Geldelijke validering van ervaring als werknemer of zelfstandige voor knelpuntambten en -vakken voor zijinstromers

  • referentie
    PERS/2020/04
  • publicatiedatum
    15/07/2020
  • datum laatste wijziging
    07/03/2024
  • wettelijke basis
    Koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs
  • wettelijke basis
    Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
  • contact
    Uw werkstation
  • Nieuwe personeelsleden kunnen in een knelpuntambt of -vak in een school van het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs geldelijke anciënniteit laten valideren. Vanaf 1 september 2023 wordt de maatregel uitgebreid: enerzijds worden meer ambten als een knelpuntambt beschouwd – ook voor wie reeds acht of tien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit heeft -, anderzijds kunnen nieuwe personeelsleden tot maximum vijftien jaar geldelijke anciënniteit laten valideren.
  • Vanaf 1 september 2023 gelden volgende ambten als een knelpuntambt: elk wervings-, selectie en bevorderingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het basisonderwijs en in het secundair onderwijs, het selectieambt van adjunct-directeur in het basisonderwijs, het wervingsambt van ICT-coördinator in het basis- en secundair onderwijs en het wervingsambt van arts en paramedisch werker in de centra voor leerlingenbegeleiding. 
  • Nieuwe personeelsleden die op of na 1 september 2023 voor het eerst in onderwijs in een knelpuntambt worden aangesteld, kunnen tot vijftien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit laten valideren.
  • Voor de personeelsleden die reeds voor 1 september 2023 aangesteld werden in een betrekking in het onderwijs in een toenmalig knelpuntambt, -vak of -specialiteit en waarvoor tot maximum acht jaar of tien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit kon worden opgenomen, geldt deze eerder verworven geldelijke anciënniteit ook als ze op of na 1 september 2023 in een knelpuntambt aangesteld zijn of worden.
  • Deze omzendbrief bevat de richtlijnen met betrekking tot de voorwaarden en de aanvraagprocedure.
  • Deze omzendbrief is van toepassing op de personeelsleden die aangesteld zijn in een knelpuntambt in een school van het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding.

1. Geldelijke anciënniteit

1.1. Inleiding

Bij de berekening van het salaris van het personeel in het onderwijs wordt rekening gehouden met een aantal criteria, waaronder de tijd die het personeelslid in dienst is in het onderwijs.

Het kan ook gaan over prestaties van het personeelslid buiten het onderwijs: overheidsdiensten en diensten als werknemer in de privésector of als zelfstandige. De anciënniteit die opgebouwd is als werknemer in de privésector of als zelfstandige wordt in principe enkel erkend met een maximum van tien jaar in het kader van het concept ‘nuttige ervaring’. Dat betekent binnen de onderwijswetgeving dat de ervaring een direct bewezen nut moet hebben voor het geven van een specifiek technisch, praktisch of kunstvak.

De maatregel die voor het eerst inging op 1 september 2020 maakte het mogelijk om tot acht jaar diensten als werknemer of zelfstandige op te nemen in de geldelijke anciënniteit op voorwaarde dat de personeelsleden aangesteld worden in een knelpuntambt, -vak of -specialiteit. De personeelsleden die vanaf 1 december 2021 de overstap maakten naar het onderwijs konden deze diensten tot tien jaar opnemen in de geldelijke anciënniteit, opnieuw op voorwaarde dat ze aangesteld werden in een knelpuntambt, -vak of -specialiteit. De lijst met knelpuntambten, -vakken en -specialiteiten werd vanaf 1 december 2021 uitgebreid.

Vanaf 1 september 2023 wordt de maatregel nogmaals uitgebreid.

Hierdoor kan wie voor het eerst in onderwijs aan de slag gaat in een knelpuntambt in het basisonderwijs, in het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding tot vijftien jaar diensten als werknemer of zelfstandige in de geldelijke anciënniteit opnemen. Vanaf 1 september 2023 gelden daarvoor de volgende ambten als een knelpuntambt:

  • alle wervings-, selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het basis- en secundair onderwijs;
  • het selectieambt van adjunct-directeur in het basisonderwijs;
  • het wervingsambt van ICT-coördinator in het basis- en secundair onderwijs;
  • het wervingsambt van arts en paramedisch werker in de centra voor leerlingenbegeleiding.

De personeelsleden die tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2023 voor het eerst in dienst zijn getreden en aangesteld werden in een toenmalig knelpuntambt,- vak of -specialiteit en tot maximum acht of tien jaar diensten als werknemer of zelfstandige in de geldelijke anciënniteit konden opnemen, kunnen vanaf 1 september 2023 deze geldelijke anciënniteit ook laten gelden voor de nieuwe knelpuntambten, op voorwaarde dat ze op of na 1 september 2023 aangesteld zijn of worden in een van deze knelpuntambten.

Deze maatregel kan gecumuleerd worden met de al langer bestaande maatregel van tien jaar anciënniteit in het kader van nuttige ervaring. Meer informatie over nuttige ervaring is te vinden in de Omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring.

Meer informatie over deze maatregel voor het basis- en secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding: 

1.2. Basisonderwijs

1.2.1. Welke ambten?

De VDAB bepaalt welke ambten als knelpuntambten worden beschouwd.

De maatregel wordt jaarlijks geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis daarvan kunnen er knelpuntambten bijkomen of verdwijnen. Daarom is het raadzaam dat u elke vacature aan de VDAB meldt.

1.2.1.1. Zijinstromers die de overstap maken vanaf 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2025

Voor het gewoon basisonderwijs gelden volgende ambten vanaf 1 september 2023 als een knelpuntambt:

  • Kleuteronderwijzer
  • Onderwijzer
  • Leermeester lichamelijke opvoeding
  • Leermeester godsdienst
  • Leermeester niet-confessionele zedenleer
  • ICT-coördinator
  • Adjunct-directeur
  • Directeur

Voor het buitengewoon basisonderwijs gelden volgende ambten vanaf 1 september 2023 als een knelpuntambt:

  • Kleuteronderwijzer ASV
  • Onderwijzer ASV
  • Leermeester ASV, specialiteit lichamelijke opvoeding
  • Leermeester ASV, specialiteit Compensatietechniek-braille in type 6
  • Leermeester godsdienst
  • Leermeester niet-confessionele zedenleer
  • ICT-coördinator
  • Adjunct-directeur
  • Directeur

Principe
Er wordt een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het zijn de ambten die opgenomen zijn in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik van zijn overstap waarvoor het personeelslid zal kunnen genieten van deze maatregel gedurende zijn volledige verdere loopbaan (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Als er nadien tijdens zijn loopbaan toevoegingen gebeuren aan de lijst met knelpuntambten, kan het personeelslid ook zijn rechten laten gelden op de toegevoegde ambten. Het eventueel schrappen van ambten van de lijst met knelpuntambten tijdens zijn loopbaan heeft geen impact op zijn rechten.

1.2.1.2. Zijinstromers die de overstap maakten voor 1 september 2023

De zijinstromer die voor 1 september 2023 de overstap maakte en aangesteld werd in een toenmalig knelpuntambt in het basisonderwijs behoudt alvast de bijkomende geldelijke anciënniteit die hij voor de toenmalige knelpuntambten heeft verworven. Deze bijkomende geldelijke anciënniteit geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.2.1.1).

1.2.1.2.1. Zijinstromers die de overstap maakten tussen 1 september 2020 en 30 november 2021

Bij een eerste aanstelling in onderwijs tussen 1 september 2020 en 30 november 2021 in een van de volgende knelpuntambten in het gewoon en/of het buitengewoon basisonderwijs gold de mogelijkheid om tot maximum acht jaar diensten in de privésector of als zelfstandige te laten valideren als bijkomende geldelijke anciënniteit:

1° het ambt van onderwijzer;

2° het ambt van onderwijzer ASV.

De bijkomende geldelijke anciënniteit die het personeelslid heeft verworven in een van de voormelde ambten geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.2.1.1).

1.2.1.2.2. Zijinstromers die de overstap maakten tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023

Bij een eerste aanstelling in onderwijs tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023 in een van de volgende knelpuntambten in het gewoon en/of het buitengewoon basisonderwijs gold de mogelijkheid om tot maximum tien jaar diensten in de privésector of als zelfstandige te laten valideren als bijkomende geldelijke anciënniteit:

1° het ambt van onderwijzer;

2° het ambt van onderwijzer ASV;

3° het ambt van directeur;

4° het ambt van ICT-coördinator;

5° het ambt van leermeester godsdienst;

6° het ambt van leermeester niet-confessionele zedenleer.

De bijkomende geldelijke anciënniteit die het personeelslid heeft verworven in een van de voormelde ambten geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.2.1.1).

1.2.1.3. Zijinstromers die de overstap maken na 1 september 2025

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat vanaf 1 september 2025 voor een nieuwe zijinstromer maximum acht jaar diensten als werknemer of zelfstandige in aanmerking kunnen komen voor de geldelijke anciënniteit, en dit voor alle knelpuntambten zoals vastgelegd vanaf 1 september 2023 (zie punt 1.2.1.1).

Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving, zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

1.2.2. Voorwaarden m.b.t. het aantal jaren bijkomende geldelijke anciënniteit

Principe
Ook hier wordt er een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het is het maximum aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit zoals vastgelegd in de regelgeving op het ogenblik van zijn overstap waarvan het personeelslid gedurende zijn volledige verdere loopbaan zal kunnen genieten (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Wanneer tijdens zijn loopbaan de regelgeving wordt gewijzigd en daardoor het aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit eventueel wordt vermeerderd of verminderd, heeft dit geen impact op zijn verworven rechten. Zowel bij een vermeerdering als bij een vermindering van het maximum aantal jaren behoudt het personeelslid bij een aanstelling in een knelpuntambt dus zijn eerder verworven rechten.

Vanaf 1 september 2023 worden de diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, meegeteld in de berekening van de geldelijke anciënniteit als aan de volgende voorwaarden voldaan is:

  • het personeelslid is aangesteld in een knelpuntambt (zie 1.2.1);
  • het personeelslid is nieuw in het onderwijs (zie punt 1.2.3);
  • de diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige moeten vallen onder de RSZ-regeling (zie 1.2.4) .

De diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, kunnen tot een maximum van vijftien jaar meegenomen worden in de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Opgelet
Voor personeelsleden die reeds de overstap maakten tussen 1 september 2020 en 30 november 2021 en voor wie bij een aanstelling in een knelpuntambt diensten tot een maximum van acht jaar meetellen in de berekening van hun geldelijke anciënniteit, blijft dit maximum van acht jaar ook gelden bij de aanstelling in een knelpuntambt vanaf 1 september 2023.

Voor personeelsleden die de overstap maakten tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023 en voor wie bij een aanstelling in een knelpuntambt diensten tot een maximum van tien jaar meetellen in de berekening van hun geldelijke anciënniteit, blijft dit maximum van tien jaar ook gelden bij de aanstelling in een knelpuntambt vanaf 1 september 2023.

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat wie de overstap maakt vanaf 1 september 2025 deze diensten voor een maximum van acht jaar zal kunnen meenemen in de berekening van de geldelijke anciënniteit en dit voor de ambten zoals vastgelegd vanaf 1 september 2023. Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving, zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

Opgelet: er hoeft geen inhoudelijke overeenstemming te zijn tussen de opgedane ervaring in de privésector en het uit te oefenen ambt. Het schoolbestuur kan uiteraard wel die afweging maken bij de aanwerving van haar personeel.

1.2.3. Wie wordt als nieuw in het onderwijs beschouwd?

1.2.3.1. Totaal nieuwe personeelsleden vanaf 1 september 2023

De regeling geldt voor personeelsleden die op 1 september 2023 of op een later tijdstip de overstap maken naar het onderwijs en in een knelpuntambt aangesteld worden en voor wie het daarenboven de eerste keer is dat zij in een gesubsidieerde of gefinancierde betrekking in het onderwijs aangesteld worden (met uitzondering van een tewerkstelling in een universiteit).

Dit betekent dat personeelsleden die al tewerkgesteld zijn in een van de volgende entiteiten van het onderwijs niet in aanmerking komen:

  • een school van het gewoon basisonderwijs,
  • een school van het buitengewoon basisonderwijs,
  • een school van het gewoon secundair onderwijs,
  • een school van het buitengewoon secundair onderwijs,
  • een onderwijsinternaat,
  • een semi-internaat,
  • een opvangcentrum,
  • een medisch-pedagogisch instituut,
  • een tehuis van het Gemeenschapsonderwijs (in het kader van hulp- en bijstandsregeling),
  • een Tehuis voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben,
  • een Instituut buitengewoon secundair onderwijs Gemeenschapsonderwijs,
  • een centrum voor leerlingenbegeleiding,
  • het deeltijds kunstonderwijs,
  • een hogeschool,
  • een IPO,
  • een centrum voor volwassenenonderwijs,
  • een centrum voor basiseducatie,
  • een leersteuncentrum.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt op 20 september 2023 voor de eerste keer in dienst genomen in een gesubsidieerde betrekking van onderwijzer. Het personeelslid heeft daarvoor twaalf jaar gewerkt als zelfstandige.

Het personeelslid mag twaalf jaar in aanmerking nemen voor de geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft drie jaar voor de K.U. Leuven als lid van het ATP gewerkt en daarna één jaar voor een bank. Het personeelslid kan nu voor de eerste maal aan de slag als onderwijzer vanaf 8 januari 2024. Het personeelslid kan vier jaar geldelijke anciënniteit laten valideren.

Personeelsleden die voor 1 september 2023 één of meerdere korte aanstellingen in onderwijs hebben gehad, die samen niet meer dan 105 kalenderdagen bedragen, worden ook beschouwd als nieuwe personeelsleden.

Voorbeeld 1

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en heeft daarvoor 11 jaar gewerkt als werknemer. Hij wordt op 1 september 2023 als volgt aangesteld in een school voor gewoon basisonderwijs:

  • 12 lestijden onderwijzer
  • 12 lestijden leermeester lichamelijke opvoeding 

Dit personeelslid had van 23 maart 2023 tot en met 29 mei 2023 een tijdelijke opdracht als leermeester lichamelijke opvoeding in een andere school voor gewoon basisonderwijs.

Het personeelslid kan op 1 september 2023 11 jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen voor het ambt van onderwijzer en voor het ambt van leermeester lichamelijke opvoeding. Hij wordt op 1 september 2023 immers beschouwd als een nieuw personeelslid omdat hij voor 1 september 2023 voor minder dan 105 kalenderdagen aangesteld was in een instelling in onderwijs.

1.2.3.2. Personeelsleden die eerder in onderwijs aangesteld waren en minstens drie jaar ononderbroken afwezig zijn

Deze maatregel geldt ook voor personeelsleden die al eerder tewerkgesteld waren binnen onderwijs (dit kunnen zowel periodes voor of na 1 september 2023 zijn) en op 1 september 2023 of een later tijdstip terugkeren naar het onderwijs en worden aangesteld in een knelpuntambt nadat ze in tussentijd minstens drie jaar ononderbroken het onderwijs verlaten hebben.

Dit geldt ook voor personeelsleden die weliswaar hun band met het onderwijs in die ononderbroken periode behouden maar als werknemer of als zelfstandige aan de slag gaan via een afwezigheid verminderde prestaties (AVP).

Wanneer een personeelslid dat al eerder in onderwijs aangesteld was en op of na 1 september 2023 de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs nadat hij voor een ononderbroken periode van minstens drie jaren het onderwijs heeft verlaten, wordt hij op het ogenblik van de nieuwe aanstelling in onderwijs beschouwd als een nieuwe zijinstromer. Hij kan dan als zijinstromer de diensten die hij in de privésector presteerde in rekening brengen. Het gaat hier zowel om de diensten verstrekt in de privésector tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar afwezigheid uit onderwijs, als om diensten verstrekt in de privésector vóór de eerdere aanstelling in onderwijs. 

Principe
Voor personeelsleden die voor of na 1 september 2023 de overstap maakten naar het onderwijs, vervolgens opnieuw minimaal drie jaar tewerkgesteld zijn in de privésector om dan opnieuw terug te keren naar het onderwijs, wordt bij de nieuwe aanstelling ‘een nieuwe foto gemaakt’ indien dit in hun voordeel is (= een hoger maximum aantal jaren dat kan meegenomen worden in hun geldelijke anciënniteit of een uitbreiding van de lijst met knelpuntambten). 
(Zie ook de kaders bij 1.2.1 en 1.2.2 i.v.m. het principe van de foto die moet gemaakt worden van de regelgeving).

De diensten die het personeelslid al in rekening kon brengen bij de eerste overstap, kunnen bij de nieuwe overstap naar het onderwijs uitgebreid worden met de diensten verstrekt in de privésector die het personeelslid tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar presteerde of die het personeelslid al presteerde voor zijn eerdere aanstelling in onderwijs.

Een personeelslid dat voor het eerst op of na 1 september 2023 een aanstelling opneemt in onderwijs en daarna voor een onderbroken periode van minstens drie jaar weer uit onderwijs gaat, kan bij een nieuwe aanstelling in een knelpuntambt opnieuw diensten verstrekt in de privésector laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit voor zover die nog niet in rekening zijn gebracht bij zijn eerste aanstelling en dit tot het maximum dat gold bij de eerste aanstelling op of na 1 september 2023. Dit personeelslid kan bij een terugkeer naar onderwijs dus bijkomende diensten laten in rekening brengen tot het maximum van vijftien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit.

Dit principe geldt ook voor wie als zijinstromer in dienst is getreden tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2023 in een toenmalig knelpuntambt en daarbij maximum acht jaar diensten in de privésector (zie punt 1.2.1.2.1) of tien jaar diensten in de privésector (zie punt 1.2.1.2.2) in rekening kon brengen. Als dit personeelslid onderwijs weer verlaat en na 1 september 2023 na een ononderbroken periode van minstens drie jaren terug een aanstelling in onderwijs opneemt, wordt hij op dat ogenblik ook weer als een nieuwe zijinstromer beschouwd. Hij kan de eerder verworven geldelijke anciënniteit van acht of tien jaar dan eventueel uitbreiden met diensten verstrekt in de privésector. Het gaat hier zowel om de diensten verstrekt in de privésector tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar afwezigheid uit onderwijs, als om diensten verstrekt in de privésector vóór de eerdere aanstelling in onderwijs, op voorwaarde dat die nog niet eerder in rekening zijn gebracht bij zijn eerste aanstelling als zijinstromer.

Deze uitbreiding geldt voor het maximum aantal jaren dat van kracht is op het ogenblik van zijn nieuwe aanstelling in onderwijs. Gebeurt die nieuwe aanstelling in onderwijs voor 31 augustus 2025 dan gaat het dus in totaal om maximum vijftien jaar.

Voorbeeld 1

Een personeelslid heeft gewerkt als kleuteronderwijzer van 5 oktober 2017 tot en met 30 juni 2018. Het personeelslid komt opnieuw in dienst als onderwijzer op 1 september 2024 en heeft ondertussen 6 jaar voltijds gewerkt in de privésector. Omdat het personeelslid minimaal een periode van 3 ononderbroken kalenderjaren niet was aangesteld in het onderwijs kan het die 6 jaar opnemen in de geldelijke anciënniteit als onderwijzer.

Voorbeeld 2

Een vastbenoemde leermeester niet-confessionele zedenleer neemt een AVP van 1 oktober 2024 tot en met 30 september 2028. Het personeelslid neemt op 1 oktober 2028 opnieuw zijn betrekking als leermeester niet-confessionele zedenleer op en heeft ondertussen 4 jaar gewerkt in de privésector. Ook personeelsleden die verbonden blijven aan onderwijs maar voor een ononderbroken periode van minstens drie jaar een AVP nemen kunnen bij hun terugkeer hun geldelijke anciënniteit uit de privésector meenemen, in dit geval 4 jaar.

Voorbeeld 3

Een onderwijzer had een aanstelling tot en met 30 september 2023 en gaat van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen een jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid komt terug in het ambt van onderwijzer en kan zijn jaar niet laten valideren, want hij is geen drie jaar uit het onderwijs weg geweest. Vanaf 1 september 2025 werkt het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar. Nadien start hij opnieuw in het ambt van onderwijzer. Het personeelslid wordt bij zijn terugkeer als een nieuwe zijinstromer beschouwd want hij had onderwijs verlaten voor een onderbroken periode van minstens drie jaar. Hij kan alle diensten die hij eerder in de privésector presteerde als bijkomende geldelijke anciënniteit laten opnemen: het jaar dat hij in de periode 2023-2024 presteerde en de vier jaren die hij vanaf 2025 presteerde. Bij zijn terugkeer in 2029 kan hij dus in totaal vijf jaar diensten in de privésector opnemen.

Voorbeeld 4

Een personeelslid heeft gewerkt als ICT-coördinator van 5 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 november 2027 en heeft ondertussen 3 jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid heeft in die tussenperiode een interim van 30 dagen uitgeoefend. Omdat het personeelslid geen periode van 3 ononderbroken jaren is verdwenen uit het onderwijs kan het die 3 jaar niet opnemen in de geldelijke anciënniteit als ICT-coördinator.

Voorbeeld 5

Een personeelslid maakte in 2017 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van directeur nadat hij negen jaar had gewerkt in de privésector. Op 1 september 2020 verlaat het personeelslid het onderwijs en gaat weer in de privésector aan de slag. Hij keert op 1 september 2023 terug naar het ambt van directeur. Het personeelslid kan vanaf die datum aanspraak maken op bijkomende geldelijke anciënniteit voor de diensten die hij presteerde in de privésector, want hij heeft gedurende drie ononderbroken jaren het onderwijs verlaten en geldt dus als een nieuwe zijinstromer. Hij kan beroep doen op de negen jaren die hij in de privésector presteerde voor 2017 en op de drie jaar die hij vanaf 1 september 2020 presteerde in de privésector. Hij kan dus op 1 september 2023 in totaal twaalf jaren bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen. Vermits hij eerder al drie jaren in onderwijs was aangesteld, betekent dit dat hij op 1 september 2023 start met een geldelijke anciënniteit van vijftien jaar.

Voorbeeld 6

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van onderwijzer ASV nadat hij twaalf jaar had gewerkt in de privésector. Hij kan op dat ogenblik aanspraak maken op twaalf jaar geldelijke anciënniteit. Na een aanstelling van één jaar in het ambt van onderwijzer ASV keert het personeelslid op 1 september 2024 terug naar de privésector. Drie jaar later, op 1 september 2027, maakt het personeelslid opnieuw de overstap naar het ambt van onderwijzer ASV. Aangezien hij vanaf 1 september 2024 drie onafgebroken jaren het onderwijs heeft verlaten, heeft hij recht om drie jaar toe te voegen aan de twaalf jaar die hij al kon inbrengen bij zijn overstap in 2023. Het personeelslid heeft dus recht op het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit vanuit de privésector vermits dit als maximum aantal jaren gold op het ogenblik van zijn eerste aanstelling in 2023. Bovendien was hij ook al één jaar aangesteld als onderwijzer ASV waardoor hij op 1 september 2027 opnieuw start met een geldelijke anciënniteit van zestien jaar. 

1.2.4. Welke diensten komen in aanmerking?

Bezoldigde diensten als werknemer of als zelfstandige onderworpen aan de R.S.Z.-regeling komen in aanmerking. De diensten moeten volledig in overeenstemming zijn met de R.S.Z.-bepalingen, ongeacht het feit of er voor deze diensten al dan niet bijdragen voorzien zijn. Dit zal blijken uit de attesten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

De diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige kunnen aan de hand van R.S.Z.-bijdragen bewezen worden. Door de R.S.Z. ‘gelijkgestelde periodes’ worden ook meegeteld.

Wie diensten gepresteerd heeft als werknemer of als zelfstandige in een lidstaat van de Europese Unie kan ook deze diensten laten valideren.

Het combineren van twee banen terzelfdertijd kan niet dubbel in rekening gebracht worden. De periode die gevalideerd wordt, kan nooit langer zijn dan de werkelijke duur van die periode.

Voorbeeld

Een personeelslid combineerde gedurende 6 maanden een baan in de horeca met een functie in een grootwarenhuis. De geldelijke validering van deze arbeid bedraagt nooit meer dan 6 maanden.

Als een personeelslid overstapt van een hogeschool naar een betrekking in een knelpuntambt in het basisonderwijs en in de hogeschool diensten die het personeelslid heeft verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, opgenomen werden in zijn geldelijke anciënniteit, dan komen deze diensten ook in aanmerking voor de berekening van zijn salaris voor het knelpuntambt in het basisonderwijs.

 

1.2.5. Hoe worden de diensten als werknemer of als zelfstandige geteld?

De perioden van tewerkstelling worden geteld van dag tot dag en de som van het aldus bekomen aantal dagen wordt gedeeld door 30. Op die manier bekomt men een aantal maanden waarbij 12 maanden een jaar vormen. Het resterend aantal dagen wordt overgedragen naar een volgende periode. De resterende dagen worden opgeteld met de resterende dagen van een eventuele volgende periode.

De diensten gepresteerd als werknemer of als zelfstandige kunnen vanaf 1 september 2023 voor maximaal vijftien jaar in rekening gebracht worden. 

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en sindsdien in onderwijs aangesteld bleef, gaat het om een maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.2.1.2).

Voorbeeld

Een personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld als onderwijzer en heeft daarvoor twee perioden gewerkt als werknemer:

  • vanaf 16 oktober 2018 tot en met 31 december 2018
  • vanaf 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019

Geldelijke anciënniteit op basis van de diensten als werknemer:

  • de eerste periode bedraagt 77 dagen = 2 maanden 17 dagen (de resterende 17 dagen worden naar een volgende periode overgedragen)
  • de tweede periode bedraagt 47 dagen = 1 maand 17 dagen

Het personeelslid heeft dus recht op 3 maanden en 34 dagen, wat neerkomt op 4 maanden en 4 dagen.

1.2.6. Behoud van anciënniteit voor elk knelpuntambt

Principe:
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld was opgenomen in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. … Het principe geldt uiteraard ook wanneer de overstap wordt gemaakt van een knelpuntambt naar een ander knelpuntambt.
Ook wanneer een personeelslid later – al dan niet na een tijdelijke uitstap uit het onderwijs – aangesteld wordt in een knelpuntambt, blijft die bijkomende geldelijke anciënniteit verworven (zie ook punt 1.2.2). 
Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe “foto” gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.2.3.2).

Voorbeeld 1

Een personeelslid komt op 1 september 2023 in het onderwijs en heeft eerder 8 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid wordt als volgt aangesteld:

  • Onderwijzer ASV voor 12 lestijden
  • Zorgcoördinator voor 12u

Voor onderwijzer ASV kan het personeelslid 8 jaar geldelijke anciënniteit in rekening laten brengen, voor zorgcoördinator start het personeelslid met 0 jaar geldelijke anciënniteit.

Het personeelslid wordt op 1 september 2024 aangesteld voor 12/24 onderwijzer en voor 12/24 onderwijzer ASV. De bijkomende 8 jaar geldelijke anciënniteit gelden ook voor het ambt van onderwijzer want dat is eveneens een knelpuntambt. Ondertussen heeft het personeelslid ook 1 jaar anciënniteit verworven binnen onderwijs; hier spelen de gewone regels waardoor het personeelslid zowel in het ambt van onderwijzer als in het ambt van onderwijzer ASV kan rekenen op 9 jaar geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld 2

Een onderwijzer ASV heeft een aanstelling gehad tot en met 30 september 2020 en gaat van 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst in onderwijs op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen dus 4 jaar gewerkt in de privésector. Vermits het personeelslid onderwijs heeft verlaten voor een ononderbroken periode van minstens drie jaren, wordt hij bij een nieuwe indiensttreding als een nieuwe zijinstromer beschouwd. Het personeelslid komt terug in het ambt van onderwijzer ASV en kan zijn 4 jaar in rekening brengen want het ambt van onderwijzer ASV is nog opgenomen in de lijst met knelpuntambten op dat ogenblik. Op 1 september 2025 werkt het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar en komt opnieuw in het ambt van onderwijzer ASV. Het personeelslid behoudt het recht op 4 jaar anciënniteit van bij zijn overstap op 1 oktober 2024 en kan daar eventueel 4 jaar aan toevoegen op voorwaarde dat het ambt van onderwijzer ASV in 2029 nog steeds in de lijst met knelpuntambten is opgenomen en dit tot het maximum van 8 jaar) geldelijke anciënniteit vermits dit als maximum aantal jaren geldt bij zijn herindiensttreding in onderwijs in 2029.

Voorbeeld 3

Na drie jaar tewerkstelling in de privésector maakt een personeelslid op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt aangesteld als ICT-coördinator. Hij kan de drie jaar geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen aangezien ICT-coördinator op dat ogenblik een knelpuntambt is. Op 1 september 2024 keert het personeelslid terug naar de privésector voor slechts één jaar en keert op 1 september 2025 terug naar het onderwijs. Hij wordt aangesteld in het ambt van onderwijzer, een knelpuntambt. Hij kan dat éne jaar in de privésector niet in rekening brengen aangezien hij geen drie onafgebroken jaren het onderwijs verlaten heeft. Maar bij de overstap in 2025 kan hij alsnog de drie jaren geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen van bij zijn overstap op 1 september 2023 aangezien het ambt van onderwijzer op dat ogenblik was opgenomen in de lijst met knelpuntambten en de geldelijke anciënniteit geldt voor alle knelpuntambten uit de lijst..

Voorbeeld 4

Na zeven jaar tewerkstelling in de privésector maakt een personeelslid op 1 september 2024 de overstap naar het onderwijs en wordt halftijds aangesteld als ICT-coördinator en halftijds als onderwijzer. Hij kan de zeven jaar geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen voor beide ambten . Op 1 september 2025 keert het personeelslid terug naar de privésector voor drie jaar en keert op 1 september 2028 terug naar het onderwijs. Hij wordt opnieuw halftijds aangesteld in het ambt van ICT-coördinator en halftijds in het ambt van onderwijzer. Beide ambten zijn op dat ogenblik nog steeds een knelpuntambt. Aangezien hij drie onafgebroken jaren het onderwijs verlaten heeft, kan er een nieuwe foto gemaakt worden. Daardoor heeft hij recht om drie jaar bijkomende geldelijke anciënniteit in rekening te brengen voor beide ambten. Hij kon al zeven jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen, daar kan hij in 2028 nog drie jaar aan toevoegen aangezien het maximum aantal jaar dat in rekening kan gebracht worden op dat ogenblik van zijn eerste aanstelling was vastgelegd op vijftien jaar. Aangezien hij ook al een jaar aangesteld was in het onderwijs en daarvoor de gewone regels spelen, heeft hij bij zijn overstap in 2028 dus op 11 jaar geldelijke anciënniteit voor het ambt van ICT-coördinator en het ambt van onderwijzer.

1.2.7. Overstap naar een niet-knelpuntambt

1.2.7.1. Naar een selectie- of bevorderingsambt

De diensten als werknemer of als zelfstandige worden enkel toegekend aan personeelsleden die aangesteld worden in een knelpuntambt. Wanneer zij vanuit die knelpuntambten overstappen naar een selectie- of bevorderingsambt in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, behouden ze de verworven anciënniteit op basis van de diensten als werknemer of als zelfstandige.

Voorbeeld 1

Een onderwijzer die op 1 september 2020 de overstap maakte naar het onderwijs had meteen recht op 8 jaar geldelijke anciënniteit op basis van zijn voorafgaande activiteiten als zelfstandige. Hij wordt in 2023 directeur van een basisschool. Ook al was bij zijn overstap naar het onderwijs op 1 september 2020 het ambt van directeur nog geen knelpuntambt, toch komen de 8 jaar diensten als zelfstandige ook in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van directeur aangezien hij de overstap maakt naar een bevorderingsambt in het basisonderwijs. 

Voorbeeld 2

Een vastbenoemd onderwijzer ASV met 8 jaar diensten als werknemer in de geldelijke anciënniteit, gaat via TAO naar het ambt van adjunct-directeur in een secundaire school. De 8 jaar diensten als werknemer komen in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van adjunct-directeur.

1.2.7.2. Naar een ander ambt

Als personeelsleden overstappen van een knelpuntambt naar een ambt dat geen knelpuntambt is dat bovendien geen selectie- of bevorderingsambt is in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, dan komen de jaren als werknemer of als zelfstandige niet langer in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit voor dat ambt.

Opgelet: een ambt is geen knelpuntambt als het niet opgenomen was in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Als nadien de lijst met knelpuntambten wordt uitgebreid, behoudt een personeelslid weliswaar bij een aanstelling in een knelpuntambt van de nieuwe lijst zijn geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.2.6).

Voorbeeld 1

Een vastbenoemd onderwijzer met 15 jaar privédiensten in de geldelijke anciënniteit, gaat via TAO naar het ambt van zorgcoördinator. De 15 jaar privédiensten worden niet meegenomen in de geldelijke anciënniteit in het ambt van zorgcoördinator.

Voorbeeld 2

Een onderwijzer die op 1 september 2023 de overstap maakte naar het onderwijs had meteen recht op 12 jaar geldelijke anciënniteit op basis van zijn voorafgaande activiteiten als zelfstandige. Hij wordt op 1 september 2024 aangesteld als beleidsondersteuner. Het ambt van beleidsondersteuner is geen knelpuntambt, dus komen de 12 jaar diensten als zelfstandige niet in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van beleidsondersteuner.

1.2.8. Toevoeging of verwijdering van ambten uit de lijst van knelpuntambten

De nieuwe maatregel wordt op regelmatige basis geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis van die evaluatie kunnen andere ambten aan de lijst van knelpuntambten worden toegevoegd. Mogelijks worden bepaalde knelpuntambten na een evaluatie verwijderd uit de lijst.

Principe:
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld in de lijst met knelpuntambten is opgenomen op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakt naar het onderwijs. Vanaf 1 september 2023 komen de jaren als werknemer of als zelfstandige in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit voor de ambten die vanaf 1 september 2023 of later als knelpuntambt worden erkend (zie punt 1.2.1).
Bij de toevoeging van een knelpuntambt aan de lijst met knelpuntambten geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerdere aanstelling ook voor dat nieuwe knelpuntambt. 
De verwijdering van een ambt uit de lijst met knelpuntambten heeft geen negatieve invloed op de geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat de overstap naar het onderwijs maakte op het ogenblik dat het ambt waarin hij wordt aangesteld wel nog op de lijst met knelpuntambten stond.

Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe “foto” gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.2.3.2).

1.2.8.1. Toevoeging van een knelpuntambt aan de lijst

Als er aan de lijst met knelpuntambten een knelpuntambt wordt toegevoegd, dan geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerste aanstelling in een knelpuntambt ook voor dat nieuwe knelpuntambt.

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.2.1.1).

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en sindsdien in onderwijs aangesteld bleef, gaat het om een maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.2.1.2).

Voorbeelden

Via de hiernavolgende voorbeelden wordt de impact van een toegevoegd knelpuntambt toegelicht. De ambten die in deze voorbeelden als toegevoegd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Deze voorbeelden houden dus niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk een knelpuntambt zullen worden.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld in het onderwijs en heeft 8 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid wordt als volgt aangesteld:

  • Onderwijzer voor 12 lestijden
  • Zorgcoördinator voor 12u

Voor onderwijzer kan het personeelslid 8 jaar laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit, voor zorgcoördinator start het personeelslid met 0 jaar.

Eind 2025 volgt een evaluatie van de lijst met knelpuntambten en het ambt van zorgcoördinator wordt daaraan toegevoegd. Het personeelslid kan vanaf dat ogenblik aanspraak maken op 8 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit voor dat nieuwe knelpuntambt.

Voorbeeld 2

Een personeelslid werd op 1 september 2020 aangesteld in het onderwijs en had 8 jaar gepresteerd als werknemer in de privésector. Dat personeelslid wordt aangesteld als onderwijzer voor 24 lestijden. De 8 jaren in de privésector kon hij als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Vanaf 1 september 2023 n krijgt hij een nieuwe opdracht:

  • Onderwijzer: 12 lestijden
  • ICT-coördinator: 12u

Het personeelslid krijgt vanaf 1 september 2023 ook voor het ambt van ICT-coördinator de 8 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit aangezien het ambt van ICT-coördinator ondertussen aan de lijst met knelpuntambten is toegevoegd.

Voorbeeld 3

Een personeelslid werd op 1 september 2020 aangesteld in het onderwijs en had 8 jaar gepresteerd als werknemer in de privésector.

Dat personeelslid wordt aangesteld als onderwijzer voor 24 lestijden. De 8 jaren in de privésector kon hij als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Het personeelslid verlaat het onderwijs op 1 september 2021 en keert op 1 september 2024 terug naar het onderwijs. In de tussentijd leverde hij prestaties als zelfstandige. Hij wordt op 1 september 2024 als volgt aangesteld:

  • Onderwijzer: 12 lestijden
  • ICT-coördinator: 12u

Voor het ambt van onderwijzer behoudt hij zijn eerder verworven 8 jaar bijkomende anciënniteit en kan hij ook de drie jaar als zelfstandige laten opnemen als bijkomende anciënniteit, In totaal kan hij dus 11 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit laten gelden. Voor het ambt van ICT-coördinator kan hij deze 3 jaar geldelijke anciënniteit ook in rekening brengen samen met de 8 jaar eerder verworven bijkomende geldelijke anciënniteit voor het ambt van onderwijzer. Hij is immers minstens 3 jaar ononderbroken niet in onderwijs aangesteld en geldt bij een nieuwe indiensttreding als nieuwe zijinstromer. Daarenboven is het ambt van ICT-coördinator opgenomen in de lijst van knelpuntambten op het ogenblik van zijn overstap naar het onderwijs op 1 september 2024.

Voorbeeld 4

Een personeelslid maakt op 1 september 2022 voor het eerst de overstap naar onderwijs en heeft ervoor 11 jaar gewerkt als werknemer. Hij wordt als volgt aangesteld:

  • Onderwijzer: 12 lestijden
  • ICT-coördinator: 12u

Vanaf 1 september 2020 geldt het ambt van onderwijzer als knelpuntambt en vanaf 1 december 2021 werd het ambt van ICT-coördinator opgenomen in de lijst met knelpuntambten. Voor beide ambten kan vanaf 1 december 2021 tot een maximum van 10 jaar diensten uit de privésector als geldelijke anciënniteit meegenomen worden.. Het personeelslid kan voor beide ambten dus 10 jaar in rekening brengen voor zijn geldelijke anciënniteit.

1.2.8.2. Verwijdering van een knelpuntambt uit de lijst

Als een personeelslid aangesteld wordt in een knelpuntambt kan het de jaren die het vooraf heeft gepresteerd als werknemer of als zelfstandige laten opnemen in de geldelijke anciënniteit. Wanneer dat ambt later als knelpuntambt wordt verwijderd, behoudt het personeelslid de geldelijke anciënniteit die het in dat ambt heeft opgebouwd.

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.2.1.1). 

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 als zijinstromer in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en daarna in onderwijs aangesteld blijft, gaat het om het maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.2.1.2).

Voorbeelden

Via de hiernavolgende voorbeelden wordt de impact van een verwijderd knelpuntambt toegelicht. De ambten die in deze voorbeelden als verwijderd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt zullen worden verwijderd.

Voorbeeld 1

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als volgt aangesteld:

  • 11 lestijden kleuteronderwijzer
  • 14 u: ICT-coördinator

Voor beide ambten kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening worden gebracht.

Vanaf 1 september 2025 wordt het ambt van kleuteronderwijzer verwijderd uit de lijst met knelpuntambten. Toch behoudt het personeelslid de 5 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit aangezien het ambt van kleuteronderwijzer wel was opgenomen in de lijst op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs.

Voorbeeld 2

Een personeelslid dat 9 jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als onderwijzer aangesteld. Hij kan de 9 jaren als zelfstandige als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Het personeelslid gaat vanaf 1 oktober 2024 opnieuw aan de slag als zelfstandige om op 2 december 2025 terug te keren naar het onderwijs. Net ervoor werd het ambt van onderwijzer verwijderd uit de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid kan ondanks de verwijdering van het ambt van onderwijzer als knelpuntambt bij zijn nieuwe indiensttreding in 2025 blijven rekenen op de 9 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit die hij ‘verworven’ heeft bij de overstap op 1 september 2023 voor het ambt van onderwijzer..

1.2.8.3. Toevoeging en verwijdering van een knelpuntambt uit de lijst

Voorbeeld

Via dit voorbeeld wordt de impact van een toegevoegd of verwijderd knelpuntambt toegelicht. De ambten en vakken die in dit voorbeeld als toegevoegd of verwijderd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt zullen worden toegevoegd of verwijderd.

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als werknemer in de privésector maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als volgt aangesteld:

  • 12 lestijden als onderwijzer
  • 12 u als zorgcoördinator

Enkel voor het ambt van onderwijzer kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening worden gebracht.

Op 1 september 2024 gaat dat personeelslid terug naar de privésector en komt op 1 september 2027 na drie jaar terug naar onderwijs en wordt opnieuw als volgt aangesteld:

  • 12 lestijden onderwijzer
  • 12 u zorgcoördinator

Net voor de overstap werd het ambt van onderwijzer verwijderd en inmiddels werd het ambt van zorgcoördinator toegevoegd aan de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid behoudt bij zijn nieuwe indiensttreding voor het ambt van onderwijzer zijn 5 ‘verworven’ jaren geldelijke anciënniteit van bij zijn overstap naar het onderwijs in 2023. Hij kan die 5 jaren ook voor het ambt van zorgcoördinator laten gelden vermits dat ondertussen toegevoegd is als knelpuntambt. Daarenboven kan hij voor beide ambten ook rekenen op de 3 jaar geldelijke anciënniteit voor zijn tewerkstelling in de privésector tijdens de periode 2024-2027, omdat hij weer in dienst treedt na het onderwijs voor minstens een onderbroken periode van drie jaren te hebben verlaten. Bij zijn nieuwe indiensttreding in onderwijs in 2027 kan hij dus voor beide ambten beroep doen op 8 jaren bijkomende geldelijke anciënniteit.

1.3. Secundair onderwijs

1.3.1. Welke ambten?

De VDAB bepaalt welke ambten als knelpuntambten worden beschouwd. De maatregel wordt jaarlijks geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis daarvan kunnen er knelpuntambten bijkomen of verdwijnen. Daarom is het raadzaam dat u elke vacature aan de VDAB meldt.

1.3.1.1. Zijinstromers die de overstap maken vanaf 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2025

Voor het gewoon secundair onderwijs gelden volgende ambten vanaf 1 september 2023 als een knelpuntambt:

  • Leraar (alle vakken)
  • Godsdienstleraar
  • Leraar Niet-confessionele zedenleer
  • Begeleider
  • ICT-coördinator
  • Adjunct-directeur
  • Coördinator (DBSO)
  • Technisch adviseur
  • Technisch adviseur-coördinator
  • Directeur

Voor het buitengewoon secundair onderwijs gelden volgende ambten vanaf 1 september 2023 als een knelpuntambt:

  • Leraar ASV
  • Leraar ASV lichamelijke opvoeding
  • Leraar ASV compensatietechniek-braille in type 6
  • Leraar BGV (alle specialiteiten)
  • Leraar niet-confessionele zedenleer
  • Godsdienstleraar
  • ICT-coördinator
  • Adjunct-directeur
  • Technisch adviseur
  • Technisch adviseur-coördinator
  • Directeur

Principe
Er wordt een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het zijn de ambten die opgenomen zijn in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik van zijn overstap waarvoor het personeelslid zal kunnen genieten van deze maatregel gedurende zijn volledige verdere loopbaan (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Als er nadien tijdens zijn loopbaan toevoegingen gebeuren aan de lijst met knelpuntambten, kan het personeelslid ook zijn rechten laten gelden op de toegevoegde ambten. Het eventueel schrappen van ambten van de lijst met knelpuntambten tijdens zijn loopbaan heeft geen impact op zijn rechten.

1.3.1.2. Zijinstromers die de overstap maakten voor 1 september 2023

De zijinstromer die voor 1 september 2023 de overstap maakte en aangesteld werd in een toenmalig knelpuntambt, -vak of -specialiteit in het secundair onderwijs behoudt alvast de bijkomende geldelijke anciënniteit die hij voor de toenmalige knelpuntambten, vakken of -specialiteiten heeft verworven. Deze bijkomende geldelijke anciënniteit geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.3.1.1).

1.3.1.2.1. Zijinstromers die de overstap maakten tussen 1 september 2020 en 30 november 2021

Bij een eerste aanstelling in onderwijs tussen 1 september 2020 en 30 november 2021 in een van de volgende knelpuntambten in het gewoon en/of het buitengewoon secundair onderwijs gold de mogelijkheid om tot maximum acht jaar diensten in de privésector of als zelfstandige te laten valideren als bijkomende geldelijke anciënniteit:

1° het ambt van leraar, belast met het algemene vak Nederlands, Nederlands voor nieuwkomers, Frans of wiskunde;

2° het ambt van leraar, belast met het technische vak bouw, elektriciteit, hout, mechanica, handelscorrespondentie Nederlands of handelscorrespondentie Frans;

3° het ambt van leraar, belast met het praktisch vak bouw, elektriciteit, hout, of mechanica;

4° het ambt van leraar beroepsgerichte vorming met specialiteiten bouw, hout of mechanica;

5° de personeelsleden die aangesteld zijn in opleidingsvorm 4 en die belast zijn met een van de voormelde knelpuntambten, vermeld in 1°, 2° en 3°.

De bijkomende geldelijke anciënniteit die het personeelslid heeft verworven in een van de voormelde ambten, vakken of specialiteiten geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.3.1.1).

1.3.1.2.2. Zijinstromers die de overstap maakten tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023

Bij een eerste aanstelling in onderwijs tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023 in een van de volgende knelpuntambten in het gewoon en/of het buitengewoon secundair onderwijs gold de mogelijkheid om tot maximum tien jaar diensten in de privésector of als zelfstandige te laten valideren als bijkomende geldelijke anciënniteit:

1° het ambt van leraar, belast met het algemene vak Nederlands, Nederlands voor nieuwkomers, Frans, wiskunde, informatica, aardrijkskunde, biologie, chemie, Duits, economie, Engels, fysica, Latijn, natuurwetenschappen of project algemene vakken;

2° het ambt van leraar, belast met het technische vak bouw, elektriciteit, hout, mechanica, handelscorrespondentie Nederlands, handelscorrespondentie Frans of techniek;

3° het ambt van leraar, belast met het praktisch vak bouw, elektriciteit, hout of mechanica;

4° het ambt van leraar beroepsgerichte vorming met specialiteiten bouw, hout en mechanica;

5° de personeelsleden die aangesteld zijn in opleidingsvorm 4 en die belast zijn met een van de voormelde knelpuntambten, vermeld in 1°, 2° en 3°;

6° het ambt van directeur;

7° het ambt van ICT-coördinator;

8° het ambt van godsdienstleraar;

9° het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer.

De bijkomende geldelijke anciënniteit die het personeelslid heeft verworven in een van de voormelde ambten, vakken of specialiteiten geldt vanaf 1 september 2023 ook bij een aanstelling in een knelpuntambt dat van kracht is vanaf die datum (zie punt 1.3.1.1).

1.3.1.3. Zijinstromers die de overstap maken na 1 september 2025

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat vanaf 1 september 2025 voor een nieuwe zijinstromer maximum acht jaar diensten als werknemer of zelfstandige in aanmerking kunnen komen voor de geldelijke anciënniteit, en dit voor alle knelpuntambten zoals vastgelegd vanaf 1 september 2023 (zie punt 1.3.1.1).

Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

1.3.2. Voorwaarden m.b.t. het aantal jaren bijkomende geldelijke anciënniteit

Principe
Ook hier wordt er een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het is het maximum aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit zoals vastgelegd in de regelgeving op het ogenblik van zijn overstap waarvan het personeelslid gedurende zijn volledige verdere loopbaan zal kunnen genieten (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Wanneer tijdens zijn loopbaan de regelgeving wordt gewijzigd en daardoor het aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit eventueel wordt vermeerderd of verminderd, heeft dit geen impact op zijn verworven rechten. Zowel bij een vermeerdering als bij een vermindering van het maximum aantal jaren behoudt het personeelslid bij een aanstelling in een knelpuntambt dus zijn eerder verworven rechten.

Vanaf 1 september 2023 worden de diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, meegeteld in de berekening van de geldelijke anciënniteit als aan de volgende voorwaarden voldaan is:

  • het personeelslid is aangesteld in een knelpuntambt (zie 1.3.1);
  • het personeelslid is nieuw in het onderwijs (zie punt 1.3.3);
  • de diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige moeten vallen onder de RSZ-regeling (zie 1.3.5.

De diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, kunnen tot een maximum van vijftien jaar meegenomen worden in de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Opgelet
Voor personeelsleden die reeds de overstap maakten tussen 1 september 2020 en 30 november 2021 en voor wie bij een aanstelling in een knelpuntambt diensten tot een maximum van acht jaar meetellen in de berekening van hun geldelijke anciënniteit, blijft dit maximum van acht jaar ook gelden bij de aanstelling in een knelpuntambt vanaf 1 september 2023.

Voor personeelsleden die de overstap maakten tussen 1 december 2021 en 31 augustus 2023 en voor wie bij een aanstelling in een knelpuntambt diensten tot een maximum van tien jaar meetellen in de berekening van hun geldelijke anciënniteit, blijft dit maximum van tien jaar ook gelden bij de aanstelling in een knelpuntambt vanaf 1 september 2023.

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat wie de overstap maakt vanaf 1 september 2025 deze diensten voor maximum acht jaar zal kunnen meenemen in de berekening van de geldelijke anciënniteit en dit voor de ambten zoals vastgelegd vanaf 1 september 2023. Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

Opgelet: in tegenstelling tot het laten valideren van nuttige ervaring hoeft er hier geen inhoudelijke overeenstemming te zijn tussen de opgedane ervaring in de privésector en het uit te oefenen ambt. Het schoolbestuur kan uiteraard wel die afweging maken bij de aanwerving van haar personeel.

1.3.3. Wie wordt als nieuw in het onderwijs beschouwd?

1.3.3.1. Totaal nieuwe personeelsleden vanaf 1 september 2023

De regeling geldt voor personeelsleden die op 1 september 2023 of een later tijdstip de overstap maken naar het onderwijs en in een knelpuntambt aangesteld worden en voor wie het daarenboven de eerste keer is dat zij in een gesubsidieerde of gefinancierde betrekking in het onderwijs aangesteld worden (met uitzondering van tewerkstelling in een universiteit).

Dit betekent dat personeelsleden die al tewerkgesteld zijn in een van de volgende entiteiten van het onderwijs niet in aanmerking komen:

  • een school van het gewoon basisonderwijs,
  • een school van het buitengewoon basisonderwijs,
  • een school van het gewoon secundair onderwijs,
  • een school van het buitengewoon secundair onderwijs,
  • een onderwijsinternaat,
  • een semi-internaat,
  • een opvangcentrum,
  • een medisch-pedagogisch instituut,
  • een tehuis van het Gemeenschapsonderwijs (in het kader van hulp- en bijstandsregeling),
  • een Tehuis voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben,
  • een Instituut buitengewoon secundair onderwijs Gemeenschapsonderwijs,
  • een centrum voor leerlingenbegeleiding,
  • het deeltijds kunstonderwijs,
  • een hogeschool,
  • een IPO,
  • een centrum voor volwassenenonderwijs,
  • een centrum voor basiseducatie,
  • een leersteuncentrum.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt op 20 september 2023 voor de eerste keer in dienst genomen in een gesubsidieerde betrekking als leraar AV wiskunde (salarisschaal 501). Het personeelslid heeft daarvoor vijftien  jaar gewerkt als zelfstandige.

Het personeelslid mag vijftien jaar in aanmerking nemen voor de geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft drie jaar voor een financiële instelling gewerkt en daarna één jaar voor een biotechnisch bedrijf. Het personeelslid kan nu voor de eerste maal aan de slag in een school voor secundair onderwijs als leraar AV Nederlands vanaf 8 januari 2024. Het personeelslid kan vier jaar geldelijke anciënniteit laten valideren. 

Personeelsleden die voor 1 september 2023 één of meerdere korte aanstellingen in onderwijs hebben gehad, die samen niet meer dan 105 kalenderdagen bedragen, worden ook beschouwd als nieuwe personeelsleden.

Voorbeeld 1

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en heeft daarvoor 11 jaar gewerkt als werknemer. Hij wordt op 1 september 2023 als volgt aangesteld:

  • 10u leraar wiskunde
  • 18 u ICT-coördinator

Dit personeelslid had van 23 maart 2020 tot en met 29 mei 2020 een tijdelijke opdracht als ICT-coördinator (via een aanstelling in het ambt van leraar SO met vakcode ICT 785) in een school voor gewoon secundair onderwijs.

Het personeelslid kan op 1 september 2023 11 jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen voor het ambt van leraar en voor het ambt van ICT-coördinator. Hij wordt op 1 september 2023 immers beschouwd als een nieuw personeelslid omdat hij tot voor 1 september 2023 voor minder dan 105 kalenderdagen aangesteld was in een instelling in onderwijs.

1.3.3.2. Personeelsleden die eerder in onderwijs aangesteld waren en minstens drie jaar onderbroken afwezig zijn

De regeling geldt ook voor personeelsleden die al eerder tewerkgesteld waren binnen onderwijs (dit kunnen zowel periodes voor of na 1 september 2023 zijn) en op 1 september 2023 of een later tijdstip terugkeren naar het onderwijs en worden aangesteld in een knelpuntambt nadat ze in tussentijd minstens drie jaar ononderbroken het onderwijs verlaten hebben.

Dit geldt ook voor personeelsleden die weliswaar hun band met het onderwijs in die ononderbroken periode behouden maar als werknemer of als zelfstandige aan de slag gaan via een afwezigheid verminderde prestaties (AVP).

Wanneer een personeelslid dat al eerder in onderwijs aangesteld was en op of na 1 september 2023 de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs nadat hij voor een ononderbroken periode van minstens drie jaren het onderwijs heeft verlaten, wordt hij op het ogenblik van de nieuwe aanstelling in onderwijs beschouwd als een nieuwe zijinstromer. Hij kan dan als zijinstromer de diensten die hij in de privésector presteerde in rekening brengen. Het gaat hier zowel om de diensten verstrekt in de privésector tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar afwezigheid uit onderwijs, als om diensten verstrekt in de privésector vóór de eerdere aanstelling in onderwijs .

Principe
Voor personeelsleden die voor of na 1 september 2023 de overstap maakten naar het onderwijs, vervolgens opnieuw minimaal drie jaar tewerkgesteld zijn in de privésector om dan opnieuw terug te keren naar het onderwijs, wordt bij de nieuwe aanstelling ‘een nieuwe foto gemaakt’ indien dit in hun voordeel is (= een hoger maximum aantal jaren dat kan meegenomen worden in hun geldelijke anciënniteit of een uitbreiding van de lijst met knelpuntambten). 
(Zie ook de kaders bij 1.3.1 en 1.3.2 i.v.m. het principe van de foto die moet gemaakt worden van de regelgeving).

De diensten die het personeelslid al in rekening kon brengen bij de eerste overstap, kunnen bij de nieuwe overstap naar het onderwijs uitgebreid worden met de diensten verstrekt in de privésector die het personeelslid tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar presteerde of die het personeelslid al presteerde voor zijn eerdere aanstelling in onderwijs.

Een personeelslid dat voor het eerst op of na 1 september 2023 een aanstelling opneemt in onderwijs en daarna voor een onderbroken periode van minstens drie jaar weer uit onderwijs gaat, kan bij een nieuwe aanstelling in een knelpuntambt opnieuw diensten verstrekt in de privésector laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit voor zover die nog niet in rekening zijn gebracht bij zijn eerste aanstelling en dit tot het maximum dat gold bij de eerste aanstelling op of na 1 september 2023. Dit personeelslid kan bij een terugkeer naar onderwijs dus bijkomende diensten laten in rekening brengen tot het maximum van vijftien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit.

Dit principe geldt ook voor wie als zijinstromer in dienst is getreden tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2023 in een toenmalig knelpuntambt en daarbij maximum acht jaar diensten in de privésector (zie punt 1.3.1.2.1) of tien jaar diensten in de privésector (zie punt 1.3.1.2.2) in rekening kon brengen. Als dit personeelslid onderwijs weer verlaat en na 1 september 2023 na een ononderbroken periode van minstens drie jaren terug een aanstelling in onderwijs opneemt, wordt hij op dat ogenblik ook weer als een nieuwe zijinstromer beschouwd. Hij kan de eerder verworven geldelijke anciënniteit van acht of tien jaar dan eventueel uitbreiden met diensten verstrekt in de privésector. Het gaat hier zowel om de diensten verstrekt in de privésector tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar afwezigheid uit onderwijs, als om diensten verstrekt in de privésector vóór de eerdere aanstelling in onderwijs, op voorwaarde dat die nog niet eerder in rekening zijn gebracht bij zijn eerste aanstelling als zijinstromer.

Deze uitbreiding geldt voor het maximum aantal jaren dat van kracht is op het ogenblik van zijn nieuwe aanstelling in onderwijs. Gebeurt die nieuwe aanstelling in onderwijs voor 31 augustus 2025 dan gaat het dus in totaal om maximum vijftien jaar.

Voorbeeld 1

Een personeelslid is een eerste keer in dienst gekomen op 5 oktober 2017 als leraar AV Nederlands tot en met 30 juni 2018. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 september 2024 en heeft ondertussen zes jaar voltijds gewerkt in de privésector. Omdat het personeelslid minimaal een periode van 3 ononderbroken kalenderjaren niet was aangesteld in het onderwijs kan het die zes jaar opnemen in de geldelijke anciënniteit als leraar en dit voor alle vakken .

Voorbeeld 2

Personeelslid A is vast benoemd als leraar AV Frans. Op 1 september 2024 neemt het een AVP voor 4 jaar en gaat aan de slag bij een bank. Nadien keert het personeelslid terug naar school. Hij kan tot 4 jaar anciënniteit uit de privésector laten valideren. Ook personeelsleden die weliswaar verbonden blijven aan onderwijs maar voor minstens een onderbroken periode van drie jaar een AVP nemen kunnen bij hun terugkeer hun geldelijke anciënniteit uit de privésector meenemen, in dit geval 4 jaar.

Voorbeeld 3

Een leraar TV bouw had een aanstelling tot en met 30 september 2023 en gaat van 1 oktober 2023 tot 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen een jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid wordt aangesteld in het ambt van leraar TV bouw en kan zijn jaar niet in rekening brengen want hij is geen drie jaar ononderbroken uit het onderwijs weg geweest. Vanaf 1 september 2025 werkt het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar. Nadien start hij opnieuw in onderwijs in het ambt van leraar TV bouw.

Het personeelslid wordt bij zijn terugkeer als een nieuwe zijinstromer beschouwd want hij had onderwijs verlaten voor een onderbroken periode van minstens drie jaar. Hij kan alle diensten die hij eerder in de privésector presteerde als bijkomende geldelijke anciënniteit laten opnemen: het jaar dat hij in de periode 2023-2024 presteerde en de vier jaren die hij vanaf 2025 presteerde. Bij zijn terugkeer in 2029 kan hij dus in totaal vijf jaar diensten in de privésector opnemen.

Voorbeeld 4

Een personeelslid heeft gewerkt als leraar PV elektriciteit van 5 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 november 2027 en heeft ondertussen 3 jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid heeft in die tussenperiode een tijdelijke opdracht van 30 dagen uitgeoefend in het onderwijs. Omdat het personeelslid geen periode van 3 ononderbroken jaren is verdwenen uit het onderwijs kan het die 3 jaar niet opnemen in de geldelijke anciënniteit als leraar PV elektriciteit.

Het personeelslid kan eventueel wel gebruik maken van de mogelijkheid om deze anciënniteit te laten valideren als nuttige ervaring (zie Omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring).

Voorbeeld 5

Een personeelslid maakte in 2017 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van leraar TV handelscorrespondentie Frans nadat hij negen jaar had gewerkt in de privésector. Op 1 september 2020 verlaat het personeelslid het onderwijs en gaat weer in de privésector aan de slag. Hij keert op 1 september 2023 terug naar het ambt van leraar TV handelscorrespondentie Frans. Het personeelslid kan vanaf die datum aanspraak maken op de negen jaren bijkomende geldelijke anciënniteit voor de diensten die hij presteerde in de privésector, want hij heeft gedurende drie ononderbroken jaren het onderwijs verlaten en geldt dus als een nieuwe zijinstromer. Hij kan beroep doen op de negen jaren die hij in de privésector presteerde voor 2017 en op de op de drie jaar bijkomende geldelijke anciënniteit die hij vanaf 1 september 2020 presteerde in de privésector Hij kan dus op 1 september 2023 in totaal twaalf jaren bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen . Vermits hij eerder al drie jaren in onderwijs was aangesteld, betekent dit dat hij op 1 september 2023 start met een geldelijke anciënniteit van vijftien jaar.

Voorbeeld 6

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van leraar AV Nederlands nadat hij twaalf jaar had gewerkt in de privésector. Hij kan op dat ogenblik aanspraak maken op twaalf jaar geldelijke anciënniteit. Na een aanstelling van één jaar in het ambt van leraar AV Nederlands keert het personeelslid op 1 september 2024 terug naar de privésector. Drie jaar later, op 1 september 2027, maakt het personeelslid opnieuw de overstap naar het ambt van leraar AV Nederlands. Aangezien hij vanaf 1 september 2024 drie onafgebroken jaren het onderwijs heeft verlaten, heeft hij recht om drie jaar toe te voegen aan de twaalf jaar die hij al kon inbrengen bij zijn overstap in 2023. Het personeelslid heeft dus recht op het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit vanuit de privésector vermits dit als maximum aantal jaren gold op het ogenblik van zijn eerste aanstelling in 2023. Bovendien was hij ook al één jaar aangesteld als leraar AV Nederlands waardoor hij op 1 september 2027start met een geldelijke anciënniteit van zestien jaar.

1.3.4. Combinatie met het laten valideren van ‘nuttige ervaring’

De personeelsleden die aangesteld zijn in een technisch of praktisch vak, kunnen onder bepaalde voorwaarden maximaal tien jaar laten erkennen als nuttige ervaring. Hiervoor blijft de Omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring van toepassing.

Belangrijk: de nuttige ervaring kan gecombineerd worden met de acht, tien of vijftien jaren tewerkstelling in de privésector als het personeelslid een knelpuntambt uitoefent. Een periode van tewerkstelling kan echter maar één keer gevalideerd worden, hetzij als nuttige ervaring, hetzij als bijkomende geldelijke anciënniteit i.k.v. knelpuntambten.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt voor de eerste keer aangesteld in het onderwijs op 1 september 2023 als leraar TV hout. Hij heeft 20 jaar gewerkt als werknemer. Hij kan tot 10 jaar laten erkennen als nuttige ervaring overeenkomstig de bestaande procedure vermeld in de omzendbrief betreffende de erkenning van diensten als nuttige ervaring. Daarnaast kan het personeelslid nog max. 10 jaar privédiensten in aanmerking nemen. In totaal heeft het personeelslid recht op 20 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit als aan alle voorwaarden voldaan is.

Voorbeeld 2

Een personeelslid wordt voor de eerste keer aangesteld in onderwijs op 1 september 2023 als leraar PV elektriciteit. Hij heeft 5 jaar gewerkt in de privésector. Hij kan 5 jaar laten erkennen hetzij als nuttige ervaring hetzij als diensten gepresteerd in de privésector maar niet voor de twee tegelijk. Als het personeelslid geen nuttige ervaring nodig heeft voor het bekwaamheidsbewijs, kan de nieuwe regeling toegepast worden i.p.v. nuttige ervaring te laten erkennen. Deze nieuwe regeling is immers veel eenvoudiger.

1.3.5. Welke diensten komen in aanmerking?

Bezoldigde diensten als werknemer of als zelfstandige onderworpen aan de R.S.Z.-regeling komen in aanmerking. De diensten moeten volledig in overeenstemming zijn met de R.S.Z.-bepalingen, ongeacht het feit of er voor deze diensten al dan niet bijdragen voorzien zijn. Dit zal blijken uit de attesten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

De diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige kunnen aan de hand van R.S.Z.-bijdragen bewezen worden. Door de R.S.Z. ‘gelijkgestelde periodes’ worden ook meegeteld.

Wie diensten gepresteerd heeft als werknemer of als zelfstandige in een lidstaat van de Europese Unie kan ook deze diensten laten valideren.

Het combineren van twee banen terzelfdertijd kan niet dubbel in rekening gebracht worden. De periode die gevalideerd wordt, kan nooit langer zijn dan de werkelijke duur van die periode.

Voorbeeld

Een personeelslid combineerde gedurende 6 maanden een baan in de horeca met een functie in een grootwarenhuis. De geldelijke validering van deze arbeid bedraagt nooit meer dan 6 maanden.

Als een personeelslid overstapt van een hogeschool naar een betrekking in een knelpuntambt in het secundair onderwijs en in de hogeschool diensten die het personeelslid heeft verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, opgenomen werden in zijn geldelijke anciënniteit, dan komen deze diensten ook in aanmerking voor de berekening van zijn salaris voor het knelpuntambt in het secundair onderwijs.

 

1.3.6. Hoe worden de diensten als werknemer of als zelfstandige geteld?

De perioden van tewerkstelling worden geteld van dag tot dag en de som van het aldus bekomen aantal dagen wordt gedeeld door 30. Op die manier bekomt men een aantal maanden waarbij 12 maanden een jaar vormen. Het resterend aantal dagen wordt overgedragen naar een volgende periode. De resterende dagen van die periode worden samengeteld met de resterende dagen van een eventuele volgende periode.

De diensten gepresteerd als werknemer of als zelfstandige kunnen vanaf 1 september 2023 voor maximaal vijftien jaar in rekening gebracht worden.

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en sindsdien in onderwijs aangesteld bleef, gaat het om een maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.3.1.2).

Voorbeeld

Een personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld in een knelpuntambt en heeft daarvoor twee perioden gewerkt in de privésector:

  • vanaf 16 oktober 2018 tot en met 31 december 2018
  • vanaf 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019

Geldelijke anciënniteit

  • de eerste periode bedraagt 77 dagen = 2 maanden 17 dagen (de resterende 17 dagen worden naar een volgende periode overgedragen;
  • de tweede periode bedraagt 47 dagen = 1 maand 17 dagen

Het personeelslid heeft dus recht op 3 maanden en 34 dagen, wat neerkomt op 4 maanden en 4 dagen.

1.3.7. Behoud van anciënniteit voor elk knelpuntambt

Principe:
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld was opgenomen in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Het principe geldt uiteraard ook wanneer de overstap wordt gemaakt van een knelpuntambt naar een ander knelpuntambt.
Ook wanneer een personeelslid later – al dan niet na een tijdelijke uitstap uit het onderwijs – aangesteld wordt in een knelpuntambt, blijft die bijkomende geldelijke anciënniteit verworven (zie ook punt 1.3.2).
Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe foto gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.3.3.2).

Voorbeeld 1

Een personeelslid kwam op 1 september 2020 in dienst in het onderwijs en had eerder 8 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid werd als volgt aangesteld:

  • Leraar AV wiskunde voor 10u
  • Leraar AV fysica voor 10u

Voor AV wiskunde kon het personeelslid 8 jaar bijkrijgen; voor AV fysica startte het personeelslid zonder geldelijke anciënniteit.

Het personeelslid wordt op 1 september 2023 opnieuw aangesteld voor 10/20 AV wiskunde en voor 10/20 AV Nederlands voor nieuwkomers. De bijkomende 8 jaar geldelijke anciënniteit gelden ook voor leraar AV Nederlands voor nieuwkomers want het ambt van leraar geldt vanaf 1 september 2023 voor alle vakken als een knelpuntambt. Ondertussen heeft het personeelslid ook 3 jaar anciënniteit verworven binnen onderwijs; hier spelen de gewone regels waardoor het personeelslid ook voor het vak AV Nederlands voor nieuwkomers kan rekenen op in totaal 11 jaar geldelijke anciënniteit, net als voor AV wiskunde.

Voorbeeld 2

Een leraar PV bouw heeft een aanstelling gehad tot 30 september 2020 en gaat van 1 oktober 2020 tot 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst in het onderwijs op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen dus 4 jaar gewerkt in de privésector. Vermits het personeelslid onderwijs heeft verlaten voor een ononderbroken periode van minstens drie jaren, wordt hij bij een nieuwe indiensttreding als een nieuwe zijinstromer beschouwd. Het personeelslid komt terug in het ambt van leraar PV bouw en kan zijn 4 jaar uit de privésector in rekening brengen, want het ambt van leraar is nog opgenomen in de lijst van de knelpuntambten op dat ogenblik. Op 1 september 2025 start het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar. Nadien komt hij opnieuw in dienst als leraar PV bouw. Het personeelslid behoudt het recht op 4 jaar anciënniteit van bij zijn overstap op 1 oktober 2024 en kan daar eventueel 4 jaar aan toevoegen op voorwaarde dat het ambt van leraar PV bouw in 2029 nog steeds in de lijst met knelpuntambten is opgenomen en dit tot het maximum van 8 jaar vermits dit als maximum aantal jaren geldt bij zijn herindiensttreding in onderwijs in 2029.

Voorbeeld 3

Een personeelslid komt op 1 september 2023 in het onderwijs en heeft eerder 6 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid wordt als opvoeder aangesteld. Aangezien dat ambt niet is opgenomen in de lijst met knelpuntambten start het personeelslid met 0 jaar geldelijke anciënniteit.

Het personeelslid wordt op 1 september 2024 aangesteld als leraar AV wiskunde. Aangezien het ambt van leraar op 1 september 2023, de datum waarop het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs, opgenomen was in de lijst met knelpuntambten, kan het personeelslid alsnog genieten van 6 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit. Ondertussen heeft het personeelslid ook 1 jaar anciënniteit verworven binnen onderwijs; hier spelen de gewone regels waardoor het personeelslid kan rekenen op 7 jaar geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld 4

Na drie jaar tewerkstelling in de privésector maakt een personeelslid op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt aangesteld als leraar AV Duits. Hij kan de drie jaar geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen aangezien leraar op dat ogenblik een knelpuntambt is. Op 1 september 2024 keert het personeelslid terug naar de privésector voor slechts één jaar en keert op 1 september 2025 terug naar het onderwijs. Hij wordt aangesteld als leraar AV Nederlands, een knelpuntambt. Hij kan dat éne jaar in de privésector niet in rekening brengen aangezien hij geen drie onafgebroken jaren het onderwijs verlaten heeft. Maar bij de overstap in 2024 kan hij alsnog de drie jaren geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen van bij zijn overstap op 1 september 2023 aangezien het ambt van leraar op dat ogenblik was opgenomen in de lijst met knelpuntambten en de geldelijke anciënniteit geldt voor alle knelpuntambten uit de lijst.

Voorbeeld 5

Na zeven jaar tewerkstelling in de privésector maakt een personeelslid op 1 september 2024 de overstap naar het onderwijs en wordt halftijds aangesteld als leraar AV Duits en halftijds als leraar AV Nederlands. Hij kan de zeven jaar geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening voor beide vakken vermits leraar op dat ogenblik een knelpuntambt is. Op 1 september 2025 keert het personeelslid terug naar de privésector voor drie jaar en keert op 1 september 2028 terug naar het onderwijs. Hij wordt opnieuw halftijds aangesteld als leraar AV Duits en halftijds als leraar AV Nederlands. Het ambt van leraar is op dat ogenblik nog steeds opgenomen in de lijst met knelpuntambten. Aangezien hij drie onafgebroken jaren het onderwijs verlaten heeft, kan er een nieuwe foto gemaakt worden. Daardoor heeft hij recht om drie jaar bijkomende geldelijke anciënniteit in rekening te brengen als leraar. Hij kon hij al zeven jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen, daar kan hij in 2028 nog drie jaar aan toevoegen aangezien het maximum aantal jaar dat in rekening kon gebracht worden op het ogenblik van zijn eerste aanstelling was vastgelegd op vijftien jaar. Aangezien hij ook al een jaar aangesteld was in het onderwijs en daarvoor de gewone regels spelen, heeft hij bij zijn overstap in 2028 dus recht op 11 jaar geldelijke anciënniteit als leraar AV Duits en AV Nederlands.

1.3.8. Overstap naar een niet-knelpuntambt

1.3.8.1. Naar een selectie- of bevorderingsambt

De diensten als werknemer of als zelfstandige worden enkel toegekend aan personeelsleden die aangesteld worden in een knelpuntambt. Wanneer zij echter vanuit die knelpuntambten overstappen naar een selectie- of bevorderingsambt in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, behouden ze de verworven anciënniteit op basis van de diensten als werknemer of als zelfstandige.

Voorbeeld 1

Een vastbenoemd leraar BGV mechanica die op 1 september 2020 de overstap maakte naar het onderwijs had meteen recht op 8 jaar geldelijke anciënniteit op basis van zijn voorafgaande activiteiten als zelfstandige. Hij gaat via TAO naar het ambt van technisch adviseur-coördinator. De 8 jaar als zelfstandige komen in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van technisch adviseur-coördinator.

Voorbeeld 2

Een vastbenoemd leraar AV Nederlands komt in dienst op 1 september 2023 en heeft t 6,5 jaar diensten als werknemer. Deze worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit vermits leraar op dat ogenblik een knelpuntambt is. Op 1 oktober 2028 wordt hij vastbenoemd als directeur in een school voor buitengewoon secundair onderwijs. De 6,5 jaar diensten als werknemer komen ook in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van directeur aangezien hij de overstap maakt naar een bevorderingsambt in het secundair onderwijs.

1.3.8.2. Naar een ander ambt

Als personeelsleden overstappen van een knelpuntambt naar een ambt dat geen knelpuntambt is en bovendien ook geen selectie- of bevorderingsambt is in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, dan komen de jaren als werknemer of als zelfstandige niet langer in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit.

Opgelet: een ambt is geen knelpuntambt als het niet opgenomen was in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Als nadien de lijst met knelpuntambten wordt uitgebreid, behoudt een personeelslid ook bij een aanstelling in een knelpuntambt van de nieuwe lijst zijn geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.3.9).

Voorbeeld 1

Een vastbenoemd leraar met dertien jaar privédiensten in de geldelijke anciënniteit, gaat via TAO naar het ambt van zorgcoördinator in het basisonderwijs. De dertien jaar privédiensten worden niet meegenomen in de geldelijke anciënniteit in het ambt van zorgcoördinator 

Voorbeeld 2

Een personeelslid maakt op 1 september 2024 de overstap naar onderwijs en heeft daarvoor negen jaar als werknemer in de privésector gepresteerd. Het personeelslid wordt tijdelijk aangesteld in het knelpuntambt van leraar ASV in een school voor buitengewoon secundair onderwijs en kan de negen jaar in de geldelijke anciënniteit laten opnemen. Op 1 september 2025 neemt dit personeelslid in de school voor buitengewoon secundair onderwijs een opdracht op in het ambt van orthopedagoog. Het ambt van orthopedagoog is geen knelpuntambt, dus komen de negen jaar diensten in de privésector niet in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in dat ambt van orthopedagoog.

1.3.9. Toevoeging of verwijdering van ambten/vakken uit de lijst van knelpuntambten en -vakken

De nieuwe maatregel wordt op regelmatige basis geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis van die evaluatie kunnen andere ambten en vakken aan de lijst worden toegevoegd. Mogelijks worden bepaalde knelpuntambten- of vakken na een evaluatie verwijderd uit de lijst.

Principe:
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld in de lijst met knelpuntambten is opgenomen op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakt naar het onderwijs. Vanaf 1 september 2023 komen de jaren als werknemer of als zelfstandige ook in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit voor de ambten die vanaf 1 september 2023 of later als knelpuntambt wordt erkend (zie punt 1.3.1).
Bij de toevoeging van een knelpuntambt aan de lijst met knelpuntambten geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerdere aanstelling ook voor dat nieuwe knelpuntambt. 
De verwijdering van een ambt of vak uit de lijst met knelpuntambten heeft geen negatieve invloed op de geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat de overstap naar het onderwijs maakte op het ogenblik dat het ambt of vak waarin hij wordt aangesteld wel nog op de lijst met knelpuntambten stond. 

Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe foto gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.3.3.2).

1.3.9.1. Toevoeging van een knelpuntambt of -vak aan de lijst

Als er aan de lijst met knelpuntambten een knelpuntambt of -vak wordt toegevoegd, dan geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerste aanstelling in een knelpuntambt ook voor dat nieuwe knelpuntambt of -vak. 

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.3.1.1).

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en sindsdien in onderwijs aangesteld bleef, gaat het om een maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.3.1.2).

Voorbeelden

Via de hiernavolgende voorbeelden wordt de impact van een toegevoegd knelpuntambt of -vak toegelicht. De ambten en vakken die in deze voorbeelden als toegevoegd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Deze voorbeelden houden dus niet in dat deze ambten of vakken in de toekomst ook daadwerkelijk een knelpuntambt of-vak zullen worden.

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld in het onderwijs en heeft 8 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid wordt als volgt aangesteld:

  • Leraar AV wiskunde voor 10 u
  • opvoeder voor 18 u

Voor AV wiskunde kan het personeelslid 8 jaar laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit, voor opvoeder start het personeelslid met 0 jaar anciënniteit.

Eind 2025 volgt een evaluatie van de lijst met knelpuntambten en opvoeder wordt daaraan toegevoegd. Het personeelslid kan vanaf dat ogenblik aanspraak maken op 8 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit voor dat nieuwe knelpuntambt.

Voorbeeld 2

Een personeelslid werd op 1 september 2020 aangesteld voor 20/20 als leraar AV wiskunde had acht jaar gepresteerd als werknemer in de privésector. Hij kon zo starten met 8 jaar bijkomende anciënniteit.

Na de toevoeging van leraar (voor alle vakken) aan de lijst met knelpuntambten vanaf 1 september 2023 krijgt hij een nieuwe opdracht:

  • Leraar AV wiskunde 10u
  • Leraar TV toegepaste informatica 10u

Het personeelslid kan voor het vak TV toegepaste informatica vanaf 1 september 2023 ook 8 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen aangezien het ambt van leraar secundair onderwijs voor alle vakken in de lijst met knelpuntambten is opgenomen vanaf 1 september 2023.

Voorbeeld 3

Een personeelslid werd op 1 september 2020 aangesteld in het onderwijs en had 8 jaar gepresteerd als werknemer in de privésector

Dat personeelslid wordt aangesteld als leraar AV Wiskunde voor 21/21. De 8 jaren in de privésector kon hij als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Het personeelslid verlaat het onderwijs op 1 september 2021 en keert op 1september 2024 terug naar het onderwijs. In de tussentijd was hij weer in de privésector aan de slag. Het ambt van leraar is inmiddels voor alle vakken toegevoegd aan de lijst met knelpuntambten. Hij wordt opnieuw als volgt aangesteld:

  • Leraar AV wiskunde voor 10 u
  • Leraar AV Wetenschappelijk tekenen voor 11 u

Voor het vak wiskunde behoudt hij zijn eerder verworven 8 jaar bijkomende anciënniteit en kan hij ook de drie jaar in de privésector laten opnemen als bijkomende anciënniteit. Hij heeft immers het onderwijs verlaten voor een ononderbroken periode van minstens drie jaar en geldt dus bij een nieuwe indiensttreding op 1 september 2024 als een nieuwe zijinstromer. In totaal kan hij op dat ogenblik dus 11 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit laten gelden. Voor het vak wetenschappelijk tekenen kan hij deze 3 jaar geldelijke anciënniteit ook in rekening brengen samen met de 8 jaar eerder verworven bijkomende geldelijke anciënniteit  want het ambt van leraar (voor alle vakken) behoort tot de lijst van knelpuntambten op het ogenblik van zijn nieuwe overstap naar het onderwijs op 1 september 2024.

Een personeelslid maakt op 1 september 2021 voor het eerst de overstap naar onderwijs en heeft daarvoor 11 jaar gewerkt als werknemer. Vanaf 1 december 2021 wordt leraar TV techniek opgenomen in de lijst met knelpuntambten. Hij wordt op 1 september 2021als volgt aangesteld:

  • Leraar TV mechanica voor 10u
  • Leraar TV techniek voor 10u

Het personeelslid kan op 1 september 2021 8 jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen voor het vak TV mechanica. Vanaf 1 december 2021 kan hij voor beide vakken 10 jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen. Op 1 december 2021 werd de nieuwe regelgeving immers van kracht. Hij wordt op dat ogenblik opnieuw beschouwd als nieuw personeelslid omdat hij tot dan voor minder dan 105 kalenderdagen aangesteld werd.

1.3.9.2. Verwijdering van een knelpuntambt of -vak van de lijst

Als een personeelslid voor de eerste keer aangesteld wordt in een knelpuntambt of -vak kan het de jaren die het vooraf heeft gepresteerd als werknemer of als zelfstandige, laten opnemen in de geldelijke anciënniteit. Wanneer dat ambt of vak later als knelpuntambt of -vak wordt verwijderd, behoudt het personeelslid de geldelijke anciënniteit die het in dat ambt of vak heeft opgebouwd.

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.3.1.1).

Voor wie als personeelslid reeds voor 1 september 2023 in een toenmalig knelpuntambt werd aangesteld en daarna in onderwijs aangesteld blijft, gaat het om het maximum van acht of tien jaar geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.3.1.2).

Voorbeelden

Via de hiernavolgende voorbeelden wordt de impact van een verwijderd knelpuntambt of -vak toegelicht. De ambten en vakken die in deze voorbeelden als verwijderd knelpuntambt of -vak in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten of vakken in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt of -vak zullen worden verwijderd.

Voorbeeld 1

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als volgt aangesteld:

  • 10u Leraar AV Nederlands
  • 10u Leraar AV Engels

Voor beide vakken kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening worden gebracht.

Vanaf september 2025 wordt AV Engels verwijderd uit de lijst met knelpuntambten. Toch behoudt het personeelslid de 5 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit aangezien het vak Engels wel was opgenomen in de lijst op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs.

Voorbeeld 2

Een personeelslid dat negen jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als leraar PV Mechanica aangesteld. Hij kan de negen jaren als zelfstandige als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Het personeelslid gaat vanaf 1 oktober 2024 opnieuw aan de slag als zelfstandige om op 2 december 2025 terug te keren naar het onderwijs. Net ervoor werd PV Mechanica verwijderd uit de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid kan ondanks de verwijdering van het vak PV Mechanica als knelpuntvak bij zijn nieuwe indiensttreding in 2025 blijven rekenen op de negen jaar bijkomende geldelijke anciënniteit die hij ‘verworven’ heeft bij de overstap op 1 september 2023 als leraar.

1.3.9.3. Toevoeging en verwijdering van een knelpuntambt of -vak uit de lijst

Voorbeeld

Via dit voorbeeld wordt de impact van een toegevoegd of verwijderd knelpuntambt of -vak toegelicht. De ambten en vakken die in dit voorbeeld als toegevoegd of verwijderd knelpuntambt of -vak in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten of vakken in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt of -vak zullen worden toegevoegd of verwijderd.

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als werknemer maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als volgt aangesteld:

  • 10u Leraar AV Nederlands
  • 18u opvoeder

Enkel voor AV Nederlands kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening worden gebracht.

Het personeelslid verlaat het onderwijs op 1 september 2024 om opnieuw in de privésector te gaan werken. Dat personeelslid keert op 1 september 2027 terug naar het onderwijs en wordt opnieuw als volgt aangesteld:

  • 10u leraar AV Nederlands
  • 18u opvoeder

In tussentijd werd AV Nederlands verwijderd uit en werd het ambt van opvoeder toegevoegd aan de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid behoudt bij zijn nieuwe indiensttreding voor leraar AV Nederlands zijn 5 ‘verworven’ jaren geldelijke anciënniteit van bij zijn overstap naar het onderwijs in 2023. Hij kan deze 5 jaar ook voor het ambt van opvoeder laten gelden vermits dat ondertussen toegevoegd is als knelpuntambt. Daarenboven kan hij voor beide ambten rekenen op de 3 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit voor zijn tewerkstelling in de privésector tijdens de periode 2024-2027, omdat hij weer in dienst treedt na het onderwijs voor minstens een onderbroken periode van drie jaren te hebben verlaten. Bij zijn nieuwe indiensttreding in onderwijs in 2027 kan hij dus voor beide ambten beroep doen op 8 jaren bijkomende geldelijke anciënniteit.

1.4. Centra voor leerlingenbegeleiding

1.4.1. Welke ambten?

De VDAB bepaalt welke ambten als knelpuntambten worden beschouwd. De maatregel wordt jaarlijks geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis daarvan kunnen er knelpuntambten bijkomen of verdwijnen. Daarom is het raadzaam dat u elke vacature aan de VDAB meldt.

1.4.1.1. Zijinstromers die de overstap maken vanaf 1 september 2023 tot en met 31 augustus 2025

Voor de CLB gelden de volgende ambten vanaf 1 september 2023 als een knelpuntambt:

  • Arts
  • Paramedisch werker

Principe
Er wordt een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het zijn de ambten die opgenomen zijn in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik van zijn overstap waarvoor het personeelslid alvast zal kunnen genieten van deze maatregel gedurende zijn volledige verdere loopbaan (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Als er nadien tijdens zijn loopbaan toevoegingen gebeuren aan de lijst met knelpuntambten, kan het personeelslid ook zijn rechten laten gelden op de toegevoegde ambten.
Het eventueel schrappen van ambten van de lijst met knelpuntambten tijdens zijn loopbaan heeft geen impact op zijn rechten.

1.4.1.2. Zijinstromers die de overstap maken na 1 september 2025

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat vanaf 1 september 2025 voor een nieuwe zijinstromer maximum acht jaar diensten als werknemer of zelfstandige in aanmerking kunnen komen voor de geldelijke anciënniteit, en dit voor alle knelpuntambten zoals vastgelegd vanaf 1 september 2023 (zie punt 1.4.1.1). 

Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving, zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

1.4.2. Voorwaarden m.b.t. het aantal jaren bijkomende geldelijke anciënniteit

Principe
 Ook hier wordt er een “foto” genomen van de regelgeving op het ogenblik dat een personeelslid de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs. Het is het maximum aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit zoals vastgelegd in de regelgeving op het ogenblik van zijn overstap waarvan het personeelslid gedurende zijn volledige verdere loopbaan zal kunnen genieten (zo lang hij aangesteld blijft in een knelpuntambt). Wanneer tijdens zijn loopbaan de regelgeving wordt gewijzigd en daardoor het aantal jaren dat kan worden opgenomen in de geldelijke anciënniteit eventueel wordt vermeerderd of verminderd, heeft dit geen impact op zijn verworven rechten. Zowel bij een vermeerdering als bij een vermindering van het maximum aantal jaren behoudt het personeelslid bij een aanstelling in een knelpuntambt dus zijn eerder verworven rechten.

Vanaf 1 september 2023 worden de diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, meegeteld in de berekening van de geldelijke anciënniteit als aan de volgende voorwaarden voldaan is:

  • het personeelslid is aangesteld in een knelpuntambt (zie 1.4.1);
  • het personeelslid is nieuw in het onderwijs (zie punt 1.4.3);
  • de diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige moeten vallen onder de RSZ-regeling (zie 1.4.4).

De diensten die een personeelslid als werknemer of als zelfstandige gepresteerd heeft, kunnen tot een maximum van vijftien jaar meegenomen worden in de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Op dit ogenblik is in de regelgeving voorzien dat wie de overstap maakt vanaf 1 september 2025 deze diensten voor een maximum van acht jaar zal kunnen meenemen in de berekening van de geldelijke anciënniteit en dit voor de ambten zoals vastgelegd vanaf1 september 2023. Maar een jaarlijkse evaluatie met daarin aandacht voor de budgettaire impact van de maatregel en voor de evolutie van het lerarentekort is voorgeschreven in de regelgeving zodat eventuele wijzigingen niet kunnen uitgesloten worden.

Opgelet: er hoeft geen inhoudelijke overeenstemming te zijn tussen de opgedane ervaring in de privésector en het uit te oefenen ambt. Het centrumbestuur kan uiteraard wel die afweging maken bij de aanwerving van haar personeel.

1.4.3. Wie wordt als nieuw in het onderwijs beschouwd?

1.4.3.1. Totaal nieuwe personeelsleden vanaf 1 september 2023

De regeling geldt voor personeelsleden die op 1 september 2023 of een later tijdstip de overstap naar het onderwijs maken en in een knelpuntambt aangesteld worden en voor wie het daarenboven de eerste keer is dat zij in een gesubsidieerde of gefinancierde betrekking in het onderwijs aangesteld worden (met uitzondering van tewerkstelling in een universiteit).

Dit betekent dat personeelsleden die al tewerkgesteld zijn in een van de volgende entiteiten van het onderwijs niet in aanmerking komen:

  • een school van het gewoon basisonderwijs;
  • een school van het buitengewoon basisonderwijs;
  • een school van het gewoon secundair onderwijs;
  • een school van het buitengewoon secundair onderwijs;
  • een onderwijsinternaat;
  • een semi-internaat; 
  • een opvangcentrum; 
  • een medisch-pedagogisch instituut; 
  • een tehuis van het Gemeenschapsonderwijs (in het kader van hulp- en bijstandsregeling); 
  • een Tehuis voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben,
  • een Instituut buitengewoon secundair onderwijs Gemeenschapsonderwijs; 
  • een centrum voor leerlingenbegeleiding;
  • een leersteuncentrum;
  • een academie van het deeltijds kunstonderwijs;
  • een hogeschool;
  • een IPO;
  • een centrum voor volwassenenonderwijs;
  • een centrum voor basiseducatie.

Voorbeelden

Voorbeeld 1

Een personeelslid wordt op 2 oktober 2023 voor de eerste keer in dienst genomen in een gesubsidieerde betrekking van paramedisch werker. Het personeelslid heeft daarvoor 15 jaar gewerkt als zelfstandige.

Het personeelslid mag 15 jaar in aanmerking nemen voor de geldelijke anciënniteit.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft drie jaar voor de K.U. Leuven gewerkt als lid van het ATP en daarna acht jaar voor een privaat ziekenhuis. Het personeelslid kan nu voor de eerste maal aan de slag als arts vanaf 8 januari 2024. Het personeelslid kan elf jaar geldelijke anciënniteit laten valideren.

Voorbeeld 3

Een personeelslid is sinds 1 september 2022 aangesteld als arts in een CLB en werkte daarvoor als zelfstandige. Dit personeelslid kan op 1 september 2023 zijn diensten als zelfstandige niet als bijkomende geldelijke anciënniteit laten gelden want hij was voordien reeds aangesteld in onderwijs.  

Personeelsleden die voor 1 september 2023 één of meerdere korte aanstellingen in onderwijs hebben gehad, die samen niet meer dan 105 kalenderdagen bedragen worden ook beschouwd als nieuwe personeelsleden.

Voorbeeld

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en heeft daarvoor elf jaar gewerkt als werknemer. Hij wordt op 1 september 2023 als paramedisch werker aangesteld.

Dit personeelslid had van 23 maart 2020 tot en met 29 mei 2020 een tijdelijke opdracht verpleger in een school voor buitengewoon secundair onderwijs.

Het personeelslid kan op 1 september 2023 elf jaar geldelijke anciënniteit in rekening brengen voor het ambt van paramedisch werker. Hij wordt op 1 september 2023 immers beschouwd als een nieuw personeelslid omdat hij voor 1 september 2020 voor minder dan 105 kalenderdagen aangesteld was in een instelling in onderwijs.

1.4.3.2. Personeelsleden die eerder in onderwijs aangesteld waren en minstens drie jaar ononderbroken afwezig zijn

Deze maatregel geldt ook voor personeelsleden die al eerder tewerkgesteld waren binnen onderwijs (dit kunnen zowel periodes voor of na 1 september 2023 zijn) en op 1 september 2023 of een later tijdstip terugkeren naar het onderwijs en worden aangesteld in een knelpuntambt nadat ze in tussentijd minstens drie jaar ononderbroken het onderwijs verlaten hebben.

Dit geldt ook voor personeelsleden die weliswaar hun band met het onderwijs in die ononderbroken periode behouden maar als werknemer of als zelfstandige aan de slag gaan via een afwezigheid verminderde prestaties (AVP).

Wanneer een personeelslid dat al eerder in onderwijs aangesteld was en op of na 1 september 2023 de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs nadat hij voor een ononderbroken periode van minstens drie jaren het onderwijs heeft verlaten, wordt hij op het ogenblik van de nieuwe aanstelling in onderwijs beschouwd als een nieuwe zijinstromer. Hij kan dan als zijinstromer de diensten die hij in de privésector presteerde in rekening brengen. Het gaat hier zowel om de diensten verstrekt in de privésector tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar afwezigheid uit onderwijs, als om diensten verstrekt in de privésector vóór de eerdere aanstelling in onderwijs.

Principe
Voor personeelsleden die na 1 september 2023 de overstap maakten naar het onderwijs, vervolgens opnieuw minimaal drie jaar tewerkgesteld zijn in de privésector om dan opnieuw terug te keren naar het onderwijs, wordt bij de nieuwe aanstelling ‘een nieuwe foto gemaakt’ indien dit in hun voordeel is (= een hoger maximum aantal jaren dat kan meegenomen worden in hun geldelijke anciënniteit of een uitbreiding van de lijst met knelpuntambten). 
(Zie ook de kaders bij 1.4.1 en 1.4.2 i.v.m. het principe van de foto die moet gemaakt worden van de regelgeving).

De diensten die het personeelslid al in rekening kon brengen bij de eerste overstap, kunnen bij de nieuwe overstap naar het onderwijs uitgebreid worden met de diensten verstrekt in de privésector die het personeelslid tijdens de ononderbroken periode van minimaal drie jaar presteerde of die het personeelslid al presteerde voor zijn eerste aanstelling in onderwijs.

Een personeelslid dat voor het eerst op of na 1 september 2023 een aanstelling opneemt in onderwijs en daarna voor een onderbroken periode van minstens drie jaar weer uit onderwijs gaat, kan bij een nieuwe aanstelling in een knelpuntambt opnieuw diensten verstrekt in de privésector laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit voor zover die nog niet in rekening zijn gebracht bij zijn eerste aanstelling en dit tot het maximum dat gold bij de eerste aanstelling op of na 1 september 2023. Dit personeelslid kan bij een terugkeer naar onderwijs dus bijkomende diensten laten in rekening brengen tot het maximum van vijftien jaar bijkomende geldelijke anciënniteit. 

Voorbeeld 1

Een personeelslid heeft gewerkt als paramedisch werker in een CLB van 5 oktober 2023 tot 30 juni 2024. Het personeelslid komt opnieuw in dienst in een CLB als paramedisch werker op 1 september 2028 en heeft ondertussen 4 jaar voltijds gewerkt in de privésector. Omdat het personeelslid minimaal een periode van 3 ononderbroken kalenderjaren niet was aangesteld in het onderwijs kan het die 4 jaar opnemen in de geldelijke anciënniteit als paramedisch werker.

Voorbeeld 2

Een vastbenoemde paramedisch werker neemt een AVP van 1 oktober 2024 tot 30 september 2028. Het personeelslid neemt op 1 oktober 2028 opnieuw zijn betrekking als paramedisch werker op en heeft ondertussen 4 jaar gewerkt in de privésector. Ook personeelsleden die verbonden blijven aan onderwijs maar voor een onderbroken periode van minstens drie jaar een AVP nemen kunnen bij hun terugkeer hun geldelijke anciënniteit uit de privésector meenemen, in dit geval 4 jaar.

Voorbeeld 3

Een arts had een aanstelling in een CLB tot 30 september 2023 en gaat van 1 oktober 2023 tot 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen een jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid komt terug in dienst in een CLB in het ambt van arts en kan dat jaar niet laten valideren, want hij is geen drie jaar uit het onderwijs weg geweest. Vanaf 1 september 2025 werkt het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar. Nadien start hij opnieuw in het ambt van arts. Het personeelslid wordt bij zijn terugkeer als een nieuwe zijinstromer beschouwd want hij had onderwijs verlaten voor een onderbroken periode van minstens drie jaar. Hij kan alle diensten die hij eerder in de privésector presteerde als bijkomende geldelijke anciënniteit laten opnemen: het jaar dat hij in de periode 2023-2024 presteerde en de vier jaren die hij vanaf 2025 presteerde. Bij zijn terugkeer in 2029 kan hij dus in totaal vijfjaar diensten in de privésector opnemen.

Voorbeeld 4

Een personeelslid heeft in een CLB gewerkt als paramedisch werker van 5 oktober 2023 tot en met 30 juni 2024. Het personeelslid komt opnieuw in dienst in een CLB in het ambt van paramedisch werker op 1 november 2027 en heeft ondertussen 3 jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid heeft in die tussenperiode een interim van 30 dagen uitgeoefend. Omdat het personeelslid geen periode van 3 ononderbroken jaren is verdwenen uit het onderwijs kan het die 3 jaar niet opnemen in de geldelijke anciënniteit als paramedisch werker.

Voorbeeld 5

Een personeelslid maakte in 2017 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van arts in een CLB nadat hij negen jaar had gewerkt in de privésector. Op 1 september 2020 verlaat het personeelslid het onderwijs en keert op 1 september 2024 terug naar het ambt van arts in een CLB. Het personeelslid kan vanaf die datum aanspraak maken op de jaren bijkomende geldelijke anciënniteit voor de diensten die hij presteerde in de privésector, want hij heeft gedurende drie ononderbroken jaren het onderwijs verlaten en geldt dus als een nieuwe zijinstromer.

Hij kan beroep doen op de negen jaren die hij in de privésector presteerde voor 2017 en op de vier jaar die hij vanaf 1 september 2020 presteerde in de privésector. Hij kan dus op 1 september 2023 in totaal dertien jaren bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen. Vermits hij eerder al drie jaren in onderwijs was aangesteld, betekent dit dat hij op 1 september 2024 start met een geldelijke anciënniteit van zestien jaar.

Voorbeeld 6

Een personeelslid maakt op 1 september 2023 de overstap vanuit de privésector naar het ambt van arts in een CLB nadat hij twaalf jaar had gewerkt in de privésector. Hij kan op dat ogenblik aanspraak maken op twaalf jaar geldelijke anciënniteit. Na een aanstelling van één jaar in het ambt van arts keert het personeelslid op 1 september 2024 terug naar de privésector. Drie jaar later, op 1 september 2027, maakt het personeelslid opnieuw de overstap naar het ambt van arts in een CLB. Aangezien hij vanaf 1 september 2024 drie onafgebroken jaren het onderwijs heeft verlaten, heeft hij recht om driejaar toe te voegen aan de twaalf jaar die hij al kon inbrengen bij zijn overstap in 2023. Het personeelslid heeft dus recht op het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit vanuit de privésector, vermits dit als maximum aantal jaren gold op het ogenblik van zijn eerste aanstelling in 2023. Bovendien was hij ook al één jaar aangesteld als arts waardoor hij op 1 september 2027 opnieuw start met een geldelijke anciënniteit van zestien jaar. 

1.4.4. Welke diensten komen in aanmerking?

Bezoldigde diensten als werknemer of als zelfstandige onderworpen aan de R.S.Z.-regeling komen in aanmerking. De diensten moeten volledig in overeenstemming zijn met de R.S.Z.-bepalingen, ongeacht het feit of er voor deze diensten al dan niet bijdragen voorzien zijn. Dit zal blijken uit de attesten die bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

De diensten die gepresteerd zijn als werknemer of als zelfstandige kunnen aan de hand van R.S.Z.-bijdragen bewezen worden. Door de R.S.Z. ‘gelijkgestelde periodes’ worden ook meegeteld.

Wie diensten gepresteerd heeft als werknemer of als zelfstandige in een lidstaat van de Europese Unie kan ook deze diensten laten valideren.

Het combineren van twee banen terzelfdertijd kan niet dubbel in rekening gebracht worden. De periode die gevalideerd wordt, kan nooit langer zijn dan de werkelijke duur van die periode.

Voorbeeld

Een personeelslid combineerde gedurende 6 maanden een baan in de horeca met een functie in een ziekenhuis. De geldelijke validering van deze arbeid bedraagt nooit meer dan 6 maanden.

Als een personeelslid overstapt van een hogeschool naar een betrekking in een knelpuntambt in een CLB en in de hogeschool diensten die het personeelslid heeft verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, opgenomen werden in zijn geldelijke anciënniteit, dan komen deze diensten ook in aanmerking voor de berekening van zijn salaris voor het knelpuntambt in het CLB.

In het verleden gold dat de diensten als werknemer of als zelfstandige enkel in aanmerking kwamen als ze gepresteerd werden na de minimumleeftijd die van toepassing is op de salarisschaal die wordt toegekend. Aangezien die minimumleeftijd werd afgeschaft binnen het onderwijs, geldt deze beperking ook niet langer voor de diensten gepresteerd als werknemer of zelfstandige.

1.4.5. Hoe worden de diensten als werknemer of als zelfstandige geteld?

De perioden van tewerkstelling worden geteld van dag tot dag en de som van het aldus bekomen aantal dagen wordt gedeeld door 30. Op die manier bekomt men een aantal maanden waarbij 12 maanden een jaar vormen. Het resterend aantal dagen wordt overgedragen naar een volgende periode. De resterende dagen van die periode worden samengeteld met de resterende dagen van een eventuele volgende periode.

De diensten gepresteerd als werknemer of als zelfstandige kunnen vanaf 1 september 2023 voor maximaal vijftien jaar in rekening gebracht worden. 

Voorbeeld

Een personeelslid wordt op 1 november 2023 aangesteld in het knelpuntambt van paramedisch werker en heeft daarvoor twee perioden gewerkt in de privésector:

- vanaf 15 oktober 2021 tot en met 31 december 2021

- vanaf 14 maart 2022 tot en met 30 april 2022

Geldelijke anciënniteit

- de eerste periode bedraagt 78 dagen = 2 maanden en 18 dagen (de resterende 18 dagen worden naar een volgende periode overgedragen;

- de tweede periode bedraagt 48 dagen = 1 maand en 18 dagen

Het personeelslid heeft dus recht op 3 maanden en 36 dagen, wat neerkomt op 4 maanden en 6 dagen

1.4.6. Behoud van de verworven anciënniteit voor elk knelpuntambt

Principe 
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld was opgenomen in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Dit principe geldt uiteraard ook wanneer de overstap wordt gemaakt van een knelpuntambt naar een ander knelpuntambt.
Ook wanneer een personeelslid later – al dan niet na een tijdelijke uitstap uit het onderwijs – aangesteld wordt in een knelpuntambt, blijft die bijkomende geldelijke anciënniteit verworven (zie ook punt 1.4.2).
Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe foto gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.4.3.2).

Voorbeeld 1

Een personeelslid heeft als paramedisch werker in een CLB een aanstelling gehad tot 30 september 2020 en gaat van 1 oktober 2020 tot 30 september 2024 werken in de privésector. Het personeelslid komt opnieuw in dienst in onderwijs op 1 oktober 2024 en heeft ondertussen dus 4 jaar gewerkt in de privésector. Het personeelslid komt terug in het ambt van paramedisch werker en kan zijn 4 jaar in rekening brengen want het ambt van paramedisch werker is opgenomen in de lijst met knelpuntambten op dat ogenblik. Op 1 september 2025 werkt het personeelslid opnieuw in de privésector voor een periode van 4 jaar en komt opnieuw in het ambt van paramedisch werker. Het personeelslid behoudt het recht op 4 jaar anciënniteit van bij zijn overstap op 1 oktober 2024 en kan daar eventueel 4 jaar aan toevoegen op voorwaarde dat het ambt van paramedisch werker in 2029 nog steeds in de lijst met knelpuntambten is opgenomen en er nog steeds maximum 15 jaar (of meer) geldelijke anciënniteit in rekening kan worden gebracht.

Voorbeeld 2

Na drie jaar tewerkstelling in de privésector maakt een personeelslid op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt in een CLB aangesteld als ICT-coördinator. Hij kan de drie jaar geldelijke anciënniteit uit de privésector niet in rekening brengen aangezien ICT-coördinator in een CLB op dat ogenblik geen knelpuntambt is. Op 1 september 2024 keert het personeelslid terug naar de privésector voor slechts één jaar en keert op 1 september 2025 terug naar het CLB. Hij wordt aangesteld in het ambt van paramedisch werker, een knelpuntambt. Hij kan dat éne jaar in de privésector niet in rekening brengen aangezien hij geen drie onafgebroken jaren het onderwijs verlaten heeft. Maar bij de overstap in 2025 kan hij alsnog de drie jaren geldelijke anciënniteit uit de privésector in rekening brengen van bij zijn overstap op 1 september 2023 aangezien het ambt van paramedisch werker op dat ogenblik was opgenomen in de lijst met knelpuntambten.

1.4.7. Overstap naar een niet-knelpuntambt

1.4.7.1. Naar een selectie- of bevorderingsambt

De diensten als werknemer of als zelfstandige worden enkel toegekend aan personeelsleden die aangesteld worden in een knelpuntambt. Wanneer zij vanuit die knelpuntambten overstappen naar een selectie- of bevorderingsambt in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, behouden ze de verworven anciënniteit op basis van de diensten als werknemer of als zelfstandige.

Voorbeeld 1

Een arts die op 1 september 2023 de overstap maakte naar een CLB had meteen recht op 15 jaar geldelijke anciënniteit op basis van zijn voorafgaande activiteiten als zelfstandige. Hij wordt in 2026 directeur van het CLB. Ook al was bij zijn overstap naar het onderwijs op 1 september 2023 het ambt van directeur CLB geen knelpuntambt, toch komen de 15 jaar diensten als zelfstandige ook in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van directeur aangezien hij de overstap maakt naar een bevorderingsambt. 

Voorbeeld 2

Een vastbenoemd paramedisch werker in een CLB met 11 jaar diensten als werknemer in de geldelijke anciënniteit, gaat via TAO naar het ambt van coördinator in een CLB. De 11 jaar diensten als werknemer komen in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van coördinator vermits dat ambt een selectieambt is.

1.4.7.2. Naar een ander ambt

Als een personeelslid overstapt van een knelpuntambt naar een ambt dat geen knelpuntambt is dat bovendien geen selectie- of bevorderingsambt is in het basis- of het secundair onderwijs of in een centrum voor leerlingenbegeleiding, dan komen de jaren als werknemer of als zelfstandige niet langer in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in dat andere ambt.

Opgelet: een ambt is geen knelpuntambt als het niet opgenomen was in de lijst met knelpuntambten op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Als nadien de lijst met knelpuntambten wordt uitgebreid, behoudt een personeelslid weliswaar bij een aanstelling in een knelpuntambt van de nieuwe lijst zijn geldelijke anciënniteit (zie ook punt 1.4.8).

Voorbeeld

Een paramedisch werker die op 1 september 2023 de overstap maakte naar het onderwijs had meteen recht op 12 jaar geldelijke anciënniteit op basis van zijn voorafgaande activiteiten als zelfstandige. Hij wordt op 1 september 2024 in een CLB halftijds aangesteld als administratief medewerker en halftijds als paramedisch werker. Het ambt van administratief medewerker is geen knelpuntambt, dus komen de 12 jaar diensten als zelfstandige niet in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit in het ambt van administratief medewerker.

1.4.8. Toevoeging of verwijdering van ambten uit de lijst van knelpuntambten

De nieuwe maatregel wordt op regelmatige basis geëvalueerd in functie van de evolutie van de arbeidsmarkt. Op basis van die evaluatie kunnen andere ambten aan de lijst van knelpuntambten worden toegevoegd. Mogelijks worden bepaalde knelpuntambten na een evaluatie verwijderd uit de lijst.

Principe
De opname van gepresteerde diensten als werknemer of als zelfstandige in de geldelijke anciënniteit is enkel mogelijk als het ambt waarin het personeelslid is aangesteld in de lijst met knelpuntambten is opgenomen op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs. Vanaf 1 september 2023 komen de jaren als werknemer of als zelfstandige in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit voor de ambten die vanaf 1 september 2023 of later als knelpuntambt wordt erkend.
Bij de toevoeging van een knelpuntambt aan de lijst met knelpuntambten geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerdere aanstelling ook voor dat nieuwe knelpuntambt. 
De verwijdering van een ambt uit de lijst met knelpuntambten heeft geen negatieve invloed op de geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat de overstap naar het onderwijs maakte op het ogenblik dat het ambt waarin hij wordt aangesteld wel nog op de lijst met knelpuntambten stond.

Wanneer een personeelslid na een onafgebroken periode van drie jaar afwezigheid opnieuw de overstap maakt naar het onderwijs wordt een nieuwe “foto” gemaakt van de regelgeving indien dit in het voordeel is van het personeelslid (zie punt 1.4.3.2).

1.4.8.1. Toevoeging van een knelpuntambt aan de lijst

Als er aan de lijst met knelpuntambten een knelpuntambt wordt toegevoegd, dan geldt de geldelijke anciënniteit die een personeelslid verworven heeft op basis van zijn eerste aanstelling in een knelpuntambt ook voor dat nieuwe knelpuntambt. 

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.4.1.1).

Voorbeeld

Via dit voorbeeld wordt de impact van een toegevoegd knelpuntambt toegelicht. De ambten die als toegevoegd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk een knelpuntambt zullen worden.

Een personeelslid wordt op 1 september 2023 aangesteld in het onderwijs en heeft 11 jaar gepresteerd in de privésector. Dat personeelslid wordt als volgt in een CLB aangesteld:

  • Paramedisch werker voor 18u
  • ICT-coördinator voor 18u

Voor paramedisch werker kan het personeelslid 11 jaar laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit, voor ICT-coördinator start het personeelslid met 0 jaar.

Eind 2025 volgt een evaluatie van de lijst met knelpuntambten en het ambt van ICT-coördinator in een CLB wordt daaraan toegevoegd. Het personeelslid kan dan aanspraak maken op 11 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit voor dat nieuwe knelpuntambt.

1.4.8.2. Verwijdering van een knelpuntambt uit de lijst

Als een personeelslid aangesteld wordt in een knelpuntambt kan het de jaren die het vooraf heeft gepresteerd als werknemer of als zelfstandige laten opnemen in de geldelijke anciënniteit. Wanneer dat ambt later als knelpuntambt wordt verwijderd, behoudt het personeelslid de geldelijke anciënniteit die het in dat ambt heeft opgebouwd.

Voor wie als personeelslid als nieuwe zijinstromer aangesteld is op of na 1 september 2023 gaat het om het maximum van vijftien jaar geldelijke anciënniteit (zie punt 1.4.1.1).

Voorbeelden

Via de hiernavolgende voorbeelden wordt de impact van een verwijderd knelpuntambt toegelicht. De ambten die in deze voorbeelden als verwijderd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Deze voorbeelden houden dus niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt zullen worden verwijderd.

Voorbeeld 1

Een personeelslid maakt in september 2026 voor het eerst de overstap naar het onderwijs en wordt voor 36 u aangesteld als paramedisch werker. Dat ambt werd net ervoor uit de lijst verwijderd. Het personeelslid kan dus geen aanspraak maken op bijkomende geldelijke anciënniteit vanuit de privésector.

Voorbeeld 2

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt aangesteld als paramedisch werker voor 24u.

Het personeelslid kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening laten brengen.

Vanaf september 2025 wordt het ambt van paramedisch werker verwijderd uit de lijst met knelpuntambten. Toch behoudt het personeelslid de 5 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit voor het ambt van paramedisch werker aangezien het ambt van paramedisch werker wel was opgenomen in de lijst op het ogenblik dat het personeelslid de overstap maakte naar het onderwijs.

Voorbeeld 3

Een personeelslid dat 9 jaar gewerkt heeft als zelfstandige maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt als paramedisch werker aangesteld. Hij kan de 9 jaren als zelfstandige als bijkomende geldelijke anciënniteit in aanmerking laten nemen.

Het personeelslid gaat vanaf 1 oktober 2024 opnieuw aan de slag als zelfstandige om op 2 december 2025 terug te keren naar het onderwijs. Net ervoor werd het ambt van paramedisch werker verwijderd uit de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid kan ondanks de verwijdering van het ambt van paramedisch werker als knelpuntambt bij zijn nieuwe indiensttreding in 2025 blijven rekenen op de 5 jaar bijkomende geldelijke anciënniteit die hij ‘verworven’ heeft bij de overstap op 1 september 2023 voor het ambt van paramedisch werker.

1.4.8.3. Toevoeging en verwijdering van een knelpuntambt uit de lijst

Voorbeeld

Via dit voorbeeld wordt de impact van een toegevoegd of verwijderd knelpuntambt toegelicht. De ambten die in dit voorbeeld als toegevoegd of verwijderd knelpuntambt in de toekomst worden gebruikt, zijn zuiver fictief. Dit houdt niet in dat deze ambten in de toekomst ook daadwerkelijk als knelpuntambt zullen worden toegevoegd of verwijderd.

Een personeelslid dat 5 jaar gewerkt heeft als werknemer in de privésector maakt op 1 september 2023 de overstap naar het onderwijs en wordt in een CLB als volgt aangesteld:

  • 18 u als paramedisch werker 
  • 18 u als ICT-coördinator

Enkel voor het ambt van paramedisch werker kan 5 jaar geldelijke anciënniteit in rekening worden gebracht.

Op 1 september 2024 gaat dat personeelslid terug naar de privésector en komt op 1 september 2027 na drie jaar terug naar onderwijs en wordt opnieuw in het CLB als volgt aangesteld:

  • 18 u paramedisch werker
  • 18 u ICT-coördinator

Ondertussen werd het ambt van paramedisch werker verwijderd en werd het ambt van ICT-coördinator in een CLB toegevoegd aan de lijst met knelpuntambten.

Het personeelslid behoudt bij zijn nieuwe indiensttreding voor het ambt van paramedisch werker zijn 5 ‘verworven’ jaren geldelijke anciënniteit van bij zijn overstap naar het onderwijs in 2023. Hij kan deze 5 jaar ook voor het ambt van ICT-coördinator laten gelden vermits dat ondertussen toegevoegd is als knelpuntambt. Daarenboven kan hij voor beide ambten ook rekenen op 3 jaar geldelijke anciënniteit voor zijn tewerkstelling in de privésector tijdens de periode 2024-2027, omdat hij weer in dienst treedt na het onderwijs voor minstens een onderbroken periode van drie jaren te hebben verlaten. Bij zijn nieuwe indiensttreding in onderwijs in 2027 kan hij dus voor beide ambten beroep doen op 8 jaren bijkomende geldelijke anciënniteit.

2. Sociale anciënniteit voor diensten opgebouwd in de privésector

De sociale anciënniteit kan men definiëren als het “contingent” aantal jaren (maanden/dagen) dat het recht opent op bezoldigd ziekteverlof. Per 12 maanden sociale anciënniteit hebben vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten personeelsleden recht op 30 dagen bezoldigd ziekteverlof. Zie ook omzendbrief PERS/2007/07.

De berekening van de sociale anciënniteit is gebaseerd op de geldelijke anciënniteit. De diensten als zij-instromer komen echter niet in aanmerking voor de berekening van de sociale anciënniteit. De berekening van de sociale anciënniteit is bijgevolg gewijzigd (zie art. 5 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en de terbeschikkingstelling wegens ziekte voor bepaalde personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding).

De periodes van de diensten die als werknemer of als zelfstandige opgebouwd zijn, komen niet in aanmerking voor de bepaling van de sociale anciënniteit.

3. Welke attesten en bewijsstukken moeten worden voorgelegd om geldelijke anciënniteit als zijinstromer te bekomen?

3.1.  Diensten als werknemer

Als een personeelslid diensten als werknemer wil laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit als zijinstromer vult hij het formulier in, waarvan het model als bijlage 1 bij deze omzendbrief is gevoegd.

Hij voegt daarbij een gedetailleerd overzicht van zijn loopbaan als werknemer uit https://mycareer.be/nl/, dat de periode van tewerkstelling vermeldt .

Wat is mycareer.be?
Mycareer.be is een webtoepassing die de loopbaangegevens van burgers bevat. Deze website biedt op een gebruiksvriendelijke manier – in de vorm van een tijdlijn – een overzicht van de loopbaan, dus van alle jobs en periodes van inactiviteit, het salaris en het aantal gewerkte dagen.
Aanmelden gebeurt via een digitale sleutel (via het e-ID, via itsme of via beveiligingscodes). Een gedetailleerd overzicht van de loopbaan is terug te vinden via het tabblad ‘Mijn loopbaan in detail’. Kies voor de optie ‘Alle info per jaar’. Kies vervolgens via de optie ‘filters uitklappen’ voor welke activiteit je een gedetailleerd overzicht wil (werknemer, zelfstandige of ambtenaar’. Duid daarna ‘Alles uitklappen aan’ om alle loopbaandetails zichtbaar te maken. Via het print-icoontje wordt een document in pdf-formaat gegenereerd.

Als de informatie uit mycareer.be niet duidelijk de periode van tewerkstelling aangeeft of niet duidelijk vermeldt dat de diensten als werknemer minstens een halftijdse tewerkstelling omvat, voegt het personeelslid bijkomende bewijsstukken toe, zoals arbeidscontracten met vermelding van de periode van tewerkstelling en van het arbeidsregime, het bij uitdiensttreding ontvangen tewerkstellingsattest of andere objectieve documenten waaruit de periode van tewerkstelling blijkt .

3.1.1. Diensten als zelfstandige

Als een personeelslid diensten als zelfstandige wil laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit als zijinstromer vult hij het formulier in, waarvan het model als bijlage 2 bij deze omzendbrief is gevoegd.

Het invullen van dat attest is niet voldoende om de diensten als zelfstandige te laten opnemen in de geldelijke anciënniteit als zijinstromer. Het attest moet vergezeld zijn van één van volgende bewijsstukken:

  • Een gedetailleerd overzicht van de loopbaan als zelfstandige uit mycareer.be (zie punt 3.1);
  • een getuigschrift met vermelding van de periode(s) van inschrijving bij een sociale kas voor zelfstandigen.

Als betrokkene deze documenten niet kan voorleggen, kan hij de diensten bewijzen via alle mogelijke rechtsmiddelen.

3.1.2. Diensten als werknemer of als zelfstandige in een lidstaat van de Europese Unie

Het personeelslid dat zijn diensten als zelfstandige of als werknemer in een lidstaat van de Europese Unie wil laten opnemen in zijn geldelijke anciënniteit als zijinstromer, vult de attesten in waarvan het model gaat als bijlage 1 en 2. Het personeelslid voegt bijkomende bewijsstukken toe waaruit blijkt dat de geleverde prestaties onderworpen waren aan de geldende fiscale en sociale zekerheidsregels.

Als deze bewijsstukken opgesteld zijn in een vreemde taal, dan staat betrokkene in voor een vertaling van de documenten naar het Nederlands.

3.1.3. Diensten als zelfstandige of werknemer die opgenomen zijn in de geldelijke anciënniteit in een hogeschool

Als een personeelslid overstapt van een hogeschool naar een betrekking in een knelpuntambt in het basisonderwijs, het secundair onderwijs of een CLB en in de hogeschool diensten die het personeelslid heeft verstrekt in de privésector, als werknemer of als zelfstandige, opgenomen werden in zijn geldelijke anciënniteit, dan komen deze diensten ook in aanmerking voor de berekening van zijn salaris voor dat knelpuntambt.

Meer informatie over de aanvraag voor de opname van voormelde geldelijke anciënniteit voor de berekening van het salaris vindt u in punt 10 van de omzendbrief “Geldelijke anciënniteit - diensten die in aanmerking komen – PERS/2005/06”.

3.2. Nood aan bijkomend onderzoek m.b.t. 105 kalenderdagen (cf. rubriek 1.2.3.1, 1.3.3.1 en 1.4.3.1) 

Personeelsleden die op basis van de eerdere regelgeving een negatieve beslissing hebben ontvangen op hun aanvraag tot toekenning van geldelijke anciënniteit m.b.t. zijinstroom, maar van oordeel zijn dat zij minder dan 105 kalenderdagen prestaties hebben geleverd voorafgaand aan 1 september 2023 kunnen een aanvraag tot een bijkomend onderzoek indienen.

 

Dat kan gebeuren door hun aanvraag via mail te sturen naar documenten.onderwijspersoneel@ond.vlaanderen.be, met als onderwerp “aanvraag bijkomend onderzoek zijinstroom i.v.m. 105 kalenderdagen” en vermelding van het stamboeknummer.

4. Bijlagen