De verplichte elektronische Aangifte van een Sociaal Risico(e-ASR): deeltijdse werkloosheid

1. Toepassingsgebied

Deze omzendbrief is van toepassing op alle personeelsleden die een salaris ontvangen van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. Het gaat om:

  • de personeelsleden bedoeld in artikel 2, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs

  • de personeelsleden bedoeld in artikel 4, §1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding

  • de leden van de inspectie vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs

  • de personeelsleden bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken

  • de personeelsleden bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 29 oktober 2004 houdende geldelijke en administratieve bepalingen voor de contractuele personeelsleden in het onderwijs betaald door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming

  • de personeelsleden vermeld in artikel 127, §1, 1° van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs

  • de personeelsleden bedoeld in deel 5, titel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 oktober 2013 tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, voor zover zij betaald worden via het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming

2. Wat is ASR?

ASR is de afkorting van Aangifte van Sociaal Risico. De werkgever heeft de plicht om een aangifte te doen bij de instellingen van de sociale zekerheid wanneer er zich bij een personeelslid een sociaal risico voordoet dat aanleiding kan geven tot:

  • uitkeringen naar aanleiding van ziekte en moederschap
  • uitkeringen naar aanleiding van een arbeidsongeval
  • werkloosheidsuitkeringen, inkomensgarantie-uitkeringen of activeringsuitkeringen

Als er zich een sociaal risico voordoet, hebben de instellingen van de sociale zekerheid meer gegevens nodig dan de gegevens die de werkgever al heeft meegedeeld via de Dimona (Déclaration Immédiate/Onmiddellijke Aangifte) en via de DmfA (Déclaration multifonctionelle/multifunctionele Aangifte). Via de Dimona geeft de werkgever het begin en einde van de arbeidsrelatie door aan de instellingen van de sociale zekerheid. Via de DmfA geeft de werkgever de salaris- en arbeidstijdgegevens door op basis waarvan de instellingen van de sociale zekerheid zich kunnen uitspreken over de toekenning van socialezekerheidsrechten.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) hebben al langer die verplichtingen van de werkgevers (schoolbesturen en inrichtende machten) overgenomen. Omzendbrief PERS/2002/23 (13AC) geeft daarover meer informatie.

De werkgever moet die bijkomende ASR-gegevens meedelen zodat de instellingen van de sociale zekerheid een uitspraak kunnen doen over het recht op een uitkering en het bedrag daarvan kunnen bepalen aan de hand van de ASR. De ASR is dus een aanvulling bij Dimona en DmfA.

Tot 2016 kon een ASR zowel op papier als elektronisch gebeuren. Sinds 2016 is er een geleidelijke verplichting van de elektronische aangifte van sociale risico’s bij de instellingen van de sociale zekerheid (e-ASR). Het eerste sociaal risico waarvoor de verplichte elektronische aangifte geldt, is die van de werkloosheid.

Een werkgever kan op twee manieren een elektronische aangifte indienen:

  • online via het portaal van de sociale zekerheid, voor een beperkt aantal aangiften
  • via het batchkanaal, voor een groot aantal aangiften

Voor de onderwijspersoneelsleden waren het de schoolbesturen en inrichtende machten die als (juridisch) werkgever instonden voor het invullen van de papieren formulieren. Bij de overgang naar de elektronische aangifte van een sociaal risico hebben AGODI en AHOVOKS ook die werkgeversverplichting van hen overgenomen onder het KBO-nummer van het ministerie van Onderwijs en Vorming.

Dat past binnen Operatie Tarra, een initiatief in het kader van de planlastvermindering voor alle onderwijspartners.

AGODI en AHOVOKS maakten met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) afspraken, waardoor de verplichte e-ASR voor de onderwijspersoneelsleden pas sinds september 2017 van toepassing is. Tot die datum kon de ASR voor de sector werkloosheid gebeuren via de gekende papieren formulieren C131A-(Onderwijs)-werkgever (sector werkloosheid – toelaatbaarheid) en C131B-(Onderwijs) (sector werkloosheid – vergoedbaarheid). Meer informatie daarover is terug te vinden op de website van de sociale zekerheid.

De elektronische aangifte van de ASR betekende ook de invoering van een nieuwe terminologie. De e-ASR van een formulier C131A-(Onderwijs) heet sindsdien “scenario 3” (WECH503). Bij de aangifte van een formulier C131B-(Onderwijs) spreekt men sindsdien van een “scenario 6” (WECH506). In deze omzendbrief vindt u meer informatie terug over de werkwijze die AGODI en AHOVOKS hanteren bij de e-ASR van scenario 3 en scenario 6.

Het formulier C4 blijft voorlopig op papier, maar zal in de toekomst ook worden vervangen door een elektronische aangifte, die scenario 1 zal heten.

3. Scenario 3: werkloosheid – toelaatbaarheid

Scenario 3 is de elektronische aangifte van de aanvang van deeltijdse arbeid. Het vervangt het papieren formulier C131A-(Onderwijs)-werkgever. Via die aangifte geven AGODI en AHOVOKS de gegevens door aan de instellingen van de sociale zekerheid die nodig zijn om na te gaan:

  • of de onvrijwillig deeltijdse werknemer in aanmerking komt voor het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten en eventueel voor een aanvulling op het deeltijdse salaris (inkomensgarantie-uitkering – IGU);
  • of de vrijwillig deeltijdse werknemer in aanmerking komt voor een aanvulling op het deeltijdse salaris (inkomensgarantie-uitkering – IGU).

AGODI en AHOVOKS dienen enkel een e-ASR van scenario 3 in voor de personeelsleden voor wie u meedeelt dat er voor hen een aangifte moet gebeuren. Die mededeling doet u via een elektronische zending via WebEdison (RL16 – zie punt 5).

Vervolgens vullen AGODI en AHOVOKS die gegevens aan met de gegevens waarover ze beschikken en bezorgen die aan de instellingen van de sociale zekerheid.

Belangrijk: vanaf september 2018 zal de e-ASR van scenario 3 wekelijks ingediend worden bij de instellingen van de sociale zekerheid. Het blijft echter van groot belang dat u de RL16 én de indiensttredingen en opdrachtwijzigingen zo snel mogelijk na de gebeurtenis meldt, zodat de verwerking ervan tijdig kan gebeuren en de rechten van de personeelsleden inzake sociale zekerheid gewaarborgd zijn. Immers, volgens de instructies van de RVA moet een werkgever de e-ASR van scenario 3 indienen binnen de twee maanden na de start van de deeltijdse tewerkstelling. 

De melding van een e-ASR voor scenario 3 eindigt op 31 augustus van het lopende schooljaar. Als ook in het volgende schooljaar een e-ASR moet gebeuren voor dat personeelslid moet ook de melding naar AGODI en/of AHOVOKS opnieuw gebeuren met een nieuwe RL 16 (zie punt 6).

4. Scenario 6: werkloosheid – vergoedbaarheid

Scenario 6 is de maandelijkse elektronische aangifte van deeltijdse arbeid voor de berekening van de inkomensgarantie-uitkering. Het vervangt het formulier C131B-(Onderwijs). Via die aangifte geven AGODI en AHOVOKS aan de instellingen van de sociale zekerheid de gegevens door die nodig zijn om maandelijks het bedrag van de inkomensgarantie-uitkering (IGU) te berekenen. Die uitkering is een aanvulling op het salaris van de deeltijdse werknemer.

AGODI en AHOVOKS dienen enkel een e-ASR van scenario 6 in voor de personeelsleden waarvoor u meedeelde dat er voor hen een e-ASR van scenario 3 moest gebeuren (zie punt 3).

Belangrijk om weten is dat er slechts één keer per maand een e-ASR van scenario 6 wordt ingediend bij de instellingen van de sociale zekerheid (in tegenstelling tot de e-ASR van scenario 3 die wekelijks gebeurt), namelijk na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben. Het is met andere woorden van groot belang dat u de indiensttredingen en opdrachtwijzigingen zo snel mogelijk na de gebeurtenis meldt, zodat de verwerking volledig kan gebeuren tijdens de eerstvolgende maand en de rechten van de personeelsleden inzake sociale zekerheid gewaarborgd zijn. 

5. Formulier C4 – in minder gevallen vereist

Als gevolg van de uitrol van de e-ASR heeft de RVA de procedure voor het afleveren van C4-formulieren versoepeld. Hierdoor moeten de werkgevers minder C4-formulieren afleveren dan vroeger.

Als een personeelslid aaneensluitende deeltijdse opdrachten uitvoert in dezelfde noemer en onder hetzelfde statuut (vb. vast benoemd, tijdelijk, etc.) dan moet de school alleen nog een C4 afleveren wanneer aan die reeks van opeenvolgende opdrachten een einde komt.

Het begrip aaneensluitende opdrachten houdt in dat er geen onderbreking mag zijn, tenzij door een weekend of een vakantieperiode buiten de zomervakantie. Daarnaast moeten de aaneensluitende opdrachten worden gepresteerd in dezelfde noemer. Als de opdracht van een personeelslid in noemer X stopt en de volgende werkdag overgaat in noemer Y, moet de school voor de opdracht in noemer X een C4 afleveren.

Als een personeelslid twee parallelle opdrachten in noemer X en Y presteert en die met noemer X stopt, dan maakt de school voor de opdracht in noemer X een C4 aan. Zolang de opdracht in noemer Y doorloopt, is daarvoor geen C4 nodig.

Als een personeelslid start met voltijdse opdracht (X/X) en daarna overgaat naar een deeltijdse opdracht (Y/X en Y<X), met dezelfde noemer en hetzelfde statuut, moet de school wel een C4 opmaken.

Ligt er een voltijdse opdracht (X/X) tussen twee deeltijdse opdrachten, met dezelfde noemer en statuut, dan is er geen C4 nodig. De opdracht (W/X) moet dan wel onmiddellijk aansluiten op de vorige en onmiddellijk voorafgaan aan de opdracht erna (Y/X). In dergelijke gevallen wordt de voltijdse opdracht “afgedekt” door een scenario 3, waardoor de uitbetalingsinstellingen over de nodige informatie beschikken.

Een C4 is ook nodig voor een bijkomende korte voltijdse tewerkstelling (Z/Z) in een andere noemer, bovenop de lopende opdracht (Y/X). Bijvoorbeeld bij een vervanging van een korte afwezigheid (VKA). Zelfs als de opdracht in noemer Z maar één dag duurt, is het document vereist.

Tenslotte moet er voor een vaste en een tijdelijke opdracht afzonderlijk een C4 worden afgeleverd. Als het personeelslid voor een tijdelijke deeltijdse opdracht vast benoemd wordt, levert de school een C4 af voor de tijdelijke opdracht.

Als een personeelslid zijn C4 afgeeft aan de uitbetalingsinstellingen zal die het corresponderende e-ASR scenario 3 afsluiten.

Daarom is het aangeraden dat de scholen geen overbodige C4-formulieren met hun personeelsleden meegeven. Dat kan de uitbetaling van de inkomensgarantieuitkering (IGU) in het gedrang brengen. Als het personeelslid al zijn of haar opdrachten in een instelling stopzet, kan die uiteraard niet anders dan een C4 afleveren, ook al neemthet personeelslid de dag erna een gelijkaardige opdracht aan in een andere school.

Voorbeeld 1

Een personeelslid heeft een opdracht van 13/20 van 01/09/2018 tot en met 30/09/2018. De opdracht wijzigt naar 8/20 op 1/10/2018 en loopt tot en met 31/10/2018. Vanaf 1/11/2018 krijgt het personeelslid een opdracht van 8/21 tot en met 30/06/2019.

Op 30/09/2018 is geen C4 nodig, want de nieuwe aansluitende opdracht is in dezelfde noemer en hetzelfde statuut. Op 31/10/2018 is wel een C4 vereist, omdat de opdracht in noemer 20 eindigt en er een andere opdracht in noemer 21 begint. Op 30/06/2019 levert de school een C4 af voor de opdracht in noemer 21.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft een tijdelijke opdracht van 8/24. Op 01/01/2019 wordt zij voor de volledige 8/24 vast benoemd. De school maakt een C4 aan voor de tijdelijke opdracht op 31/12/2018.

Voorbeeld 3

Een personeelslid heeft een tijdelijke opdracht van 9/22 en 3/21. Op 01/01/2018 wordt het personeelslid voor 4/22 vast benoemd. De tijdelijke opdracht vermindert dus naar 5/22 en 3/21 en stopt op 30/06/2019.

Een C4 op 31/12/2018 is in dat geval niet nodig. De teller van de tijdelijke opdracht in noemer 22 vermindert weliswaar, maar het blijft een doorlopende deeltijdse opdracht in dezelfde noemer en hetzelfde statuut. Op 30/06/2019 maakt de school twee C4-formulieren aan voor de tijdelijke opdrachten in noemer 21 en 22.

Voorbeeld 4

Een personeelslid heeft tijdelijke opdrachten van 4/24 en 10/30 vanaf 01/09/2018. Op 01/02/2019 wijzigt de opdracht in 8/24 en 5/30. Vanaf 01/04/2018 heeft het personeelslid een opdracht van 12/24, die loopt tot 30/06/2019.

Op 31/01/2019 levert de school geen C4 af. Het betreft immers twee aaneensluitende deeltijdse opdrachten. Op 31/03/2019 maakt de school één C4 aan voor de opdracht in noemer 30. Die stopt immers op dat moment. Op het einde van het schooljaar levert de school dan een C4 af voor de opdracht in noemer 24.

Voorbeeld 5

Een personeelslid heeft een tijdelijke opdracht van 10/20 en 5/29 op 01/09/2018. Op 01/01/2019 krijgt de persoon een vaste benoeming van 4/20 en blijft er nog een tijdelijke opdracht van 6/20 en 5/29 over.

Op 01/03/2019 wijzigt de tijdelijke opdracht naar 7/21 en 3/29. Op 01/05/2019 is er nog een aanpassing van de tijdelijke opdracht naar 5/20 en 6/29, die loopt tot het einde van het schooljaar.

Op 31/12/2018 is een C4 overbodig, want de tijdelijke opdracht in noemer 20 blijft doorlopen. De school maakt een C4 aan op 28/02/2019 voor de tijdelijke opdracht in noemer 20, die op die dag ophoudt. Welswaar verschijnt er op 01/05/2019 een nieuwe opdracht in noemer 20, maar er is een onderbreking tussen beide en bijgevolg is het C4-formulier op 28/02/2019 vereist.

Op 30/04/2019 levert de school een C4 af voor de stopzetting van de opdracht in noemer 21. Op het einde van het schooljaar tenslotte maakt de school een C4 aan voor de tijdelijke opdrachten in noemer 20 en 29. De vast benoemde opdracht blijft geldig en daarvoor is bijgevolg geen C4 nodig.

Voorbeeld 6

Een personeelslid heeft een aanstelling van 10/36 van 07/01/2019 tot en met 05/04/2019. Op 22/03/2019 oefent de persoon een VKA uit van 24/24. De school levert voor deze VKA-opdracht een C4 af. Uiteraard doet ze dat ook na afloop van de opdracht van 10/36.

6. Melding bij AGODI en AHOVOKS

Wanneer een personeelslid wenst dat er voor hem of haar een aangifte van een sociaal risico gebeurt bij de instellingen van de sociale zekerheid, doet u een melding bij het werkstation via de RL16. Daarin vermeldt u vanaf welke datum de situatie van toepassing (= de start van de deeltijdse tewerkstelling) is.

Het is voldoende dat het doorsturen van die RL16 door één instelling gebeurt: de melding is dan geldig voor alle instellingen over de onderwijsniveaus heen aangezien het om persoonsgebonden informatie gaat.

De melding blijft het hele schooljaar geldig – ongeacht of het betrokken personeelslid verandert van werkgever, gebruik maakt van een verlofstelsel, zijn of haar onderwijsopdracht onderbreekt, etc. Die stopt dus op 31 augustus van het lopende schooljaar, tenzij het personeelslid eerder zijn mening herziet. Als uw personeelslid het volgende schooljaar weer een aangifte van een sociaal risico wenst, moet u opnieuw een RL-16 insturen.

Omdat AGODI en AHOVOKS slechts één keer per maand een e-ASR van scenario 6 indienen bij de instellingen van de sociale zekerheid, is het belangrijk dat u de RL16 tijdig opstuurt . Als de RL16 de agentschappen bereikt vóór de uiterste betaaldatum (zie jaarkalender AGODI), dan kan de e-ASR van scenario 6 voor het personeelslid na het einde van die maand ingediend worden. Op die manier beschikken de instellingen van de sociale zekerheid tijdig over alle informatie.

Als u de RL16 niet tijdig kunt zenden, deelt u aan het personeelslid mee dat de instellingen van de sociale zekerheid pas na het einde van de daaropvolgende maand over de nodige ASR-gegevens zullen beschikken.

7. Voorbeelden

Voorbeeld 1 (BaO)

Een deeltijds tijdelijk aangestelde kinderverzorgster is van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019 aangesteld voor 16/32.

Zij is onvrijwillig deeltijds werkende en wenst in aanmerking te komen voor het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten en eventueel voor een aanvulling op het deeltijdse salaris via een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Zij vraagt aan het schoolbestuur om bij het werkstation te melden dat zij een aangifte wenst te doen van een sociaal risico.

Het schoolbestuur zendt begin september 2018 een RL16 naar het werkstation. Het RL-bericht krijgt als geldigheidsdatum 1 september 2018 omdat het betrokken personeelslid aangeeft dat de situatie waarin het zich bevindt vanaf die datum van toepassing is. AGODI zal dat bericht aanvullen en bezorgt die gegevens binnen de week via elektronische weg aan de instellingen van de sociale zekerheid (= e-ASR voor scenario 3).

AGODI zal ook een e-ASR indienen voor scenario 6 zodat de instellingen van de sociale zekerheid over de nodige gegevens beschikken voor de berekening van de IGU. Die e-ASR gebeurt maandelijks, telkens na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben, in dit geval dus eind september 2018

Voorbeeld 2 (DKO)

Een personeelslid krijgt een aanstelling van leraar in het deeltijds kunstonderwijs voor een opdracht van 7/22 en 2/20 voor de periode van 21 november 2018 tot en met 24 december 2018.

Het personeelslid is onvrijwillig deeltijds werkende en vraagt daarom een IGU aan via zijn schoolbestuur. Dat stuurt een RL16 naar AGODI, maar dat gebeurt pas na de afsluiting van de betaling van november 2018.

Het agentschap dient binnen de week na ontvangst van de RL16 voor beide opdrachten een e-ASR (scenario 3) in naar de instellingen van de sociale zekerheid met ingangsdatum 21 november 2018.

Aanvullend dient AGODI na het einde van december 2018 een e-ASR in voor scenario 6 voor de opdrachten van november en december 2018.

Omdat het agentschap pas na het afsluiten van de betaling van november 2018 de melding ontving dat er voor het personeelslid een e-ASR moest gebeuren, kan AGODI de e-ASR voor scenario 6 pas na het einde van december 2018 naar de instellingen van de sociale zekerheid versturen. Het personeelslid zal zijn uitkering dan ook pas ten vroegste in januari 2019 kunnen ontvangen.

Voorbeeld 3 (SO)

Een personeelslid komt als leraar in dienst van 1 oktober 2018 tot en met 28 oktober 2018. Zijn opdracht is 12/29. De leraar is onvrijwillig deeltijds werkloos en wil een IGU aanvragen bij de instellingen van de sociale zekerheid. Het schoolbestuur zendt bij de start van de aanstelling een RL16 naar het werkstation. Binnen de week na ontvangst van de RL16 doet AGODI een e-ASR voor scenario 3 met ingangsdatum 1 oktober 2018.

Eind oktober 2018 dient het agentschap een e-ASR in voor scenario 6 met de relevante salarisgegevens.

Vanaf 14 november 2018 tot en met 30 november 2018 heeft het personeelslid een nieuwe tewerkstelling bij een schoolbestuur met een opdracht van 15/22 waarvoor hij bruto € 894,76 ontvangt.

Omdat een van zijn werkgevers voor het betreffende schooljaar al een RL16 heeft ingezonden zal AGODI voor de maand november 2018 een e-ASR voor scenario 3 en voor scenario 6 indienen. Een nieuwe RL16 door de nieuwe werkgever is dus niet nodig, ook niet als het personeelslid in hetzelfde schooljaar in een andere onderwijsinstelling gaat werken.

Voorbeeld 4 (CLB)

Een personeelslid krijgt een opdracht als psychopedagogisch consulent voor 6/10 van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019. Omdat het personeelslid er van uitgaat dat hij recht heeft op een IGU, vraagt hij die aan. Het centrumbestuur stuurt op 15 september 2018 een RL16 naar het werkstation. AGODI dient binnen de week een e-ASR in voor scenario 3 naar de instellingen van de sociale zekerheid. Op het einde van de maand september 2018 dient AGODI ook een e-ASR voor scenario 6 in.

Voorbeeld 5 (VWO)

Een deeltijds tijdelijk aangestelde leraar SVWO is van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019 aangesteld voor 8/22.

Hij is onvrijwillig deeltijds werkende en wenst in aanmerking te komen voor het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten en eventueel voor een aanvulling op het deeltijdse salaris via een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Hij vraagt aan zijn centrumbestuur om bij het werkstation te melden dat hij een aangifte wenst te doen van een sociaal risico.

Het centrumbestuur zendt begin september 2018 een RL16 naar het werkstation. Het RL-bericht krijgt als geldigheidsdatum 1 september 2018 omdat het betrokken personeelslid aangeeft dat de situatie waarin het zich bevindt vanaf die datum van toepassing is. AHOVOKS zal dat bericht aanvullen en bezorgt die gegevens binnen de week via elektronische weg aan de instellingen van de sociale zekerheid (= e-ASR voor scenario 3).

Eind september 2018 zal AHOVOKS ook een e-ASR voor scenario 6 indienen zodat de instellingen van de sociale zekerheid over de nodige gegevens beschikken voor de berekening van de IGU. Die e-ASR gebeurt maandelijks, telkens na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben.

Voorbeeld 6 (CBE)

Een deeltijds tijdelijk aangestelde leraar CBE is van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2019 aangesteld voor 18/36.

Hij is onvrijwillig deeltijds werkende en wenst in aanmerking te komen voor het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten en eventueel voor een aanvulling op het deeltijdse salaris via een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Hij vraagt aan de administratief medewerker van zijn centrumsecretariaat om bij het werkstation te melden dat hij een aangifte wenst te doen van een sociaal risico.

Het centrumbestuur zendt begin september 2018 een RL16 naar het werkstation. Het RL-bericht krijgt als geldigheidsdatum 1 september 2018 omdat het betrokken personeelslid aangeeft dat de situatie waarin het zich bevindt vanaf die datum van toepassing is. AHOVOKS zal dat bericht aanvullen en bezorgt die gegevens binnen de week via elektronische weg aan de instellingen van de sociale zekerheid (= e-ASR voor scenario 3).

Eind september 2018 zal AHOVOKS ook een e-ASR indienen voor scenario 6 zodat de instellingen van de sociale zekerheid over de nodige gegevens beschikken voor de berekening van de IGU. Die e-ASR gebeurt maandelijks, telkens na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben

Voorbeeld 7 (HO)

Een tijdelijk lid van het ATP graad B12 is aangesteld voor 50/100 en dat vanaf 1 oktober 2018.

Zij is onvrijwillig deeltijds werkende en wenst een aanvulling op het deeltijdse salaris via een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Zij doet daarvoor een aanvraag via de hogeschool via een RL16 vanaf 1 oktober 2018. AHOVOKS zal dat bericht aanvullen en bezorgt die gegevens binnen de week via elektronische weg aan de instellingen van de sociale zekerheid (= e-ASR voor scenario 3).

Eind oktober 2018 zal AHOVOKS ook een e-ASR voor scenario 6 indienen zodat de instellingen van de sociale zekerheid over de nodige gegevens beschikken voor de berekening van de IGU. Die e-ASR gebeurt maandelijks, telkens na het einde van de maand waarop de gegevens betrekking hebben.

Uiteraard is een personeelslid niet verplicht om gebruik te maken van de ASR. Het is ook mogelijk dat hij op basis van zijn onderwijsprestaties in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming van de sociale zekerheid, maar dat de persoon nog andere jobs uitoefent. Daarnaast kan hij er voor kiezen om geen aanvraag in te dienen.

Voorbeeld 1

Een leraar gitaar heeft een opdracht van 5/22 in het deeltijds kunstonderwijs. Echter, daarnaast speelt het personeelslid in een band en geeft hij ook nog privéles aan kinderen. Al zijn inkomsten samen bedragen meer dan het grensbedrag om recht te kunnen hebben op een IGU en al zijn opdrachten bij elkaar vormen een voltijdse opdracht. Dat kan een goede reden zijn waarom een personeelslid met een beperkte onderwijsopdracht toch geen IGU aanvraagt.

Voorbeeld 2

Een personeelslid heeft een opdracht 12/24 en wil slechts een halve betrekking blijven uitoefenen. In dat geval doet het personeelslid geen aanvraag bij zijn school voor een aangifte van een sociaal risico. Dan is het personeelslid ook niet onderworpen aan de eventuele verplichtingen, die de overheid aan werkzoekende personen oplegt.

8. Afschrift voor het personeelslid

De voorschriften inzake de e-ASR van de instellingen van de sociale zekerheid bepalen dat de werkgever een afschrift van de e-ASR moet bezorgen aan de werknemer. Voor de onderwijspersoneelsleden is dat de salarisbrief waarop zij kunnen terugvinden welke gegevens als basis dienden voor de e-ASR die AGODI en AHOVOKS indienden bij de instellingen van de sociale zekerheid.

9. e-ASR: toekomst

Zoals onder punt 2 vermeld, zullen ook alle andere aangiftes van een sociaal risico op termijn verplicht elektronisch moeten ingediend worden. AGODI en AHOVOKS volgen de communicatie daarover door de instellingen van de sociale zekerheid nauwgezet op en zullen de nodige stappen ondernemen voor de verdere uitrol van de e-ASR voor de onderwijspersoneelsleden.