Programmatie in het voltijds gewoon secundair onderwijs en in het stelsel leren en werken op 1 september 2022

Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de Oekraïne-crisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief moet u daarom samenlezen met omzendbrief SO/2022/01.

- Er is een genadejaar voor programmaties van structuuronderdelen dat ingaat op 1 september 2022. Dit geldt dus voor het eerst voor de recent goedgekeurde programmaties voor het schooljaar 2022-2023.

- De lijst van opleidingsclusters voor opleidingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs en leertijd in functie van programmatie werd hernieuwd, met aanpassingen in functie van de geleidelijke overgang naar duaal leren. Deze wijziging gebeurt onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering.

1. Inleidende bepalingen.

Deze omzendbrief bevat de onderrichtingen met betrekking tot:

1° de programmatie op 1 september 2023 van scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs;

2° de programmatie op 1 september 2023 van structuuronderdelen in het voltijds gewoon secundair onderwijs. Dit betekent dat de programmatienormen voor structuuronderdelen betrekking hebben op de gemoderniseerde eerste en tweede graad en op de gedeeltelijk gemoderniseerde derde graad. Hoewel het studieaanbod in opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs identiek is aan dat van het gewoon secundair onderwijs, is deze omzendbrief dus niet op die opleidingsvorm van toepassing;

3° de programmatie op 1 september 2023 van opleidingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Het genadejaar voor programmaties van structuuronderdelen dat ingaat op 1 september 2022 (dit geldt dus voor het eerst voor de goedgekeurde programmaties voor het schooljaar 2022-2023). Een door de Vlaamse Regering goedgekeurde programmatie van een structuuronderdeel per 1 september heeft betrekking op de oprichting van het betrokken structuuronderdeel vanaf het eerste of het tweede schooljaar volgend op het schooljaar van goedkeuring. Wanneer de school voor gewoon secundair onderwijs in het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, krijgt de school de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

Een door de Vlaamse Regering goedgekeurde programmatie van een structuuronderdeel Se-n-Se per 1 februari heeft betrekking op de oprichting van het betrokken structuuronderdeel tijdens het schooljaar van goedkeuring of het eerste daaropvolgend schooljaar. Wanneer de school voor gewoon secundair onderwijs in het schooljaar van de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel Se-n-Se, krijgt de school de mogelijkheid om pas in het eerste daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

Deze omzendbrief moet worden gelezen samen met de omzendbrief SO 42 over "vestigingsplaatsen", met de omzendbrief SO 60 over het "studieaanbod in het voltijds secundair onderwijs" en met de omzendbrief SO/2008/08 over het "stelsel van leren en werken".

Uit de omzendbrief SO 42 volgt dat elke effectieve programmatie en verdere organisatie van structuuronderdelen/opleidingen slechts kan op vestigingsplaatsen van scholen en centra die vanaf het moment van hun ingebruikname voor onderwijsverstrekking beantwoorden aan de voorwaarde "veiligheid, hygiëne en bewoonbaarheid".

Wat het voltijds gewoon secundair onderwijs betreft, hetwelk progressief wordt gemoderniseerd, worden programmatieregels voor structuuronderdelen van kracht waarvan sommige een definitief karakter hebben en andere overgangsmaatregel zijn en opgeheven worden als de modernisering is uitgerold. Omwille van overzichtelijkheid en gebruiksvriendelijkheid worden de programmatieregels voor de gemoderniseerde derde leerjaren van de derde graad vooralsnog niet opgenomen in deze omzendbrief. Ook de begrippen "domeinschool" en "campusschool", die relevant kunnen zijn in het kader van programmaties, treden pas in voege als de modernisering in het tweede leerjaar van de derde graad zal zijn ingevoerd. Ook deze begrippen komen dus vooralsnog niet verder aan bod. Conclusie is dat op termijn de omzendbrief SO 61 zal worden aangevuld en geactualiseerd.

Elke programmatie vangt aan met een initiatief van het betrokken school- of centrumbestuur dat (uitgezonderd voor de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) de lokale inspraakorganen consulteert (schoolraad, personeelsvertegenwoordiging) en afspraken maakt binnen de scholengemeenschap waartoe de school of het centrum behoort over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod. Dat dit effectief heeft plaats gevonden (behoudens in geval van programmatie van een school die niet ontstaat via fusie en afsplitsing), moet blijken uit volgende stukken die bij elke melding of aanvraag van programmatie zijn gevoegd:

1) het protocol van de onderhandelingen ter zake in het bevoegd lokaal comité (bij programmatie van het onthaaljaar is dat, in voorkomend geval, het protocol van de onderhandelingen op het niveau van de scholengemeenschap);

2) desgevallend een uittreksel van het PV waaruit moet blijken dat de programmatie conform is aan de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt (deze bepaling is niet van toepassing op de programmatie van het onthaaljaar).

De overheid maakt er abstractie van of het school- of centrumbestuur ook een interne programmatie- of planificatieprocedure volgt bij de vereniging van school- en centrumbesturen waarbij hij is aangesloten en die in voorkomend geval voorafgaat aan de melding of aanvraag van de programmatie bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI).

Voor de opleiding verpleegkunde HBO geldt een specifieke situatie. Die opleiding behoort weliswaar tot het hoger onderwijs (kwalificatieniveau 5) maar is voorbehouden voor scholen met voltijds gewoon secundair onderwijs. Bij ontstentenis van een erkende beroepskwalificatie waarop de opleiding verpleegkunde HBO is gebaseerd, zijn vooralsnog geen programmaties toegelaten.

Zoals verder zal blijken zijn meldingen of aanvragen van programmatie aan termijnen gekoppeld. Voor wat aanvragen van programmatie betreft zijn dit vervaltermijnen, wat betekent dat bij overschrijding van de indieningsdatum (postdatum als bewijs) een programmatiedossier onontvankelijk is. AGODI is niet bevoegd om hierop een afwijking toe te staan. Ook voor de Vlaamse Regering, die over de programmatieaanvragen beslist, gelden vervaltermijnen. Als de Vlaamse Regering zonder beslissing die termijnen overschrijdt, is de programmatie van rechtswege goedgekeurd.

De programmatie van een structuuronderdeel of opleiding die werd gemeld of door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, houdt uiteindelijk geen verbintenis in van het school- of centrumbestuur om desbetreffend structuuronderdeel of opleiding het daaropvolgend schooljaar effectief aan te bieden. Als het school- of centrumbestuur echter niet onmiddellijk opstart, en dit ook niet in het genadejaar doet, en na het genadejaar voor de goedgekeurde programmatie alsnog wenst op te starten, dan is een nieuwe programmatiemelding of -aanvraag, naargelang van het geval, vereist.

Het beantwoorden aan de programmatieregels is een decretale financierings- of subsidiëringsvoorwaarde. Een school, structuuronderdeel of opleiding kan echter ook louter worden erkend. De programmatiebepalingen van deze omzendbrief zijn dan niet van toepassing. "Erkenning" is de toekenning van het recht om de van rechtswege geldende studiebewijzen aan regelmatige leerlingen uit te reiken, zonder dat die leerlingen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de financiering of subsidiëring van de school of het centrum.

Naast programmatie kan een structuuronderdeel of opleiding ook worden afgebouwd, al dan niet vrijwillig vanuit regelgeving en al dan niet in het kader van de afbouw van de school of het centrum. Gelet op de noodzakelijke rechtsbescherming van de leerling, kan de afbouw van een structuuronderdeel per graad of van een opleiding slechts progressief, leerjaar na leerjaar, verlopen.

2. Programmatie van scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs.

2.1. Omschrijving.

Onder programmatie van een school wordt de oprichting verstaan van een op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar niet bestaande school met de bedoeling deze school voor financiering (gemeenschapsonderwijs) of subsidiëring (overige netten) in aanmerking te laten komen. Daar waar sprake van scholen in opbouw betekent dit scholen die tijdens aansluitende schooljaren hun aanbod uitbreiden met één of meer leerjaren gelijktijdig.

De oprichting, die steeds op 1 september plaats vindt, kan diverse vormen aannemen.

1) Hetzij de oprichting van een autonome school die het schooljaar voordien niet bestond, bestond als een privé school of uitsluitend in de erkennings- doch niet in de financierings- of subsidiëringsregeling van de overheid was opgenomen.

2) Hetzij de oprichting van een autonome school via afsplitsing als onderdeel van een ruimere herstructurering. Dit houdt in dat twee of meer scholen fusioneren en dat terzelfdertijd uit de ontstane entiteit één of meer zelfstandige scholen worden afgesplitst, zonder dat het oorspronkelijk aantal scholen toeneemt. Deze manier van herstructurering kan enkel bij scholen die bij de start van de herstructurering de toepasbare rationalisatienorm bereiken. Volgende vormen van afsplitsing zijn toegelaten:

a) afsplitsing van de eerste graad, waarbij alle ingerichte structuuronderdelen worden ondergebracht in de nieuwe school (en dus verdwijnen in de moederschool);

b) afsplitsing van één of meer studiegebieden, waarbij alle structuuronderdelen van alle leerjaarniveaus die in de school binnen een bepaald studiegebied worden georganiseerd, ondergebracht worden in de nieuwe school (en dus verdwijnen in de moederschool);

c) afsplitsing door middel van een combinatie van beide voorgaande vormen.

Een school, ontstaan door fusie van scholen, wordt niet als een nieuwe school beschouwd. Alle rechten inzake studieaanbod en vestigingsplaatsen van de afzonderlijke scholen worden overgedragen naar de gefusioneerde entiteit.

Een fusie of een afsplitsing van scholen wordt geacht zich op 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien 1 februari een vrije dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag als lesdag geldt) van het voorafgaande schooljaar te hebben voorgedaan voor wat de telling van het aantal leerlingen betreft bij toepassing van de leerlingennormen.

Voor de oprichting van een autonome school die het schooljaar voordien niet of enkel als privé school bestond, wordt het principe van de voorlopige erkenning ingevoerd. De voorlopige erkenning heeft betrekking op het opstart-schooljaar en gebeurt na gunstige toetsing door de onderwijsinspectie van een beperkt aantal decretale criteria. Als ook aan de programmatienormen (cfr. rubriek 2.2.2.) is voldaan, wordt het opstart-schooljaar gefinancierd of gesubsidieerd. Tijdens dat eerste schooljaar gaat de onderwijsinspectie na of aan het geheel van de decretale criteria wordt beantwoord, wat moet leiden tot een beslissing over de definitieve erkenning. De definitieve erkenning gaat gepaard met financiering of subsidiëring als de school tijdens haar uitbouw aan de programmatienormen blijft voldoen.

2.2. Gezamenlijke voorwaarden.

2.2.1. Al dan niet overheidsgoedkeuring.

Met inachtname van de leerlingennorm, is de programmatie van een school via afsplitsing van een bestaande school zonder overheidsgoedkeuring en de programmatie van een school zonder afsplitsing van een bestaande school mét overheidsgoedkeuring, toegelaten.

2.2.2. Norm.

De oprichting van een nieuwe school is gekoppeld aan een norm, uitgedrukt in een minimum aantal regelmatige leerlingen. Naar analogie met de rationalisatienormen, worden bij de toepassing van de programmatienormen alle regelmatige leerlingen in beschouwing genomen met uitzondering van de leerlingen van de voorbereidende leerjaren op het hoger onderwijs, de Se-n-Se tso en kso, en het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Indien een school ontstaat door afsplitsing, geldt de norm voor elke afzonderlijke school die bij de herstructurering is betrokken.

De norm dient bereikt:

1) bij programmatie via afsplitsing: op 1 februari (lees binnen de context van deze omzendbrief: of de eerstvolgende lesdag indien 1 februari een vrije dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag als lesdag geldt) van het voorafgaand schooljaar;

2) bij programmatie zonder afsplitsing: op 1 oktober (lees binnen de context van deze omzendbrief: of de eerstvolgende lesdag indien 1 oktober een vrije dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag als lesdag geldt) van het betrokken schooljaar. Daarenboven dient voor een dergelijk opgerichte school die haar gradenstructuur geleidelijk uitbouwt, op 1 oktober van het schooljaar waarin voor het eerst het eerste leerjaar van een bepaalde graad tot stand komt, de programmatienorm bereikt, slaande op de eventueel intussen al volledig georganiseerde graden + de bijkomende nieuwe graad.

Voorbeeld: een nieuwe school die de eerste en de tweede graad voltijds secundair onderwijs volledig, leerjaar na leerjaar, heeft uitgebouwd en op 1 september met het eerste leerjaar van de derde graad start, is op 1 oktober daaropvolgend onderworpen aan de programmatienorm voor een driegradenschool. Een bestaande school is niet onderworpen aan desbetreffende programmatienorm indien haar structuur met één of meer graden uitbreidt.

De respectieve normen zijn:

1) basisnorm voor scholen die niet onder 2) vallen:

voor een school met enkel een eerste graad: 282

voor een school met een eerste + tweede graad: 510

voor een school met een tweede + derde graad: 387

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 669

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 300 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie);

2) basisnorm voor scholen met hoofdvestigingsplaats gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners/km² en voor scholen met meer dan 75% internen:

voor een school met enkel een eerste graad: 213

voor een school met een eerste + tweede graad: 384

voor een school met een tweede + derde graad: 291

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 504

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 300 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie);

3) voordeelnorm indien het gaat om de enige school en voor zover het een school is die niet onder 4) valt:

- per onderwijsnet (gemeenschapsonderwijs, gesubsidieerd officieel onderwijs respectievelijk gesubsidieerd vrij onderwijs), en

- per zone (in het kader van de vorming van de scholengemeenschappen wordt Vlaanderen in onderwijszones ingedeeld), en

- voor wat het vrij onderwijs betreft: per erkende godsdienst of levensbeschouwing; daarbij wordt abstractie gemaakt van die vrije scholen die cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie (i.p.v. godsdienst/niet-confessionele zedenleer) organiseren en eigen leerplannen hanteren (indien een schoolbestuur binnen de zone slechts één dergelijke vrije school voor voltijds secundair onderwijs beheert, dan valt deze school ook onder de voordeelnorm):

voor een school met enkel een eerste graad: 141

voor een school met een eerste + tweede graad: 255

voor een school met een tweede + derde graad: 194

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 335

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 150 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie);

4) voordeelnorm indien het gaat om de enige school en voor zover het een school is, met hoofdvestigingsplaats gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners/km² en voor scholen met meer dan 75% internen:

voor een school met enkel een eerste graad: 107

voor een school met een eerste + tweede graad: 192

voor een school met een tweede + derde graad: 146

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 252

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 150 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie);

5) voordeelnorm indien het gaat om een afsplitsing van scholen die niet onder 6) vallen:

voor een school met enkel een eerste graad: 94

voor een school met een eerste + tweede graad: 170

voor een school met een tweede + derde graad: 129

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 223

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 100 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie);

6) voordeelnorm indien het gaat om een afsplitsing van scholen met hoofdvestigingsplaats gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners/km² en van scholen met meer dan 75% internen:

voor een school met enkel een eerste graad: 71

voor een school met een eerste + tweede graad: 128

voor een school met een tweede + derde graad: 97

voor een school met een eerste + tweede + derde graad: 168

voor een school met verpleegkunde HBO (+ eventueel één van voorgaande constructies): 100 (+ eventueel de corresponderende norm voor de onderliggende constructie).

2.3. Administratieve procedure.

De programmatie van een school via afsplitsing van een bestaande school wordt uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar aan AGODI gemeld door middel van het modelformulier in bijlage 1. Naast het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap, wordt bij de melding een formulier gevoegd met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats. Dit is nodig aangezien de vestigingsplaats(en) die de afgesplitste school in gebruik zal nemen onder de definitie "nieuw" vallen cfr. omzendbrief SO 42.

De programmatie van een school zonder afsplitsing van een bestaande school wordt uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar bij AGODI aangevraagd door middel van het modelformulier in bijlage 2. Bij die aanvraag gaat het formulier met betrekking tot de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats. Dit is nodig aangezien de vestigingsplaats(en) die de school in gebruik zal nemen onder de definitie "nieuw" vallen cfr. omzendbrief SO 42. Als de programmatie van een school zonder afsplitsing van een bestaande school betrekking heeft op een school die het schooljaar voordien niet of enkel als privé school bestond (m.a.w. nog niet erkend en ipso facto nog niet gefinancierd of gesubsidieerd), beslist de Vlaamse Regering:

1) uiterlijk 31 augustus voorafgaand aan de opstart over de voorlopige erkenning;

2) uiterlijk 31 maart van het eerste schooljaar over de definitieve erkenning vanaf het tweede schooljaar.

3. Programmatie van structuuronderdelen voor voltijds gewoon secundair onderwijs.

3.1. Omschrijving.

Structuuronderdeel is een gemeenschappelijk begrip voor eerste leerjaar A, eerste leerjaar B, basisoptie, studierichting, Se-n-Se, specialisatiejaar, voorbereidend leerjaar op het hoger onderwijs en derde leerjaar van de derde graad bso, niet georganiseerd als een specialisatiejaar (= naamloos leerjaar).

Onder programmatie van een structuuronderdeel wordt de oprichting verstaan van een op 1 oktober van de twee onmiddellijk voorafgaande schooljaren niet georganiseerd en/of louter erkend structuuronderdeel, met de bedoeling dit structuuronderdeel voor financiering (gemeenschapsonderwijs) of subsidiëring (overige netten) in aanmerking te laten komen. Voor wat betreft een gelijknamig structuuronderdeel dat zich over de twee leerjaren van de tweede of de derde graad uitstrekt, hebben de woorden "niet georganiseerd" betrekking op het eerste leerjaar van die graad. Als echter, in afwijking van het voorgaande, het tweede leerjaar van een dergelijk structuuronderdeel op een andere vestigingsplaats wordt georganiseerd dan het eerste leerjaar van dat structuuronderdeel van diezelfde graad, hebben de woorden “niet georganiseerd” voor desbetreffende vestigingsplaats betrekking op het tweede leerjaar van die graad.

De programmatie van een structuuronderdeel dat zich uitstrekt over het eerste en tweede leerjaar van de tweede graad resp. de derde graad, gebeurt hetzij progressief, hetzij door gelijktijdige opstart van beide leerjaren, hetzij door slechts één van beide leerjaren in te richten. Het structureel inrichten van slechts één leerjaar op een bepaalde vestigingsplaats, in het kader van het lokale schoolbeleid, is enkel mogelijk in het geval van een school met meerdere vestigingsplaatsen waarbij op globaal schoolniveau (alle vestigingsplaatsen samen genomen) beide leerjaren van een structuuronderdeel wél worden ingericht. De studiecontinuïteit van leerlingen moet immers gegarandeerd zijn.

Een structuuronderdeel/leerjaar waarin op 1 oktober (of 1 maart, in het geval een Se-n-Se pas op 1 februari is opgestart) geen leerlingen zijn ingeschreven, kan nadien in de loop van het schooljaar niet meer worden (her)opgestart.

In een aantal gevallen is de regeling nog iets specifieker.

1) Onder programmatie van een Se-n-Se, wordt de oprichting verstaan van de op 1 oktober en 1 maart van de twee onmiddellijk voorafgaande schooljaren niet georganiseerde en/of louter erkende Se-n-Se, met de bedoeling die voor financiering of subsidiëring in aanmerking te laten komen.

2) Onder programmatie van een structuuronderdeel met in de benaming de component "topsport", wordt de oprichting verstaan van een op 1 oktober van de zes onmiddellijk voorafgaande schooljaren niet georganiseerd en/of louter erkend structuuronderdeel, met de bedoeling dit structuuronderdeel voor financiering of subsidiëring in aanmerking te laten komen. Opdat de heroprichting van een structuuronderdeel (met topsport) niet als een programmatie wordt beschouwd, moet de betrokken school ten minste één sportdiscipline organiseren die eerder ook al aan die school werd toegewezen.

3) De concordantie van één bestaande naar één nieuwe benaming wordt niet als programmatie beschouwd. In het kader van de progressieve modernisering worden de bestaande benamingen van structuuronderdelen (cfr. omzendbrief SO 60) verplicht omgezet naar nieuwe benamingen, de zogenaamde "concordantie". De concordantietabellen, althans voor het voltijds gewoon secundair onderwijs, gaan in bijlage 3.

Uit de tabellen blijkt dat de concordantie soms een één-op-één relatie is maar soms ook keuzemogelijkheden voorziet. Wil het schoolbestuur uit die mogelijkheden diverse keuzes maken, dan gelden vanaf de tweede keuze wel de programmatieregels.

4) De organisatie van een duaal structuuronderdeel valt niet onder programmatie als de aanbieder het desbetreffend structuuronderdeel al experimenteel op 1 oktober 2018 (of 1 maart 2019, in het geval een Se-n-Se pas op 1 februari 2019 is opgestart) heeft ingericht én het niet twee aansluitende schooljaren heeft onderbroken. (Het driejarig tijdelijk project duaal leren is per 1 september 2019 overgegaan in een organiek systeem).

5) De heroprichting van een niet-duaal structuuronderdeel, na onderbreking ten gevolge van de oprichting op dezelfde vestigingsplaats van een inhoudelijk verwant duaal structuuronderdeel, valt niet onder programmatie.

6) In het tweede leerjaar van de eerste graad bestaat voor sommige basisopties de mogelijkheid om de overeenkomstige doelen te realiseren door middel van pakketten. Een pakket bestaat uit een of meer vakken.

Belangrijk is dat pakketten geen structuuronderdelen zijn en bijgevolg niet het voorwerp van programmatie uitmaken. AGODI vraagt het eventuele aanbod van pakketten aan een school op.

3.2. Programmatie per afzonderlijke vestigingsplaats.

Bij de hiernavolgende principes wordt, vanuit het oogpunt van vestigingsplaats, een onderscheid gemaakt tussen wat wél en wat niet programmatie is. Elke concrete situatie waarbij het aanbod van structuuronderdelen en/of vestigingsplaatsen van een school wijzigt, zal ofwel onder categorie 1 ofwel onder categorie 2 vallen.

3.2.1. Categorie 1: programmatie.

Het programmatieconcept wordt toegepast op elke afzonderlijke vestigingsplaats. Bij elke aanvraag of melding van programmatie die bij AGODI wordt ingediend, moet het schoolbestuur opgeven op welke vestigingsplaats (= één adres) of vestigingsplaatsen de programmatie slaat. Het gaat dan om programmatie van structuuronderdelen als bedoeld in de rubrieken 3.3. tot en met 3.8. van deze omzendbrief, d.w.z. niet het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers. Ook elke uitbreiding van een door de school reeds ingericht structuuronderdeel naar een andere vestigingsplaats is een nieuwe programmatie; programmatie hoeft dus niet per se een voor de school nieuw structuuronderdeel te zijn, maar het kan ook een verplaatsing of uitbreiding naar een of meer andere locaties betekenen. Aandacht: de omzendbrief SO 42 bevat de nieuwe en ruimere invulling van het begrip "vestigingsplaats".

Over een aanvraag tot programmatie waarbij meerdere vestigingsplaatsen zijn opgegeven, kan de Vlaamse Regering beslissen om deze programmatie volledig goed te keuren of te weigeren, maar evenzeer om de programmatie in de ene vestigingsplaats wél en in de andere niet te aanvaarden.

3.2.2. Categorie 2: geen programmatie.

In afwijking van wat in rubriek 3.2.1. is vermeld, zijn er toch wijzigingen van het aanbod van structuuronderdelen en/of vestigingsplaatsen van een school die niet als programmatie worden beschouwd. Hierna het overzicht.

1) De opstart van een structuuronderdeel, dat door de school al werd georganiseerd op 1 oktober 2019 en/of 1 oktober 2020, dat de school sindsdien onafgebroken heeft aangeboden (zonder herprogrammatie), en in een of meer vestigingsplaatsen die de school in het schooljaar 2022-2023 in gebruik heeft maar waar dat structuuronderdeel nog niet werd georganiseerd, is geen programmatie op voorwaarde dat elke vestigingsplaats van die school gelegen is binnen een gemeente die minder dan 70.000 inwoners telt. Voor deze opstart moet geen melding gebeuren.

2) Zoals eerder in deze omzendbrief vermeld, is heropstart van een structuuronderdeel na één jaar onderbreking geen programmatie. Een heropstart in een later schooljaar daarentegen is dus wél een programmatie. Het studieaanbod wordt daarbij niet op schoolniveau maar op niveau van elke aparte vestigingsplaats bekeken.

3) In uitzonderlijke omstandigheden is de opstart van een structuuronderdeel, dat door de school al werd georganiseerd op 1 oktober 2019 en/of 1 oktober 2020, in een of meer vestigingsplaatsen die de school in het schooljaar 2022-2023 nog niet in gebruik heeft, geen programmatie als aan volgende gezamenlijke voorwaarden is voldaan:

a) de uitzonderlijke omstandigheden houden verband met capaciteitsnoden, infrastructuurproblemen of verhuis;

b) het schoolbestuur dient een gemotiveerde aanvraag in bij AGODI, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling terzake in het bevoegde lokaalcomité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. De aanvraag gebeurt door middel van het modelformulier in bijlage 4 (kruis eerste optie aan bij vraag 3);

c) de aanvraag voor het structuuronderdeel gebeurt tezamen met de aanvraag voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats (zie: omzendbrief SO 42) en kan op elk moment van het schooljaar;

d) de Vlaamse Regering neemt een gunstige beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de onderwijsinspectie en AGODI. Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd.

4) In uitzonderlijke omstandigheden is de opstart van een structuuronderdeel, dat door de school werd geprogrammeerd in een of meer vestigingsplaatsen die destijds niet in de programmatie waren opgenomen, geen programmatie als aan volgende gezamenlijke voorwaarden is voldaan:

a) de uitzonderlijke omstandigheden houden verband met capaciteitsnoden, infrastructuurproblemen of verhuis;

b) het schoolbestuur dient een gemotiveerde aanvraag in bij AGODI, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling terzake in het bevoegde lokaalcomité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. De aanvraag gebeurt door middel van het modelformulier in bijlage 4 (kruis tweede optie aan bij vraag 3);

c) de aanvraag voor het structuuronderdeel gebeurt in voorkomend geval tezamen met de aanvraag voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats (zie: omzendbrief SO 42) en kan op elk moment van het schooljaar;

d) de Vlaamse Regering neemt een gunstige beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de onderwijsinspectie en AGODI. Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd.

3.3. Structuuronderdelen die vrij programmeerbaar zijn.

3.3.1. Structuuronderdelen.

Per 1 september 2023 zijn vrij programmeerbaar:

- eerste leerjaar A

- eerste leerjaar B

- tweede leerjaar A: basisopties:

1) Economie en organisatie

2) Klassieke talen (Grieks en Latijn)

3) Maatschappij en welzijn

4) Moderne talen en wetenschappen

5) Rudolf Steinerpedagogie

6) Stem-technieken (toepassingsgericht)

7) Stem-wetenschappen (meer conceptueel)

8) Yeshiva

- tweede leerjaar B: basisopties:

1) Economie en organisatie

2) Maatschappij en welzijn

3) Opstroomoptie

4) Stem-technieken

- derde leerjaar van de derde graad: naamloos leerjaar bso.

Het naamloos leerjaar is de voorloper van het structuuronderdeel dat binnen de modernisering volgt op studierichtingen met finaliteit arbeidsmarkt van het eerste en tweede leerjaar van de derde graad en dat leidt tot een diploma dat toegang verleent tot een bacheloropleiding. De programmatie wordt zodoende opgevat als een "voorbereiding op" of een "zetten naar" de toekomstige lokale invulling van het gemoderniseerd secundair studieaanbod. Op die manier kunnen scholen zich nu al in een bepaalde richting profileren of herprofileren, zij het zonder enig engagement naar het toekomstig studieaanbod.

3.3.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar aan AGODI gemeld door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs.

Bij die melding gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

3.4. Structuuronderdelen van de eerste graad die programmeerbaar zijn op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

3.4.1. Structuuronderdelen.

Per 1 september 2023 zijn programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering:

- tweede leerjaar A: basisopties:

1) Freinetpedagogie

2) Kunst en creatie

3) Sport

4) Topsport

5) Voeding en horeca

- tweede leerjaar B: basisopties:

1) Kunst en creatie

2) Sport

3) Voeding en horeca

Bovenstaande basisopties zijn niche-basisopties, wat er op wijst dat er omwille van macrodoelmatigheid een aanbodbeperking geldt. De Vlaamse Regering houdt daar rekening mee bij haar beslissing over de programmatie.

Wanneer de school het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

3.4.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Bij die aanvraag gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

De aanvraag moet worden gemotiveerd en houdt in elk geval rekening met alle volgende gezamenlijke criteria:

1) de eventuele beperkingen of voorwaarden (zoals frequentie, geografische inplanting ……) die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van het structuuronderdeel zijn gekoppeld;

2) de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;

3) de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;

4) de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de school of binnen de scholengemeenschap;

5) als het structuuronderdeel (ook) arbeidsmarktgericht is:

a) de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van het geprogrammeerde structuuronderdeel;

b) de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;

6) de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod.

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI.

Deze adviezen moeten toelaten de onderwijskundige, juridische en, eventueel, arbeidsmarktgerichte aspecten van het programmatiedossier nader in kaart te brengen.

Met kennisname van de adviezen en rekening houdend met alle bovenstaande criteria neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar een beslissing.

3.5. Niet-duale structuuronderdelen van de tweede graad en derde graad (met uitzondering van het derde leerjaar van de derde graad) die programmeerbaar zijn op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

3.5.1. Structuuronderdelen.

Per 1 september 2023 zijn niet-duale structuuronderdelen van de tweede graad en de derde graad programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering.

Wanneer de school het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

3.5.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Bij die aanvraag gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

De aanvraag moet worden gemotiveerd en houdt in elk geval rekening met alle volgende gezamenlijke criteria:

1) de eventuele beperkingen of voorwaarden (zoals frequentie, geografische inplanting ……) die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van het structuuronderdeel zijn gekoppeld;

2) de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;

3) de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;

4) de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de school of binnen de scholengemeenschap;

5) als het structuuronderdeel (ook) arbeidsmarktgericht is:

a) de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van het geprogrammeerde structuuronderdeel;

b) de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;

6) de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod.

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI;

3) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), doch enkel in geval van een structuuronderdeel met dubbele finaliteit of finaliteit arbeidsmarkt.

Deze adviezen moeten toelaten de onderwijskundige, juridische en, eventueel, arbeidsmarktgerichte aspecten van het programmatiedossier nader in kaart te brengen.

Met kennisname van de adviezen en rekening houdend met alle bovenstaande criteria neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar een beslissing.

3.6. Niet-duale structuuronderdelen van het derde leerjaar van de derde graad die programmeerbaar zijn op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

3.6.1. Structuuronderdelen.

Per 1 september 2023 zijn niet-duale structuuronderdelen van het derde leerjaar van de derde graad programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering.

Wanneer de school het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

3.6.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar voor programmaties per 1 september respectievelijk uiterlijk 30 september van het lopend schooljaar voor programmaties van Se-n-Se per 1 februari.

Bij die aanvraag gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

Naast vermelding van de vooropgestelde concordantie, moet de aanvraag worden gemotiveerd en houdt ze in elk geval rekening met alle volgende gezamenlijke criteria:

1) de eventuele beperkingen of voorwaarden (zoals frequentie, geografische inplanting ……) die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van het structuuronderdeel zijn gekoppeld;

2) de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;

3) de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;

4) de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de school of binnen de scholengemeenschap;

5) als het structuuronderdeel (ook) arbeidsmarktgericht is:

a) de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van het geprogrammeerde structuuronderdeel;

b) de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;

6) de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod.

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI.

Deze adviezen moeten toelaten de onderwijskundige, juridische en, eventueel, arbeidsmarktgerichte aspecten van het programmatiedossier nader in kaart te brengen.

Met kennisname van de adviezen en rekening houdend met alle bovenstaande criteria neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar respectievelijk 15 december van het lopend schooljaar voor programmaties van Se-n-Se per 1 februari een beslissing.

3.7. Duale structuuronderdelen van de tweede en derde graad die programmeerbaar zijn op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

3.7.1. Structuuronderdelen en aanbieders.

Per 1 september 2023 zijn duale structuuronderdelen, waarvoor de Vlaamse Regering standaardtrajecten heeft goedgekeurd, programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering. Duale structuuronderdelen zijn herkenbaar door het begrip "duaal" dat in hun benaming voorkomt. Voor elk duaal structuuronderdeel is er een eenvormig traject (= standaardtraject) dat de minimale inhoudelijke en organisatorische modaliteiten van het traject bevat.

Uit het oogpunt van onderwijsstructuur kaderen duale structuuronderdelen van de tweede graad (eerste en tweede leerjaar) vanaf 1 september 2022 binnen het gemoderniseerd secundair onderwijs. Vanaf 1 september 2023 kaderen de duale structuuronderdelen van het eerste leerjaar van de derde graad binnen het gemoderniseerd secundair onderwijs. De duale structuuronderdelen van het tweede leerjaar van de derde graad zijn dan nog ondergebracht in de niet-gemoderniseerde structuur al zijn ook die structuuronderdelen qua benaming en inhoud al wel in belangrijke mate gemoderniseerd. Dit houdt verband met het feit dat het "duaal" concept relatief nieuw is in het Vlaams secundair onderwijs.

Duale structuuronderdelen zijn altijd voltijds secundair onderwijs maar kunnen worden ingericht door scholen voor voltijds secundair onderwijs, door centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en door centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen. De programmatieregels gelden voor elk van deze aanbieders !

Daar waar aan een voltijds secundaire school een niet-autonoom centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is verbonden, heeft de programmatie betrekking op de school én op het centrum maar beslist het bestuur, in het geval de programmatie is goedgekeurd, waar het structuuronderdeel wordt ingericht. Gezien op het vlak van programmatie de voltijdse school en het eraan verbonden centrum als één instelling worden beschouwd, worden - doch enkel voor wat duale structuuronderdelen betreft - de vestigingsplaatsen van de voltijdse school ook geacht de vestigingsplaatsen te zijn van het centrum en vice versa. Dit betekent dat bij een goedgekeurde programmatie (of na concordantie) op deze vestigingsplaats het centrum of de voltijdse school het duale structuuronderdeel kan inrichten. Indien de vestigingsplaats van het centrum verschilt van deze van de voltijdse school, heeft de programmatie (of concordantie) van het duale structuuronderdeel enkel maar betrekking op de vestiging aan wie deze werd toegekend.

Wanneer de school of het centrum het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

3.7.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar voor programmaties per 1 september respectievelijk uiterlijk 30 september van het lopend schooljaar voor programmaties van Se-n-Se per 1 februari.

Bij die aanvraag gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

De aanvraag moet worden gemotiveerd en houdt in elk geval rekening met alle volgende gezamenlijke criteria:

1) de eventuele beperkingen of voorwaarden (zoals frequentie, geografische inplanting ……) die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van het structuuronderdeel zijn gekoppeld;

2) de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;

3) de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;

4) de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de aanbieder duaal leren of binnen de scholengemeenschap;

5) de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van het geprogrammeerde structuuronderdeel;

6) de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;

7) de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod;

8) de afstemming binnen het overlegforum duaal leren waaronder de school of het centrum, als aanbieder, ressorteert (in bijlage 5 zijn de contactpersonen opgenomen van de verschillende overlegfora).

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen(SERV);

3) de onderwijsinspectie en AGODI.

Deze adviezen moeten toelaten de onderwijskundige, arbeidsmarktgerichte én juridische aspecten van het programmatiedossier nader in kaart te brengen.

Met kennisname van de adviezen en rekening houdend met alle bovenstaande criteria neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar respectievelijk 15 december van het lopend schooljaar voor programmaties van Se-n-Se per 1 februari een beslissing.

3.8. Niet-duale structuuronderdelen die programmeerbaar zijn omwille van studiecontinuïteit en op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

3.8.1. Structuuronderdelen.

Per 1 september 2023 zijn structuuronderdelen van het (nog) niet-gemoderniseerde derde leerjaar van de derde graad bso programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering.

De programmatie wordt opgevat als een "noodzaak" om, na verleende programmatie van een structuuronderdeel van de derde graad bso, de studiecontinuïteit van de leerlingen te garanderen binnen de school of scholengemeenschap vanaf het schooljaar dat onmiddellijk volgt op de volledige uitbouw van het eerder geprogrammeerd structuuronderdeel. De studiecontinuïteit strekt ertoe om de leerlingen de mogelijkheid te bieden om binnen de school of scholengemeenschap het diploma van secundair onderwijs bso te verwerven. Het principe van rechtsbescherming ligt aan de basis van deze maatregel. Programmatie omwille van studiecontinuïteit moet, zoals gezegd, zijn ingegeven vanuit absolute noodzaak en kan niet zonder meer neerkomen op een verruiming van het al aanwezige aanbod.

Wanneer de school of centrum het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

3.8.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Bij die aanvraag gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI.

Met kennisname van de adviezen neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar een beslissing.

3.9. Programmatie van het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers.

De programmatie van het structuuronderdeel "onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers" kan gans het schooljaar door aan AGODI worden aangevraagd door middel van het modelformulier in bijlage 6.

Bijzonder is dat de programmatie uitgaat:

1) hetzij "namens de scholengemeenschap" van een bepaald schoolbestuur (van de school die als contactschool geldt). De aanvraag heeft dus geen betrekking op een individueel schoolbestuur. In het geval van toelating tot programmatie wordt op het niveau van de scholengemeenschap zelf bepaald in welke scholen van die scholengemeenschap onthaalonderwijs wordt ingericht. Ook een herschikking van dat aanbod is toegelaten;

2) hetzij van een schoolbestuur voor een school die niet tot een scholengemeenschap behoort.

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het spoedadvies (binnen 10 werkdagen) in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI.

Met kennisname van de adviezen neemt de Vlaamse Regering een beslissing uiterlijk twee maanden na de ingediende aanvraag. Die beslissing is gebaseerd op de verwachte instroom van anderstalige nieuwkomers versus het al dan niet behoeften dekkend bestaande aanbod van onthaalonderwijs. Bij gunstige beslissing bepaalt de Vlaamse Regering tevens vanaf welk tijdstip het onthaaljaar kan worden opgericht.

4. Programmatie van opleidingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

4.1. Omschrijving.

De programmatienormen voor opleidingen gelden niet alleen voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs maar ook voor de leertijd, hoewel de leertijd niet door deze omzendbrief wordt gevat.

Onder programmatie van een opleiding wordt de oprichting verstaan van een op 1 oktober van de twee onmiddellijk voorafgaande schooljaren niet georganiseerde en/of louter erkende opleiding, met de bedoeling deze opleiding voor financiering (gemeenschapsonderwijs) of subsidiëring (overige netten) in aanmerking te laten komen. Hoewel 1 oktober een referentiemoment is op het vlak van programmaties en een programmeerbare opleiding niet meer na 1 oktober kan worden opgestart, is elke opstart (met ten minste één regelmatige leerling) - die niet onder de definitie van "programmatie" valt - van een opleiding na 1 oktober in het stelsel van leren en werken wél toegelaten. Dit verschilt van de regeling in het voltijds secundair onderwijs.

Op het vlak van programmatie wordt een onderscheid gemaakt tussen vrij programmeerbaar, programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering en niet programmeerbaar. Dit onderscheid is gebaseerd op een lijst bestaande uit 29 genummerde clusters van inhoudelijk verwante opleidingen en een extra cluster, nummer 30, met resterende niet-verwante opleidingen. Die lijst gaat in bijlage 7 bij deze omzendbrief. De opleidingen die in deze lijst niet voorkomen zijn niet-programmeerbaar; het betreft opleidingen die in het kader van de modernisering van het secundair onderwijs op termijn niet geconcordeerd of omgezet maar geschrapt zullen worden.

4.2. Opleidingen die vrij programmeerbaar zijn.

4.2.1. Opleidingen.

Een opleiding is vrij programmeerbaar als het centrum uit diezelfde cluster (uit de reeks 1 tot en met 29) waartoe die opleiding behoort, al een of meer andere opleidingen organiseert op 1 oktober van het voorafgaand en/of daaraan voorafgaand schooljaar.

Een vrije programmatie van een of meer opleidingen uit een bepaalde cluster zal bijgevolg ook nodig zijn als uit diezelfde cluster op 1 oktober van het voorafgaand of daaraan voorafgaand schooljaar ten minste één opleiding wel wordt georganiseerd maar de te programmeren opleidingen in desbetreffend schooljaar pas na 1 oktober worden aangeboden.

4.2.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar aan AGODI gemeld door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs.

Bij die melding gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als het centrum tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

4.3. Opleidingen die programmeerbaar zijn op voorwaarde van goedkeuring door de Vlaamse Regering.

4.3.1. Opleidingen.

In volgende twee gevallen is een opleiding programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering:

1° als het centrum uit diezelfde cluster waartoe die opleiding behoort, nog geen andere opleidingen organiseert op 1 oktober van het voorafgaand en/of daaraan voorafgaand schooljaar;

2° als de opleiding behoort tot cluster nummer 30 (pro memorie: steeds met in acht name dat de opleiding in kwestie op 1 oktober van de twee onmiddellijk voorafgaande schooljaren niet wordt georganiseerd).

Wanneer het centrum het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel, heeft ze de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

4.3.2. Administratieve procedure.

De programmatie wordt bij AGODI aangevraagd door middel van een digitaal formulier in Mijn Onderwijs, uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Bij die melding gaan het protocol van de personeelsonderhandelingen en, als het centrum tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het PV-scholengemeenschap.

De aanvraag moet worden gemotiveerd en houdt in elk geval rekening met alle volgende gezamenlijke criteria:

1) de eventuele beperkingen of voorwaarden (zoals frequentie, geografische inplanting ……) die vanuit macrodoelmatigheid aan het aanbod van de opleiding zijn gekoppeld;

2) de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften voor het aanbod van secundair onderwijs in de onderwijszone in kwestie met het oog op vervolgonderwijs of toetreding tot de arbeidsmarkt;

3) de keuzevrijheid van ouders en leerlingen;

4) de studiecontinuïteit van leerlingen binnen de aanbieder of binnen de scholengemeenschap;

5) de getroffen voorbereidingen op het vlak van materiële infrastructuur en leermiddelen die voldoende en gepast zijn met het oog op de te verwerven competenties van de geprogrammeerde opleiding;

6) de aantoonbare samenwerkingsmogelijkheden met lokale arbeidsmarktactoren en de bedrijfswereld;

7) de afspraken die met andere lokale onderwijsinrichters, binnen en buiten de scholengemeenschap in kwestie, zijn gemaakt over een rationeel en transparant studieaanbod;

8) de afstemming binnen het overlegforum waaronder het centrum, als aanbieder, ressorteert (in bijlage 5 zijn de contactpersonen opgenomen van de verschillende overlegfora).

Over de aanvraag wint de Vlaamse Regering het advies in van:

1) de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR);

2) de onderwijsinspectie en AGODI.

Deze adviezen moeten toelaten de onderwijskundige, arbeidsmarktgerichte én juridische aspecten van het programmatiedossier nader in kaart te brengen.

Met kennisname van de adviezen en rekening houdend met alle bovenstaande criteria neemt de Vlaamse Regering uiterlijk 31 maart van het voorafgaand schooljaar een beslissing.

5. Bijlagen.