordstudio, waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een
ambtshalve concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor de vakken woordlab en woordstudio:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening
houdend met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid,
2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15sexiesdecies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die
1° uiterlijk op 31 augustus 2018 vastbenoemd zijn in het kunstvak drama;
2° tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met een opdracht in het kunstvak drama in de loop van de
schooljaren 2015-2016, 2016-2017 of 2017-2018.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het kunstvak drama, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor de kunstvakken woordlab of woordstudio,
waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie verkregen hebben,
worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor de vakken woordlab en woordstudio:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2018, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het kunstvak drama en geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor de kunstvakken
woordlab of woordstudio, waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve
concordantie verkregen hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor
de vakken woordlab en woordstudio:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, worden toegekend op 1 september 2019, rekening
houdend met de onderstaande bepalingen:
1° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd;
2° de personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, de hogescholen en universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd:
a) de vakantieperioden;
b) de loopbaanonderbreking en zorgkrediet;
c) de militaire dienst;
d) de perioden van wederoproeping;
e) de ziekte- en bevallingsverloven;
f) de onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) de perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
h) de verloven van korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
i) de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 15septies decies.
Voor de personeelsleden voor wie op 31 augustus 2021 conform artikel 14 tot en met 15sexies
decies overgangsmaatregelen gelden, blijven die maatregelen na die datum behouden, ook als ze na die datum uit dienst
treden en nadien opnieuw in dienst treden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een
hogere salarisschaal.
]
[
Art. 15duodevicies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor personeelsleden die aan al de volgende voorwaarden
voldoen:
1° ze zijn in het bezit van een bekwaamheidsbewijs van educatieve master;
2° ze waren in de loop van het schooljaar 2020-2021 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast met
a) hetzij het algemeen vak geschiedenis van de dans;
b) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: experimentele muziek;
c) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: folk- en wereldmuziek;
d) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: jazz-pop-rock;
e) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: klassiek;
f) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: musical;
g) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: opera/muziektheater;
h) hetzij het algemeen vak muziekcultuur: oude muziek;
i) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis;
j) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: experimentele muziek;
k) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: folk- en wereldmuziek;
l) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: jazz-pop-rock;
m) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: klassiek;
n) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: musical;
o) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: opera/muziektheater;
p) hetzij het algemeen vak muziekgeschiedenis: oude muziek;
q) hetzij het algemeen vak muziekkritiek;
r) hetzij het algemeen vak theaterkritiek;
s) hetzij het algemeen vak theorie van de regie;
t) hetzij het algemeen vak voorstellingsanalyse dans;
u) hetzij het kunstvak arrangeren;
v) hetzij het kunstvak danscompositie en -improvisatie;
w) hetzij het kunstvak danslab hedendaagse dans;
x) hetzij het kunstvak danslab klassieke dans;
y) hetzij het kunstvak dj-vaardigheden;
z) hetzij het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal: folk- en wereldmuziek;
aa) hetzij het kunstvak groepsmusiceren instrumentaal: oude muziek;
ab) hetzij het kunstvak groepsmusiceren vocaal: opera/muziektheater;
ac) hetzij het kunstvak groepsmusiceren vocaal: oude muziek;
ad) hetzij het kunstvak hedendaagse muziek;
ae) hetzij het kunstvak musical dans;
af) hetzij het kunstvak muzikale en culturele vorming: folk- en wereldmuziek;
ag) hetzij het kunstvak muzikale en culturele vorming: jazz-pop-rock;
ah) hetzij het kunstvak muzikale en culturele vorming: klassiek;
ai) hetzij het kunstvak muzikale en culturele vorming: oude muziek;
aj) hetzij het kunstvak performance;
ak) hetzij het kunstvak radio maken;
al) hetzij het kunstvak scenografie;
am) hetzij het kunstvak schrijven;
an) hetzij het kunstvak spel;
ao) hetzij het kunstvak spreken en vertellen;
ap) hetzij het kunstvak storytelling;
aq) hetzij het kunstvak tekstschrijven en -vertolken;
ar) hetzij het kunstvak theatertechnieken;
as) hetzij het kunstvak verteltheater- stemregie;
at) hetzij het kunstvak woordatelier;
au) hetzij het kunstvak woordinitiatie.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was
voor 1 september 2021, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs in een bepaalde graad voor een van de
vakken vermeld in het eerste lid, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2021 geen vereist
bekwaamheidsbewijs hebben voor diezelfde graad in datzelfde vak vermeld in het eerste lid, worden geacht in het bezit
te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor diezelfde graad van datzelfde vak.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2021. Voor de personeelsleden,
vermeld in het eerste lid, blijven die overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en
nadien opnieuw in dienst treden.
]
[
Art. 15undevicies
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in de loop van het schooljaar
2020-2021 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast zijn met een opdracht in een ambt dat uiterlijk op 31 augustus 2021
is opgericht met toepassing van artikel VI.7 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van
28 oktober 2016.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die met toepassing van een van de volgende bepalingen een
ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van ICT-coördinator, blijven de salarisschaal genieten die
hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2021, mocht worden verleend voor het ambt, vermeld
in het eerste lid, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
Bij de in het tweede lid vermelde overgangsmaatregelen gelden evenwel de volgende voorwaarden:
1° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
HSO” of lager, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 202, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 63 punten” die salarisschaal genieten;
2° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
bachelor”, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 301, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 85 punten” die salarisschaal genieten;
3° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
master”, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 501, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 126 punten” die salarisschaal genieten.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en derde lid, gelden vanaf 1 september 2021. De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven die overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden
en nadien opnieuw in dienst treden.
]
Art. 16.
[...]
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 17.
De hiernavermelde koninklijke
besluiten worden, voor zover zij bekwaamheidsbewijzen vaststellen, opgeheven
wat de instellingen en de personeelsleden betreft, waarop dit besluit van
toepassing is :
1° het koninklijk besluit van
26 januari 1968 tot vaststelling van de titels vereist met het oog op de
toekenning van toelagen aan de gesubsidieerde inrichtingen voor
muziekonderwijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 maart 1976 en 27
juni 1977;
2° het koninklijk besluit van 22
april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist voor de leden van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het
paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,
middelbaar, technisch, kunst- en normaal- onderwijs, alsmede der internaten die
van deze inrichtingen afhangen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22
mei 1970, 3 juni 1976, 1 april 1977 en 21 oktober 1980, gewijzigd bij de
koninklijke besluiten van 20 april 1979 en 16 december 1981.
Art. 18.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1990.
Art. 19.
De Gemeenschapsminister van
Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE
Bijlage I
[Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen deeltijds kunstonderwijs, domeinen Muziek, Woordkunst-drama en Dans]
Bijlage II
[Bijlage geïntegreerd in bijlage I]
Bijlage III
[Bijlage geïntegreerd in bijlage I]
Bijlage IV
[Bijlage geïntegreerd in bijlage I]