1.
Inleiding
Het opvolgen van de naleving van de leerplicht is één van de kerntaken van de overheid. De leerplicht hangt samen met aan- en afwezigheden van in- en uitschrijvingen van leerlingen.
De richtlijnen rond afwezigheden en in- en uitschrijvingen in deze omzendbrief moeten samen worden gelezen met de omzendbrief "Registratie van leerlingen secundair onderwijs" (SO 70). waarin alle codes om aan- en afwezigheden van leerlingen te registreren in het voltijds gewoon secundair onderwijs (inclusief duaal leren), het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd (Syntra) zijn opgenomen.
Een regelmatige leerling is een leerling die aan de toelatingsvoorwaarden voldoet én de vorming van het gekozen structuuronderdeel volledig en daadwerkelijk volgt, behalve in geval van gewettigde afwezigheid.
Het principe van gewettigde afwezigheid is ruimer dan louter fysieke afwezigheden op school. Het is ook van toepassing op een leerling die een leerprogramma volgt dat deels afwijkt van het standaardprogramma van zijn structuuronderdeel en voor een leerling die wél aanwezig is op school maar om een bepaalde reden (tijdelijk) het leerprogramma niet volgt.
In duaal leren zijn onderstaande richtlijnen niet van toepassing op het luik arbeidsdeelname en het luik aanloopcomponent. Op het vlak van afwezigheden geldt daar het arbeidsreglement van de onderneming of – bij gebrek daaraan – de door de onderneming of organisator vastgelegde regeling, tenzij de afwezigheid van de leerling problematisch is. In het geval van problematische afwezigheden (zie rubriek 3) blijft de onderwijsregelgeving wél van toepassing.
2.
Wettiging van niet-problematische afwezigheden
Op het vlak van afwezigheden wordt een onderscheid gemaakt tussen van rechtswege gewettigde afwezigheden (zie rubriek 2.1) en afwezigheden die door de school kunnen worden gewettigd (zie rubriek 2.2).
2.1.
Van rechtswege gewettigde afwezigheden
Bepaalde afwezigheden zijn van rechtswege gewettigd. Dit betekent dat – op voorwaarde dat een geldig verantwoordingsstuk wordt voorgelegd – geen beslissing nodig is en de regelmatigheid van de leerling niet in het gedrang komt.
2.1.1.
Afwezigheid om medische reden
Voor een afwezigheid om medische reden is vereist:
- een melding door de betrokken personen (de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf) wanneer de ziekte een periode van drie opeenvolgende kalenderdagen niet overschrijdt en voor zover hoogstens vier maal per schooljaar een dergelijke melding gebeurt. De school bepaalt onder welke vorm de betrokken personen de afwezigheid van de leerling wegens ziekte melden. In elk geval moet deze melding door de overheid verifieerbaar zijn;
of
- een medisch attest, als:
- de ziekte een periode van 3 opeenvolgende kalenderdagen overschrijdt (ook bij verlenging). Ok voor een leerling die op vrijdag en de daaropvolgende maandag ziek is, is dus een medisch attest vereist;
- de betrokken personen reeds voordien 4 maal in hetzelfde schooljaar een verklaring hebben ingediend voor een ziekteperiode van maximum 3 kalenderdagen;
- de ziekte in examenperiodes valt;
- de ziekte tijdens andere evaluatiemomenten dan examenperiodes valt en voor zover de school in dergelijk geval een medisch attest verplicht stelt (de beslissing om dit al dan niet te doen wordt aan de school overgelaten, maar moet wél van toepassing zijn op alle leerlingen binnen eenzelfde leerlingengroep).
Een rechtsgeldig medisch attest is een attest uitgereikt door een in België of in het buitenland gevestigd geneesheer, geneesheer-specialist, psychiater, orthodontist, tandarts of door de administratieve diensten van een in België of in het buitenland gevestigd ziekenhuis of erkend labo.
Het attest moet duidelijk ingevuld, ondertekend en gedateerd worden en de relevante identificatiegegevens bevatten zoals naam, adres, telefoonnummer en het RIZIV-nummer (voor België) of het vergelijkbaar erkenningsnummer (voor het buitenland) van de verstrekker. Zo zal er aangegeven worden wat de gevolgen zijn van de ziekte voor bepaalde lessen en welke de begin- en de einddatum zijn van de ziekteperiode, met gebeurlijk de vermelding van voor- of namiddag. Een digitaal medisch attest moet dezelfde gegevens bevatten als een papieren exemplaar en dus ook voorzien zijn van een (digitale) handtekening.
In volgende gevallen is de afwezigheid om medische reden in twijfel te trekken:
- een dixit-attest van de geneesheer, waarmee de geneesheer zelf zijn twijfel van aangeeft (zie bijlage 1);
- de uitreikingsdatum van het attest valt buiten de ziekteperiode van de leerling;
- de begin- en/of einddatum van de afwezigheidsperiode op het medisch attest lijk(en) vervalst;
- het attest vermeldt een reden die niets met de medische toestand van de leerling te maken heeft (bv. ziekte van één van de ouders, hulp in het huishouden, familiale redenen, ...).
In het geval van een twijfel over een medisch attest kan de school contact opnemen met de CLB-arts van de school. De CLB-arts kan in dat geval contact opnemen met de behandelende arts om het dossier te bespreken/aan te kaarten. Rekening houdend met de deontologische artsencode kunnen beide artsen de zaak verder opvolgen.
In geval van twijfel moet de afwezigheid steeds benaderd worden vanuit de invalshoek van problematische afwezigheden (zie ook rubriek 3). Dit betekent dat de school het gesprek moet aangaan met de leerling om de echte reden van afwezigheid te achterhalen. De school kan daarbij de stappen uitgeschreven in de Vlaamse krachtlijnen inzake aanpak van de spijbelproblematiek hanteren.
Aandachtspunten:
- Het verantwoordingsbewijs voor de afwezigheid moet zo spoedig mogelijk op het secretariaat worden ingediend.
- Wanneer eenzelfde medische behandeling verschillende afwezigheden tot gevolg heeft, volstaat één attest waarop de verschillende afwezigheden zo gedetailleerd mogelijk worden vermeld. Wanneer een ziektebeeld dat verschillende afwezigheden tot gevolg heeft zonder dat een doktersconsultatie nodig is (bv. behandeling voor een ernstige ziekte zoals kanker, nierdialyse, ...), kan na samenspraak met de CLB-arts één medisch attest volstaan. Wanneer een leerling dan om die reden afwezig is, volstaat een attest van de betrokken personen.
- Deontologisch laat behandeling in Nederland geen toekenning van een medisch attest toe. In dat geval zal de school in samenwerking met de CLB-arts een verklaring van de school opmaken en bezorgen aan de leerling. De Nederlandse behandelende geneesheer vult deze verklaring van de school in. Deze verklaring vermeldt de naam en het logo van de school, de naam van de leerling, de ziekteperiode, de schoolactiviteiten waar niet kan aan worden deelgenomen, de naam en handtekening van de behandelende geneesheer en de datum van het bezoek aan de geneesheer.
- Op initiatief van de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg vzw en de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen vzw, werd een uniform medisch attest ("medisch attest voor de lessen lichamelijke opvoeding en sportactiviteiten op school") ontworpen voor niet-deelname aan de lessen lichamelijke opvoeding. Alle Vlaamse huisartsen beschikken over deze attesten. Door invulling ervan kan uitgemaakt worden in hoeverre de leerling de lessen lichamelijke opvoeding en sport wel of niet kan volgen. Bij langdurige afwezigheid in deze lessen, bestaat een specifiek formulier dat inhoudt dat de CLB-arts een herevaluatie vraagt aan de behandelende geneesheer.
- Onder afwezigheid om medische reden wordt ook het moederschapsverlof verstaan. Leerlingen hebben recht op moederschapsverlof van maximaal één week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en maximaal negen weken na de effectieve bevalling. De schoolvakanties worden in dat aantal weken mee verrekend. Een dergelijke afwezigheid is van rechtswege gewettigd mits voorlegging van een attest van een geneesheer (al dan niet specialist). Moederschapsverlof is een recht, maar geen verplichting voor de leerling. Het aantal weken afwezigheid omwille van moederschapsverlof kan dus ook lager liggen dan het wettelijk maximum. Onder de gebruikelijke voorwaarden hebben deze leerlingen recht op tijdelijk onderwijs aan huis zie omzendbrief ‘Tijdelijk Onderwijs aan Huis (TOAH) en Permanent Onderwijs aan huis (POAH)’ (SO/2005/05).
2.1.2.
Overgang vanuit het deeltijds naar het voltijds secundair onderwijs
De afwezigheid tussen 1 september en uiterlijk 15 november wegens het ingeschreven zijn in het deeltijds beroepssecundair onderwijs of in de leertijd (Syntra). Een attest (model naar keuze) van het centrum voor deeltijds onderwijs geldt als bewijsstuk.
2.1.3.
Afwezigheid ingevolge topsportconvenant in het voltijds secundair onderwijs
Leerlingen aan wie de selectiecommissie een topsportstatuut voor een schooljaar heeft toegekend, hebben gedurende dat schooljaar op basis van het topsportconvenant recht op een aantal maximum halve lesdagen afwezigheid.
Dit moet hen in staat stellen om deel te nemen aan tornooien, intensieve trainingsperiodes of stages, onder verantwoordelijkheid van de betrokken unisportfederatie. De afwezigheid wordt vastgelegd en ten aanzien van de school geattesteerd door de betrokken unisportfederatie.
- Leerlingen met een A-statuut ingeschreven in een studierichting (tweede of derde graad) met component topsport: max. 130 halve lesdagen;
- Leerlingen met een A-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school met topsport (eerste leerjaar of basisoptie topsport): max. 90 halve lesdagen;
- Leerlingen met een B-statuut al dan niet ingeschreven in een studierichting (tweede of derde graad) met component topsport en leerlingen met een A-statuut ingeschreven in een andere studierichting (tweede of derde graad) dan een studierichting met component topsport (al dan niet topsportschool): max. 40 halve lesdagen;
- Leerlingen met een B-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school al dan niet met topsport en leerlingen met een A-statuut ingeschreven in de eerste graad van een school zonder topsport: max. 40 halve lesdagen;
- Leerlingen met een F-statuut, ingeschreven in de tweede of derde graad: max. 130 halve lesdagen;
- Leerlingen met een F-statuut, ingeschreven in de eerste graad: max. 90 halve lesdagen.
2.1.4.
Afwezigheid ingevolge schorsing of uitsluiting bij schending van leefregels
Een leerling die preventief is geschorst, of tijdelijk of definitief is uitgesloten, heeft geen recht op lesbijwoning. Ongeacht het feit of die leerling wel of niet door de school wordt opgevangen, wordt hij als van rechtswege gewettigd afwezig beschouwd aangezien de preventieve schorsing of uitsluiting een beslissing van de school is.
2.1.5.
Afwezigheid ingevolge niet-invulling van de component werkplekleren in het stelsel leren en werken
Het gaat om volgende afwezigheden:
1) Tijdens de periode tussen het sluiten van een overeenkomst en de inwerkingtreding van die overeenkomst;
2) Tijdens een periode waarin de jongere actief solliciteert, tenzij actief solliciteren onmogelijk is om gewettigde reden, met het oog op invulling van de component werkplekleren;
3) Tijdens de periode tussen de inschrijving en de screening van de leerling.
De afwezigheden, bedoeld in punten 1 en 2:
- kunnen afzonderlijk voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs en voor de leertijd (Syntra), maximum 30 dagen per leerling per schooljaar bedragen;
- kunnen enkel slaan op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tijdens lesweken, d.w.z. met uitsluiting van de gebruikelijke vakantieperiodes, en voor zover de leerling tijdens de betrokken week niet tenminste 12 uur (van 50 minuten) aan werkplekleren doet. Bij eventuele overschrijding van voormeld maximum, waardoor niet meer aan de letter en de geest van de wet op de leerplicht en van het decreet leren en werken wordt voldaan, zullen de scholen maximale inspanningen blijven leveren om het voltijds engagement alsnog te realiseren en zal de overheid deze problematiek nauwgezet opvolgen.
- worden verantwoord aan de hand van schriftelijke overeenkomsten rond werkplekleren, sollicitatiedocumenten of andere stukken.
De afwezigheden, bedoeld in punt 3, kunnen maximum 14 dagen bedragen. De periode tussen de inschrijving (ten vroegste te rekenen vanaf 1 september) en de screening kan immers maximum 14 dagen bedragen. Als verantwoordingsstukken voor deze afwezigheden gelden de planningsdocumenten inzake de screening.
2.1.6.
Afwezigheid in een structuuronderdeel van het studiegebied ballet van het voltijds secundair onderwijs
De afwezigheid van een leerling om deel te nemen aan een balletoptreden, buitenlandse stages of concours, of – uitsluitend in het tweede leerjaar van de derde graad – om audities af te leggen, op voorwaarde van voorlegging van een verklaring van de organisator die de afwezigheid staaft.
De afwezigheid per leerling is bepaald op maximum 40 halve lesdagen per schooljaar.
2.1.7.
Overige van rechtswege gewettigde afwezigheden
De afwezigheid om één van onderstaande redenen is van rechtswege gewettigd op voorwaarde van het overmaken naar de school van, naargelang van het geval, een verklaring van de betrokken personen of een officieel document dat de reden van afwezigheid opgeeft.
- Het bijwonen van een begrafenis- of huwelijksplechtigheid van een bloed- of aanverwant of van een persoon die onder hetzelfde dak woont;
- De oproeping of dagvaarding voor een rechtbank;
- De onbereikbaarheid of ontoegankelijkheid van de school door overmacht;
- Het onderworpen zijn aan maatregelen opgelegd in het kader van de bijzondere jeugdzorg of de jeugdbescherming;
- Het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de Grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling, die door de school moet worden gerespecteerd. De afwezigheid moet vooraf door de betrokken personen gemeld worden aan de school, met een verwijzing naar het feit dat de leerling zal deelnemen aan de feestdag. In scholen met een keuzevrijheid voor de cursus godsdienst/niet-confessionele zedenleer is de door de leerling gemaakte keuze niet voldoende om de afwezigheid voor de beleving van de feestdag te wettigen. Hoger vermelde melding van de afwezigheid door de betrokken personen is ook in dit geval noodzakelijk.
Een overzicht van de verschillende levensbeschouwingen en bijhorende feestdagen vindt u hier;
- Het afleggen van (niet de voorbereiding op) proeven voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs;
- Deelname van leerlingen die zetelen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van de Vlaamse Scholierenkoepel aan activiteiten van deze raad of vergadering.
2.2.
Door de school gewettigde afwezigheden
Alle afwezigheden die niet van rechtswege gewettigd, noch problematisch (zie rubriek 3) zijn, kunnen worden gewettigd door de school. De school moet hiervoor geen aanvraag bij de overheid indienen
De autonomie die scholen op dit vlak hebben, laat toe om in te spelen op specifieke situaties. Het schoolbestuur bepaalt of er van de wettigingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt of niet, en wie de beslissingsbevoegdheid heeft in concrete gevallen: de directeur of zijn afgevaardigde, of de klassenraad.
De overheid heeft in dit verband geen enkel appreciatierecht, d.w.z. dat geen enkele uitspraak mag worden gedaan over de zinvolheid van het al dan niet toestaan van een afwezigheid. De autonomie van scholen moet hier ten volle worden gerespecteerd.
2.2.1.
Afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet ingeschreven zijn in een school
Het kan hier zowel een laattijdige instap, dus na aanvang van het schooljaar, betreffen als een periode in de loop van het schooljaar waarin er geen inschrijving is geweest. Als een leerling één semester afwezig is omdat een 7de leerjaar kso of tso of de opleiding (basis)verpleegkunde HBO zich slechts over het andere semester van dat schooljaar uitstrekt, is een wettiging van afwezigheid niet nodig.
2.2.2.
Afwezigheden die verband houden met het gedurende een bepaalde periode van het schooljaar niet volgen van het lesprogramma
Uiteenlopende redenen zijn mogelijk waardoor een leerling gedurende een bepaalde periode van het schooljaar het lesprogramma niet volgt. De overheid bepaalt geen maximum voor de duur van de afwezigheid vanuit het idee dat een school het best geplaatst is om - rekening houdend met de lokale context en de individuele leerling - een beslissing te nemen. Bovendien kan de school deze beslissing op elk tijdstip van het schooljaar nemen.
Belangrijk is dat deze afwezigheden zeker niet mogen gezien worden als ’automatismen’.
Het kan bv. gaan om een afwezigheid omwille van:
- het overlijden van een bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad;
- een individuele selectie voor een culturele of sportieve manifestatie;
- deelname aan een naadloos flexibel traject (NAFT), zoals erkend door het beleidsdomein Welzijn, of andere schoolvervangende programma’s;
- het tijdelijk volgen van opleidingsonderdelen hoger onderwijs door leerlingen van een leerjaar waarin ze normaliter een diploma van secundair onderwijs zullen behalen. Deze maatregel voor cognitief sterk functionerende leerlingen is niet afdwingbaar. Voor de bijhorende afwezigheid om persoonlijke redenen is het voorafgaand akkoord van de secundaire school altijd nodig. Voor de leerlingen die van deze maatregel gebruik maakt lijkt het aangewezen dat er naar een aanvaardbaar compromis wordt gezocht tussen de verantwoordelijken van de secundaire school en de verantwoordelijken van de hogeschool of universiteit;
- deelname aan een (buitenlandse) gestructureerde individuele leerlingenmobiliteit (Erasmus+).
2.2.3.
Afwezigheden die verband houden met revalidatie tijdens de lesuren
De directie van een school heeft beslissingsbevoegdheid tot wettiging van de afwezigheid van een leerling omwille van revalidatie binnen of buiten de school tijdens de lesuren, uitgevoerd door schoolexterne hulpverleners die hiertoe bij de wet gemachtigd zijn. Het schoolbestuur van de school moet volledig onafhankelijk zijn van de behandelende persoon of van zijn bestuur.
"Bij de wet gemachtigd zijn" is een algemene omschrijving om aan te geven dat de schoolexterne hulpverleners hun therapeutische taak uitvoeren binnen een door de wet geregelde context. Dit kan een hulpverleningsinstantie zijn (bv. een revalidatiecentrum) of op basis van het statuut van zelfstandig therapeut (bv. logopedist, kinesitherapeut, ...). De schoolexterne hulpverleners moeten kunnen legitimeren dat zij hun beroep uitoefenen op een reglementaire basis. Omdat de beroepscontexten sterk kunnen verschillen zullen ook diverse reglementaire kaders aan de orde zijn.
De verzekering van de leerlingen die tijdens de lesuren revalidatie krijgen buiten de school, wordt tijdens de revalidatie en tijdens de verplaatsingen gedekt door de revalidatieverstrekker. De begeleiding van de leerling tijdens de verplaatsingen vallen niet ten laste van de school.
In het geval van revalidatie tijdens de lesuren zijn twee situaties mogelijk:
1) Behandeling na ziekte of ongeval
De afwezigheid van een leerling omwille van revalidatie na ziekte of ongeval gedurende maximaal 150 minuten per week, verplaatsing inbegrepen. Uitzonderlijk kunnen de 150 minuten overschreden worden. Hiervoor is een gunstig advies van de CLB-arts, in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders, noodzakelijk. Het advies moet motiveren waarom de behandeling tijdens de lesuren noodzakelijk blijft en moet aantonen dat door die afwezigheid het leerproces van de leerling niet ernstig wordt benadeeld.
De school moet beschikken over een dossier dat tenminste de volgende elementen bevat:
- een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;
- een medisch attest waaruit de noodzakelijkheid, de frequentie en de duur van de revalidatie blijkt;
- een toestemming van de directeur voor een periode die de duur op jaarbasis van de behandeling zoals vermeld in het medisch attest niet kan overschrijden.
2) Behandeling omwille van een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven
De afwezigheid van een leerling gedurende maximaal 150 minuten per week (voor een leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag: 250 minuten per week), verplaatsing inbegrepen, van leerlingen met een specifieke onderwijsgerelateerde behoefte waarvoor een handelingsgericht advies is gegeven als vermeld in artikel 2, 11°, g), van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.
De school moet beschikken over een dossier dat tenminste de volgende elementen bevat:
- een verklaring van de ouders waarom de revalidatie tijdens de lesuren moet plaatsvinden;
- een advies, geformuleerd door het CLB in overleg met de begeleidende klassenraad en de ouders. Dat advies moet motiveren waarom de problematiek van de leerling van die aard is dat het wettelijk voorziene zorgbeleid van een school daarop geen antwoord kan geven en dat de revalidatietussenkomsten niet beschouwd kunnen worden als schoolgebonden aanbod. Het schoolgebonden aanbod is het reguliere pedagogisch-didactische aanbod voor alle leerlingen, de aanvullende zorgmaatregelen op niveau van de school of scholengemeenschap, en de schoolexterne dienstverlening door personeel of diensten, gefinancierd of gesubsidieerd door het beleidsdomein Onderwijs en Vorming (deze omschrijving is conform de adviezen van de Commissie Zorgvuldig Bestuur);
- een samenwerkingsovereenkomst tussen de school en de revalidatieverstrekker over de manier waarop de revalidatie het onderwijs voor de leerling zal aanvullen en de manier waarop de informatie-uitwisseling zal verlopen. De revalidatieverstrekker bezorgt op het einde van elk schooljaar een evaluatieverslag aan de directie van de school en van het CLB, met inachtneming van de privacywetgeving waaraan hij onderworpen is;
- een toestemming van de directeur – jaarlijks opnieuw te vernieuwen en te motiveren – rekening houdend met het evaluatieverslag van de revalidatieverstrekker, zoals hierboven vermeld).
3.
Problematische afwezigheden
3.1.
Beleid
Problematische afwezigheden zijn afwezigheden die niet van rechtswege (zie rubriek 2.1) of door de school gewettigd zijn (zie rubriek 2.2). Zoals eerder vermeld zijn de hierna volgende richtlijnen in duaal leren en het stelsel van leren en werken ook van toepassing op problematische afwezigheden binnen het luik arbeidsdeelname en het luik aanloopcomponent.
Het beleid op het vlak van problematische afwezigheden is gericht op een aanpak van open communicatie over alle afwezigheden.
De school blijft in eerste instantie verantwoordelijk voor het opvolgen van de afwezigheden en het begeleiden van de leerlingen zelf. Ze moet echter samenwerken met het CLB dat de nodige expertise heeft om op het vlak van problematische afwezigheden de school te ondersteunen bij haar preventie, begeleiding en remediëring. Ook kan het CLB als draaischijf fungeren richting welzijnssector. Vaak gaat het immers over problemen die wijzen op een afwezigheid die het gevolg is van een complex gegeven van familiale, sociale, psychische, socio-emotionele en/of andere factoren.
Het snel en strikt opvolgen van afwezigheden is relevant voor het preventief aanpakken van deze problematiek. Daarom is het belangrijk dat de school:
- er oog voor heeft dat een mogelijke opeenstapeling van allerlei afwezigheden kan wijzen op een onderliggende problematiek. Van elke geregistreerde afwezigheid moet de exacte reden gekend zijn;
- reeds bij de eerste registratie van een dergelijke afwezigheid in contact treedt (via bv. een gesprek, huisbezoek of nota in de klasagenda) met de betrokken leerling en/of de ouders.
De als problematisch geregistreerde afwezigheid van een leerling wordt als gewettigd beschouwd als de school aan volgende voorwaarden voldoet:
- begeleidende maatregelen nemen, ongeacht het aantal halve dagen problematische afwezigheid dat de leerling opbouwt;
- een dossier van die begeleidende maatregelen bijhouden, eventueel als onderdeel van het leerlingendossier;
- vanaf vijf al dan niet gespreide halve lesdagen problematische afwezigheid per schooljaar die afwezigheden signaleren aan het CLB en vanaf dat moment samenwerken met het CLB rond begeleiding van de leerling.
Ongeacht het aantal problematische afwezigheden wordt van de scholen verwacht dat ze, in samenwerking met het betrokken CLB, zich engageren om gedurende het volledige schooljaar leerlingen intensief te begeleiden.
3.2.
Zorgwekkende dossiers
Problematische afwezigheden kunnen een zorgwekkend karakter krijgen als blijkt dat alle begeleidingsinspanningen van de school tevergeefs zijn, ongeacht het feit of er sprake is van manifeste onwil of tegenwerking van de betrokken personen In dat geval is er sprake van schending van de leerplicht.
Indien het gaat om een leerling die nog tenminste één schooljaar leerplichtig is, kan de school – indien ze dit opportuun acht – het dossier overmaken aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI). Dit gebeurt aan de hand van het formulier in bijlage 2. De overheid zal in dat geval in functie van de omstandigheden die maatregelen nemen die zich opdringen.
Indien zich een dergelijke zeer problematische afwezigheid voordoet – ondanks alle begeleidingspogingen of indien de leerling spoorloos is – kan de school ook steeds beslissen om de leerling uit te schrijven. De school die weliswaar op dit vlak beslissingsbevoegdheid heeft, moet er in dat geval zorg voor dragen dat hierover duidelijke informatie – bij voorkeur in het schoolreglement – is opgenomen en dat uitschrijving enkel in uitzonderlijke gevallen wordt toegepast. Als de leerling tijdens het schooljaar toch nog naar school terugkeert, schrijft de school de leerling opnieuw in.
4.
Koppeling aan schooltoeslagen
Naast financiële en opleidingsvoorwaarden wordt de schooltoeslag ook afhankelijk gesteld van de participatie van de leerling op school. Dit is één van de beleidsmaatregelen gericht op spijbelpreventie. Om de administratie is staat te stellen het voldoen van leerlingen aan deze voorwaarden vast te stellen, is een correcte registratie van in- en uitschrijvingen en van aan- en afwezigheden van leerlingen door scholen essentieel.
De voorwaarden inzake participatie op school om recht te hebben op een schooltoelage zijn de volgende:
- Op de laatste schooldag van juni ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school. Een leerling die hieraan niet of niet langer voldoet, zal zijn schooltoeslag moeten terugbetalen;
- Geen overmatig aantal dagen problematisch afwezig zijn geweest. Een leerling die ondanks begeleidingsmaatregelen van de school en het CLB en ondanks verwittigingen van de overheid gedurende twee opeenvolgende schooljaren 30 of meer halve dagen problematisch afwezig is geweest, zal zijn schooltoeslag van het tweede schooljaar moeten terugbetalen;
- Na uitschrijving in de loop van het schooljaar binnen de 15 kalenderdagen in een andere school ingeschreven zijn. Een leerling die hieraan niet voldoet, zal zijn schooltoeslag moeten terugbetalen.
5.
Bijlagen