Wijzigingen door het decreet over het onderwijs XXXIII, vanaf het schooljaar 2023-2024:
- De programmatieprocedure voor structuuronderdelen in opleidingsvorm 3 en opleidingsvorm 4 wordt uitgebreid met de mogelijkheid tot vrije programmatie om een reductie van de planlast te beogen. Wanneer in de betrokken opleidingsvorm type 9 wordt aangeboden, is het vrij programmeren beperkter om verder toe te zien op het kwalitatief studieaanbod in deze scholen en versnippering tegen te gaan. Meer informatie in punt 3.4.
– De oprichting van een nieuwe vestigingsplaats is in bepaalde gevallen mogelijk via een melding en in andere gevallen via een programmatiegoedkeuring. Meer informatie in punt 3.2.1.
Door de modernisering vindt er een omschakeling van het studieaanbod plaats in opleidingsvorm 3 en 4.
De huidige opleidingen concorderen naar de nieuwe gemoderniseerde structuuronderdelen uit de matrix. De concordantie gebeurt 1-op-1, conform de opgenomen concordanties in de matrix, en van rechtswege, d.w.z. zonder voorafgaande toestemming van de overheid. Wanneer er keuzemogelijkheden zijn voor de concordantie van een opleiding meldt de school zijn keuze voor 30 november van het schooljaar voorafgaand aan de start van het gemoderniseerde aanbod. Meer informatie in punt 3.4.3.
Het gemoderniseerde studieaanbod start:
1) op 1 september 2023:
- in het 1ste leerjaar van de kwalificatiefase (OV3);
- in het 1ste leerjaar van de 3e graad (OV4).
2) op 1 september 2025:
- in de integratiefase (OV3);
- in het 3e leerjaar van de 3e graad (OV4).
1.
Inleiding
Deze omzendbrief gaat over de concrete toepassing van de regelgeving over de programmatie en de rationalisatie die geldt voor de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs.
Deze omzendbrief verduidelijkt waarmee rekening moet worden gehouden bij het wijzigen van het onderwijsaanbod door bijvoorbeeld het oprichten van een nieuwe school, opleidingsvorm, type of opleiding (zie punt 3) en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om dit onderwijsaanbod te behouden. Voor de oprichting en het kunnen blijven bestaan van een school of opleidingsvorm gelden immers programmatie- en rationalisatienormen (zie punt 4).
2.
Enkele begrippen
Bevolkingsdichtheid van een arrondissement = de bevolking per bestuurlijk arrondissement, zoals die berekend werd ten gevolge van de laatst uitgevoerde volkstelling en vastgesteld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, gedeeld door de totale oppervlakte van het arrondissement, uitgedrukt in km². De bevolkingsdichtheid, in aanmerking te nemen voor een school die vestigingsplaatsen heeft in verschillende arrondissementen, wordt vastgesteld op basis van volgende berekening: de totale bevolking van deze arrondissementen wordt gedeeld door de totale oppervlakte uitgedrukt in km² (Codex Secundair Onderwijs, art. 268, §1, 2°).
Groepen = een school in het buitengewoon onderwijs wordt, naargelang van het schoolbestuur waarvan zij afhangt, ingedeeld in één van de volgende groepen:
- scholen van het Gemeenschapsonderwijs,
- gesubsidieerde officiële scholen,
- gesubsidieerde vrije katholieke scholen,
- gesubsidieerde vrije protestantse scholen,
- gesubsidieerde vrije israëlitische scholen,
- gesubsidieerde vrije islamitische scholen,
- gesubsidieerde vrije orthodoxe scholen,
- gesubsidieerde vrije anglicaanse scholen,
- gesubsidieerde vrije niet-confessionele scholen (Codex Secundair Onderwijs, art. 268, §2).
Hoofdvestigingsplaats (of hoofdgebouw) = de vestigingsplaats waar de administratieve zetel van de school wordt ondergebracht (Codex Secundair Onderwijs, art. 3, 15°).
Opleidingsvorm van vrije keuze = de enige opleidingsvorm van een groep en taalstelsel in een provincie of maximaal tweede opleidingsvorm in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad (Codex Secundair Onderwijs, art. 110, 283 en 289, §2).
OV = de afkorting voor opleidingsvorm.
Regelmatige leerling = de leerling die beantwoordt aan de toelatingsvoorwaarden en, waar het voorzien is, aan de overgangsvoorwaarden en die regelmatig de activiteiten volgt, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid (Codex Secundair Onderwijs, art. 268, §1, 1°).
Vestigingsplaats = een geografische afbakening die bestaat uit een geheel van gebouwde en ongebouwde onroerende goederen in gebruik van een onderwijsinstelling dat voldoet aan alle volgende voorwaarden (Codex Secundair Onderwijs, art. 3, 46°):
1° gelegen zijn binnen eenzelfde of aansluitende kadastrale percelen of gescheiden zijn door één van volgende mogelijkheden:
- maximaal twee kadastrale percelen;
b) een weg;
2° volledig of gedeeltelijk gebruikt door personeelsleden van de onderwijsinstelling voor onderwijsactiviteiten, met uitzondering van:
a) extra-murosactiviteiten;
b) leerlingenstages;
c) lessen, al dan niet gegeven door personeelsleden van de onderwijsinstelling, in een bedrijf of in een opleidings- of vormingsinstelling die geen onderwijsinstelling is;
d) sport- en bewegingsactiviteiten, voor zover de aanwezige sportinfrastructuur buiten het schooldomein ligt en ook door derden wordt gebruikt.
Voor info over kadastrale percelen: raadpleeg online (CADGIS) de kadastrale leggers op de volgende website van het Ministerie van Financiën: https://eservices.minfin.fgov.be/ecad-web/#/
1 februari = hetzij 1 februari, hetzij de eerstvolgende lesdag indien 1 februari een vrije dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag ook als een lesdag wordt beschouwd (Codex Secundair Onderwijs, art. 3, 48°).
1 oktober = hetzij 1 oktober, hetzij de eerstvolgende lesdag indien 1 oktober een vrije dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag ook als een lesdag wordt beschouwd (Codex Secundair Onderwijs, art. 3, 49°).
3.
Programmatie en herstructurering in het buitengewoon secundair onderwijs
Programmatie of herstructurering is een wijziging van het onderwijsaanbod met de bedoeling om een school, opleidingsvorm, type of structuuronderdeel in aanmerking te laten komen voor financiering of subsidiëring. Programmaties en herstructureringen hebben in sommige gevallen impact op de teldatum voor de berekening van de omkadering van de school. Meer informatie in punt 3.5.
Een school, opleidingsvorm, type of structuuronderdeel kan echter ook louter worden erkend. De bepalingen van deze omzendbrief zijn dan niet van toepassing. "Erkenning" is de toekenning van het recht om de van rechtswege geldende studiebewijzen aan regelmatige leerlingen uit te reiken, zonder dat die leerlingen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de financiering of subsidiëring van de school.
3.1.
School
3.1.1.
Oprichting van een school
Een nieuwe school kan opgericht worden via programmatie of via herstructurering.
Er zijn drie mogelijkheden:
1) een volledig nieuwe school die programmatiegoedkeuring van de Vlaamse regering vereist (punt 3.1.1.1);
2) een nieuwe school door fusie van bestaande scholen (punt 3.1.1.2.);
3) een nieuwe school door een afsplitsing van een bestaande school (punt 3.1.1.3).
Vergeet niet om voorafgaand aan de effectieve oprichting van de (nieuwe) school het schoolbeheerteam in te lichten over welk onderwijsaanbod op welke vestigingsplaats aangeboden zal worden, zodat het recht op leerlingenvervoer tijdig en correct aangevraagd kan worden.
3.1.1.1.
Via programmatie
Toepassing van artikelen 14, 15, §2, 286 en 290/2 van de Codex Secundair Onderwijs.
De oprichting van een volledig nieuwe school kan enkel na gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.
Een nieuwe school moet minstens twee opleidingsvormen omvatten. Een oprichting van een nieuwe school met slechts één opleidingsvorm, is enkel mogelijk in regio’s waar er een aantoonbaar capaciteitstekort is voor leerlingen met een verslag voor die opleidingsvorm. Daarnaast moet ook worden aangetoond dat het capaciteitstekort niet kan worden opgelost met een nieuwe vestigingsplaats van een bestaande school. Het capaciteitstekort wordt gemotiveerd in het oprichtingsdossier.
Indien het een aanvraag voor een nieuwe school met opleidingsvorm 3 of 4 betreft, moet tegelijk ook de programmatie van de structuuronderdelen aangevraagd worden. Meer informatie over het aanvragen van structuuronderdelen in punt 3.4.
Het schoolbestuur dat een nieuwe school wil oprichten, dient een oprichtingsdossier in bij AGODI uiterlijk op 30 november van het schooljaar voorafgaand aan de opstart. Gebruik hiervoor het formulier in bijlage 4. Een aanvraag ingediend na 30 november is onontvankelijk en zal niet worden behandeld.
Het oprichtingsdossier wordt voor advies voorgelegd worden aan AGODI, de Onderwijsinspectie en de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR).
De criteria waarmee de Vlaamse Regering ten minste rekening houdt, om de aanvragen te beoordelen, zijn de volgende:
1° wordt voor de programmatieaanvraag de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid, met inbegrip van een realistische inschatting van het potentiële aantal leerlingen die, naargelang het te programmeren aanbod, voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 259 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, afdoende gemotiveerd in een omgevingsanalyse, waarbij in de mate van het mogelijke ook rekening gehouden wordt met het lokale aanbod;
2° worden de aangepaste en schoolexterne begeleidingsmogelijkheden (bijv. MFC’s, internaten, semi-internaten, …) voor de te programmeren doelgroep in kaart gebracht, en, als dat niet het geval is, wordt dat dan afdoende gemotiveerd;
3° beschikt de school over de nodige expertise voor het bijkomende aanbod waarop de programmatieaanvraag betrekking heeft;
4° zijn er recent inspanningen geleverd om het personeel te professionaliseren voor het nieuwe aanbod of zijn dergelijke inspanningen gepland;
5° heeft de school de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op het gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen voor het aanbod dat ze wil programmeren;
6° als het gaat over de aanvraag van een oprichting van opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs, is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed aanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs en is er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité van die school of scholen en wat is de inhoud van dat protocol.
Het oprichtingsdossier bevat, o.a.:
- de identificatiegegevens van het schoolbestuur en de school;
- per combinatie van opleidingsvorm en type een toelichting bij de criteria waarmee de Vlaamse Regering rekening houdt.
Als het over een programmatie van opleidingsvorm 4 gaat, worden bij het dossier de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed aanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs;
- het protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité van de desbetreffende school of scholen van het gewoon voltijds secundair onderwijs.
Er is een genadejaar voor de programmatie van een school. Dit betekent dat wanneer een school in het eerste schooljaar na goedkeuring door de Vlaamse Regering niet opstart of niet meteen de programmatienorm haalt, de school de mogelijkheid heeft om in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.
Een volledig nieuw opgerichte school kan tijdens de periode van programmatie niet betrokken worden in een fusie.
De programmatienormen die van toepassing zijn, staan vermeld in punt 4.2.1.
3.1.1.2.
Door fusie
Toepassing van artikelen 274, 275 en 285 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een nieuwe school door fusie van bestaande scholen is een herstructurering. De school ontstaan uit een fusie wordt niet beschouwd als een programmatie van een nieuwe school.
Een fusie van scholen gebeurt op een van de volgende manieren:
- ofwel door samenvoeging van twee of meerdere scholen, die gelijktijdig worden afgeschaft, tot één school (= eenvoudige fusie);
- ofwel door samenvoeging van twee of meerdere scholen, waarbij één van de betrokken scholen blijft bestaan die de andere school of scholen opslorpt (= fusie door opslorping).
De fusie gaat meestal in op 1 september of uiterlijk op 1 oktober van het lopende schooljaar (in geval van gedwongen fusie).
In een vestigingsplaats kunnen na een fusie alleen de opleidingsvormen en opleidingen, die vóór de fusie werden georganiseerd, georganiseerd blijven.
Een volledig nieuw opgerichte school kan tijdens de periode van programmatie niet betrokken worden in een fusie.
Deze oprichting wordt aangevraagd uiterlijk op 1 april via het formulier in bijlage 3, punt 4. Een aanvraag ingediend na 1 april is onontvankelijk en zal niet verwerkt worden. Enkel in geval van een gedwongen fusie (door het niet voldoen aan de rationalisatienormen) kan hiervan worden afgeweken.
3.1.1.3.
Door afsplitsing
Toepassing van artikelen 285/1 en 286, §4 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een nieuwe school door afsplitsing van een bestaande school is een herstructurering.
Bij een afsplitsing moeten minstens twee opleidingsvormen afgesplitst worden. Een afsplitsing met slechts één opleidingsvorm is niet mogelijk.
Deze oprichting wordt aangevraagd uiterlijk op 1 april via het formulier in bijlage 3, punt 13. Een aanvraag ingediend na 1 april is onontvankelijk en zal niet verwerkt worden.
3.1.2.
Opheffing van een school
De vrijwillige opheffing van een school wordt uiterlijk op 1 april meegedeeld via het formulier in bijlage 3, punt 23.
3.2.
Vestigingsplaats
Voor vestigingsplaatsen in het secundair onderwijs bestaat een aparte omzendbrief. Hieronder staan enkel de belangrijkste elementen over vestigingsplaatsen vermeld. Raadpleeg de omzendbrief SO 42 voor de meest recente, correcte en volledige informatie.
Elke school heeft één hoofdvestigingsplaats en eventueel één of meerdere bijkomende vestigingsplaatsen. De begrippen hoofdvestigingsplaats en vestigingsplaats staan verduidelijkt in punt 2 van deze omzendbrief. Ondanks het ruime concept “vestigingsplaats’ kan aan een vestigingsplaats slechts één adres (straat + huisnummer) worden gekoppeld.
Het studieaanbod van een school wordt vastgelegd per vestigingsplaats. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder "studieaanbod" verstaan: alle structuuronderdelen (elk geïdentificeerd door een administratief groepsnummer) waarvan, voor een groep leerlingen, gemiddeld ten minste de helft van de contacturen voorzien op de wekelijkse lessentabel op die vestigingsplaats wordt georganiseerd. Voor het realiseren van inschrijvingen en het correct registreren in DISCIMUS, alsook in het kader van leerlingenvervoer is deze koppeling belangrijk. In het buitengewoon secundair onderwijs geldt er geen programmatie van structuuronderdelen per afzonderlijke vestigingsplaats.
3.2.1.
Oprichting van een nieuwe vestigingsplaats
Toepassing van artikelen 287 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een school die voldoet aan de rationalisatienormen (vermeld in punt 4) mag één of meer vestigingsplaatsen oprichten.
Een nieuwe vestigingsplaats is nog niet gelinkt aan het instellingsnummer van de school. Bestaande vestigingsplaatsen van scholen die fuseren worden niet als nieuwe vestigingsplaatsen beschouwd.
Een nieuwe vestigingsplaats wordt geprogrammeerd volgens de richtlijnen en formulieren in de omzendbrief SO 42.
Kort samengevat:
- Als de nieuwe vestigingsplaats is gelegen in dezelfde of een aangrenzende gemeente als de hoofdvestigingsplaats van de school, dan volstaat een melding uiterlijk op het moment van ingebruikname. (Dit geldt niet voor een nieuwe vestigingsplaats van een type 5-school.)
- Als de nieuwe vestigingsplaats niet is gelegen in dezelfde of een aangrenzende gemeente als de hoofdvestigingsplaats van de school, dan is een aanvraag nodig. De vestigingsplaats kan enkel in gebruik genomen worden na gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.
Een nieuwe vestigingsplaats bij een type 5-school vereist altijd de goedkeuring van de Vlaamse Regering.
3.2.2.
Wijziging van een bestaande vestigingsplaats
Adreswijzigingen worden gemeld via het formulier in bijlage 1 van de omzendbrief SO 42.
3.2.3.
Opheffing van een vestigingsplaats
De opheffing van een vestigingsplaats wordt uiterlijk op het moment van opheffing meegedeeld aan AGODI via een bericht naar schoolbeheerteam.secundair@ond.vlaanderen.be. Vermeld in het onderwerp: het instellingsnummer van de school - Opheffing vestigingsplaats. Laat duidelijk weten om welke vestigingsplaats het gaat en vanaf welke datum deze vestigingsplaats wordt opgeheven.
3.3.
Opleidingsvorm en type
3.3.1.
Oprichting van een nieuwe opleidingsvorm en/of een nieuw type
Toepassing van artikelen 289, §1, 5°, 6°, §2, §4, §5, §6, 290/1 en 290/2 van de Codex Secundair Onderwijs.
Er zijn drie mogelijkheden:
- de programmatie van een nieuwe opleidingsvorm samen met één of meerdere nieuwe types;
- de programmatie van een nieuwe opleidingsvorm bij één of meerdere types, die al voorkomen binnen het onderwijsaanbod van de school;
- de programmatie van een nieuw type bij één of meerdere opleidingsvormen, die al voorkomen binnen het onderwijsaanbod van de school.
De oprichting van een nieuwe opleidingsvorm en/of type kan enkel na gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.
Een bestaande school voor buitengewoon secundair onderwijs die voldoet aan de rationalisatienormen kan een nieuwe opleidingsvorm oprichten, op voorwaarde dat het vorige schooljaar ten minste 150% van de rationalisatienorm werd bereikt (over alle aangeboden opleidingsvormen heen).
Indien het een aanvraag voor een nieuwe opleidingsvorm 3 of 4 betreft, moet (tegelijk) ook de programmatie van de structuuronderdelen aangevraagd worden. Meer informatie over het aanvragen van structuuronderdelen in punt 3.4.
Het schoolbestuur dat een nieuwe opleidingsvorm en/of type wil oprichten, dient een oprichtingsdossier in bij AGODI uiterlijk op 30 november van het schooljaar voorafgaand aan de opstart. Gebruik hiervoor het formulier in bijlage 5. Een aanvraag ingediend na 30 november is onontvankelijk en zal niet worden behandeld.
Het oprichtingsdossier wordt voor advies voorgelegd aan AGODI, de Onderwijsinspectie en de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR).
De criteria waarmee de Vlaamse Regering ten minste rekening houdt, om de aanvragen te beoordelen, zijn de volgende:
1° wordt voor de programmatieaanvraag de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid, met inbegrip van een realistische inschatting van het potentiële aantal leerlingen die, naargelang het te programmeren aanbod, voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 259 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, afdoende gemotiveerd in een omgevingsanalyse, waarbij in de mate van het mogelijke ook rekening gehouden wordt met het lokale aanbod;
2° worden de aangepaste en schoolexterne begeleidingsmogelijkheden (bijv. MFC’s, internaten, semi-internaten, …) voor de te programmeren doelgroep in kaart gebracht, en, als dat niet het geval is, wordt dat dan afdoende gemotiveerd;
3° beschikt de school over de nodige expertise voor het bijkomende aanbod waarop de programmatieaanvraag betrekking heeft;
4° zijn er recent inspanningen geleverd om het personeel te professionaliseren voor het nieuwe aanbod of zijn dergelijke inspanningen gepland;
5° heeft de school de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op het gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen voor het aanbod dat ze wil programmeren;
6° als het gaat over de aanvraag van een oprichting van opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs, is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed aanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs en is er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité van die school of scholen en wat is de inhoud van dat protocol.
7° als het gaat over de aanvraag voor de oprichting van een nieuw type of een nieuwe opleidingsvorm in een bestaande school, is er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité van die school of scholen en wat is de inhoud van dat protocol.
Opmerking: Wanneer het enkel gaat over de oprichting van een opleidingsvorm van vrije keuze geldt de voorwaarde van de omgevingsanalyse en het beschrijven van de begeleidingsmogelijkheden niet. Het oprichtingsdossier wordt ook niet voor advies voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad, enkel AGODI en de Onderwijsinspectie brengen een advies uit.
Ook als scholen zelf niet aangeven een opleidingsvorm van vrije keuze te programmeren, maar dit in praktijk wel blijken te doen, zal deze regeling toegepast worden. Zie punt 2 voor een verduidelijking van het begrip ‘opleidingsvorm van vrije keuze’.
Het oprichtingsdossier bevat, o.a.:
- de identificatiegegevens van het schoolbestuur, de school en de vestigingsplaats;
- het schooljaar waarop de oprichting betrekking heeft;
- de combinatie(s) van opleidingsvorm en type waarop de oprichting betrekking heeft. Als een schoolbestuur bijvoorbeeld een nieuw type 9 wil oprichten bij de bestaande opleidingsvorm 3 en opleidingsvorm 4 van een school, dan zijn dit twee aanvragen. Hiervoor mag wel één oprichtingsdossier ingediend worden;
- per combinatie van opleidingsvorm en type een toelichting bij de criteria waarmee de Vlaamse Regering rekening houdt.
Bij het dossier worden de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- het protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité;
- het verslag van het overleg binnen de schoolraad.
Als het over de programmatie van opleidingsvorm 4 of een nieuw type bij een bestaande opleidingsvorm 4 gaat, worden ook de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed aanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs;
- het protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité van de desbetreffende school of scholen van het gewoon voltijds secundair onderwijs.
Er is een genadejaar voor de programmatie van opleidingsvormen en types. Dit betekent dat wanneer een opleidingsvorm of type in het eerste schooljaar na goedkeuring door de Vlaamse Regering niet opstart of niet meteen de programmatienorm haalt, de school de mogelijkheid heeft om in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.
Wanneer een school een nieuw type mocht programmeren, maar geen leerlingen heeft in dit type op 1 oktober in het eerste schooljaar na de goedkeuring van de Vlaamse Regering, beslist de school of het nieuwe type in de loop van dat schooljaar alsnog wordt ingericht wanneer er een vraag tot inschrijving wordt gesteld. Meldt deze beslissing aan het schoolbeheerteam van AGODI uiterlijk op 1 oktober.
De programmatienormen die van toepassing zijn voor een nieuwe opleidingsvorm, staan vermeld in punt 4.2.2. Een nieuw type (binnen een opleidingsvorm) is geprogrammeerd van zodra er minstens één regelmatige leerling is op 1 oktober.
3.3.2.
Omvorming van een opleidingsvorm
Toepassing van artikel 289, §1, 1° t.e.m. 4° en §3 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een school, die aan de rationalisatienorm voldoet, kan een bestaande opleidingsvorm, die ook aan de rationalisatienorm voldoet, omvormen tot een andere opleidingsvorm (tenzij het om een opleidingsvorm van vrije keuze gaat, zie punt 2).
- Een bestaande opleidingsvorm 1 of 2 omvormen kan op voorwaarde dat:
- de bestaande opleidingsvorm volledig en gelijktijdig wordt opgeheven;
- de nieuwe opleidingsvorm op 1 oktober de rationalisatienorm bereikt.
2) Een bestaande opleidingsvorm 3 of 4 omvormen kan op voorwaarde dat:
- de bestaande opleidingsvorm gelijktijdig, leerjaar na leerjaar, wordt opgeheven;
- de nieuwe opleidingsvorm op 1 oktober de rationalisatienorm bereikt.
Tijdens de periode van omvorming kunnen in de opleidingsvorm die opgeheven wordt enkel leerlingen worden ingeschreven in de leerjaren die nog niet zijn opgeheven.
Tijdens de omvorming komen de leerlingen van de opleidingsvorm die opgeheven wordt, niet in aanmerking voor de berekening van de rationalisatienorm.
De omvorming moet uiteraard doorgevoerd worden in alle vestigingsplaatsen van de school waar deze opleidingsvorm wordt georganiseerd.
De omvorming wordt uiterlijk op 30 november meegedeeld met het formulier in bijlage 3, punt 28.
Bij een omvorming naar opleidingsvorm 3 moet gelijktijdig ook de programmatie van de structuuronderdelen gebeuren. Meer informatie over de programmatie van structuuronderdelen in punt 3.4.
Bij een omvorming naar opleidingsvorm 4 moet er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten zijn met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed studieaanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs. Er moet ook een protocol van de onderhandelingen in het lokaal comité van de desbetreffende school of scholen van het gewoon voltijds secundair onderwijs zijn waaruit blijkt dat het voorstel gedragen is. Deze documenten moeten meegestuurd worden in bijlage bij het formulier. Tegelijk moet ook de programmatie van de opleidingen gebeuren. Meer informatie over de programmatie van structuuronderdelen in punt 3.4.
3.3.3.
Opheffing van een opleidingsvorm en/of type
De opheffing van een opleidingsvorm, die niet het gevolg is van een omvorming, wordt uiterlijk op 1 april meegedeeld met het formulier in bijlage 3, punt 31.
In een afbouwende opleidingsvorm mogen enkel nieuwe leerlingen ingeschreven worden in die leerjaren die nog niet zijn opgeheven.
De opheffing van alleen een type wordt uiterlijk op 1 april meegedeeld met het formulier in bijlage 3, punt 40.
3.4.
Structuuronderdeel
3.4.1.
Oprichting van een nieuw structuuronderdeel
Toepassing van artikelen 289, §3, §3/1, §6, §7, 290/2 en 357/63 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een bestaande school die opleidingsvorm 3 en/of 4 organiseert die aan de rationalisatienorm voldoet, kan één of meer bijkomende structuuronderdelen inrichten.
Een nieuwe school of een bestaande school die een opleidingsvorm 3 en/of 4 wil oprichten, moet ook de structuuronderdelen die ze wil aanbieden programmeren, tegelijk met de aanvraag voor de nieuwe school of de nieuwe opleidingsvorm.
Het oprichten van een nieuw structuuronderdeel gebeurt steeds via programmatie als het de bedoeling is om deze voor financiering of subsidiëring in aanmerking te laten komen. Een structuuronderdeel kan ook louter erkend worden. Zie hiervoor de inleidende tekst bij punt 3. Contacteer het schoolbeheerteam van AGODI voor de erkenning van een structuuronderdeel.
Er zijn twee mogelijkheden op vlak van programmatie:
- een vrije programmatie. In dit geval volstaat een melding aan AGODI;
- een programmatie die goedkeuring van de Vlaamse Regering vereist. In dit geval is een gemotiveerde aanvraag nodig.
Welke soort programmatie van toepassing is, hangt af van het gewenste structuuronderdeel en het huidige onderwijsaanbod van de school. Meer informatie in punten 3.4.1.1 (OV3) en 3.4.1.2. (OV4).
Er is een genadejaar voor de programmatie van een structuuronderdeel. Dit betekent dat wanneer een school in het eerste schooljaar na goedkeuring door de Vlaamse Regering niet opstart met het toegestane aanbod, de school de mogelijkheid heeft om in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.
Wanneer een structuuronderdeel na oprichting gedurende één schooljaar niet wordt ingericht, is dit het gedoogjaar. Dit betekent dat de school dit aanbod in het daaropvolgende schooljaar opnieuw mag inrichten zonder nieuwe aanvraag of melding.
Wanneer een structuuronderdeel twee opeenvolgende schooljaren niet is ingericht, is een nieuwe programmatieaanvraag nodig om dit structuuronderdeel in het daaropvolgende schooljaar opnieuw te kunnen inrichten.
3.4.1.1.
Oprichting van een structuuronderdeel in opleidingsvorm 3
Toepassing van artikelen 289, §3, 290/2 en 357/63 van de Codex Secundair Onderwijs.
De observatiefase is een apart structuuronderdeel dat in alle scholen met opleidingsvorm 3 wordt aangeboden, waarin met de structuuronderdelen die in de latere fases worden aangeboden kennis gemaakt kan worden.
Daarnaast zijn er niet-duale structuuronderdelen in de opleidings-, kwalificatie- en integratiefase, alsook duale structuuronderdelen in de kwalificatie- en integratiefase. Duale structuuronderdelen zijn herkenbaar door het voorkomen van de term "duaal" in hun benaming. De duale structuuronderdelen die in te richten zijn in opleidingsvorm 3 zijn bepaald door de Vlaamse Regering. Voor meer informatie: www.kwalificatiesencurriculum.be.
De niet-gemoderniseerde niet-duale structuuronderdelen in opleidingsvorm 3 zijn niet langer programmeerbaar.
De programmatie van gemoderniseerde niet-duale structuuronderdelen volgt de geleidelijke uitrol in leerjaren en fasen van de modernisering. Voor de opleidingsfase, de kwalificatiefase en de integratiefase is dit respectievelijk 1 september 2021, 1 september 2023 en 1 september 2025. Het is wel al mogelijk om structuuronderdelen uit de integratiefase aan te vragen. Na goedkeuring is de effectieve start van een gemoderniseerd niet-duaal structuuronderdeel in de integratiefase 1 september 2025.
Na de volledige uitrol van de modernisering kan de programmatie ofwel in alle leerjaren of fasen tegelijkertijd gebeuren, ofwel progressief gebeuren.
Het schoolbestuur kan ervoor kiezen om identieke structuuronderdelen in die fasen te programmeren maar de programmatie in de kwalificatie- en de integratiefase kan ook verschillen van elkaar.
Als in de volledige (gemoderniseerde) fase van een structuuronderdeel op 1 oktober geen regelmatige leerlingen ingeschreven zijn, dan mag die fase tijdens de rest van het schooljaar niet ingericht worden na 1 oktober. In het schooljaar 2022-2023 start dit bij de opleidingsfase en in het schooljaar 2024-2025 bij de kwalificatiefase. De school kan ofwel beroep doen op een gedoogjaar, ofwel op het genadejaar voor programmaties, zoals beschreven staat in punt 3.4.1. Wanneer een structuuronderdeel twee opeenvolgende schooljaren niet is ingericht, is een nieuwe programmatieaanvraag nodig om deze opleiding in het daaropvolgende schooljaar opnieuw te kunnen inrichten.
3.4.1.1.1.
Via een melding
Volgende structuuronderdelen zijn vrij te programmeren:
- de observatiefase;
- een structuuronderdeel in de integratiefase als de school hetzelfde structuuronderdeel al in de kwalificatiefase heeft ingericht of goedkeuring voor heeft;
- een niet-duaal structuuronderdeel in de kwalificatiefase of de integratiefase als de school het gelijknamige duale structuuronderdeel van opleidingsvorm 3 al heeft ingericht of goedkeuring voor heeft;
- een duaal structuuronderdeel in de kwalificatiefase of de integratiefase als de school het gelijknamige niet-duale structuuronderdeel van opleidingsvorm 3 al heeft ingericht of goedkeuring voor heeft;
- een niet-duaal structuuronderdeel binnen een al ingericht studiedomein (enkel van toepassing op een school met opleidingsvorm 3 zonder type 9 in het huidige onderwijsaanbod of aangevraagd voor programmatie).
Een vrije programmatie wordt uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting gemeld via het formulier in bijlage 8 (niet-duaal) of bijlage 9 (duaal).
Bij de melding worden de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité;
- een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt (enkel indien de school tot een scholengemeenschap behoort).
3.4.1.1.2.
Via een aanvraag
Alle structuuronderdelen die niet vrij te programmeren zijn, vereisen een programmatiegoedkeuring door de Vlaamse Regering en moeten daarom aangevraagd worden.
Het schoolbestuur dat een nieuw structuuronderdeel wil oprichten, dient een oprichtingsdossier in bij AGODI uiterlijk op 30 november van het schooljaar voorafgaand aan de opstart. Een aanvraag ingediend na 30 november is onontvankelijk en zal niet worden behandeld.
De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR), de Onderwijsinspectie en het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) brengen over het dossier een advies uit aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs. Voor duale structuuronderdelen brengt ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) een advies uit.
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, legt een voorstel van beslissing voor aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk op 31 maart van het schooljaar waarin de aanvraag is ingediend.
De Vlaamse Regering houdt bij haar beslissing over de programmatie rekening met al de volgende criteria:
1° de eventuele beperkingen of voorwaarden die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van het structuuronderdeel zijn gekoppeld;
2° de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;
3° de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;
4° de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de scholengemeenschap of binnen de aanbieder duaal leren (in geval van duale structuuronderdelen);
5° de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van het geprogrammeerde structuuronderdeel;
6° de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;
7° de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod;
8° in geval van duale structuuronderdelen: de afstemming binnen het overlegforum duaal leren waaronder de school als aanbieder ressorteert (in bijlage 14 zijn de contactpersonen opgenomen van de verschillende overlegfora).
Het oprichtingsdossier bevat o.a.:
- de identificatiegegevens van het schoolbestuur, de school en de vestigingsplaats;
- het schooljaar waarop de programmatie betrekking heeft;
- de benaming van het structuuronderdeel of de structuuronderdelen, zoals bepaald door de Vlaamse Regering;
- een grondige motivering waarom zij dit structuuronderdeel of de structuuronderdelen wenst te programmeren, met toelichting bij de criteria waarmee de Vlaamse Regering rekening houdt.
Bij het dossier worden de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité;
- als de school tot een scholengemeenschap behoort: een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;
- enkel voor niet-duale structuuronderdelen: de samenwerkingsovereenkomst met één of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs of centra voor deeltijds beroep secundair onderwijs in de buurt met een gelijkaardig studieaanbod in het beroepssecundair onderwijs.
De programmatie van een niet-duaal structuuronderdeel wordt bij AGODI aangevraagd via het formulier in bijlage 6 en de programmatie van een duaal structuuronderdeel via formulier in bijlage 7. Deze linken leiden naar Mijn Onderwijs waar de e-formulieren voor de programmatie van structuuronderdelen terug te vinden zijn.
3.4.1.2.
Oprichting van een structuuronderdeel in opleidingsvorm 4
Toepassing van artikel 289, §7 van de Codex Secundair Onderwijs.
Deze regelgeving is niet van toepassing op type 5.
Er zijn niet-duale en duale structuuronderdelen. Duale structuuronderdelen zijn herkenbaar door het voorkomen van de term "duaal" in hun benaming. De duale structuuronderdelen die in te richten zijn in opleidingsvorm 4 zijn bepaald door de Vlaamse Regering. Voor meer informatie: www.kwalificatiesencurriculum.be.
Het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers is niet programmeerbaar in het buitengewoon secundair onderwijs.
Wanneer een structuuronderdeel niet is ingericht op 1 oktober, kan de school ofwel beroep doen op een gedoogjaar, ofwel op het genadejaar voor programmaties, zoals beschreven staat in punt 3.4.1.
Wanneer een structuuronderdeel twee opeenvolgende schooljaren niet is ingericht op 1 oktober, is een nieuwe programmatieaanvraag nodig om deze opleiding in het daaropvolgende schooljaar opnieuw te kunnen inrichten.
De programmatienorm voor nieuwe structuuronderdelen uit het voltijds gewoon secundair onderwijs is niet van toepassing in opleidingsvorm 4.
3.4.1.2.1.
Via een melding
Volgende structuuronderdelen zijn vrij te programmeren:
- een niet-duaal structuuronderdeel als de school het gelijknamige duale structuuronderdeel van opleidingsvorm 4 al heeft ingericht of goedkeuring voor heeft;
- een duaal structuuronderdeel als de school het gelijknamige niet-duale structuuronderdeel van opleidingsvorm 4 al heeft ingericht of goedkeuring voor heeft;
- een structuuronderdeel dat vrij te programmeren is in het voltijds gewoon secundair onderwijs (enkel van toepassing op een school met opleidingsvorm 4 zonder type 9 in het huidige onderwijsaanbod of aangevraagd voor programmatie). Een overzicht van de structuuronderdelen die vrij programmeerbaar zijn in het gewoon secundair onderwijs is te vinden in de omzendbrief SO 61, onder punt 4.4.1 en 4.7.1.
Een vrije programmatie wordt uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting gemeld via het formulier in bijlage 12 (niet-duaal) en bijlage 13 (duaal).
Bij de melding worden de volgende bewijsstukken toegevoegd:
- het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité;
- een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt (enkel indien de school tot een scholengemeenschap behoort).
3.4.1.2.2.
Via een aanvraag
Alle structuuronderdelen die niet vrij te programmeren zijn, vereisen een programmatiegoedkeuring door de Vlaamse Regering en moeten daarom aangevraagd worden. Zie ook omzendbrief SO 61, punt 4.4.1, 4.5.1, 4.7.1 en 4.8.1.
Het schoolbestuur dat een nieuw structuuronderdeel wil oprichten, dient een oprichtingsdossier in bij AGODI uiterlijk op 30 november of 31 maart voorafgaand aan de opstart. Een aanvraag ingediend na 30 november of 31 maart is onontvankelijk en zal niet worden behandeld.
De Onderwijsinspectie en het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) brengen over het dossier een advies uit aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs.
De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, legt een voorstel van beslissing voor aan de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de indieningsdata van 30 november of 31 maart.
De Vlaamse Regering houdt bij haar beslissing over de programmatie rekening met de criteria die vermeld zijn in de omzendbrief SO 61, onder de punten 4.5.2, 4.8.2. Alleen de timing is anders en wijkt af van hetgeen onder die punten vermeld is.
Bij de aanvraag horen ook het protocol van de personeelsonderhandelingen en het uittreksel van het PV-scholengemeenschap, als de school tot een scholengemeenschap behoort. Deze werkwijze is analoog met het gewoon voltijds secundair onderwijs, zoals ook beschreven in de omzendbrief SO 61.
De programmatie van een niet-duaal of duaal structuuronderdeel in opleidingsvorm 4 wordt aangevraagd via het formulier in bijlage 10 resp. bijlage 11. Deze link leidt naar Mijn Onderwijs waar de e-formulieren voor programmaties van structuuronderdelen terug te vinden zijn.
3.4.2.
Opheffing van een structuuronderdeel
De vrijwillige opheffing van een structuuronderdeel wordt schriftelijk gemeld aan AGODI via een bericht naar schoolbeheerteam.secundair@ond.vlaanderen.be. Vermeld in het onderwerp: het instellingsnummer van de school - Opheffing naam structuuronderdeel, bijv. Opheffing opleidingsfase Basis Bouw of Opheffing 3e graad Restaurant en keuken bso. Laat ook weten of het om een jaarlijkse afbouw gaat of een opheffing in één keer (als het structuuronderdeel uit 2 leerjaren bestaat).
Wanneer een structuuronderdeel twee opeenvolgende schooljaren niet is ingericht op 1 oktober, maakt het structuuronderdeel automatisch geen deel meer uit van het onderwijsaanbod van de school (zie ook punt 3.4.1).
3.4.3.
Concordantie van een niet-duaal structuuronderdeel
Toepassing van artikel 133/5 van de Codex Secundair Onderwijs.
3.4.3.1.
Concordantie in opleidingsvorm 3
Door de modernisering vindt er vanaf 1 september 2021 een concordantie plaats van de opleidingen uit opleidingsvorm 3 naar gemoderniseerde structuuronderdelen in zowel de opleidingsfase, kwalificatiefase als integratiefase. De concordantie gebeurt 1-op-1, conform de opgenomen concordanties in de matrix, en van rechtswege, d.w.z. zonder voorafgaande toestemming van de overheid. De concordantietabel vindt u in bijlage 15.
De concordantiekeuze voor het eerste leerjaar van de fase geldt ook voor het tweede leerjaar van de fase.
De concordantie gebeurt voor de kwalificatie- en integratiefase afzonderlijk. Dit wil zeggen dat een school kan kiezen om voor de kwalificatie- en integratiefase te concorderen naar hetzelfde structuuronderdeel of te concorderen naar twee verschillende structuuronderdelen voor respectievelijk de kwalificatie- en de integratiefase. De gemoderniseerde integratiefase gaat van start op 1 september 2025.
De gekozen concordantie per opleiding en per fase in opleidingsvorm 3 wordt gemeld uiterlijk op 30 november voorafgaand aan de start van de fase van het gemoderniseerde structuuronderdeel via het formulier in bijlage 16. Bij die concordantie waar er geen keuzemogelijkheid is, is er geen melding aan AGODI nodig.
Enkel de keuzeconcordanties voor de integratiefase moeten nog gemeld worden. Dit kan nog t.e.m. 30 november 2024.
3.4.3.2.
Concordantie in opleidingsvorm 4
Vanaf het schooljaar 2021-2022 wordt door de modernisering, progressief - leerjaar per leerjaar - het huidige studieaanbod van de tweede en derde graad vervangen door het studieaanbod zoals opgenomen in de matrix (zie bijlage 34 van de omzendbrief SO60). Hiertoe zijn concordantietabellen vastgelegd. Deze zijn terug te vinden in bijlage 35 van de omzendbrief SO60. De concordantie gebeurt 1-op-1 en van rechtswege, d.w.z. zonder voorafgaande toestemming van de overheid. Daar waar de concordantietabel keuzes voorziet, kan per school slechts één keuze gemaakt worden. Meldt die keuze aan AGODI via het formulier in bijlage 17. Bij die concordantie waar er geen keuzemogelijkheid is, is er geen melding aan AGODI nodig.
Enkel de keuzeconcordanties voor de 3e leerjaren van de 3e graad moeten nog gemeld worden. Dit kan nog t.e.m. 30 november 2024.
Wanneer een studierichting van de derde graad geconcordeerd wordt naar een 7de leerjaar, dan dooft de studierichting van de derde graad uit vanaf het schooljaar 2023-2024 en wordt de concordantie gerealiseerd op 1 september 2025.
Wanneer een 7de leerjaar kso of tso of een 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt bso wordt geconcordeerd naar een studierichting van de derde graad, dan kan de school deze studierichting organiseren vanaf 1 september 2023 alsook het (niet-gemoderniseerde) 7de leerjaar kso of tso of het 7de leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt bso nog verderzetten tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025.
3.5.
Welke teldatum voor de berekening omkadering bij oprichting en herstructurering?
Toepassing van artikel 299 van de Codex Secundair Onderwijs.
OPGELET: De teldatum wordt ALTIJD op het geheel van de school toegepast.
nieuwe school ontstaan door programmatie of afsplitsing | gedurende 3 opeenvolgende schooljaren op 1 oktober |
nieuwe school ontstaan door fusie | eenmalig op 1 oktober |
nieuwe vestigingsplaats | de teldatum blijft 1 februari |
opheffing van een vestigingsplaats | de teldatum blijft 1 februari |
oprichting van een opleidingsvorm | gedurende 3 opeenvolgende schooljaren op 1 oktober Scholen buitengewoon onderwijs die de geprogrammeerde opleidingsvorm(en) het eerste jaar inrichten maar de norm niet halen in het eerste jaar, tellen toch op 1 oktober voor omkadering in dat eerste jaar (als er minstens 1 regelmatige leerling is) |
omvorming van een opleidingsvorm | het eerste jaar van de omvorming (er komt een OV bij) op 1 oktober én het laatste jaar van de omvorming (er is een OV afgeschaft) op 1 oktober; de tussenliggende jaren op 1 februari |
opheffing van een opleidingsvorm | eenmalig op 1 oktober het schooljaar dat de opleidingsvorm volledig weg is |
oprichting van een type (bij een bestaande opleidingsvorm) | eenmalig op 1 oktober In geval een school buitengewoon onderwijs beslist om een nieuw type na 1 oktober alsnog op te richten dan tellen ze pas op 1 oktober van het daaropvolgende schooljaar (als er minstens 1 regelmatige leerling is) |
oprichting van een structuuronderdeel | de teldatum blijft 1 februari |
concordantie n.a.v. de modernisering | de teldatum blijft 1 februari |
opheffing van een structuuronderdeel | de teldatum blijft 1 februari |
omvorming van een niet-duale opleiding van opleidingsvorm 3 | de teldatum blijft 1 februari |
4.
Programmatie- en rationalisatienormen in het buitengewoon secundair onderwijs
Voor de oprichting en het kunnen blijven bestaan van een school of opleidingsvorm gelden programmatie- en rationalisatienormen.
De afrondingsregel bij de berekening van de programmatie- en rationalisatienormen is dat het eindresultaat afgerond wordt tot de hogere eenheid indien het eerste cijfer na de komma 5 of meer is (Codex Secundair Onderwijs, art. 270).
Aan de programmatie- en rationalisatienormen wordt per taalstelsel uitvoering gegeven. D.w.z. in de scholen met twee taalafdelingen worden de rationalisatie- en programmatienormen steeds afzonderlijk per taalafdeling toegepast (Codex Secundair Onderwijs, art. 269).
4.1.
Teldatum rationalisatie en programmatie
Toepassing van artikelen 271, 277 en 289 van de Codex Secundair Onderwijs.
De rationalisatie- en de programmatienormen worden op basis van het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 1 oktober nagekeken.
Voor de type 5-scholen:
- is de teldatum de periode van 12 maanden voorafgaand aan 1 oktober van het betrokken schooljaar of de maand september tijdens het eerste oprichtingsjaar;
- is de berekeningswijze gebaseerd op de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen.
4.2.
Programmatienormen
De programmatienormen zijn oprichtingsnormen die van toepassing zijn op de nieuw opgerichte scholen, opleidingsvormen, types en structuuronderdelen voor het buitengewoon secundair onderwijs.
Voor een nieuwe school of opleidingsvorm staan de programmatienormen verduidelijkt in punt 4.2.1 en punt 4.2.2. Bij een type of structuuronderdeel is er sprake van programmatie wanneer deze minstens één regelmatige leerling telt op 1 oktober.
4.2.1.
Nieuwe school
Toepassing van artikel 286 en 290/2 van de Codex Secundair Onderwijs.
De geldende rationalisatienormen per opleidingsvorm staan vermeld in punt 4.3.2.
Om vanaf 1 september gefinancierd of gesubsidieerd te worden, moet een nieuwe school op 1 oktober ten minste twee opleidingsvormen oprichten (tenzij het om een oprichting van 1 opleidingsvorm gaat die gemotiveerd was vanuit capaciteitsnood) waarbij:
- iedere opleidingsvorm afzonderlijk minstens 150 % van de rationalisatienorm moet bereiken;
- de verschillende opleidingsvormen samen:
het 1ste jaar: 200% van het totaal van de rationalisatienormen moeten behalen;
het 2de jaar: 250%;
het 3de jaar: 300%. Vanaf het 4de jaar opnieuw 100%.
Wanneer de minima niet worden bereikt, dan moet(en) of de opleidingsvorm(en) die de norm niet halen, of de school met ingang van 1 september daaropvolgend worden opgeheven.
Er is een genadejaar voor programmatie (zie punt 3.1.1.1.). Dit betekent ook dat indien een school de toegestane programmatie wel inricht in het schooljaar volgend op de goedkeuring, maar het eerste schooljaar de programmatienorm niet haalt, de school de programmatienormen vanaf het daaropvolgende schooljaar (en de jaren nadien) wel moet bereiken.
4.2.2.
Nieuwe opleidingsvorm
Toepassing van artikel 289, §1, 5°, 6°, §2 en 290/2 van de Codex Secundair Onderwijs.
De geldende rationalisatienormen per opleidingsvorm staan vermeld in punt 4.3.2.
Een bestaande school voor buitengewoon secundair onderwijs die voldoet aan de rationalisatienorm kan een nieuwe opleidingsvorm oprichten, op voorwaarde dat:
- het vorige schooljaar ten minste 150% van de rationalisatienorm werd bereikt (over alle aangeboden opleidingsvormen heen);
- twee opeenvolgende schooljaren 250% van de rationalisatienorm (bij een nieuwe opleidingsvorm 1, 2 of 3) of 125% van de rationalisatienorm bij een nieuwe opleidingsvorm 4) wordt bereikt voor de nieuw opgerichte opleidingsvorm.
In geval van een nieuwe opleidingsvorm van vrije keuze geldt dat het vorige schooljaar het totaal van de rationalisatienormen in de bestaande opleidingsvormen werd behaald en twee opeenvolgende schooljaren de rationalisatienorm wordt bereikt voor de nieuw opgerichte opleidingsvorm.
Vanaf het derde schooljaar gelden de gebruikelijke rationalisatienormen voor opleidingsvormen.
Wanneer de minima niet worden bereikt, dan moet(en) of de opleidingsvorm(en) die de norm niet halen, of de school met ingang van 1 september daaropvolgend worden opgeheven.
Er is een genadejaar voor programmatie (zie punt 3.3.1). Dit betekent ook dat indien een school de toegestane programmatie wel inricht in het schooljaar volgend op de goedkeuring, maar het eerste schooljaar de programmatienorm niet haalt, de school de programmatienorm(en) vanaf het volgende schooljaar (en de jaren nadien) wel moet bereiken.
4.2.3.
Nieuw type
Een nieuw type (binnen een opleidingsvorm) is geprogrammeerd van zodra er minstens één regelmatige leerling is op 1 oktober.
4.3.
Rationalisatienormen
4.3.1.
Rationalisatienorm per school
Toepassing van artikel 276 van de Codex Secundair Onderwijs.
Elke school voor buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van een type 5-school, moet op 1 oktober ten minste 15 regelmatig ingeschreven leerlingen tellen.
4.3.2.
Rationalisatienorm per opleidingsvorm
Toepassing van artikel 277 en 278 van de Codex Secundair Onderwijs.
Voor elke opleidingsvorm gelden afzonderlijke bevolkingsminima waaraan een school voor buitengewoon secundair onderwijs moet voldoen. In een school met meerderde opleidingsvormen moet men de som maken van de verschillende minima.
De regelmatige leerlingen van de volledige school met al zijn vestigingsplaatsen tellen mee, behalve bij de omvorming van een opleidingsvorm. De leerlingen van een opleidingsvorm die opgeheven wordt, komen tijdens de periode van omvorming niet in aanmerking voor de berekening van de rationalisatienormen.
Als rationalisatienorm gelden de volgende minima:
- opleidingsvorm 1: 7 leerlingen;
- opleidingsvorm 2: 12 leerlingen;
- opleidingsvorm 3: 24 leerlingen;
- opleidingsvorm 4: 12 leerlingen.
Onderstaande leerlingenaantallen mogen met 2 vermenigvuldigd worden om de norm te bereiken:
- type 6 in de opleidingsvorm 1, 2, 3 en 4;
- type 7 in de opleidingsvorm 1 en 4;
- type 3 in de opleidingsvorm 3.
De normen mogen met 1/4 verminderd worden wanneer de school:
- gelegen is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;
- gelegen is in een arrondissement met een bevolkingsdichtheid van minder dan 75 inwoners/km².
In dit geval gelden de volgende minima:
- opleidingsvorm 1: 5 leerlingen;
- opleidingsvorm 2: 9 leerlingen;
- opleidingsvorm 3: 18 leerlingen;
- opleidingsvorm 4: 9 leerlingen.
Ook hier geldt dat de leerlingenaantallen van type 3, 6 en 7 in bepaalde opleidingsvormen met 2 vermenigvuldigd mogen worden zoals beschreven in punt 4.3.
4.3.3.
Rationalisatienorm wordt NIET bereikt
4.3.3.1.
Rationalisatienorm wordt NIET bereikt - GEEN afbouw of fusie nodig
4.3.3.1.1.
Eerste mogelijkheid: per opleidingsvorm wel 2/3 norm
Toepassing van artikel 280, §1 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een school met verschillende opleidingsvormen voldoet in totaal aan de normen van de opleidingsvormen samen, maar bereikt voor één of meer opleidingsvormen afzonderlijk de norm van de opleidingsvorm niet. De opleidingsvormen mogen behouden blijven, indien voor iedere opleidingsvorm afzonderlijk 2/3 van deze norm bereikt wordt.
Dit betekent dat volgende minima gelden:
- opleidingsvorm 1: 5 leerlingen (of 4 leerlingen voor Brussel-Hoofdstad);
- opleidingsvorm 2: 8 leerlingen (of 6 leerlingen voor Brussel-Hoofdstad);
- opleidingsvorm 3: 16 leerlingen (of 12 leerlingen voor Brussel-Hoofdstad);
- opleidingsvorm 4: 8 leerlingen (of 6 leerlingen voor Brussel-Hoofdstad).
Ook hier geldt dat de leerlingenaantallen van type 3, 6 en 7 in bepaalde opleidingsvormen met 2 vermenigvuldigd mogen worden zoals beschreven in punt 4.3.
4.3.3.1.2.
Tweede mogelijkheid: enige opleidingsvorm binnen provincie of in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad en groep (opleidingsvorm van vrije keuze)
Toepassing van artikelen 279 en 283 van de Codex Secundair Onderwijs. Zie punt 2 voor een verduidelijking van het begrip ‘groep’.
Wanneer een school de enige is die een bepaalde opleidingsvorm organiseert in een provincie of in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad en per groep, dan mag die opleidingsvorm toch behouden blijven als de school minstens 15 leerlingen telt.
Wanneer geen enkele school van een bepaalde groep in een provincie of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad voldoet aan de rationalisatienorm(en), dan mag één school van deze groep de georganiseerde opleidingsvorm(en) behouden op voorwaarde dat de school minstens 15 leerlingen telt. Indien meerdere scholen hiervoor in aanmerking komen, dan blijft de school met het op 1 oktober grootste aantal regelmatig ingeschreven leerlingen verder bestaan.
4.3.3.2.
Rationalisatienorm wordt NIET bereikt - WEL een afbouw of een fusie nodig
4.3.3.2.1.
Eerste mogelijkheid: per opleidingsvorm geen 2/3 norm
Toepassing van artikel 280, §2 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een school met verschillende opleidingsvormen voldoet in totaal aan de normen van de opleidingsvormen samen, maar bereikt gedurende twee opeenvolgende schooljaren voor één of meer opleidingsvormen afzonderlijk ook niet 2/3 van deze norm.
De school heeft 3 opties:
- de in gebreke blijvende opleidingsvorm(en) op 1 oktober van het tweede schooljaar afschaffen;
- fusioneren vanaf 1 oktober;
- gebruik maken van de mogelijkheid om verder te bestaan na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering (zie punt 4.3.3.2.3).
4.3.3.2.2.
Tweede mogelijkheid: opleidingsvormen samen geen globale norm
Toepassing van artikel 280, §3 van de Codex Secundair Onderwijs.
Een school met verschillende opleidingsvormen bereikt wel 2/3 van de norm voor iedere opleidingsvorm afzonderlijk maar gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet de norm van de opleidingsvormen samen.
De school heeft 3 opties:
- de in gebreke blijvende opleidingsvorm(en) op 1 oktober van het tweede schooljaar afschaffen;
- fusioneren vanaf 1 oktober;
- gebruik maken van de mogelijkheid om verder te bestaan na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering (zie punt 4.3.3.2.3).
4.3.3.2.3.
Derde mogelijkheid: school of opleidingsvorm haalt de norm niet
Toepassing van artikel 284 van de Codex Secundair Onderwijs.
Wanneer een school of opleidingsvorm op 1 oktober de rationalisatienorm niet bereikt en geen van bovenstaande mogelijkheden van toepassing is, dan gelden volgende opties:
- de school of opleidingsvorm moet op 1 oktober van het daaropvolgende schooljaar afgeschaft worden;
- de school moet fusioneren waardoor wel aan de toepasbare rationalisatienorm wordt voldaan;
- de school kan uitzonderlijk blijven voortbestaan na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. Het schoolbestuur dient, van zodra ze op de hoogte is van het niet bereiken van de rationalisatienorm(en), een gemotiveerde aanvraag in bij AGODI om te mogen afwijken van de normen. De aanvraag bevat een omgevingsanalyse die de noodzaak, doelmatigheid en leefbaarheid aantoont, rekening houdend met het lokale aanbod. Aanvragen worden bij voorkeur via e-mail verstuurd naar: formulieren.secundaironderwijs.agodi@vlaanderen.be.
Een afwijkingsaanvraag na 1 september van het tweede schooljaar dat de betrokken school onder de rationalisatienorm zit wordt als onontvankelijk beschouwd.
5.
Wijziging of oprichting van schoolbestuur
Toepassing van artikel 11 van de codex secundair onderwijs.
De overheveling van een school naar een ander schoolbestuur gaat pas in op 1 september.
Een wijziging van schoolbestuur wordt via het formulier in bijlage 1 meegedeeld aan AGODI.
De oprichting van een nieuw schoolbestuur wordt via het formulier in bijlage 2 meegedeeld.
Ook wijzigingen aan de naam of het adres van het schoolbestuur moeten (schriftelijk) aan AGODI worden gemeld.
Als de wijziging of de oprichting werd gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (bv. ingevolge een wijziging van de statuten van de vzw), voeg dan bij de mededeling een afschrift van deze publicatie.
Op het vlak van personeel is de omzendbrief PERS/2009/03 betreffende de rechten en plichten van personeelsleden bij het overnemen van scholen, bij de overheveling van een vestigingsplaats of een filiaal naar een school van een ander schoolbestuur en bij een samensmelting van filialen tot een nieuwe school van toepassing.
6.
Bijlagen