1.
Programmatie en rationalisatie
1.1.
Begrippenkader
De programmatie- en rationalisatieregelgeving regelt de voorwaarden voor financiering of subsidiering van domeinen en structuuronderdelen in het deeltijds kunstonderwijs. De programmatie- en rationalisatienormen zijn afhankelijk van de ligging en/of bevolkingsdichtheid van de (hoofd)vestigingsplaats.
Ieder postadres waar de academie lessen organiseert is een vestigingsplaats.
De oprichting van een volledig nieuwe academie bestaat uit de oprichting van één of meer domeinen. Allereerst moet een schoolbestuur erkenning vragen van de nieuwe onderwijsinstelling. De erkenningsprocedure bestaat uit een voorlopige erkenning, een erkenningsonderzoek door de onderwijsinspectie ter plekke in de vorm van een doorlichting en een beslissing over de definitieve erkenning door de Vlaamse Regering.
Elke graad van een domein vormt een afzonderlijk structuuronderdeel, dit zijn de langlopende studierichtingen. Daarnaast bevat elk domein ook nog afzonderlijke kortlopende studierichtingen, die elk op zich een structuuronderdeel vormen. Naast de domeingebonden structuuronderdelen is er een domeinoverschrijdend structuuronderdeel: de eerste graad domeinoverschrijdende initiatieopleiding. Elk structuuronderdeel heeft een globale studieomvang uitgedrukt in wekelijkse lestijden en een aantal leerjaren. Voor de meeste structuuronderdelen is maar één traject, voor sommige structuuronderdelen kan het schoolbestuur kiezen uit verschillende trajecten. Wil de academie een nieuw domein of een nieuwe graad van een langlopende studierichting of een kortlopende studierichting aanbieden, dan gaat dit gepaard met een programmatie-aanvraag.
De meeste structuuronderdelen worden inhoudelijk ingevuld met opties. In het domein muziek kiezen de leerlingen meestal ook een muziekinstrument. De opties al dan niet in combinatie met een muziekinstrument vormen de opleidingen die leerlingen in een academie kunnen volgen. Om het opleidingsaanbod van een academie uit te breiden, moet een schoolbestuur bijkomende onderwijsbevoegdheid aanvragen.
1.2.
Verworven studieaanbod
Alle domeinen en de meeste structuuronderdelen hebben een tegenhanger in de structuur vóór het niveaudecreet (zie 13. tabel 5 concordantietabel domeinen en structuuronderdelen). De domeinen en structuuronderdelen die de academie in schooljaar 2017-2018 organiseerde, worden beschouwd als verworven, voor zover ze voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en rationalisatienormen. Het schoolbestuur hoeft daarvoor geen programmatieaanvraag in te dienen. Voor opties en muziekinstrumenten die de academie in het schooljaar 2017-2018 aanbood, hoeft het schoolbestuur geen onderwijsbevoegdheid aan te vragen tot het schooljaar 2020-2021. Als de academie het aanbod gedurende de schooljaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 niet georganiseerd heeft, verliest ze de onderwijsbevoegdheid. Wil een academie het aanbod op een later moment toch inrichten, dan gelden de huidige aanvraagprocedures voor programmaties en onderwijsbevoegdheden.
Bijlage 1 ‘Concordantietabel opties en muziekinstrumenten’ biedt een overzicht van de overeenstemming tussen het studieaanbod dat loopt tot 31 augustus 2018 en het huidige studieaanbod. De leeswijzer van het document geeft toelichting bij de inhoud van de tabellen.
2.
Oprichten en in stand houden van een academie
2.1.
Oprichting van een nieuwe academie
2.1.1.
Inleidende bepalingen
Een erkende academie kan studiebewijzen uitreiken die door de Vlaamse Overheid erkend worden: bewijs van competenties, bewijs van beroepskwalificatie of een leerbewijs. Om personeels- en werkingsmiddelen te krijgen, moet de nieuwe academie voldoen aan de programmatievoorwaarden. Hoewel het juridisch gezien mogelijk is om enkel erkenning aan te vragen en de academie met eigen middelen te financieren, zullen de meeste schoolbesturen ervoor kiezen om de nieuwe academie zowel te laten erkennen als te laten financieren (GO!-academies) of subsidiëren (academies van het officieel of vrij gesubsidieerd onderwijs) door de Vlaamse Overheid. De omzendbrief gaat daarom uit van de meest voorkomende keuze.
De oprichtingsprocedure van een nieuwe academie combineert in dat geval de toets van de onderwijskwaliteit via een erkenningsprocedure met de programmatieprocedure van minstens één domein. Om in aanmerking te komen voor financiering of subsidiëring moet het schoolbestuur minstens alle structuuronderdelen van het domein muziek of beeldende een audiovisuele kunsten oprichten, met uitzondering van de kortlopende studierichtingen en voldoende leerlingen halen, nl. de programmatienorm van het domein in kwestie (zie 13. tabellen 1 en 2).
Tegelijk moet de academie ook onderwijsbevoegdheid verwerven voor één of meer clusters van opties en in het geval van de optie klassiek in het domein muziek één of meer clusters van klassieke muziekinstrumenten (zie 6.4.).
2.1.2.
Erkenning
2.1.2.1.
Voorlopige erkenning
Bij de start van een nieuwe academie onderzoekt de onderwijsinspectie of de nieuwe academie voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. Een aantal erkenningsvoorwaarden kan de inspectie maar beoordelen als de academie effectief operationeel is. Daarom verloopt de erkenning van een nieuwe academie in twee fasen: een voorlopige erkenning en een definitieve erkenning.
Om een voorlopige erkenning van een nieuwe academie aan te vragen, mailt het schoolbestuur het formulier ‘Aanvraag tot voorlopige erkenning als academie voor deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 3) uiterlijk op 1 maart voorafgaand aan het schooljaar waarin de oprichting start naar formulieren.scholen.agodi@vlaanderen.be.
Bij de start moet de academie meteen aan een aantal erkenningsvoorwaarden voldoen. De onderwijsinspectie controleert of de nieuw academie:
- wordt georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur;
- gevestigd is in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid, voldoen;
- haar onderwijsaanbod organiseert volgens de structuur van het deeltijds kunstonderwijs zoals bepaald in hoofdstuk 3 van het niveaudecreet;
- controle van de onderwijsinspectie toelaat;
- in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de Rechten van de Mens en van het Kind in het bijzonder eerbiedigt.
De onderwijsinspectie zal aan de Vlaamse Regering een advies voorleggen om de nieuwe academie al dan niet voorlopig te erkennen. Een voorlopige erkenning geldt voor één schooljaar. De academie kan dan effectief van start gaan en verkrijgt ook financiering of subsidiëring.
2.1.2.2.
Definitieve erkenning
Uiterlijk zes maanden na de start van het schooljaar waarin de academie voorlopig erkend wordt, voert de onderwijsinspectie een doorlichting uit. Naast de voorwaarden vermeld in 2.1.2.1. gaat de onderwijsinspectie ook na of de nieuwe academie:
- een pedagogisch geheel vormt;
- over voldoende didactisch materiaal en over een aangepaste schooluitrusting beschikt;
- de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het personeel naleeft;
- het schooljaar organiseert zoals bepaald in afdeling 7 van hoofdstuk 3 in het organisatiebesluit
- de onderwijsdoelen- en leerplannenregeling zoals bepaald in hoofdstuk 2 van het niveaudecreet naleeft;
- een doeltreffend beleid inzake het rookverbod voert.
Voor het beleid inzake het rookverbod moet de academie voldoen aan de normen vermeld in artikel 4 van in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding. De academie zorgt ervoor dat alle personeelsleden en leerlingen en andere personen die de academie bezoeken, weten dat ze er niet mogen roken. De academie controleert of iedereen het verbod naleeft en legt overtreders sancties op. De mogelijke sancties zijn vermeld in het academie- en arbeidsreglement.
De doorlichting resulteert in een advies aan de Vlaamse Regering. De onderwijsinspectie kan adviseren om de nieuwe academie vanaf het volgende schooljaar te erkennen of niet te erkennen.
Van zodra het schoolbestuur op de hoogte is van de beslissing informeert het onmiddellijk de leerlingen en andere betrokken personen.
2.1.3.
Financierings- of subsidiëringsvoorwaarden
Om in aanmerking te komen voor financiering en subsidiëring moet de nieuwe academie naast de erkenningsvoorwaarden (zie 2.1.2.1.) voldoen aan de programmatievoorwaarden (zie 2.1.4.) en beschikken over een inspraakbeleid rond de afstemming van het opleidingsaanbod en de werking van de academie op haar lokale culturele omgeving, in het bijzonder de amateurkunstbeoefening.
De academie kan zelf beslissen hoe zij die inspraak vorm geeft. Dat kan door het oprichten van een participatie-orgaan waaraan naast leerlingen en ouders ook andere geïnteresseerden van de lokale gemeenschap deelnemen. Maar er zijn ook andere mogelijkheden om signalen van de lokale kunstbeoefenaars op te vangen: een online platform of een enquête bij de inwoners van gemeenten waar de academie een vestigingsplaats wil organiseren.
Om de financiering of subsidiëring van een nieuwe academie aan te vragen, mailt het schoolbestuur het formulier ‘Aanvraag tot financiering of subsidiëring van een academie voor deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 4) uiterlijk op 1 maart voorafgaand aan het schooljaar waarin de oprichting start naar formulieren.scholen.agodi@vlaanderen.be
2.1.4.
Programmatievoorwaarden
De programmatieprocedure van een domein is van toepassing (zie 3.1.). De nieuwe academie kan enkel de opleidingen organiseren die in de gemeente waar de oprichting plaatsvindt nog niet georganiseerd worden. Daardoor is ook niet mogelijk om vestigingsplaatsen te verzelfstandigen tot een academie of om een academie op te splitsen in twee afzonderlijke instellingen. Een uitzondering hierop zijn gemeenten die het resultaat zijn van een fusie van verschillende gemeenten in 2019 of 2025, ook al is er al een gelijkaardig aanbod. In deze gemeenten kan maximaal één nieuwe academie worden gefinancierd of gesubsidieerd op voorwaarde dat er op 1 oktober van het oprichtingsjaar op hun grondgebied nog geen hoofdvestigingsplaats van een academie is gevestigd. Bij deze laatste oprichtingen moet het schoolbestuur gedurende drie schooljaren zelf de financiering van het directeursambt en in voorkomend geval de lestijden voor beleidsondersteuning op zich nemen. Deze personeelsleden worden aangesteld als tijdelijke personeelsleden ten laste van de werkingsmiddelen of de eigen middelen.
Ook de aanvraag van onderwijsbevoegdheid voor opties en muziekinstrumenten is van toepassing (zie 6.4.).
In tegenstelling tot de programmatie van een bijkomend domein in een bestaande academie moet het schoolbestuur van een nieuwe academie alle graden van het domein oprichten. De oprichtingsperiode waarin de academie jaarlijks een programmatienorm moet halen, duurt 12 schooljaren.
De jaarlijkse programmatienorm wordt berekend door de programmatienorm van het domein te delen door 12 en te vermenigvuldigen met het aantal schooljaren dat het domein in oprichting is. De afronding gebeurt als volgt. Als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
Bijvoorbeeld: de programmatienorm voor het domein muziek bedraagt 300 leerlingen. De academie moet op 1 oktober van het vijfde schooljaar van de oprichting 125 leerlingen halen (300/12 x 5).
De programmatie is voltooid op het einde van het schooljaar waarin minstens de eerste, tweede, derde en vierde graad van het domein muziek of het domein beeldende en audiovisuele kunsten volledig zijn uitgebouwd en de programmatienorm van het domein bereikt wordt. Daarna geldt de rationalisatienorm.
2.1.5.
Teldag 1 oktober
In tegenstelling tot de overige programmaties geldt voor een nieuwe academie geen prefinanciering. Leerlingen die in een nieuwe academie les volgen, worden op 1 oktober geteld en leveren meteen lestijden op voor het lopende schooljaar als de academie minstens de tweede graad van het domein opricht in het oprichtingsjaar. Zolang de academie niet definitief erkend is, kunnen personeelsleden niet vast benoemd worden of geaffecteerd of gemuteerd worden naar de academie.
2.2.
Behoud van een academie
De erkenningsvoorwaarden voor academies (zie 2.1.2.1.) blijven altijd en overal gelden: voor elk domein en elke vestigingsplaats. De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting. Als er niet voldaan is aan de voorwaarden kan de inspectie de procedure tot opheffing van de erkenning starten en uiteindelijk aan de Vlaamse Regering adviseren om de academie geheel of gedeeltelijk te sluiten.
Om verdere financiering of subsidiëring te genieten, moeten er na de oprichting voldoende leerlingen les blijven volgen in elk domein dat de academie organiseert. Ieder schooljaar moet de academie op 1 februari de rationalisatienorm van het domein (zie 13. tabellen 1 en 2) over de vestigingsplaatsen heen halen. Een leerling die in verschillende vestigingsplaatsen is ingeschreven, wordt maar één keer meegeteld.
Ook de voorwaarde inzake het inspraakbeleid (2.1.3.) blijven gelden. De inspectie controleert die voorwaarde tijdens de doorlichting.
3.
Oprichten en in stand houden van een domein
3.1.
Oprichting van een nieuw domein
3.1.1.
Inleidende bepalingen
Om een nieuw domein op te richten, moet een academie dat domein programmeren. Het schoolbestuur kan het nieuwe domein oprichten op één of meer vestigingsplaatsen. Dat kunnen vestigingsplaatsen zijn waar de academie al dko organiseert of nieuwe vestigingsplaatsen. Het schoolbestuur kan de aanvraag voor een nieuw domein onbeperkt combineren met andere aanvragen, bijvoorbeeld nieuwe structuuronderdelen in de bestaande domeinen.
Een domein is opgebouwd uit structuuronderdelen. Het schoolbestuur moet minstens de eerste en tweede graad van een nieuw domein oprichten. Dat kan een domeinspecifieke eerste graad zijn of de domeinoverschrijdende initiatieopleiding of beiden. Het schoolbestuur kan bovendien meteen ook de derde en vierde graad oprichten. De oprichting van de verschillende structuuronderdelen kan in hetzelfde schooljaar starten of elkaar opvolgen in verschillende schooljaren. De programmatie is ten vroegste voltooid op het einde van het schooljaar waarin minstens de eerste en tweede graad volledig zijn uitgebouwd en de programmatienorm bereikt wordt.
Ieder structuuronderdeel is opgebouwd uit een aantal leerjaren. Met uitzondering van de eerste graad, gebeurt de oprichting van elk structuuronderdeel leerjaar per leerjaar. Dat neemt niet weg dat de eerste graad ook leerjaar per leerjaar kan opgericht geworden.
Voor een aantal structuuronderdelen is het mogelijk om verschillende trajecten aan te bieden. Het schoolbestuur beslist autonoom om één of meer trajecten aan te bieden.
3.1.2.
Aanvraagprocedure
Een aanvraag voor de programmatie van een domein moet uiterlijk 1 maart voorafgaand aan het schooljaar waarin de oprichting start, ingediend worden bij AGODI . De aanvragen vul je in met het e-formulier via Mijn Onderwijs (zie bijlage 10). Je hebt daarvoor toegang nodig tot een instelling van het deeltijds kunstonderwijs en tot het thema ‘Structuur en organisatie openbaar’. Het aanvraagformulier vind je terug onder het tabblad ‘E-formulieren’. Per vestigingsplaats dien je één aanvraag in. Op het formulier kan je verscheidene domeinen en onderliggende structuuronderdelen invullen die je op de vestigingsplaats wil programmeren.
Indien je een nieuw domein programmeert, moet je minstens de eerste en tweede graad van het domein inrichten, uitgezonderd voor de domeinoverschrijdende initiatie.
Zorg ervoor dat je het instellingsnummer van de academie en het volgnummer van de vestigingsplaats waarvoor je de programmatie aanvraagt, correct invult. Ken je het volgnummer niet? Zoek het op onderwijsaanbod. Indien je een programmatie op een nieuwe vestigingsplaats aanvraagt, dan kan je nog geen volgnummer invullen en volstaat het om enkel het adres in te vullen.
Voor de opties of muziekinstrumenten die de academie in het nieuwe domein wil aanbieden, moet het schoolbestuur gelijktijdig met de programmatieaanvraag onderwijsbevoegdheid aanvragen (zie 6.4.).
Als het schoolbestuur goedkeuring krijgt om een nieuw domein op te richten, moet de programmatie uiterlijk in het derde schooljaar na de aanvraag van start gaan, zo niet vervalt de geldigheid van de goedgekeurde programmatie-aanvraag. Als het schoolbestuur later alsnog wil starten is een nieuwe programmatieaanvraag nodig.
3.1.3.
Erkenning, financierings- of subsidiëringsvoorwaarden
Enkel erkende, gefinancierde of gesubsidieerde academies kunnen een domein oprichten. Een nieuwe academie in oprichting kan dat vanaf haar tweede bestaansjaar. De erkenningsvoorwaarden (zie 2.1.2.1.) gelden ook meteen voor het nieuwe domein. De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting.
Alle domeinen en structuuronderdelen die de academie al organiseert, moeten op 1 februari voorafgaand aan het schooljaar van de oprichting de rationalisatienormen (zie 13. tabellen 1, 2, 3 en 4) bereiken. Voor een academie in oprichting is de teldag voor die rationalisatienorm 1 oktober.
De oprichting van een nieuw domein gaat steeds gepaard met de aanvraag tot onderwijsbevoegdheid van één of meer clusters van opties (zie 6.4.).
3.1.4.
Programmatienorm
Op 1 oktober moeten er voldoende leerlingen les volgen in het nieuwe domein. Per domein zijn programmatienormen bepaald (zie 13. tabellen 1 en 2). Er gelden verschillende normen naargelang de ligging van de academie. Een academie met minstens één vestigingsplaats in het Vlaamse gewest moet een hogere norm halen dan een academie waarvan alle vestigingsplaatsen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelegen zijn.
Alle structuuronderdelen die het schoolbestuur in de oprichtingsperiode opstart, tellen mee voor het behalen van de programmatienorm.
Het minimale leerlingenaantal dat het nieuwe domein in een bepaald schooljaar moet tellen, wordt berekend door de programmatienorm te delen door 8 en te vermenigvuldigen met het aantal schooljaren dat het domein in oprichting is. De afronding gebeurt als volgt. Als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
Bijvoorbeeld: De programmatienorm voor een domein beeldende en audiovisuele kunsten bedraagt 300 leerlingen. De academie moet op 1 oktober van het derde schooljaar van de oprichting 113 leerlingen halen (300/8 x 3).
De leerlingen in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding tellen voor de programmatienorm van het domein mee a rato van het aantal domeinen dat de academie aanbiedt.
Voorbeeld:
Een academie met de domeinen muziek en woordkunst-drama in het Vlaamse Gewest breidt zijn aanbod uit met het domein beeldende en audiovisuele kunsten. In het eerste jaar van oprichting zitten er 15 leerlingen in de eerste graad en 15 leerlingen in de tweede graad beeldende en audiovisuele kunsten. Daarnaast zitten er ook 30 leerlingen in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding (doi).
De academie moet 37 leerlingen (300/8 x 1) hebben om de programmatienorm te halen.
15 lln1ste graad + 15 lln2de graad + 10 lln doi (30/3 domeinen)= 40lln
De academie haalt de programmatienorm.
Op 1 oktober van het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode moet de volledige programmatienorm van het domein behaald worden. Op dat moment moet de academie minstens de volledige eerste graad en de volledige tweede graad organiseren. De programmatie is dan voltooid ongeacht of er nog andere structuuronderdelen van het domein in opbouw zijn.
Daarna geldt de rationalisatienorm.
3.1.5.
Teldag 1 februari
Tijdens de oprichtingsperiode tellen de leerlingen die op 1 februari les volgen in het nieuwe domein mee voor de berekening van het lestijdenpakket van het volgende schooljaar. Dat betekent dat het schoolbestuur telkens met een jaar vertraging omkadering krijgt voor de opgerichte leerjaren.
Om de leeractiviteiten van het meest recent opgerichte leerjaar te organiseren, moet het schoolbestuur ofwel eigen middelen voorzien ofwel putten uit het toegekende lestijdenpakket door lestijden van het bestaande aanbod te verschuiven.
3.1.6.
De combinatie van oprichting van domeinen en de oprichting van structuuronderdelen
Alle structuuronderdelen op één of meer vestigingsplaatsen die een schoolbestuur in de oprichtingsperiode van het domein begint uit te bouwen, behoren tot de programmatie van het domein. De leerlingen die er les volgen, tellen mee voor het bereiken van de programmatienorm van het domein.
Structuuronderdelen waarvan nog niet alle leerjaren zijn opgericht op het einde van de oprichtingsperiode van het domein, worden beschouwd als structuuronderdelen in oprichting. Hiervoor gelden de programmatienormen voor structuuronderdelen. Als een schoolbestuur na het beëindigen van de oprichtingsperiode nog andere structuuronderdelen van het domein wil oprichten geldt de programmatieprocedure voor nieuwe structuuronderdelen (zie 4.1.). Als het schoolbestuur de structuuronderdelen in oprichting na het beëindigen van de oprichtingsperiode wil uitbreiden naar andere vestigingsplaatsen geldt de procedure voor de uitbreiding van een bestaand structuuronderdeel naar een nieuwe vestigingsplaats (zie 4.2.).
3.1.7.
Genadejaar en stopzetting
Als het domein de norm niet haalt, kan de oprichting toch doorgaan als het domein in het voorgaande schooljaar de norm die toen van toepassing was wel gehaald heeft. Die regeling wordt ook wel het genadejaar genoemd. Als een domein in oprichting twee schooljaren op rij de norm niet haalt, wordt het domein in zijn geheel stopgezet en worden de leerlingen die er les volgen, niet langer meegeteld in de omkaderingsberekening. De leerlingen mogen hun schooljaar wel afronden.
AGODI bezorgt het schoolbestuur een dienstbrief via Mijn Onderwijswanneer de programmatienorm in één of meerdere domeinen niet gehaald wordt. Indien de programmatienorm van het domein twee jaar op rij niet gehaald wordt, bezorgt AGODI een dienstbrief met de melding van stopzetting van het domein.
3.2.
Behoud van een domein
3.2.1.
Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden voor academies (zie 2.1.2.1.) blijven altijd en overal gelden: voor elk domein en elke vestigingsplaats. De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting. Als er niet voldaan is aan de voorwaarden, kan de inspectie de procedure tot opheffing van de erkenning starten en uiteindelijk aan de Vlaamse Regering adviseren om het domein in een of meer vestigingsplaatsen te sluiten.
3.2.2.
Rationalisatienorm
Na de oprichting moeten er voldoende leerlingen les blijven volgen in het domein. Ieder schooljaar moet de academie op 1 februari de rationalisatienorm van het domein over de vestigingsplaatsen heen halen.
Er gelden verschillende normen naargelang de ligging van de academie. Een academie met minstens één vestigingsplaats in het Vlaamse gewest moet een hogere norm halen dan een academie waarvan alle vestigingsplaatsen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gelegen zijn (zie 13. tabellen 1 en 2).
De leerlingen in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding tellen mee voor het behalen van de rationalisatienorm van domeinen a rato van het aantal domeinen dat de academie aanbiedt.
Voorbeeld:
Een academie met drie domeinen heeft 36 leerlingen in de domeinoverschrijdende initiatieopleiding (doi). Bij de berekening van de rationalisatienorm worden bij elk domein 12 leerlingen geteld van de doi.
3.2.3.
Genadejaar en stopzetting
Ook voor de rationalisatienorm van een domein krijgt de academie een genadejaar. Indien de norm niet gehaald wordt, kan het domein blijven bestaan, als de norm in het voorgaande schooljaar wel gehaald is. Als de academie de norm twee schooljaren op rij niet haalt, wordt het domein in zijn geheel stopgezet op het einde van dat schooljaar en worden de leerlingen ervan niet meer meegeteld in de omkaderingsberekening voor het volgende schooljaar.
Voorbeeld:
Een academie in het Vlaamse gewest heeft in het domein woordkunst-drama in schooljaar 2020-2021 38regelmatige leerlingen en in schooljaar 2021-2022 35 regelmatige leerlingen . De academie haalt twee schooljaren op rij de rationalisatienorm van 40 leerlingen niet. Het domein woordkunst-drama wordt stopgezet op 31 augustus 2022. De leerlingen mogen het schooljaar 2021-2022 afronden maar tellen niet meer mee voor de omkadering van schooljaar 2022-2023.
AGODI bezorgt het schoolbestuur een dienstbrief via Mijn Onderwijswanneer de rationalisatienorm in één of meerdere domeinen niet gehaald wordt. Indien de rationalisatienorm van het domein twee jaar op rij niet gehaald wordt, bezorgt AGODI een dienstbrief met de melding van stopzetting van het domein.
Omwille van de coronamaatregelen hebben heel wat academies te kampen met minder inschrijvingen waardoor het moeilijk wordt om de rationalisatienorm te bereiken. Om het bestaande aanbod te vrijwaren krijgen academies voor hun domeinen die op de teldagen 1 februari 2021 en 2022 de rationalisatienorm niet behalen, een bijkomend genadejaar.
4.
Oprichten en in stand houden van een structuuronderdeel
4.1.
Oprichting van een nieuw structuuronderdeel
4.1.1.
Inleidende bepalingen
Om een bijkomend structuuronderdeel te organiseren moet een academie dat structuuronderdeel programmeren. Het schoolbestuur kan verschillende structuuronderdelen gelijktijdig oprichten op één of meer vestigingsplaatsen. Dat kunnen vestigingsplaatsen zijn waar de academie al dko-lessen organiseert of een nieuwe vestigingsplaats.
Een academie kan enkel bijkomende structuuronderdelen oprichten van een domein dat de academie al organiseert of waarvan de oprichting in het voorgaande schooljaar of eerder gestart is. Als het domein waartoe het structuuronderdeel behoort nog niet is opgericht, moet het schoolbestuur eerst dat domein programmeren (zie 3.1.). Het structuuronderdeel domeinoverschrijdende initiatieopleiding behoort niet tot een bepaald domein waardoor elke academie het kan programmeren.
Ieder structuuronderdeel is opgebouwd uit een aantal leerjaren. De oprichting gebeurt leerjaar per leerjaar. Voor de eerste graad of de domeinoverschrijdende initiatieopleiding kan het schoolbestuur wel kiezen om de twee leerjaren tegelijkertijd in te richten. De oprichtingsperiode duurt minimaal evenveel schooljaren als het kortste traject en maximaal evenveel schooljaren als het langste traject van dat structuuronderdeel dat de academie organiseert. De programmatie is voltooid op het einde van het schooljaar waarin de academie minstens één traject volledig heeft uitgebouwd en de programmatienorm bereikt is.
Tijdens de programmatieperiode is het niet mogelijk om het structuuronderdeel op een andere vestigingsplaats te programmeren of uit te breiden naar een andere vestigingsplaats. Dit kan pas in het schooljaar na de oprichtingsperiode (zie 4.2.).
4.1.2.
Aanvraagprocedure
Een aanvraag voor de programmatie van een structuuronderdeel moet uiterlijk 1 maart voorafgaand aan het schooljaar waarin de oprichting start, ingediend worden bij AGODI . De aanvragen vul je in met het e-formulier via Mijn Onderwijs (zie bijlage 10). Je hebt daarvoor toegang nodig tot een instelling van het deeltijds kunstonderwijs en tot het thema ‘Structuur en organisatie openbaar’. Het aanvraagformulier vind je terug onder het tabblad ‘E-formulieren’. Per vestigingsplaats dien je één aanvraag in. Op het formulier kan je verscheidene domeinen en structuuronderdelen invullen die je op de vestigingsplaats wil programmeren.
Voorbeeld 1: Je academie wil het structuuronderdeel eerste graad woordkunst-drama programmeren op twee vestigingsplaatsen. Je dient twee aanvragen in, één per vestigingsplaats. Op beide formulieren vul je de programmatie van het structuuronderdeel eerste graad woordkunst-drama in.
Voorbeeld 2: Je academie wil het structuuronderdeel muziekgeschiedenis en het domein dans, met onderliggende structuuronderdelen eerste graad en tweede graad, programmeren op één vestigingsplaats. Je dient één aanvraag in en vult de programmatie van het domein dans en de programmatie van de structuuronderdelen muziekgeschiedenis, eerste graad dans en tweede graad dans in.
Zorg ervoor dat je het instellingsnummer van de academie en het volgnummer van de vestigingsplaats waarvoor je de programmatie aanvraagt, correct invult. Ken je het volgnummer niet? Zoek het op via Onderwijsaanbod. Indien je een programmatie op een nieuwe vestigingsplaats aanvraagt, dan kan je nog geen volgnummer invullen en volstaat het om enkel het adres in te vullen.
Er gelden enkel erkenningsvoorwaarden. Het is overbodig om een inhoudelijke motivering bij de aanvraag te voegen.
Een schoolbestuur kan de opties aanbieden waarvoor de academie al onderwijsbevoegdheid heeft verworven. Voor alle nieuwe clusters en voor alle unieke opties die de academie in het nieuwe structuuronderdeel wil aanbieden, moet het schoolbestuur onderwijsbevoegdheid aanvragen (zie 6.4.).
De goedkeuring van een programmatie geldt in de drie schooljaren volgend op de aanvraag. Indien een schoolbestuur goedkeuring krijgt tot programmatie van een nieuw structuuronderdeel, maar dat niet inricht in de drie schooljaren volgend op de aanvraag, dan moet het schoolbestuur opnieuw een aanvraag tot programmatie doen wil het hier later toch mee starten.
4.1.3.
Erkenning, financierings- of subsidiëringsvoorwaarden
Enkel erkende, gefinancierde of gesubsidieerde academies kunnen een nieuw structuuronderdeel oprichten. Een nieuwe academie kan dat vanaf haar tweede bestaansjaar. Als het structuuronderdeel opgericht wordt in een nieuwe vestigingsplaats gelden ook daar de erkenningsvoorwaarden voor academies (zie 2.1.2.1).
De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting, niet vóór de oprichting. Enkel als de oprichting gepaard gaat met de aanvraag tot bijkomende onderwijsbevoegdheid voor opties die de academie tot dan toe nog niet aanbood, kan de onderwijsinspectie op voorhand nagaan of de infrastructuur voldoet.
Alle domeinen en structuuronderdelen die de academie organiseert, moeten op 1 februari voorafgaand aan het schooljaar van de oprichting de rationalisatienormen bereiken (zie 13. tabellen 1,2,3 en 4).
4.1.4.
Programmatienorm
Ieder schooljaar moeten er op 1 oktober voldoende leerlingen les volgen in elke vestigingsplaats afzonderlijk waar het nieuwe structuuronderdeel wordt opgericht. Een leerling telt mee als hij minstens één vak volgt in de vestigingsplaats in kwestie.
Bijvoorbeeld: een academie richt de 4e graad van het domein woordkunst-drama op in twee locaties. Op de ene locatie volgen de leerlingen het vak dramalab en op de andere locatie het vak radiomaken. De 12 leerlingen die zich ervoor inschrijven, worden in beide locaties meegeteld voor het behalen van de programmatienorm.
Per structuuronderdeel zijn programmatienormen (zie 13. tabellen 3 en 4) bepaald. Er gelden verschillende normen naargelang de vestigingsplaats gelegen is in een dichtbevolkte gemeente in het Vlaamse gewest, een dunbevolkte gemeente in het Vlaamse gewest of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Een dunbevolkte gemeente heeft een bevolkingsdichtheid van minder dan 200 inwoners per km². De bevolkingsdichtheid van de gemeente is terug te vinden in de gemeente- en stadsmonitor van de Vlaamse overheid.
Het minimale leerlingenaantal wordt berekend door de programmatienorm te delen door het aantal leerjaren van het langste traject dat de academie aanbiedt in die vestigingsplaats en te vermenigvuldigen met het aantal schooljaren dat het structuuronderdeel al in oprichting is.
De afronding gebeurt als volgt: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.
Voorbeeld:
Een academie in het Vlaamse Gewest programmeert de vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten en biedt zowel het vierjarige als het tienjarige traject aan. In het derde jaar van oprichting moet de academie 13 leerlingen hebben om de programmatienorm te halen.
42/10 x 3 = 12,6 = 13 (afgerond)
Waarbij:
Programmatienorm dichtbevolkte gemeente= 42
langste traject dat de academie aanbiedt= 10
Aantal opgerichte leerjaren = 3
Als een academie een structuuronderdeel op verschillende vestigingsplaatsen programmeert, moet de programmatienorm in elke vestigingsplaats afzonderlijk bereikt worden, de leerlingen mogen niet opgeteld worden.
Tijdens de oprichtingsperiode is uitbreiding naar andere vestigingsplaatsen niet mogelijk. Als het structuuronderdeel volledig is opgericht, kan dan wel (zie 4.1.).
Op het einde van het schooljaar waarin het schoolbestuur voor het eerst het hoogste leerjaar van een traject organiseert en de volledige programmatienorm van het structuuronderdeel behaald wordt, is de programmatie voltooid.
Vanaf het schooljaar daarna gelden de rationalisatienormen (zie 4.3.2.)
4.1.5.
Teldag 1 februari
Tijdens de oprichtingsperiode tellen de leerlingen die op 1 februari les volgen in het nieuwe structuuronderdeel mee voor de berekening van het lestijdenpakket van het volgende schooljaar. Dat betekent dat het schoolbestuur telkens met een jaar vertraging omkadering krijgt voor de opgerichte leerjaren.
Om de leeractiviteiten van het meest recent opgerichte leerjaar te organiseren, moet het schoolbestuur ofwel eigen middelen voorzien ofwel putten uit het toegekende lestijdenpakket door lestijden van het bestaande aanbod te verschuiven.
4.1.6.
Structuuronderdelen met verschillende trajecten
Voor een aantal structuuronderdelen is het mogelijk om langere en kortere trajecten aan te bieden. Het schoolbestuur beslist autonoom om één of meer trajecten aan te bieden. De academie kan ervoor kiezen om tijdens de programmatieperiode een ander traject aan te bieden op dezelfde vestigingsplaats. Dit blijft echter beperkt tot het aantal leerjaren dat het structuuronderdeel op dat moment in programmatie is.
Bijvoorbeeld: Een academie programmeert in schooljaar 2020-2021 het vierjarig traject van de vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten. In schooljaar 2021-2022 kan de academie ook het tienjarige traject aanbieden op dezelfde vestigingsplaats. Aangezien de academie in schooljaar 2021-2022 in het tweede jaar van haar programmatie zit, kunnen er enkel in het eerste en tweede leerjaar van het tienjarig traject leerlingen ingeschreven worden.
4.1.7.
Structuuronderdeel specialisatie
In elk domein kunnen leerlingen een kortlopende studierichting specialisatie volgen. Enkel erkende of voorlopig erkende academies die de vierde graad van het domein organiseren of oprichten kunnen dat structuuronderdeel oprichten.
Net als bij de oprichting van andere structuuronderdelen bereikt de academie in elk van de domeinen die ze al organiseert, de rationalisatienorm van die domeinen op 1 februari voorafgaand aan de oprichting van het structuuronderdeel specialisatie.
Op de structuuronderdelen specialisatie zijn geen programmatienormen van toepassing.
(…)
4.1.8.
Genadejaar en stopzetting
Als het structuuronderdeel in een bepaalde vestigingsplaats de norm niet haalt, kan de oprichting toch doorgaan als het structuuronderdeel in het voorgaande schooljaar de norm die toen van toepassing was wel gehaald heeft. Die regeling wordt ook wel het genadejaar genoemd. Als het structuuronderdeel in een vestigingsplaats twee schooljaren op rij de norm niet haalt, wordt het structuuronderdeel op die vestigingsplaats stopgezet en worden de leerlingen die er les volgen, niet langer meegeteld in de omkaderingsberekening voor het volgende schooljaar. De leerlingen mogen hun schooljaar wel afronden. De programmatie mag verder gezet worden in de vestigingsplaatsen waar de norm wel gehaald wordt.
AGODI bezorgt het schoolbestuur een dienstbrief via Mijn Onderwijswanneer de programmatienorm in één of meerdere structuuronderdelen niet gehaald wordt. Indien de programmatienorm van het structuuronderdeel twee jaar op rij niet gehaald wordt, bezorgt AGODI een dienstbrief met de melding van stopzetting van het structuuronderdeel.
4.2.
De uitbreiding van een bestaand structuuronderdeel naar een andere vestigingsplaats
4.2.1.
Inleidende bepalingen
Een schoolbestuur kan een structuuronderdeel dat al volledig is opgericht uitbreiden naar een nieuwe of bestaande vestigingsplaats omwille van infrastructurele noodwendigheden. Het decreet specifieert die noodwendigheden niet. De regeling is daardoor van toepassing op nagenoeg alle aanleidingen om een bijkomende vestigingsplaats in gebruik te nemen.
Bijvoorbeeld:
- te weinig capaciteit in de oorspronkelijke vestigingsplaats,
- leslocatie dichter bij de woonplaats van de leerlingen,
- beter benutten van multifunctionele schoolinfrastructuur.
De uitbreiding van een bestaand structuuronderdeel naar een andere vestigingsplaats is geen programmatie. Er zijn dus geen programmatienormen van toepassing. In de vestigingsplaats kan de academie meteen alle leerjaren van het structuuronderdeel organiseren. De rationalisatienormen zijn wel van toepassing (zie 4.3.2.).
4.2.2.
Aanvraagprocedure
Het schoolbestuur meldt de uitbreiding van een bestaand structuuronderdeel naar een andere vestigingsplaats uiterlijk 30 september via document G. Het formulier wordt aan AGODI bezorgd via de digitale brievenbus Mijn Onderwijs
Een structuuronderdeel dat nog in programmatie is, kan niet uitgebreid worden naar een andere vestigingsplaats. Dit kan pas nadat het structuuronderdeel volledig geprogrammeerd is.
4.2.3.
Erkenning, financierings- of subsidiëringsvoorwaarden
Enkel erkende, gefinancierde of gesubsidieerde academies kunnen een structuuronderdeel uitbreiden naar een nieuwe of bestaande vestigingsplaats. Een nieuwe academie kan dat vanaf haar tweede bestaansjaar. De erkenningsvoorwaarden voor academies (zie 2.1.2.1) gelden ook meteen voor nieuwe vestigingsplaatsen. De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting. Bij een oprichting van een structuuronderdeel in nieuwe vestigingsplaats vindt er dus geen voorafgaandelijk onderzoek door de inspectie plaats.
4.3.
Behoud van een structuuronderdeel
4.3.1.
Erkenningsvoorwaarden
De erkenningsvoorwaarden voor academies blijven altijd en overal gelden: voor elk structuuronderdeel en elke vestigingsplaats (zie 2.1.2.1.). De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting. Als er niet voldaan is aan de voorwaarden kan de inspectie de procedure tot opheffing van de erkenning starten en uiteindelijk aan de Vlaamse Regering adviseren om het structuuronderdeel in een of meer vestigingsplaatsen te sluiten.
4.3.2.
Rationalisatienorm
Ieder schooljaar moet de academie op 1 februari een gemiddelde rationalisatienorm per structuuronderdeel over de vestigingsplaatsen heen halen, waar het structuuronderdeel volledig is opgericht.
Er gelden verschillende normen naargelang de ligging van de vestigingsplaats waar het structuuronderdeel aangeboden wordt. (zie 13. tabellen 3 en 4).
Voorbeeld:
Een academie in het Vlaamse Gewest biedt het structuuronderdeel tweede graad beeldende en audiovisuele kunsten aan op 3 vestigingsplaatsen, waarvan 2 dichtbevolkte en 1 dunbevolkte vestigingsplaats. De academie moet over de 3 vestigingsplaatsen heen minstens 38 leerlingen hebben om de rationalisatienorm te halen.
Rationalisatienorm dichtbevolkte vestigingsplaats = 14 (x 2) + Rationalisatienorm dunbevolkte vestigingsplaats = 10
De som van de normen over de vestigingsplaatsen heen = 38
4.3.3.
Genadejaar en stopzetting
Ook voor rationalisatienormen krijgt de academie een genadejaar. Indien de norm niet gehaald wordt, kan het structuuronderdeel op alle vestigingsplaatsen blijven bestaan, als de norm in het voorgaande schooljaar wel gehaald is. Als de academie de norm twee schooljaren op rij niet haalt, moet het schoolbestuur het structuuronderdeel stopzetten. Om te vermijden dan de norm twee jaar op rij niet gehaald wordt, kan het schoolbestuur er voor kiezen om één of meerdere vestigingsplaatsen volledig te sluiten. De academie meldt dit uiterlijk 30 september aan AGODI via doc G.
Als het schoolbestuur het structuuronderdeel moet sluiten, kunnen de leerlingen er blijven les volgen tot het einde van het schooljaar. De leerlingen worden niet langer meegeteld in de telling van 1 februari voor de omkaderingsberekening voor het volgende schooljaar.
Voorbeeld:
De rationalisatienorm van het structuuronderdeel 2e graad beeldende en audiovisuele kunsten in een dichtbevolkte vestigingsplaats bedraagt 14 leerlingen. In schooljaar 2020-2021 volgen in academie X in vestigingsplaats A 25 leerlingen les in dat structuuronderdeel, in vestigingsplaats B 9 leerlingen en in vestigingsplaats C 5 leerlingen. Het totaal van 39 wordt gedeeld door het aantal vestigingsplaatsen. 39: 3 =13.
- Het schoolbestuur beslist om vestigingsplaats C te sluiten en meldt dit uiterlijk 30 september 2021 via doc G. In schooljaar 2021-2022 zijn er 25 leerlingen ingeschreven in vestigingsplaats A en 11 leerlingen in vestigingsplaats B. 36:2=18 leerlingen. De academie haalt in dat schooljaar wel de rationalisatienorm en mag het structuuronderdeel blijven inrichten in de vestigingsplaatsen A en B.
- Het schoolbestuur beslist om vestigingsplaats C te sluiten en meldt dit uiterlijk 30 september 2021 via doc G. In schooljaar 2021-2022 zijn er 17 leerlingen ingeschreven in vestigingsplaats A en 9 leerlingen in vestigingsplaats B. 26:2=13 leerlingen. De academie haalt de norm het tweede jaar op rij niet. Het structuuronderdeel wordt volledig gesloten op 31 augustus 2022 in alle vestigingsplaatsen en voor alle leerjaren. De leerlingen kunnen het schooljaar nog afronden maar worden niet meegeteld in de omkadering van schooljaar 2022-2023.
AGODI bezorgt het schoolbestuur een dienstbrief via Mijn Onderwijs wanneer de rationalisatienorm in één of meerdere structuuronderdelen niet gehaald wordt. Indien de rationalisatienorm van het structuuronderdeel twee jaar op rij niet gehaald wordt, bezorgt AGODI een dienstbrief met de melding van stopzetting van het structuuronderdeel.
Omwille van de coronamaatregelen hebben heel wat academies te kampen met minder inschrijvingen waardoor het moeilijk wordt om de rationalisatienorm te bereiken. Om het bestaande aanbod te vrijwaren krijgen academies voor hun structuuronderdelen die op de teldagen 1 februari 2021 en 2022 de rationalisatienorm niet behalen, een bijkomend genadejaar.
4.3.4.
Vrijstelling van rationalisatienormen voor structuuronderdelen dans, specialisatie, en structuuronderdelen van een academie in Voeren
In tegenstelling tot de andere domeinen organiseren academies het domein dans vaak maar op één locatie. Dans vergt een specifieke schoolinfrastructuur en uitrusting. Om te vermijden dat er blinde vlekken ontstaan, zijn vestigingsplaatsen dans vrijgesteld van rationalisatienormen als zij op 15 km afstand liggen van het naburige dansaanbod. Die vestigingsplaats wordt niet meegenomen in de berekening van de rationalisatienorm van de overige vestigingsplaatsen.
Voor de structuuronderdelen specialisatie zijn er geen rationalisatienormen van toepassing.
Academies met hoofdvestigingsplaats in de gemeente Voeren zijn voor hun structuuronderdelen in al hun vestigingsplaatsen vrijgesteld van de rationalisatienormen.
5.
Bijzondere vestigingsplaats
5.1.
Wat is het?
Bijzondere vestigingsplaatsen zijn atypische lesplaatsen waar meestal maar enkele leerlingen les volgen, waardoor het onmogelijk zou zijn om de programmatie- en rationalisatienormen te bereiken.
Volgende locaties worden volgens de definitie van het decreet automatisch erkend als bijzondere vestigingsplaats en moeten niet aan de programmatie- en rationalisatienormen voldoen:
- Een vestigingsplaats waar het orgel of de beiaard tot het onroerend patrimonium behoort. De muziekinstrumenten orgel en beiaard worden vaak georganiseerd in een kerkgebouw, belfort of een ander historische gebouw waar het instrument niet verplaatst kan worden. De programmatie- en rationalisatienormen zijn niet van toepassing op voorwaarde dat in die vestigingsplaats enkel de lessen orgel of beiaard gegeven worden. Orgel of beiaard zijn instrumentkeuzes die leerlingen kunnen maken in het vak instrument: klassiek of het vak instrument: oude muziek. De vakken begeleidingspraktijk en groepsmusiceren binnen de opties klassiek of oude muziek kunnen enkel op de bijzondere vestigingsplaats doorgaan wanneer het vak ingevuld wordt met de instrumenten orgel of beiaard. Het is niet uitgesloten dat een academie op die vestigingsplaats toch nog andere opleidingen wil organiseren. Dan verliest de vestigingsplaats de status van ‘bijzondere vestigingsplaats’ en zijn de programmatie- rationalisatienormen wel van toepassing.
- Amateurkunstverenigingen, secundaire scholen of Schools of Arts die over een ruimte met slagwerkinstrumenten beschikken waarvan de academie gebruik maakt. Zo’n ruimte met moeilijk verplaatsbaar slagwerk waar de academie uitsluitend slagwerkles geeft, is eveneens een bijzondere vestigingsplaats waarop er geen programmatie- of rationalisatienormen van toepassing zijn. Het is niet uitgesloten dat een academie op die vestigingsplaats toch nog andere opleidingen wil organiseren. Dan verliest de vestigingsplaats de status van ‘bijzondere vestigingsplaats’ en zijn de programmatie- rationalisatienormen wel van toepassing.
- Vestigingsplaatsen in een gevangenis of een gesloten federaal centrum gelegen in Vlaanderen of Brussel.
Het volstaat om dergelijke bijzondere vestigingsplaatsen uiterlijk 30 september via document G te melden aan AGODI. Je doet dit door bij de gegevens van de vestigingsplaatsen een X te plaatsen in de kolom bijzondere vestigingsplaats.
5.2.
Aanvraagprocedure voor andere mogelijkheden
Er zijn nog andere vestigingsplaatsen waar ofwel de infrastructuur die nodig is voor de lessen moeilijk te verplaatsen is, of de leerlingen zelf zich moeilijk kunnen verplaatsen. Het schoolbestuur kan die leslocatie laten erkennen als bijzondere vestigingsplaats. De programmatie- en rationalisatienormen zijn dan niet van toepassing.
Bijvoorbeeld: een vestigingsplaats in een multifunctioneel centrum dat begeleiding, dagopvang en verblijf organiseert voor kinderen en jongeren met een beperking.
Om een vestigingsplaats die niet is opgesomd in de definitie toch in aanmerking te laten komen, dient het schoolbestuur het formulier ‘Aanvraag tot in gebruikname van een bijzondere vestigingsplaats’ (bijlage 9) uiterlijk 30 september van het schooljaar in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
Daarin toont het schoolbestuur aan dat:
- de schoolinfrastructuur niet verplaatst kan worden maar noodzakelijk is voor de lessen die er gegeven worden;
OF
- dat de leerlingen die er verblijven, zich niet kunnen verplaatsen naar een andere vestigingsplaats van de academie.
Het schoolbestuur voegt een protocol van onderhandelingen in het bevoegde lokale comité toe.
De minister neemt uiterlijk 1 december een beslissing over de ingebruikname van de bijzondere vestigingsplaats op advies van AGODI en de onderwijsinspectie.
6.
Onderwijsbevoegdheid
6.1.
Wat is het?
Onderwijsbevoegdheid is het recht voor een academie om een opleiding aan te bieden. Een opleiding is een bepaalde optie of in het geval van muziek de combinatie van een optie met een bepaald muziekinstrument.
6.2.
Hoe werkt het?
Om haar opleidingsaanbod uit te breiden moet een academie bijkomende onderwijsbevoegdheid verwerven. Om de planlast te beperken hoeft een schoolbestuur niet voor elke optie afzonderlijk een aanvraag in te dienen. Een academie verwerft onderwijsbevoegdheid voor clusters van opties (zie bijlage 1 Clusters in functie van het aanvragen van onderwijsbevoegdheid). Clusters zijn groepen van inhoudelijk verwante opties. Binnen de cluster kan het schoolbestuur autonoom beslissen welke opties het aanbiedt of stopzet.
Een aantal opties worden beschouwd als unieke opties omdat er maar weinig leerlingen een dergelijke opleiding volgen. Daarvoor gelden bijkomende criteria om onderwijsbevoegdheid toe te staan.
De onderwijsbevoegdheid voor muziekinstrumenten is gekoppeld aan de onderwijsbevoegdheid voor de stijlgebonden opties. Als een academie onderwijsbevoegdheid verwerft voor de niet-klassieke opties zoals folk- en wereldmuziek, jazz-pop-rock of oude muziek heeft ze meteen ook onderwijsbevoegdheid voor het bijhorende instrumentarium met inbegrip van zang. Aan de optie klassiek zijn verschillende instrumentgroepen verbonden: snaarinstrumenten, toetseninstrumenten, blaasinstrumenten, slagwerk en zang. Een academie verwerft onderwijsbevoegdheid voor elk van die instrumentengroepen afzonderlijk. De academie mag de instrumenten of zang waarvoor ze onderwijsbevoegdheid heeft verworven ook in de stijloverschrijdende opties van de eerste en tweede graad aanbieden.
Om cross-overs in de muziekopleiding mogelijk te maken kan een schoolbestuur onderwijsbevoegdheid aanvragen voor een afzonderlijk muziekinstrument van een andere optie of andere cluster van klassieke muziekinstrumenten. Op die manier kan een academie onderwijsbevoegdheid verwerven voor maximaal drie muziekinstrumenten van dezelfde cluster. Vanaf het vierde muziekinstrument moet het onderwijsbevoegdheid voor de hele cluster verwerven. Een leerling die dat muziekinstrument wil volgen, wordt ingeschreven in een optie waarvoor de academie wel onderwijsbevoegdheid verworven heeft, maar volgt een ander instrumentvak. De afwijking van het lessenrooster is enkel mogelijk voor een leerling die dat muziekinstrument nog niet eerder gevolgd heeft.
6.3.
Domeinoverschrijdende initiatieopleiding
Voor de domeinoverschrijdende initiatieopleiding hoeft de academie geen aanvraag- en beslissingsprocedure voor onderwijsbevoegdheid te doorlopen. Er moet wel een aanvraag tot programmatie ingediend worden via het e-formulier in Mijn Onderwijs.
Minstens twee domeinen moeten aan bod komen. In een domeinoverschrijdende initiatieopleiding komen de verschillende domeinen op een gelijkwaardige manier aan bod. Door het e-formulier voor de oprichting in te dienen, verbindt het schoolbestuur zich er toe om dat principe na te leven.
6.4.
Aanvraagprocedure
Een aanvraag tot onderwijsbevoegdheid moet uiterlijk 1 maart voorafgaand aan het schooljaar waarin de oprichting start, ingediend worden bij AGODI. De aanvragen vul je in met het e-formulier via Mijn Onderwijs (zie bijlage 11). Je hebt daarvoor toegang nodig tot een instelling van het deeltijds kunstonderwijs en tot het thema ‘Structuur en organisatie openbaar’. Het aanvraagformulier vind je terug onder het tabblad ‘E-formulieren’.
Het e-formulier is beperkt tot één aanvraag van:
- een bestaande cluster van opties
- of een bestaand muziekinstrument
- of een nog niet bestaande optie
- of een nog niet bestaand muziekinstrument
Als je voor een aantal clusters of afzonderlijke muziekinstrumenten onderwijsbevoegdheid wil verwerven, vul je verscheidende formulieren in.
Bij elke aanvraag voeg je twee bijlagen toe:
- Een motivatiedossier (pdf). Houd bij de opmaak van het motivatiedossier rekening met de criteria in punt 6.5.
- Een ondertekend protocol van onderhandelingen in het lokaal comité (pdf). Het schoolbestuur bespreekt elke aanvraag tot onderwijsbevoegdheid met het betrokken onderwijspersoneel in het lokaal overlegcomité. Het resultaat van de bespreking wordt vastgelegd in een protocol van onderhandeling. Het protocol in pdf-formaat voeg je als bijlage bij het e-formulier toe. Een correct protocol is gedagtekend, bevat een duidelijk standpunt en is ondertekend door de afvaardiging van de vakorganisaties en de afvaardiging van het schoolbestuur.
Aanvragen zonder motivatiedossier en ondertekend protocol van het lokaal comité van het aanvragende schoolbestuur zijn niet ontvankelijk. Als een schoolbestuur door omstandigheden (geen samenstelling lokaal comité mogelijk, afgevaardigden komen niet opdagen, …) geen protocol van onderhandeling kan bezorgen, dan bevat de aanvraag hiervoor een motivering gestaafd met bewijsstukken. AGODI kijkt uw aanvraag na op ontvankelijkheid. Bij opmerkingen hierover zal uw dossierbeheerder contact opnemen.
6.5.
Inhoudelijke motivering van de aanvraag
6.5.1.
Alle aanvragen
Een schoolbestuur verkrijgt onderwijsbevoegdheid op basis van een inhoudelijke kwaliteitstoets. Bij de beoordeling hanteren de verschillende adviesverleners de set criteria onderwijsbevoegdheid.
De volgende elementen moeten in elke aanvraag terug komen:
- de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod en hoe het gevraagde nieuw aanbod daarbij aansluit;
De adviesverleners gaan na of de aanvraag aansluit bij de visie van het schoolbestuur over de actualisering van het aanbod. Daarbij doen ze geen uitspraak over die visie op zich. Het schoolbestuur bepaalt zelf zijn doelstellingen en de manier waarop het die wil bereiken in relatie tot de sterktes en kansen in de werking van de academie.
- een indicatie dat er een leerlingenpotentieel is voor de aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
Nieuwe leerbehoeften kunnen zowel bij de leerlingen die al les volgen ontstaan als erbuiten, de amateurkunsten, de professionele kunsten. Ook hier bepaalt het schoolbestuur zelf hoe het die signalen capteert en in kaart brengt;
- op de ingangsdatum voldoen aan de vereisten voor de infrastructuur en de leermiddelen;
Om kwaliteitsvol onderwijs te organiseren is een geschikte infrastuur nodig. Voor heel wat opties is bovendien een specifieke uitrusting nodig (bv. een zwevende dansvloer) of gelden er specifieke veiligheidsvoorschriften (bv. opslag van giftige stoffen).
Hoewel de opties van een cluster inhoudelijk verwant zijn, kan de specifieke uitrusting verschillen van optie tot optie. Het schoolbestuur focust in de aanvraag op de opties die het effectief gaat organiseren. De onderwijsinspectie kan met het oog op haar advies een onderzoek ter plekke voeren. In dat geval neemt de onderwijsinspectie zelf contact op met de academie.
Als het schoolbestuur beslist om later het aanbod te vervolledigen, moet het ook de schoolinfrastructuur en –uitrusting daarop afstemmen. De onderwijsinspectie controleert die voorwaarden tijdens de doorlichting.
6.5.2.
Aanvragen voor een unieke optie
Naast de hierboven vermelde elementen, bevat de motivering ook een onderzoek naar de aansluitingsmogelijkheden tussen de unieke en het lokale of regionale culturele erfgoed. De optie kan verband houden met een bepaalde nijverheid die in een stad of streek aanwezig was of muziekbeoefening die kenmerkend is voor een bepaalde streek.
Voor unieke opties die verwijzen naar meer recente kunstuitingen kan de aanvrager de lokale verankering aantonen door te verwijzen naar de actuele amateurkunstbeoefening in de stad of regio waar de academie gelegen is.
6.5.3.
Aanvragen voor een nog niet bestaande optie of muziekinstrument
Een schoolbestuur kan soepel inspelen op nieuwe opleidingsbehoeften door onderwijsbevoegdheid aan te vragen voor een optie of muziekinstrument dat tot dan toe nog niet voorkomt in het organisatiebesluit.
Als de minister de aanvraag goedkeurt, is de nieuwe optie of het nieuwe muziekinstrument meteen definitief verworven voor de academie in kwestie. Of de nieuwe optie of het nieuwe muziekinstrument vervolgens ingeschreven wordt in het organisatiebesluit is een beslissing van de Vlaamse Regering.
Naast de hierboven vermelde elementen (zie 6.5.1.) speelt de motivering in op minstens drie beslissingscriteria die de adviescommissie zal hanteren.
- de nieuwe optie of het nieuwe muziekinstrument verschilt wezenlijk van het bestaande aanbod
Het schoolbestuur toont aan dat de inhoud die het voor ogen heeft niet kan ondergebracht worden in een van de bestaande opties of muziekinstrumenten. Een inhoudelijke variant van een bestaande optie of een verwant muziekinstrument wordt niet beschouwd als een nieuwe optie of muziekinstrument. De nieuwe optie moet passen in de decretale opdracht van het deeltijds kunstonderwijs zoals vermeld in artikel 4 van het niveaudecreet. De inhoud moet ook voldoende ruim zijn om een volledige opleiding te bestrijken. Heel wat nieuwe artistieke of technologische evoluties kunnen perfect in de bestaande vakken van de bestaande opties aan bod komen.
- de leerbehoefte die werd vastgesteld met het oog op hetzij vervolgonderwijs, hetzij kunstbeoefening in de vrije tijd of op de arbeidsmarkt;
De nieuwe optie of het nieuwe instrument speelt in op opleidingsbehoeften die zich manifesteren in maatschappelijke sectoren waar dko-afgestudeerden terecht komen zoals noden in de creatieve industrie, nieuwe tendensen in de amateurkunsten of de professionele kunsten, het hoger kunstonderwijs;
- de nieuwe optie, vak of muziekinstrument heeft een potentieel om nieuwe doelgroepen te bereiken;
De mate waarin een nieuwe optie of muziekinstrument erin slaagt om een nieuw publiek te bereiken, vormt een element om de maatschappelijke relevantie ervan te beoordelen. Bepaalde groepen jongeren en volwassenen volgen vandaag geen dko-opleiding omdat ze zich te weinig herkennen in het bestaande aanbod. Opleidingen en keuzemogelijkheden die aansluiten bij niet-westerse cultuuruitingen of bij jongeren(sub)culturen kunnen bijdragen tot een meer divers leerlingenpubliek.
- de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument inspeelt op een actuele tendens in de kunsten of bijdraagt tot het bewaren van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen door nieuwe restauratietechnieken of inzichten over de uitvoeringspraktijk.
De nieuwe optie of het nieuwe muziekinstrument heeft een innovatief karakter. Ze houdt verband met kunstactualiteit in Vlaanderen of ze speelt in op nieuwe inzichten om het Vlaamse culturele erfgoed te bewaren en levendig te houden. In het geval van de beeldende en audiovisuele kunsten speelt de nieuwe optie in op bijvoorbeeld nieuwe restauratietechnieken. In het geval van de podiumkunsten kunnen bijvoorbeeld nieuwe uitvoeringspraktijken aan de basis liggen van de nieuwe optie of het nieuwe muziekinstrument.
6.6.
Beslissingsprocedure
6.6.1.
Bestaande opties en muziekinstrumenten
Zowel de Vlaamse Onderwijsraad als een adviescommissie bestaande uit ambtenaren van het Departement Onderwijs en Vorming, AGODI en de onderwijsinspectie geven aan de minister een advies om de gevraagde onderwijsbevoegdheid al dan niet te verlenen. Over aanvragen voor bestaande clusters door Brusselse academies verleent ook het samenwerkingsforum Brussel een advies.
De volgende criteria worden gehanteerd:
- de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid sluit aan bij de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod;
- er is een indicatie dat er een potentieel aan leerlingen bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
- de academie beschikt op de ingangsdatum over de nodige infrastructuur en expertise voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid.
In het geval van een unieke optie bewaakt de adviescommissie de rationele spreiding. Er kunnen maximaal 5 academies in één provincie een unieke optie organiseren. De minister kan wel een afwijking verlenen.
Op basis van die adviezen neemt de minister een beslissing vóór 15 mei.
6.6.2.
Nieuwe opties en muziekinstrumenten
Zowel de Vlaamse Onderwijsraad als een adviescommissie bestaande uit ambtenaren van het Departement Onderwijs en Vorming en AGODI en de onderwijsinspectie geven aan de minister een advies om de gevraagde onderwijsbevoegdheid al dan niet te verlenen.
De volgende criteria worden gehanteerd:
- de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument zich onderscheidt van het bestaande aanbod;
- de leerbehoefte die werd vastgesteld met het oog op hetzij vervolgonderwijs, hetzij kunstbeoefening in de vrije tijd of op de arbeidsmarkt;
- de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument het potentieel heeft om nieuwe doelgroepen te bereiken;
- de mate waarin de aangevraagde optie of het aangevraagde vak of muziekinstrument inspeelt op een actuele tendens in de kunsten of bijdraagt tot het bewaren van het immaterieel cultureel erfgoed in Vlaanderen door nieuwe restauratietechnieken of inzichten over de uitvoeringspraktijk.
Als aan minstens drie van de vier criteria werd voldaan, kan de adviescommissie een gunstig advies verlenen.
Op basis van beide adviezen neemt de Vlaamse Regering een beslissing. Daarvoor is er geen deadline voorzien in de regelgeving.
6.7.
Draagwijdte en verlies van onderwijsbevoegdheid
Een schoolbestuur kan de onderwijsbevoegdheid uitsluitend uitoefenen in de structuuronderdelen op vestigingsplaatsen die het al eerder heeft opgericht of waarvan de programmatie gestart is. Die structuuronderdelen moeten voldoen aan de rationalisatienorm of de programmatienormen, als ze nog in oprichting zijn.
Dat geldt ook voor clusters die opties bevatten die in meer graden georganiseerd kunnen worden of zowel in langlopende als kortlopende studierichtingen voorkomen.
Bijvoorbeeld: alle opties van de 4e graad muziek kunnen ook in de kortlopende studierichting specialisatie muziek aangeboden worden. Een academie die nog geen kortlopende studierichting specialisatie heeft opgericht, kan de cluster enkel in de 4e graad organiseren.
Als een academie onderwijsbevoegdheid heeft verworven, moet het één of meer opties of muziekinstrumenten die tot die cluster behoren ook effectief organiseren.
Een academie die gedurende drie opeenvolgende schooljaren geen enkele optie organiseert van een bepaalde cluster van opties of unieke opties of klassieke muziekinstrumenten, verliest vanaf het daaropvolgende schooljaar de onderwijsbevoegdheid voor die cluster van opties of unieke opties.
7.
Overname van een academie door een ander of nieuw schoolbestuur
Bij een overname draagt een schoolbestuur al zijn bevoegdheden als inrichtende macht volledig over aan een ander schoolbestuur.
Noch voor de personeelsleden, noch voor de leerlingen mag de wijziging van schoolbestuur enige impact hebben. Alle beslissingen die het vorige schoolbestuur genomen heeft en hun gevolgen voor de rechten van personeelsleden en leerlingen, blijven geldig op het moment dat het nieuwe schoolbestuur zijn bevoegdheid opneemt.
Een overname kan volgens de regelgeving op elk moment van het schooljaar gebeuren. In het belang van de leerlingen en personeelsleden vindt de overdracht van bevoegdheden tussen de schoolbesturen het best plaats bij het begin van het schooljaar.
Gemeentes kiezen er soms voor om de bevoegdheden van een schoolbestuur samen uit te oefenen en creëren daarvoor een nieuwe rechtspersoon onder de vorm van een intergemeentelijke onderwijsvereniging of een opdrachthoudende vereniging. Het ministerie van Onderwijs en Vorming doet geen enkele uitspraak over de opportuniteit van die keuze, noch spreekt het zich uit over de juridische afhandeling ervan. Het ministerie gaat ervan uit dat de betrokken gemeentebesturen zich houden aan de bepalingen in de regelgeving over intergemeentelijke samenwerking.
Om een overname te melden, dient het schoolbestuur het formulier ‘Melding van een overname van een academie in het deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 8) uiterlijk op 1 maart voor het schooljaar waarin de overname plaats vindt in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
Meldingen zonder ondertekend protocol van het lokaal comité van zowel het schoolbestuur dat dat de academie overdraagt als het ontvangende schoolbestuur zijn niet ontvankelijk. Als een schoolbestuur door omstandigheden (geen samenstelling lokaal comité mogelijk, afgevaardigden komen niet opdagen, …) geen protocol van onderhandeling kan bezorgen, dan bevat de melding hiervoor een motivering gestaafd met bewijsstukken.
Alle personeelsleden behouden hun statuut en eerder verworven rechten die ze hebben opgebouwd bij het vorige schoolbestuur (cf. artikel 74 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en de artikelen 55vicies/8 en 56 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs)
8.
Fusie van academies
Bij een fusie worden twee of meer academies samengevoegd tot één academie. Zowel academies van hetzelfde schoolbestuur als van verschillende schoolbesturen kunnen fusioneren. Een fusie kan een nieuwe academie opleveren met een nieuw instellingsnummer. Ofwel kan één van de academies de andere academie(s) opnemen. Dan blijft er één instellingsnummer over. Een fusie is geen programmatie; de betrokken schoolbesturen moeten de fusie enkel melden. De onderwijsbevoegdheid van de voormalige academies, blijft verworven voor de gefuseerde academie.
Om een fusie te melden, dient het schoolbestuur het formulier ‘Melding van een fusie in het deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 5) uiterlijk op 1 maart voor het schooljaar waarin de fusie plaats vindt in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs
Meldingen zonder ondertekend protocol van het lokaal comité van de betrokken schoolbesturen zijn niet ontvankelijk. Als een schoolbestuur door omstandigheden (geen samenstelling lokaal comité mogelijk, afgevaardigden komen niet opdagen, …) geen protocol van onderhandeling kan bezorgen, dan bevat de melding hiervoor een motivering gestaafd met bewijsstukken.
De gefuseerde academie heeft recht op de som van de lestijdenpakketten van de academies waaruit ze ontstaan is.
De gefuseerde academie behoudt tijdelijk twee directeursambten. Een vastbenoemde directeur zal het organieke ambt van directeur bekleden, de andere directeur wordt aangesteld in een niet-organieke betrekking in het ambt van directeur. De reaffectatie- en wedertewerkstellingsverplichtingen vervallen voor deze niet-organieke betrekking. De niet-organieke betrekking van directeur kan enkel ingevuld worden door de persoon die directeur was op het moment van de fusie. Als die persoon de betrekking verlaat, verdwijnt het tweede directeursambt.
9.
Overheveling van structuuronderdelen
9.1.
Overhevelingsprocedure
Bij een overheveling draagt het schoolbestuur van de ene academie een of meer structuuronderdelen over naar het schoolbestuur van een andere academie. Meestal zijn dat alle structuuronderdelen die op een bepaalde vestigingsplaats gelegen zijn, maar dat hoeft niet. Een schoolbestuur kan er even goed voor kiezen om maar een structuuronderdeel over te dragen en de overige zelf te behouden. De betrokken schoolbesturen bewaken wel de studiecontinuïteit van de leerlingen zodat er geen hiaat ontstaat in het leertraject. Een overheveling is geen programmatie; een van de betrokken schoolbesturen moet enkel melden dat de overheveling zal plaats vinden.
Overhevelingen van structuuronderdelen tussen academies die behoren tot hetzelfde schoolbestuur zijn niet mogelijk.
Om een overheveling te melden, dient het schoolbestuur het formulier ‘Melding van een overheveling in het deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 6) uiterlijk op 1 maart voor het schooljaar waarin de overheveling plaats vindt in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs.
Meldingen zonder ondertekend protocol van het lokaal comité van zowel het schoolbestuur dat de structuuronderdelen overdraagt als het ontvangende schoolbestuur zijn niet ontvankelijk. Als een schoolbestuur door omstandigheden (geen samenstelling lokaal comité mogelijk, afgevaardigden komen niet opdagen, …) geen protocol van onderhandeling kan bezorgen, dan bevat de melding hiervoor een motivering gestaafd met bewijsstukken.
Als in het overgehevelde structuuronderdeel opties of muziekinstrumenten voorkomen, waarvoor de ontvangende academie geen onderwijsbevoegdheid heeft, moet het schoolbestuur van die academie daarvoor onderwijsbevoegdheid verwerven. Op basis van de indeling in clusters (zie bijlage 1) kan het schoolbestuur nagaan tot welke clusters het aanwezige opleidingsaanbod behoort. Daarvoor volgt het schoolbestuur de procedure aanvragen van onderwijsbevoegdheid (zie 6.4.).
Als een schoolbestuur structuuronderdelen overneemt van een domein dat het daarvoor niet organiseerde, is meteen de rationalisatienorm (zie 13. tabellen 1 en 2) voor dat domein van toepassing.
9.2.
Overeenkomst tussen schoolbesturen in zake personeelsleden
Bij de overheveling van een vestigingsplaats sluiten de betrokken schoolbesturen een overeenkomst waarin zij opnemen wat er met de betrokken personeelsleden zal gebeuren (cf. artikel 56/1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en artikel 74bis 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding) en hoe de overdracht van omkadering wordt geregeld. Voor die overdracht kunnen schoolbesturen een beroep doen op leerlingengegevens van AGODI.
De schriftelijke overeenkomst houdt in dat het 'nieuwe' schoolbestuur al of niet bereid is om personeelsleden over te nemen. Als het bereid is om personeelsleden over te nemen, moeten de personeelsleden een keuze maken: overgaan of niet. Alleen personeelsleden die ermee instemmen, gaan dan mee over naar het andere schoolbestuur. Van de personeelsleden die overgenomen worden, worden de eerder verworven rechten gewaarborgd. De overeenkomst houdt minstens rekening met:
- de personeelsleden die in de vestigingsplaats tewerkgesteld zijn in het schooljaar voorafgaand aan de overheveling met de omvang van die tewerkstelling;
- de omvang van de omkadering die bij de overheveling betrokken is.
10.
Verhuis
Een volledige academie, of één of meer van haar vestigingsplaatsen, of één of meer structuuronderdelen in een vestigingsplaats kunnen definitief van adres wijzigen als alle leerlingen op hetzelfde moment naar het nieuwe adres verhuizen. Die beweging wordt niet beschouwd als een programmatie. Als een deel van de leerlingen op de oorspronkelijke locatie les blijven volgen, geldt de procedure voor uitbreiding van een structuuronderdeel naar een nieuwe vestigingsplaats via een melding op doc G.
Om een verhuis te melden, dient het schoolbestuur het formulier ‘Melding van een verhuizing of van het tijdelijk onderbrengen van leerlingen in een andere vestigingsplaats van het deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 7) in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs. Uiterlijk op het tijdstip waarop het schoolbestuur de nieuwe vestigingsplaatsen in gebruik neemt.
Na de verhuis zijn de structuuronderdelen op de nieuwe vestigingsplaatsen even goed onderhevig aan de rationalisatienormen tenzij het structuuronderdeel nog in oprichting is. Dan gelden de programmatievoorwaarden (zie 13. tabellen 3 en 4).
11.
Tijdelijk andere vestigingsplaats en afwijkingen bij overmacht
11.1.
Tijdelijk andere vestigingsplaats
Omwille van uitzonderlijke omstandigheden van tijdelijke aard, zoals bijvoorbeeld verbouwingswerken, kan de Vlaamse Regering toelating geven om de leerlingen tijdelijk buiten de oorspronkelijke vestigingsplaats(en) onder te brengen.
Een tijdelijke huisvesting blijft beperkt in de tijd en kan nooit aanleiding geven om de locatie als een definitieve vestigingsplaats te beschouwen. Het gaat hierbij niet om een programmatie.
Om een tijdelijke onderbrenging te melden, dient het schoolbestuur het formulier ‘Melding van een verhuizing of van het tijdelijk onderbrengen van leerlingen in een andere vestigingsplaats van het deeltijds kunstonderwijs’ (bijlage 9) in via de digitale brievenbus op Mijn Onderwijs. Uiterlijk op het tijdstip waarop het schoolbestuur de tijdelijke vestigingsplaats(en) in gebruik neemt.
11.2.
Tijdelijke afwijkingen bij overmacht
Er zijn situaties denkbaar waarbij een academie plots wordt getroffen door overmacht, bv. een brand die een gebouw of andere infrastructuur onbruikbaar maakt. Bij dergelijke gevallen kan de Vlaamse Regering ‘wegens uitzonderlijke redenen van overmacht’ de getroffen academie, domeinen en structuuronderdelen tijdelijk vrijstellen van het halen van de programmatie- of rationalisatienormen. De Vlaamse Regering bepaalt de duur van die vrijstelling.
12.
Kunstacademie
Een kunstacademie organiseert minstens drie domeinen waaronder beeldende en audiovisuele kunsten en muziek.
Kunstacademies kunnen op verschillende manieren tot stand komen:
- oprichting van een domein, vrijwel altijd beeldende en audiovisuele kunsten in een academie met het domein muziek;
- fusie van bestaande academies podiumkunsten en beeldende en audiovisuele kunsten;
- overheveling van structuuronderdelen van een complementair domein;
- oprichting van een nieuwe academie met de domeinen muziek, beeldende en audiovisuele kunsten in combinatie met dans en/of woordkunst-drama.
Al naargelang de manier waarop de kunstacademie tot stand komt, is er een andere meldings- of programmatieprocedure van toepassing. Hieronder een overzicht:
- oprichting van domein: programmatie van een domein (zie 3.1.) + aanvraag van onderwijsbevoegdheid (zie 6.4.);
- fusie: melding (zie 8.);
- overheveling van structuuronderdelen: melding (zie 9.) + aanvraag van onderwijsbevoegdheid (zie 6.4.);
- oprichting van een nieuwe academie: erkenning (zie 2.1.2. + programmatie van een nieuwe academie (zie 2.1.4.) + programmatie van twee domeinen (zie 3.1.) + aanvraag onderwijsbevoegdheid (zie 6.4.).
Een kunstacademie, die niet ontstaan is door fusie of die in geval van fusie maar één vastbenoemde directeur behoudt, heeft recht op 20 extra lestijden voor beleidsondersteuning als ze in haar geheel minstens 400 leerlingen telt. Onder dat minimum krijgt de kunstacademie 1 lestijd per volledige schijf van 20 leerlingen. Die lestijden worden onmiddellijk bij de start van de kunstacademie toegekend. Een betrekking die met deze lestijden voor beleidsondersteuning opgericht wordt, moet gelijkgesteld worden met het ambt leraar en een vak, in functie van de bekwaamheidsbewijzen waar het personeelslid over beschikt. De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen voor dat ambt en vak zijn dan van toepassing.
13.
Tabellen
Tabel 1: Overzicht van programmatienormen en rationalisatienormen per domein in het Vlaamse gewest
| programmatienorm | rationalisatienorm |
Beeldende en audiovisuele kunsten | 300 | 150 |
Dans | 30 | 15 |
Muziek | 300 | 150 |
Woordkunst-drama | 80 | 40 |
Tabel 2:Overzicht van programmatienormen en rationalisatienormen per domein in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
| programmatienorm | rationalisatienorm |
Beeldende en audiovisuele kunsten | 120 | 60/42* |
Dans | 12 | 6 |
Muziek | 120 | 60 |
Woordkunst-drama | 32 | 16 |
*als het schoolbestuur enkel de structuuronderdelen van de eerste graad, de tweede graad en de derde graad voor jongeren organiseert.
Tabel 3: Overzicht van programmatienormen, rationalisatienormen per structuuronderdeel gelegen in een vestigingsplaats in een dichtbevolkte gemeente in het Vlaamse gewest
| programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad domeinoverschrijdende initiatieopleiding: 2 leerjaren | 15 | 15 |
Beeldende en audiovisuele kunsten | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 14 | 14 |
2e graad: 4 leerjaren | 21 | 14 |
3e graad voor jongeren: 6 leerjaren | 21 | 14 |
3e graad voor volwassenen: 2 leerjaren | 21 | 14 |
4e graad: 10, 5 of 4 leerjaren | 42 | 14 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
beeldende en audiovisuele cultuur: 3 leerjaren | 24 | 8 |
Dans | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 8 | 8 |
2e graad: 4 of 2 leerjaren | 12 | 8 |
3e graad: 3 leerjaren | 12 | 8 |
4e graad: 3 leerjaren | 12 | 8 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
danscultuur: 3 leerjaren | 24 | 8 |
Muziek | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 15 | 15 |
2e graad: 4 leerjaren | 11 | 7 |
3e graad: 4 of 3 leerjaren | 8 | 5 |
4e graad: 3 leerjaren | 3 | 2 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
muziekcultuur: 3 leerjaren | 24 | 8 |
muziekgeschiedenis: 3 leerjaren | 24 | 8 |
Woordkunst-drama | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 15 | 15 |
2e graad: 4 of 2 leerjaren | 21 | 14 |
3e graad: 3 leerjaren | 11 | 7 |
4e graad: 3 leerjaren | 4 | 3 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
woordkunst- en dramacultuur: 3 leerjaren | 24 | 8 |
schrijver : 3 leerjaren | 9 | 3 |
Tabel 4:Overzicht van programmatienormen, rationalisatienormen per structuuronderdeel gelegen in een vestigingsplaats in een dunbevolkte gemeente in het Vlaamse gewest of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
| programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad domeinoverschrijdende initiatieopleiding: 2 leerjaren | 11 | 11 |
Beeldende en audiovisuele kunsten | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 10 | 10 |
2e graad: 4 leerjaren | 15 | 10 |
3e graad voor jongeren: 6 leerjaren | 15 | 10 |
3e graad voor volwassenen: 2 leerjaren | 15 | 10 |
4e graad: 10, 5 of 4 leerjaren | 29 | 10 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
beeldende en audiovisuele cultuur: 3 leerjaren | 17 | 6 |
Dans | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 6 | 6 |
2e graad: 4 of 2 leerjaren | 8 | 6 |
3e graad: 3 leerjaren | 8 | 6 |
4e graad: 3 leerjaren | 8 | 6 |
specialisatie: : 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
danscultuur: 3 leerjaren | 17 | 6 |
Muziek | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 11 | 11 |
2e graad: 4 leerjaren | 7 | 5 |
3e graad: 4 of 3 leerjaren | 5 | 4 |
4e graad: 3 leerjaren | 2 | 1 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
muziekcultuur: 3 leerjaren | 17 | 6 |
muziekgeschiedenis: 3 leerjaren | 17 | 6 |
Woordkunst-drama | programmatienorm | rationalisatienorm |
1e graad: 2 leerjaren | 11 | 11 |
2e graad: 4 of 2 leerjaren | 15 | 10 |
3e graad: 3 leerjaren | 7 | 5 |
4e graad: 3 leerjaren | 3 | 2 |
specialisatie: 2 leerjaren | niet van toepassing | niet van toepassing |
woordkunst- en dramacultuur: 3 leerjaren | 8 | 6 |
schrijver : 3 leerjaren | 6 | 2 |
Tabel 5: concordantie domeinen en structuuronderdelen
Vóór het niveaudecreet | Niveaudecreet |
studierichting beeldende kunst | domein beeldende en audiovisuele kunsten |
lagere graad 1e en 2e leerjaar | eerste graad beeldende en audiovisuele kunsten |
lagere graad 3e t.e.m. 6e leerjaar | tweede graad beeldende en audiovisuele kunsten |
middelbare graad 1e t.e.m. 6e leerjaar | derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor jongeren |
middelbare graad 5e en 6e leerjaar | derde graad beeldende en audiovisuele kunsten voor volwassenen |
hogere graad 1e t.e.m. 4e of 5e leerjaar | vierde graad beeldende en audiovisuele kunsten |
specialisatiegraad 1e en 2e leerjaar | specialisatie beeldende en audiovisuele kunsten |
X | beeldende en audiovisuele cultuur |
Vóór het niveaudecreet | Niveaudecreet |
studierichting dans | domein dans |
lagere graad 1e en 2e leerjaar | eerste graad dans |
lagere graad 3e t.e.m. 6e leerjaar | tweede graad dans |
middelbare graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | derde graad dans |
hogere graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | vierde graad dans |
X | specialisatie dans |
X | danscultuur |
Vóór het niveaudecreet | Niveaudecreet |
studierichting muziek | domein muziek |
X | eerste graad muziek |
lagere graad sectie jongeren 1e t.e.m. 4e leerjaar | tweede graad muziek voor jongeren |
lagere graad sectie volwassenen 1e t.e.m. 3e leerjaar | tweede graad muziek voor volwassenen |
middelbare graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | derde graad muziek |
hogere graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | vierde graad muziek |
X | specialisatie muziek |
middelbare graad optie algemene muziekcultuur/ luisterpraktijk 1e t.e.m. 3e leerjaar | muziekcultuur |
hogere graad optie muziekgeschiedenis 1e t.e.m. 3e leerjaar | muziekgeschiedenis |
Vóór het niveaudecreet | Niveaudecreet |
studierichting woordkunst | domein woordkunst-drama |
X | eerste graad woordkunst-drama |
lagere graad 1e t.e.m. 4e leerjaar | tweede graad woordkunst-drama |
middelbare graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | derde graad woordkunst-drama |
hogere graad 1e t.e.m. 3e leerjaar | vierde graad woordkunst-drama |
X | specialisatie woordkunst-drama |
X | woordkunst-dramacultuur |
hogere graad optie literaire creatie 1e t.e.m. 3e leerjaar | schrijver |
14.
Bijlagen