Besluit van de Vlaamse Regering over het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke
onderwijskansen in het secundair onderwijs en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering,
wat betreft studieaanbod, studietoelagen en projectsubsidiëring contractuelen
goedkeuringsdatum
16 JULI 2021
publicatiedatum
B.S.20/09/2021
datum laatste wijziging
15/05/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 10/02/2023 (B.S. 15/05/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van
17 juni 1997 betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs en het besluit van de Vlaamse
Regering van 16 juli 2021 over het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het
secundair onderwijs en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering, wat betreft studieaanbod,
studietoelagen en projectsubsidiëring contractuelen ;
(2)
B.Vl.R. van 21/06/2024 (B.S. 28/08/2024)
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet
van 16 juli 1993;
- het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, artikel 34, § 3,
gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019;
- het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, artikel 8, § 1,
eerste lid, artikel 20, eerste lid, vervangen bij het decreet van 3 juli 2020, artikel 22, artikel 24, gewijzigd bij de decreten
van 25 april 2014 en 19 juni 2020, artikel 28, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 19 juli 2013, artikel 30, gewijzigd
bij het decreet van 25 april 2014, artikel 32, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 19 juni 2020, artikel 40,
eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012 en 15 juni 2018, en artikel 90, § 1, 4°, vervangen bij het decreet
van 30 maart 2018;- het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, artikel 14, laatst gewijzigd bij het decreet van
5 april 2019, en artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013;
- de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, artikel 115,
§ 1, eerste lid, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, artikel 115/6, § 2, tweede lid, 1°, ingevoegd bij
het decreet van 4 april 2014, artikel 129, § 1, eerste lid, artikel 133/4, § 1, negende en tiende lid, artikel 133/5, eerste lid,
en artikel 133/6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 20 april 2018, artikel 144, vervangen bij het decreet van
26 januari 2018, artikel 147/2, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, artikel 147/3, § 1, derde lid, ingevoegd bij
het decreet van 26 januari 2018, artikel 158, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2018, artikel 227 en 235, gewijzigd bij
de decreten van 1 juli 2011 en 9 juli 2021, artikel 319, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012 en 9 juli 2021,
artikel 341, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2018, en artikel 357/5, § 1, 3°, ingevoegd bij het decreet van
30 maart 2018;
- het decreet van 19 december 2014 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 76,
gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015;
- het decreet van 30 maart 2018 betreffende duaal leren en de aanloopfase, artikel 90, artikel 105, 2°, artikel 107 en
artikel 110;
- het decreet van 3 juli 2020 over het onderwijs XXX, artikel 84, 4°, en artikel 89.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 27 april 2021.
- De minister, bevoegd voor de begroting, heeft een akkoord gegeven op 31 mei 2021.
- De Raad van State heeft, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de
Raad van State, advies nr. 69.537/1 gegeven op 8 juli 2021.
Motivering
Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven:
- In het verlengde van het onderwijsdecreet moet de uitvoeringsregelgeving gelijke onderwijskansen beperkt
worden tot het berekeningsmechanisme van de extra middelen gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs.
- De progressieve uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs vergt een aantal bijkomende
maatregelen op het gebied van - bondig gesteld - aanbod en invulling van opleidingen uit het gewoon en
buitengewoon, voltijds en deeltijds, duaal en niet-duaal, en lineair en modulair onderwijs.
- De bestaande indienings- en adviesprocedures voor nieuwe opleidingen, die al dan niet tot een onderwijskwalificatie (niveau 1 tot en met 4) leiden, moeten transparanter worden gemaakt en op elkaar worden afgestemd. De
repercussies voor curriculumdossiers en leerplannen worden in kaart gebracht;
- De organisatiemodaliteiten van de opleidingen rond veiligheid in het technisch en beroepssecundair onderwijs
moeten worden verfijnd om volledig compatibel te zijn met de federale regelgeving over vorming tot en uitoefening
van beroepen in diverse veiligheidssectoren.
- Het verplicht veralgemeend klassenraadsadvies over arbeidsbereidheid en arbeidsrijpheid van de leerling met
het oog op eventuele overstap naar duaal leren moet beperkt worden tot de leerjaren waaruit die overstap voor een
bredere doelgroep reëel kan zijn.
- De regelgeving over de studiefinanciering moet geactualiseerd en vereenvoudigd worden. De wijzigingen mogen
geen inhoudelijke impact hebben en mogen niet tot uitbreiding van de doelgroep leiden.
- De projectsubsidiëring in het kader van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen wordt verlengd tot
eind 2021 ten einde het evaluatieproces over die regeling te kunnen finaliseren.
Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en
Landbouw en de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
HOOFDSTUK 1. — Geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs
Afdeling 1. — Inleidende bepaling
Artikel 1.
Dit besluit regelt de financiering of subsidiëring van het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke
onderwijskansen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs.
De volgende leerlingen komen in aanmerking voor de toepassing van dit besluit:
1° in het voltijds gewoon secundair onderwijs: alle regelmatige leerlingen;
2° in het buitengewoon secundair onderwijs: de regelmatige leerlingen type basisaanbod, waaronder ook type 1
wordt verstaan, en type 3, die niet aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
a) ze maken binnen de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 2, §1
[, 40°,]
van het
decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, gebruik van de module verblijf in een
multifunctioneel centrum, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016
houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een
handicap;
b)
[...]
Afdeling 2. — Voltijds gewoon secundair onderwijs
Art. 2.
§ 1. De scholen die, naargelang van het geval, beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 226, eerste lid,
1°, of artikel 234, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, melden vóór 1 maart van het
voorafgaande schooljaar aan AGODI hoeveel regelmatige leerlingen, die ingeschreven zijn op de eerste lesdag van
februari van het voormelde schooljaar, beantwoorden aan een of meer van de volgende gelijkekansenindicatoren:
1°
[...]
2°
[...]
3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking. Het voormelde wordt vastgesteld op basis van een van de
volgende attesten waarover de ouders beschikken:
a) binnenschipper:
1)
[...]
2) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste
verblijfplaats hebben;
3) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders
tot de beroepsgroep behoren van de binnenschippers;
b) kermis- en circusexploitanten en -artiesten:
1) een attest van gezinssamenstelling of een kopie uit het handelsregister waaruit blijkt dat beide ouders
kermis- of circusexploitanten of -artiesten zijn;
2) een lidkaart van kermisreiziger of -exploitant;
3) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste
verblijfplaats hebben;
4) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders
tot de beroepsgroep behoren van de kermis- en circusexploitanten en -artiesten;
c) Romzigeuners, Manoesjzigeuners, Voyageurs en andere personen met een nomadische cultuur:
1) een verklaring van de burgemeester dat het adres een terrein is dat specifiek bedoeld is voor de trekkende
bevolking (Rom, Voyageur, Manoesj);
2) een attest van woonwagenbewoner dat is ingevuld en ondertekend door een vzw die door de Vlaamse
Gemeenschap erkend is, of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of gemeente;
d) Romazigeuners:
1) een document dat is opgesteld door een officiële instantie in België of het land van herkomst of door een
vzw die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is, waaruit blijkt dat de voormelde persoon Roma is. Bij
documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een
Nederlandse vertaling gevraagd worden die opgesteld is door een Belgische beëdigde vertaler;
2) gedurende de periode dat de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is,
waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma is;
3) een verklaring van een asielcentrum dat de voormelde persoon bekendstaat als Romazigeuner;
4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een studiebewijs dat daarmee
gelijkwaardig is;
5° de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands, als bedoeld in artikel 225, § 1, 5°, en artikel 233,
§ 1, 5°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§ 2. In afwijking van § 1 moeten de scholen voor de in § 1, 4° of 5°, bedoelde gelijkekansenindicator geen melding
meer doen voor die regelmatige leerlingen die al gekend zijn bij AGODI, tenzij bij wijziging.
[
§ 3. AGODI stelt vast welke leerlingen aan de volgende gelijke kansenindicatoren beantwoorden:
1° het gezin ontvangt een of meer selectieve participatietoeslagen leerling als vermeld in artikel 3, § 1, 38°, van het
decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vastgesteld op basis van de
toestand vóór 15 juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het schooljaar start waarvoor de
middelen worden toegekend. AGODI stelt dit vast op basis van de databanken van het Agentschap Opgroeien;
2° de indicator leerlingen die een zorgthuis hebben als vermeld in artikel 3, 17°/2/1, van de Codex Secundair
Onderwijs van 17 december 2010, wordt vastgesteld door AGODI, de verwerkingsverantwoordelijke, op basis van de
databanken van het agentschap Opgroeien, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of Fedasil.
Als er geen automatische data-uitwisseling met het agentschap Opgroeien of het Vlaams Agentschap voor
Personen met een Handicap plaatsvindt, wordt het voldoen aan de voormelde indicator leerlingen die een zorgthuis
hebben voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17°/2/1, a), van de voormelde codex, vastgesteld op basis van een
bewijs van het gebruik van een jeugdhulpverleningsbeslissing, vermeld in artikel 3, 17°/2/1, a), van de voormelde
codex.
Als er geen automatische data-uitwisseling met het agentschap Opgroeien plaatsvindt, wordt het voldoen aan de
voormelde indicator leerlingen die een zorgthuis hebben voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17°/2/1, b), van de
voormelde codex, vastgesteld op basis van een bewijs van plaatsing als vermeld in artikel 3, 17°/2/1, b), van de
voormelde codex.
Als er geen automatische data-uitwisseling met Fedasil plaatsvindt, wordt het voldoen aan de voormelde indicator
leerlingen die een zorgthuis hebben, voor de leerlingen, vermeld in artikel 3, 17°/2/1, c), van de voormelde codex,
vastgesteld op basis van een document dat is afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school. De
maximale bewaartermijnen voor deze gegevens, die worden bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de Algemene
Verordening Gegevensbescherming, worden vastgelegd in beheersregels als vermeld in artikel III.81, § 2, van het
Bestuursdecreet van 7 december 2018.
]
Art. 3.
[
De gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 2, hebben de volgende gewichten, uitgedrukt in punten:
1° de indicator, vermeld in artikel 2, § 3, 1° :
a) niet in combinatie met een of meer van de indicatoren, vermeld in artikel 2, § 1, 3° tot en met 5° of artikel 2, § 3,
2°: 0,40 punten;
b) alleen in combinatie met de indicator, vermeld in artikel 2, § 1, 5° : 0,40 punten;
c) in combinatie, met uitzondering van de combinatie in punt b), met een of meer van de indicatoren, vermeld in
artikel 2, § 1, 3° tot en met 5° of artikel 2, § 3, 2° : 0,18 punten;
2° de indicator, vermeld in artikel 2, § 3, 2° : 0,80 punten;
3° de indicator, vermeld in artikel 2, § 1, 3° : 0,80 punten;
4° de indicator, vermeld in artikel 2, § 1, 4° : 0,60 punten;
5° de indicator, vermeld in artikel 2, § 1, 5° : 0,20 punten enkel in combinatie met een of meer van de indicatoren,
vermeld in artikel 2, § 1, 3° en 4° of artikel 2, § 3, 1° en 2°.
]
Art. 4.
Het aantal punten van een school wordt, afzonderlijk voor enerzijds de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers en anderzijds de tweede en de derde graad, als volgt vastgesteld:
1° het aantal regelmatige leerlingen dat alleen voldoet aan de indicator, vermeld
[in artikel 2, § 3, 1°, of dat
alleen voldoet aan de combinatie van de indicatoren, vermeld in artikel 2, § 3, 1° en artikel 2, § 1, 5°]
, wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt
0,4417;
2° het maximum van de gecumuleerde gewichten voor een leerling die aan verschillende gelijkekansenindicatoren
beantwoordt, is: 1,20 punten;
3° de optelsom, met toepassing van punt 1° en 2°, van de gewichten van de gelijkekansenindicatoren gegenereerd
door de regelmatige leerlingen die beantwoorden aan een of meer van die indicatoren, wordt vermenigvuldigd met de
coëfficiënt 1,50 als de school in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of een concentratiegraad heeft van ten
minste 55 %. Als een school aan beide criteria voldoet, wordt de vermenigvuldiging twee keer toegepast. De
concentratiegraad is de procentuele verhouding tussen het aantal regelmatige leerlingen die beantwoorden aan een of
meer van de gelijkekansenindicatoren, gecorrigeerd op basis van punt 1°, en het totale aantal regelmatige leerlingen;
4° het met toepassing van punt 1°, 2° en 3° bekomen totale aantal punten wordt afgerond naar de hogere eenheid
als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner
dan of gelijk aan vier is.
Art. 5.
Voor de toepassing van dit besluit zijn punten een berekeningseenheid voor financiering of subsidiëring in
de vorm van toekenning van uren-leraar.
Voor de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers is een punt gelijk aan
0,2916 uren-leraar.
Voor de tweede en derde graad is een punt gelijk aan 0,1225 uren-leraar.
Alleen in de tweede en derde graad is een omzetting van uren-leraar in het ambt van opvoeder mogelijk, naar rata
van 11 uren-leraar voor een halftijdse en 22 uren-leraar voor een voltijdse betrekking.
Art. 6.
Het totale aantal uren-leraar wordt op de volgende wijze berekend:
1° voor de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers:
a) het aantal punten dat met toepassing van artikel 4 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,2916
uren-leraar;
b) het aantal uren-leraar dat met toepassing van punt a) wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere
eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na
de komma kleiner dan of gelijk aan vier is;
2° voor de tweede en de derde graad:
a) het aantal punten dat met toepassing van artikel 4 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,1225
uren-leraar;
b) het aantal uren-leraar dat met toepassing van punt a) wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere
eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na
de komma kleiner dan of gelijk aan vier is.
De uren-leraar, vermeld in het eerste lid, worden toegekend als de school beantwoordt aan de voorwaarde,
vermeld in artikel 226, eerste lid, 2°, en artikel 234, eerste lid, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van
17 december 2010.
Afdeling 3. — Buitengewoon secundair onderwijs
Art. 7.
§ 1. De scholen die beantwoorden aan de voorwaarde, vermeld in artikel 318, 1°, van de Codex Secundair
Onderwijs van 17 december 2010, melden vóór 1 maart van het voorafgaande schooljaar aan AGODI hoeveel
regelmatige leerlingen, ingeschreven op de eerste lesdag van februari van het voormelde schooljaar, beantwoorden aan
ten minste een van de volgende gelijkekansenindicatoren:
1° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het
tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een studiebewijs dat daarmee
gelijkwaardig is;
2° de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands, als bedoeld in artikel 317, § 1, 2°, van de Codex
Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
§ 2. In afwijking van § 1 moeten de scholen voor de in § 1 bedoelde gelijkekansenindicatoren geen melding meer
doen voor die regelmatige leerlingen die al gekend zijn bij AGODI, tenzij bij wijziging.
Art. 8.
De gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 7, hebben de volgende gewichten, uitgedrukt in punten:
1° de indicator, vermeld in artikel 7, 1°: 0,80 punten;
2° de indicator, vermeld in artikel 7, 2°: 0,40 punten enkel in combinatie met de indicator, vermeld in artikel 7, 1°.
Art. 9.
Het totale aantal punten van een school is de optelsom van de gewichten van de gelijkekansenindicatoren,
vermeld in artikel 8, die worden gegenereerd door de regelmatige leerlingen die beantwoorden aan ten minste een van
die indicatoren. Het aantal punten dat door de optelsom wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als
het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan
of gelijk aan vier is.
Art. 10.
Voor de toepassing van dit besluit zijn punten een berekeningseenheid voor financiering of subsidiëring
in de vorm van toekenning van lesuren.
Een punt is gelijk aan 0,227197 lesuren.
Art. 11.
Het totale aantal lesuren wordt op de volgende wijze berekend:
1° het aantal punten dat met toepassing van artikel 9 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,227197
lesuren;
2° het aantal lesuren dat met toepassing van punt 1° wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als
het eerste cijfer na de komma groter dan vier is en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan
of gelijk aan vier is.
De lesuren, vermeld in het eerste lid, worden toegekend als de school beantwoordt aan de voorwaarde, vermeld
in artikel 318, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
HOOFDSTUK 2. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie
van het voltijds secundair onderwijs
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de organisatie
van het voltijds secundair onderwijs
HOOFDSTUK 3. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie
van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de organisatie
van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3
HOOFDSTUK 4. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2006 tot vaststelling van de
goedkeuringscriteria en indieningsmodaliteiten van de leerplannen
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de
goedkeuringscriteria en indieningsmodaliteiten van de
leerplannen
HOOFDSTUK 5. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot vaststelling van de indienings- en
adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het voltijds secundair onderwijs, wat de eerste
graad en de tweede graad van het algemeen, het technisch en het kunstsecundair onderwijs betreft
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het secundair onderwijs dat niet of niet automatisch tot een onderwijskwalificatie leidt
HOOFDSTUK 6. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de studiefinanciering
van de Vlaamse Gemeenschap
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de studiefinanciering
van de Vlaamse Gemeenschap
HOOFDSTUK 7. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende organisatie
van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel
Besluit van de Vlaamse Regering houdende organisatie
van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel
HOOFDSTUK 8. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 houdende organisatie
van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel
Besluit van de Vlaamse Regering van houdende organisatie
van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel
HOOFDSTUK 9. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 houdende uitvoering
van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap
Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering
van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap
HOOFDSTUK 10. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het
decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van beroepskwalificaties en inzake de
erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs
Besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur inzake de erkenning van beroepskwalificaties
HOOFDSTUK 11. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het
decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, wat betreft de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau
1 tot en met niveau 4, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering
van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het
secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, wat betreft de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs
HOOFDSTUK 12. — Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 betreffende de regeling van
projectsubsidies in het kader van de regularisatie van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen
...
HOOFDSTUK 13. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende curriculumdossiers
en leerplannen in het onderwijs
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende curriculumdossiers
en leerplannen in het onderwijs
HOOFDSTUK 14. — Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen
betreffende de modernisering van het secundair onderwijs
Besluit van de Vlaamse Regering houdende sommige maatregelen
betreffende de modernisering van het secundair onderwijs
HOOFDSTUK 15. — Slotbepalingen
Art. 72.
De volgende regelingen worden opgeheven op 1 september 2021:
1° het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod
in het gewoon secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, met
uitzondering van artikel 4 en 19bis die worden opgeheven op 1 januari 2022;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke
onderwijskansen in het buitengewoon secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering
van 20 juli 2018.
Art. 73.
Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021, met uitzondering van:
1° artikel 2, § 1, 2°, dat in werking treedt op 1 januari 2022;
2° artikel 13 en 14, die in werking treden op 15 juni 2021;
3° artikel 63, dat in werking treedt op 25 juni 2021;
4° artikel 67, eerste en tweede lid, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2018;
5° artikel 67, derde lid, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2021;
6° artikel 68, dat in werking treedt op 31 augustus 2021.
Art. 74.
De Vlaamse minister, bevoegd voor werk, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming,
zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.