Besluit van de Vlaamse Regering
[betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs]
.
goedkeuringsdatum
14 JUNI 1989
publicatiedatum
B.S.31/08/1989
datum laatste wijziging
19/10/2023
COORDINATIE
(1)
B.Vl.R. van 31/07/1990 (B.S. 01/11/1990)
(2)
B.Vl.R. van 26/09/1990 (B.S. 16/03/1991)
(3)
B.Vl.R. van 12/06/1991 (B.S. 12/10/1991)
(4)
B.Vl.R. van 19/12/1991 (B.S. 24/06/1992; err. B.S. 27/08/1992)
(5)
B.Vl.R. van 15/07/1992 (B.S. 18/09/1992)
(6)
B.Vl.R. van 03/02/1993 (B.S. 30/04/1993)
(7)
B.Vl.R. van 07/07/1993 (B.S. 21/10/1993)
(8)
B.Vl.R. van 15/09/1993 (B.S. 13/01/1994)
(9)
B.Vl.R. van 18/05/1994 (B.S. 04/08/1994)
(10)
B.Vl.R. van 07/09/1994 (B.S. 28/10/1994)
(11)
B.Vl.R. van 14/12/1994 (B.S. 24/03/1995)
(12)
B.Vl.R. van 25/01/1995 (B.S. 08/09/1995)
(13)
B.Vl.R. van 12/06/1995 (B.S. 15/09/1995)
(14)
B.Vl.R. van 28/07/1995 (B.S. 09/12/1995)
(15)
B.VLR. van 31/01/1996 (B.S. 20/03/1996)
(16)
B.Vl.R. van 09/07/1996 (B.S. 29/08/1996)
(17)
B.Vl.R. van 15/04/1997 (B.S. 10/07/1997)
(18)
B.Vl.R. van 07/10/1997 (B.S. 19/11/1997)
(19)
B.Vl.R. van 04/11/1997 (B.S. 09/03/1998)
(20)
B.Vl.R. van 31/08/1999 (B.S. 23/03/2000)
(21)
B.Vl.R. van 11/01/2002 (B.S. 19/02/2002)
detail
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs ;
(22)
B.Vl.R. van 11/01/2002 (B.S. 26/03/2002)
(23)
B.Vl.R. van 14/03/2003 (B.S. 09/07/2003)
(24)
B.Vl.R. van 21/11/2003 (B.S. 11/02/2004)
(25)
B.Vl.R. van 28/11/2003 (B.S. 29/11/2004)
(26)
B.Vl.R. van 23/09/2005 (B.S. 22/12/2005)
(27)
B.Vl.R. van 01/09/2006 (B.S. 14/12/2006)
(28)
B.Vl.R. van 09/11/2007 (B.S. 25/01/2008)
(29)
B.Vl.R. van 24/10/2008 (B.S. 15/01/2009)
(30)
B.Vl.R. van 24/04/2009 (B.S. 16/06/2009)
(31)
B.Vl.R. van 04/09/2009 (B.S. 07/12/2009)
(32)
B.Vl.R. van 17/09/2010 (B.S. 09/11/2010)
(33)
B.Vl.R. van 27/05/2011 (B.S. 20/06/2011)
(34)
B.Vl.R. van 15/07/2011 (B.S. 09/09/2011)
(35)
B.Vl.R. van 07/09/2012 (B.S. 24/10/2012)
(36)
B.Vl.R. van 06/09/2013 (B.S. 11/10/2013)
(37)
B.Vl.R. van 05/09/2014 (B.S. 04/12/2014)
(38)
B.Vl.R. van 17/07/2015 (B.S. 18/08/2015)
(39)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 14/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 ;
(40)
B.Vl.R. van 10/03/2017 (B.S. 21/04/2017)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving betreffende de nuttige ervaring en de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het niet-hoger onderwijs ;
(41)
B.Vl.R. van 24/05/2019 (B.S. 29/08/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van instellingen voor secundair onderwijs en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs ;
(42)
B.Vl.R. van 29/03/2019 (B.S. 26/06/2019)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten wat betreft de aanpassing aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs en tot toekenning van een bijkomende lineaire loonsverhoging en een bijkomende baremieke verhoging ter uitvoering van cao XI onderwijs, cao IV basiseducatie en cao V hoger onderwijs ;
(43)
B.Vl.R. van 26/06/2020 (B.S. 13/08/2020)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving over de bekwaamheidsbewijzen
en salarisschalen van de personeelsleden van de onderwijsinstellingen voor gewoon secundair onderwijs en de
leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars ;
(44)
B.Vl.R. van 09/07/2021 (B.S. 06/08/2021)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van
14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs ;
(45)
B.Vl.R. van 03/09/2021 (B.S. 14/10/2021)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten
van de Vlaamse Regering over ICT-coördinatie ;
(46)
B.Vl.R. van 22/04/2022 (B.S. 22/09/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van maatregelen uit cao V voor de basiseducatie, cao VI voor het hoger onderwijs en cao XII voor de andere onderwijsniveaus die uitwerking hebben op 1 september 2021 en 1 januari 2022 ;
(47)
B.Vl.R. van 09/09/2022 (B.S. 14/12/2022)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van dringende maatregelen
om het lerarenambt in het basis- en secundair onderwijs te herwaarderen
;
(48)
B.Vl.R. van 14/07/2023 (B.S. 31/08/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering over de onderwijsinternaten ;
(49)
B.Vl.R. van 08/09/2023 (B.S. 19/10/2023)
detail
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de regelgeving
over de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen in het secundair onderwijs ;
De Vlaamse Regering,
Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige
bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op de artikelen 12 bis,
§ 2, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973, en 29;
Gelet op de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der
personeelsleden van het Rijksonderwijs, laatst gewijzigd bij het koninklijk
besluit nr. 456 van 10 september 1986, inzonderheid op de artikelen 1, 4 en 5;
Gelet op het bijzonder decreet van 19 december
1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid
op artikel 55, § 1;
Gelet op het protocol
van 17 mei 1989 houdende de conclusies van de onderhandelingen in het
Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten (Comité A);
Gelet op het akkoord van de Gemeenschapsminister
van Begroting, gegeven op 3 mei 1989;
Gelet op
het akkoord van de Gemeenschapsminister van Binnenlandse Aangelegenheden en
Openbaar Ambt, gegeven op 11 mei 1989;
Gelet op
het advies van de Raad van State;
Op de
voordracht van de Gemeenschapsminister van Onderwijs;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing
op de personeelsleden die behoren tot de categorieën van het bestuurs- en
onderwijzend personeel
[
[...]
en van het
ondersteunend personeel]
van de door de Vlaamse Gemeenschap
georganiseerde en gesubsidieerde onderwijsinstellingen
[voor voltijds secundair
onderwijs
[en voor deeltijds beroepssecundair onderwijs]
.]
[Het is niet van toepassing op de personeelsleden van het
buitengewoon secundair onderwijs
[...]
. Het is evenmin van toepassing op de
godsdienstleraars, met uitzondering van de bepalingen van artikel 12 en 13.]
Art. 2.
§ 1.
Onverminderd de toepassing van artikel 9 van dit besluit, kan geen
[salaris]
noch
[salaristoelage]
worden verleend voor een
personeelslid dat tewerkgesteld wordt in een door de Vlaamse Gemeenschap
georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling, tenzij het personeelslid
in het bezit is van een van de bekwaamheidsbewijzen die in hoofdstuk II van dit
besluit voor de onderscheiden ambten en vakken zijn bepaald.
Deze bekwaamheidsbewijzen worden ingedeeld in :
- vereiste bekwaamheidsbewijzen;
-
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen;
- andere
bekwaamheidsbewijzen.
§ 2. In
afwijking van § 1 kan de
[Vlaamse minister, bevoegd voor het
Onderwijs]
ieder bekwaamheidsbewijs dat niet is opgenomen in hoofdstuk II
van dit besluit, beschouwen als een vereist, een voldoende geacht of een ander
bekwaamheidsbewijs, indien er geen enkel in artikel 6 bepaald basisdiploma in
de betrokken specialiteit wordt uitgereikt.
§ 3. Onder door
de Vlaamse Regering nader te bepalen voorwaarden kan een personeelslid, dat een
bekwaamheidsbewijs bezit dat is opgenomen in hoofdstuk II van dit besluit, een
andere onderwijsbevoegdheid verwerven door een door de
[Vlaamse minister,
bevoegd voor het Onderwijs]
erkende navorming
[of nascholing]
te
volgen.
Art. 3.
§ 1. Een
bekwaamheidsbewijs bestaat uit een basisdiploma, eventueel aangevuld met een
bewijs van pedagogische bekwaamheid en/of nuttige ervaring.
[Voor de gevallen
waarin toepassing wordt gemaakt van artikel 5bis kan een bekwaamheidsbewijs
bestaan uit artistieke
ervaring.]
§ 2.
[Onder
bewijs van pedagogische bekwaamheid wordt verstaan :
1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair
onderwijs;
2° het diploma van geaggregeerde
voor het lager secundair onderwijs;
3° het
diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;
4° het getuigschrift van middelbare technische
normaalleergangen;
5° het getuigschrift van
normaalleergangen;
6° het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid;
7° het
getuigschrift van pedagogische leergangen;
8°
het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1;
9° het diploma van geaggregeerde voor het
secundair onderwijs-groep 2;
10° het diploma
van bachelor in het onderwijs : secundair onderwijs;
11°
[het diploma van educatieve master;]
[...]
19° het diploma van
leraar, uitgereikt door een specifieke lerarenopleiding, zoals bepaald in het
decreet van 15 december 2006 betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen,
met uitzondering van het diploma van leraar dans.
]
[§ 3.
[Voor de
houder van het diploma van licentiaat, die tevens houder is van een diploma of
getuigschrift, genoemd in § 2, wordt dit laatste gelijkgesteld met het
diploma van GHSO of GVO.]
]
[
§ 3bis. Het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs en het diploma van educatief
graduaat in het secundair onderwijs worden ook als een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschouwd,
behalve als aan al de volgende voorwaarden is voldaan :
1° het betreft een opdracht in een algemeen vak of een gelijknamig technisch of praktisch toegepast vak in
de derde graad aso, tso of kso;
2° het voormelde diploma wordt gecombineerd met een basisdiploma van master als vermeld in artikel 6,
§ 1, 2bis, van dit besluit, dat uitgereikt is na het academiejaar 2022-2023.
Als de diploma’s gecombineerd worden met het basisdiploma van master als vermeld in het eerste lid, 2°,
behoren die diploma’s tot de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen.
]
[
§ 4.
[Bij de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen worden het diploma van onderwijzer en van bachelor
in het onderwijs : lager onderwijs en van educatieve bachelor in het lager onderwijs en het diploma van
kleuteronderwijzer en van bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs en van educatieve bachelor in het
kleuteronderwijs ook als een bewijs van pedagogische bekwaamheid beschouwd.
Bij de volgende ambten worden de diploma’s, vermeld in het eerste lid, ook als bewijs van pedagogische
bekwaamheid beschouwd :
1° adjunct-directeur;
2°
[...]
3° coördinator;
4° directeur;
5° technisch adviseur;
6° technisch adviseur-coördinator.
]
]
[
§ 5. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de normaalleergangen, de pedagogische leergangen, het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en de pedagogische getuigschriften uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, ten minste 450 lestijden hebben omvat. In afwijking van artikel 6, § 2, geldt dit vanaf 1 september 1989 ook wanneer ze voor de toepassing van dit besluit beschouwd worden als een basisdiploma.]
[
§ 6. De volgende diploma's of getuigschriften worden eveneens beschouwd als een bewijs van pedagogische bekwaamheid, voor zover ze uitgereikt zijn uiterlijk in het academiejaar 2014-2015 :
1° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding zorgverbreding en remediërend leren;
2° het diploma van bachelor in het onderwijs: zorgverbreding en remediërend leren;
3° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs;
4° het diploma van de voortgezette studie van geaggregeerde voor het buitengewoon onderwijs en remedial teaching;
5° het diploma van de voortgezette studie van remedial teacher;
6° het diploma van de voortgezette lerarenopleiding buitengewoon onderwijs;
7° het diploma van bachelor in het onderwijs: buitengewoon onderwijs;
8° het bekwaamheidsgetuigschrift tot het geven van buitengewoon onderwijs.
]
Art. 4.
§ 1. De in
artikel 3 vermelde basisdiploma's en bewijzen van pedagogische bekwaamheid
moeten uitgereikt zijn, hetzij door een Belgische universiteit of door een door
een wet of decreet daarmee gelijkgestelde instelling of door een door de Staat
of door de Gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende
onderwijsinstelling,
[hetzij door een ambtshalve geregistreerde instelling voor
hoger onderwijs,]
hetzij door een door de Staat of de Gemeenschap
ingestelde examencommissie.
[Ze kunnen eveneens uitgereikt zijn na het volgen
van een opleiding die door wet of decreet gelijkgesteld is met een opleiding
aan een Belgische universiteit of een door de staat of door de gemeenschap
georganiseerde, gesubsidieerde of erkende
onderwijsinstelling.]
§ 2.
[Worden
eveneens aangenomen de in overeenstemming met een buitenlandse regeling
behaalde diploma's en studiegetuigschriften die gelijkwaardig worden verklaard
met een van de dit besluit bedoelde diploma's of studiegetuigschriften :
- krachtens verdragen of internationale
overeenkomsten of;
- met toepassing
[, tot 31 augustus 2011,]
van de
procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de
wet
van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de
buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften of;
- met ingang van 1 september 1995, met toepassing van het
decreet
van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse
Gemeenschap of;
- met ingang van 1 oktober 1992,
met toepassing van het
decreet
van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse
Gemeenschap of;
- met ingang van 1 januari 2003,
met toepassing van het
decreet
van 4 april 2003betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen;
[
- met ingang van 1
september 2011, met toepassing van de
codex
secundair onderwijs
, het
decreet
van 10 juli 2008
betreffende het stelsel van
leren en werken en het
decreet
van 15 juni 2007
betreffende het
volwassenenonderwijs.]
[Diploma's of getuigschriften die buiten België uitgereikt
zijn, worden eveneens aangenomen indien ze vergezeld gaan van een
conformiteitsattest zoals bepaald in het
besluit
van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 betreffende de
omzetting van de Europese Richtlijn 2005/36 voor wervingsambten in het
onderwijs en voor sommige functies in de basiseducatie
[en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen in het onderwijs in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36]
.]
]
[§ 3. De bevoegde instantie van de
niet-confessionele zedenleer, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993
betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken,
heeft de bevoegdheid om de attesten uit te reiken die opgenomen zijn in de
[bijlage 1]
bij dit besluit voor
[het ambt van leraar]
niet-confessionele zedenleer, ter
aanvulling van het
basisdiploma.]
[§ 4.
[Voor de vakken die als algemeen vak worden beschouwd ter uitvoering van artikel 152, tweede lid, van de Codex Secundair onderwijs, alsook voor het algemene vak Nederlands voor nieuwkomers,]
worden eveneens buitenlandse diploma's aangenomen
[als er een
verklaring is bijgevoegd van NARIC-Vlaanderen, waaruit blijkt dat het
buitenlandse diploma erkend is in het land van uitreiking, uitgereikt is door
een in dat land erkende instelling voor hoger onderwijs en dat de studieomvang
vergelijkbaar is met een studieomvang in het hoger onderwijs in de Vlaamse
Gemeenschap]
.]
Art. 5.
[...]
[
Art. 5bis.
§ 1. Voor de leraar in kunstvakken of
kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd in het kunstsecundair
onderwijs kan een bekwaamheidsbewijs bestaan uit artistieke ervaring, erkend
zoals vermeld in dit artikel.
§ 2. Voor de erkenning van de artistieke
ervaring wordt de volgende procedure gevolgd :
1° de
directeur van de instelling waar kunstsecundair onderwijs ingericht wordt, die
de kandidaat wil aanstellen, stelt een dossier samen dat ten minste de volgende
documenten bevat :
a) het curriculum vitae van de kandidaat,
met vermelding van de identiteitsgegevens, opleiding en
werkervaring;
b) een beschrijving van de activiteiten en de
ervaring die voor de erkenning van de artistieke ervaring nuttig kunnen zijn,
eventueel aangevuld met relevante documentatie en
referenties;
c) de erkende artistieke ervaring in het deeltijds
kunstonderwijs als die er is;
d) een nauwkeurige beschrijving
van het vak in het kunstsecundair onderwijs waarvoor de erkenning als
bekwaamheidsbewijs gevraagd wordt :
1) het ambt;
2) de onderwijsvorm;
3) de
graad;
4) de vakbenaming en -rubricering, vermeld in het
besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de
algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken
in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor
voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap,
met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair
onderwijs;
2° de inrichtende macht of haar gemandateerde
roept een adviesverlenende commissie samen, die minstens bestaat uit vier
leden, waarvan :
a) ofwel twee directeurs van instellingen waar
kunstsecundair onderwijs ingericht wordt, ofwel één directeur van
een instelling waar kunstsecundair onderwijs ingericht wordt en
één directeur van een instelling voor deeltijds
kunstonderwijs.
Indien de instelling deel uitmaakt van een
scholengemeenschap, moet het gaan om directeurs van instellingen die tot andere
scholengemeenschappen en andere inrichtende machten en, voor wat het
gemeenschapsonderwijs betreft, tot andere scholengroepen behoren. Indien de
instelling geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap, moet het gaan om
directeurs van instellingen die tot andere inrichtende machten en, voor wat het
gemeenschapsonderwijs betreft, tot andere scholengroepen
behoren;
b) twee docenten, verbonden aan verschillende
[instellingen voor hoger onderwijs]
. Voor de vakken klassieke dans en hedendaagse dans mogen de twee
docenten tot dezelfde
[instelling voor hoger onderwijs]
behoren. Voor een kandidaat die verbonden is
aan een
[instelling voor hoger onderwijs]
waar hoger kunstonderwijs georganiseerd wordt of aan een
hoger instituut of instelling voor hoger kunstonderwijs die de Vlaamse Regering
mee financiert of subsidieert en waarmee ze een beheersovereenkomst heeft
gesloten, hoeven geen docenten van
[instellingen voor hoger onderwijs]
deel uit te maken van de
commissie.
Elk van de leden moet beschikken over de nodige
deskundigheid om te adviseren, rekening houdend met, wat de directeurs betreft,
het opleidingsaanbod van de instellingen en met, wat de docenten betreft, hun
vakgebied.
Als datum van de samenroeping geldt de postdatum van
de schriftelijke uitnodiging aan de commissieleden;
3° de
commissie beoordeelt of de kandidaat op basis van artistieke ervaring beschikt
over de nodige vakbekwaamheid voor het conform 1°, d), omschreven vak in
het kunstsecundair onderwijs. Daarbij houdt de commissie er rekening mee dat de
kandidaat minstens zes jaar artistieke ervaring moet kunnen voorleggen. De
commissie verstrekt binnen negentig dagen een advies waarin ze zich duidelijk
uitspreekt over de erkenning van de artistieke ervaring. Het advies is
bindend;
4° de inrichtende macht beslist op een
gemotiveerde wijze. Daarbij geeft ze de uitzonderlijke toestand weer die ertoe
geleid heeft om tot een aanstelling op basis van artistieke ervaring over te
gaan en toont ze aan dat de kandidaat een autoriteit is in het kunstvak in
kwestie;
5° de beslissing van de inrichtende macht houdt de
erkenning in van de artistieke ervaring van de kandidaat als voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor een conform 1°, d), omschreven vak in het
kunstsecundair onderwijs;
6° de inrichtende macht of haar
gemandateerde deelt de beslissing mee aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten
en voegt een kopie van het advies toe dat tot de beslissing aanleiding gegeven
heeft.
§ 3. Voor een personeelslid dat via de
procedure, vermeld in § 2, een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
verworven heeft, kan een salaris(toelage) uitbetaald worden
:
1° in de salarisschaal 301 voor opdrachten in de eerste
graad en in de tweede graad KSO;
2° in de salarisschaal
302 voor opdrachten in de derde graad
KSO.
]
Art. 6.
[
[§ 1.]
Voor de toepassing van dit
besluit worden als een in artikel 3, § 1 bedoeld basisdiploma beschouwd
:
1. de diploma's van arts, tandarts, dierenarts,
doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de
wetgeving op de academische graden;
2. de andere
diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of
licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee
gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe
gemachtigde instelling of door een door de staat of de gemeenschap opgerichte
examencommissie, indien de duur van de studies ten minste vier jaar bedraagt,
zelfs als een gedeelte van de studies niet in een van de voormelde
onderwijsinstellingen werd volbracht;
[2.bis
[het diploma van master
[met inbegrip van het diploma van educatieve master]
;]
]
3. het diploma van hoger
technisch onderwijs van de derde graad;
4. het
diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad met volledig
leerplan;
5. het diploma van voortgezet hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan;
6. het
diploma van hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een
cyclus van ten minste vijf studiejaren;
7. het
laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na
een cyclus van ten minste vijf studiejaren;
8. de
prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut in
Leuven;
9. het diploma van meester, uitgereikt
overeenkomstig de regelgeving op het hoger onderwijs;
10. het diploma van de officieren die vóór 1 januari
1965 met vrucht hun studies hebben volbracht aan de Oefenschool bij de
Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;
11. het diploma van architect, interieurarchitect
of van industrieel ingenieur;
12. het diploma van
technisch ingenieur;
13. het universitair diploma
van burgerlijk conducteur;
14. het diploma van een
hogere technische school van de tweede graad;
15.
het diploma van het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met volledig
leerplan;
16. het diploma van het hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste
vier studiejaren;
17. het diploma van het hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan voor 1 september 1969 uitgereikt na een
cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende
kunsten;
18. het laureaatsdiploma, uitgereikt
door het Lemmensinstituut in Leuven;
[18bis. het
laureaatsdiploma, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in
Antwerpen;]
19. het diploma van de tweede
cyclus, uiterlijk in het academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk
Muziekconservatorium;
20. het diploma van
binnenhuisontwerper, uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren
door het Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste Kunsten in
Hasselt, het Provinciaal Hoger Architectuurinstituut in Hasselt-Diepenbeek en
het Stedelijk Hoger Architectuurinstituut "De Bijloke" te Gent;
21. het diploma van binnenhuisontwerper, behaald
vóór het academiejaar 1964-1965 en uitgereikt na een cyclus van
ten minste drie studiejaren door het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst
en Stedebouw in Antwerpen;
22. het diploma van
aspirant-officier ter lange omvaart;
23. het
diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;
24. het diploma van het hoger kunstonderwijs van de eerste graad
met volledig leerplan;
25. het diploma van het
hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten
minste twee studiejaren;
26. het diploma van de
eerste cyclus uiterlijk in het academiejaar 1994-1995, uitgereikt door een
Koninklijk Muziekconservatorium, met uitzondering van het diploma van
kandidaat;
27. het diploma van het hoger
onderwijs van het korte type met volledig leerplan;
28. het diploma van een hogere technische school van de eerste
graad;
29. het diploma van
onderwijzer(es);
[29bis. het diploma van bachelor in het
onderwijs : lager onderwijs;]
[29ter. het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs;]
30. het
diploma van kleuteronderwijzer(es);
[30bis. het diploma van
bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs;]
[30ter. het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs;]
31. het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair
onderwijs of het diploma van regent(es);
32. het
diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere
graad of van regentes voor de middelbare scholen;
33. het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch
onderwijs van de lagere graad;
34. het diploma van
een basisopleiding van één cyclus;
[34.bis
[het diploma van professioneel gerichte bachelor]
]
[34ter. het diploma van academisch gerichte bachelor;]
35.
het diploma van gegradueerde in de
godsdienstwetenschappen;
[35bis. het diploma van gegradueerde,
uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs
[met inbegrip van het diploma van educatief graduaat in het secundair
onderwijs]
;]
36. het diploma van geaggregeerde voor het secundair
onderwijsgroep 1;
[36bis. het diploma van bachelor in het
onderwijs : secundair onderwijs;]
[36ter. het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs;]
37. het
diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijsgroep 1 samen met het
diploma van de voortgezette lerarenopleiding voor de bijkomende uitdieping van
een opleidingseenheid;
38. het diploma van leraar
dans;
39. a) de vergunning van lijnbestuurder,
lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot, uitgereikt of erkend door het Bestuur
der Luchtvaart of door het Directoraat-generaal Luchtvaart, ongeacht de
periode(s) waarvoor de vergunning geldt;
b) vanaf
1 september 2003, de vergunning van beroepsbestuurder of
beroepsvliegtuigbestuurder, uitgereikt of erkend door het Bestuur der
Luchtvaart of door het Directoraat-generaal Luchtvaart, met de
bevoegdheidsverklaring instrumentvliegen voorzover de kandidaten geslaagd zijn
voor de examens over de algemene kennis voor het verkrijgen van de vergunning
van lijnbestuurder, lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot, ongeacht de
periode(s) waarvoor de vergunning geldt;
40. het
diploma van virtuositeit en het hoger diploma, uitgereikt door een instelling
voor hoger muziekonderwijs;
41. het diploma van
een hogere technische leergang van de tweede graad;
42.
[het
diploma van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van
een hogere technische leergang van de eerste graad of, vanaf 1 september 2000,
van hoger onderwijs voor sociale promotie of, vanaf 1 september 2002, van hoger
onderwijs, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs
[...]
;]
43. het diploma van eerste
prijs, uitgereikt door een instelling voor hoger
muziekonderwijs;
44. het diploma van kandidaat,
uitgereikt krachtens de wet op het toekennen van de academische
graden;
45. de andere diploma's van kandidaat,
uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde
instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde
instelling of door een door de staat of de gemeenschap opgerichte
examencommissie;
46. het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid dans;
47. het brevet van
een aanvullende secundaire beroepsschool of leergang;
48. vanaf 1 september 2001 met de beperking evenwel dat hieruit
tijdens de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2002 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten
met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : een
studiebewijs van het volwassenenonderwijs, gerangschikt BSO4;
49. het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde
graad van het secundair onderwijs;
50. het diploma
in de psychiatrische verpleegkunde;
51. het
diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;
[51.bis het diploma in
de verpleegkunde, uitgereikt na de vierde graad van het beroepssecundair
onderwijs;]
52. het finaliteitsdiploma van
het kunstonderwijs, ingericht volgens beperkt leerplan;
53. het gehomologeerd getuigschrift van hoger secundair
onderwijs;
54. het gehomologeerd getuigschrift van
het middelbaar onderwijs van de hogere graad;
55.
het gehomologeerd diploma van secundair onderwijs;
56. het diploma van secundair onderwijs;
[56bis. een certificaat of diploma, uitgereikt na het volgen van een modulaire opleiding in het secundair volwassenenonderwijs, die ingevoerd is vanaf 1 september 2011 en niet gerangschikt is als bso2, bso3, bso4, tso2 of tso3;]
57. een studiebewijs van het niveau hoger technisch secundair
onderwijs;
58. een studiebewijs van het niveau van
de derde graad van het technisch secundair onderwijs;
59. vanaf 1 september 2001, met de beperking evenwel dat hieruit
tijdens de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2002 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten
met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : een
studiebewijs van het volwassenenonderwijs, gerangschikt als TSO3;
60. een studiebewijs van het niveau van hoger
kunstsecundair onderwijs;
61. een studiebewijs van
het niveau van de derde graad van het kunstsecundair onderwijs;
62. een studiebewijs van het niveau van hoger beroepssecundair
onderwijs;
63. een studiebewijs van het niveau van
de derde graad van het beroepssecundair onderwijs;
64. vanaf 1 september 2001, met de beperking evenwel dat hieruit
tijdens de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2002 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten
met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : een
studiebewijs van het volwassenenonderwijs gerangschikt als BSO3;
65. een studiebewijs van het niveau van lager
technisch secundair onderwijs;
66. een
studiebewijs van het niveau van de tweede graad van het technisch secundair
onderwijs;
67. vanaf 1 september 2001, met de
beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 2001 tot en
met 31 augustus 2002 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden
en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging en de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en
de wedertewerkstelling : een studiebewijs van het volwassenenonderwijs,
gerangschikt als TSO2;
68. een studiebewijs van
het niveau van lager beroepssecundair onderwijs;
69. een studiebewijs van het niveau van de tweede graad van het
beroepssecundair onderwijs;
70. vanaf 1 september
2001, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september
2001 tot en met 31 augustus 2002 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de
personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging en
de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie
en de wedertewerkstelling : een studiebewijs van het volwassenenonderwijs,
gerangschikt als BSO2.
]
[§ 2. Voor de toepassing van dit besluit moet de onderwijscyclus voor de basisdiploma's uitgereikt in het onderwijs voor sociale promotie of door een centrum voor volwassenenonderwijs, ten minste 900 lestijden hebben omvat.]
[
Art. 6bis.
§ 1. Voor het
onderricht van de technische vakken of de praktische vakken in de
specialiteiten nautische technieken, zeemanschap en werktuigkunde zeevisserij
worden daarenboven als basisdiploma beschouwd :
-
het brevet van 2e luitenant ter lange omvaart;
-
het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
zeevisserijonderwijs;
- het brevet van schipper
ter visserij;
- het brevet van schipper ter
kustvisserij;
- het brevet van
officier-werktuigkundige 2e klasse;
- het brevet
van werktuigkundige ter diepzeevisserij;
- het
brevet van motorist;
- het brevet van
matroos-motorist;
- het getuigschrift van
aspirant-schipper ter visserij.
§ 2. Voor het
onderricht van de technische of de praktische vakken in de specialiteiten Rijn-
en binnenvaart en scheepvaart worden daarenboven als basisdiploma beschouwd
:
- het brevet van officier-werktuigkundige 2e of
1e klasse;
- Rijnschipperspatent uitgereikt door
de commissie van het Ministerie van Verkeerswezen belast met het attest
A.D.N.R., afgeleverd door dezelfde commissie en het radardiploma voor de Rijn
afgegeven door de commissie belast met het houden van het examen voor de
gegadigden voor het radardiploma voor de Rijn.
§ 3. De
bepalingen van
[artikel 4, § 1,]
zijn niet van toepassing op de
basisdiploma's vermeld in de §§ 1 en
2.
]
Art. 7.
§ 1.
[[Voor de toepassing van
dit besluit wordt verstaan onder :
1. een bekwaamheidsbewijs
van ten minste master : één van de basisdiploma's, vermeld in
artikel 6, punt 1 tot en met 11;
2. HOLT :
-een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het lange
type;
- een diploma van een basisopleiding van twee cycli;
3. een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de
derde graad :
- het diploma van hoger kunstonderwijs van de
derde graad met volledig leerplan;
- het diploma van
voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;
- het
laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, uitgereikt na
een cyclus van ten minste vijf studiejaren;
- het diploma van
hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten
minste vijf studiejaren;
- de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt
door het Lemmensinstituut in Leuven;
- het diploma van
meester, uitgereikt overeenkomstig de regelgeving op het hoger onderwijs;
4. een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de
tweede graad :
- het diploma van hoger kunstonderwijs van de
tweede graad met volledig leerplan;
- het diploma van hoger
kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste
vier studiejaren;
- het diploma van het hoger kunstonderwijs
met volledig leerplan, uitgereikt vóór 1 september 1969 na een
cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende
kunsten;
- het laureaatsdiploma, uitgereikt door het
Lemmensinstituut in Leuven;
- van 1 september 1989 met de
beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 1989 tot en met
31 augustus 2007 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en
de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling
wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling : het
laureaatsdiploma, uitgereikt door het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in
Antwerpen;
- het diploma van de tweede cyclus, uiterlijk in
het academiejaar 1994-1995 uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium;
- het diploma van binnenhuisontwerper, uitgereikt na een
cyclus van ten minste drie studiejaren door het Provinciaal Hoger Instituut
voor Architectuur en Toegepaste Kunsten in Hasselt, het Provinciaal Hoger
Architectuurinstituut in Hasselt-Diepenbeek en het Stedelijk Hoger
Architectuurinstituut De Bijloke in Gent;
- het diploma van
binnenhuisontwerper, behaald voor het academiejaar 1964-1965 en uitgereikt na
een cyclus van ten minste drie studiejaren door het Nationaal Hoger Instituut
voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen;
5. 1° een
bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het korte type, afgekort : HOKT
:
- een diploma van het hoger onderwijs van het korte type;
- een diploma van een hogere technische school of leergang van
de eerste graad;
- een diploma van technisch ingenieur;
- een diploma van een basisopleiding van één
cyclus;
- een diploma van gegradueerde in de
godsdienstwetenschappen;
- de vergunning van lijnbestuurder,
lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot, uitgereikt of erkend door het Bestuur
der Luchtvaart of door het Directoraat-generaal Luchtvaart, ongeacht de
periode(s) waarvoor de vergunning geldt;
- vanaf 1 september
2003, de vergunning van beroepsbestuurder of beroepsvliegtuigbestuurder,
uitgereikt of erkend door het Bestuur der Luchtvaart of door het
Directoraat-generaal Luchtvaart, met de bevoegdheidsverklaring
instrumentvliegen voor zover de kandidaten geslaagd zijn in de examens over de
algemene kennis voor het verkrijgen van de vergunning van lijnbestuurder,
lijnvliegtuigbestuurder of lijnpiloot, ongeacht de periode(s) waarvoor de
vergunning geldt;
- vanaf 1 september 2000 : het diploma van
hoger onderwijs voor sociale promotie;
- vanaf 1 september
2002 : het diploma van hoger onderwijs uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs;
- vanaf 1 september 2007 : het diploma
van gegradueerde,
[uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs]
[met inbegrip van het diploma van educatief graduaat in
het secundair onderwijs]
.
2°
[Met dat bekwaamheidsbewijs wordt evenwel niet bedoeld]
:
- het diploma of het getuigschrift van
het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of
voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, het diploma of
getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie en,
vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift, uitgereikt door een
centrum voor volwassenenonderwijs, of vanaf 1 september 2007 het diploma van
leraar, uitgereikt door een specifieke lerarenopleiding;
- het
diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig en beperkt leerplan;
- het diploma van onderwijzer(es) en het diploma van bachelor
in het onderwijs : lager onderwijs
[en het diploma van educatieve bachelor in het lager
onderwijs]
;
- het diploma van
kleuteronderwijzer(es) en het diploma van bachelor in het onderwijs :
kleuteronderwijs
[en het diploma van educatieve bachelor in het
kleuteronderwijs]
;
- het diploma van geaggregeerde voor het
lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);
- het
diploma van geaggregeerde leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere
graad of van regentes voor de middelbare scholen;
- het
diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de
lagere graad;
- het diploma van geaggregeerde voor het
godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs;
- het
diploma van gegradueerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair
onderwijs;
- het diploma van de middelbare technische
normaalschool;
- het diploma van de technische
normaalafdelingen met volledig leerplan gerangschikt in de cat. D.;
- het diploma van geaggregeerde voor het secundair
onderwijs-groep 1 en het diploma van bachelor in het onderwijs : secundair
onderwijs
[en het diploma van educatieve bachelor in het
secundair onderwijs]
;
- het diploma van geaggregeerde voor het secundair
onderwijs-groep 1 samen met het diploma van de voortgezette lerarenopleiding
voor de bijkomende uitdieping van een opleidingseenheid;
6.
[bachelor :
a) een diploma van professioneel gerichte bachelor als vermeld in artikel 6, § 1, 34bis;
b) een diploma van academisch gerichte bachelor als vermeld in artikel 6, § 1, 34ter;
]
7. een bekwaamheidsbewijs van
[ten minste
bachelor]
: de
bekwaamheidsbewijzen, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en met 42, met
uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het pedagogisch hoger
onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de
middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en,
vanaf 1 september 2000 het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger
onderwijs voor sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch
getuigschrift uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs;
8.
[een bekwaamheidsbewijs van het niveau
[bachelor]
: een van de
basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 12 tot en met 42, met uitzondering
van het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het
korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare
technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en vanaf 1
september 2000 het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs
voor sociale promotie, en vanaf 1 september 2002 het pedagogisch getuigschrift,
uitgereikt door een centrum voor
volwassenenonderwijs;]
[
8bis. een bekwaamheidsbewijs
van het niveau master : een van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1
tot en met 11;
8ter. een bekwaamheidsbewijs van het niveau
secundair onderwijs :
- een van de basisdiploma's, vermeld in
artikel 6, punten 47 tot en met
[56bis]
;
- de studiebewijzen die
hieronder vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO;
]
9.
een bekwaamheidsbewijs van hoger kunstonderwijs van de eerste graad :
- het diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad met
volledig leerplan;
- het diploma van hoger kunstonderwijs met
volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;
- het diploma van de eerste cyclus, uitgereikt door een
Koninklijk Muziekconservatorium;
[...]
13. GLSO :
- het
diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;
- het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar
onderwijs van de lagere graad of van regentes voor de middelbare scholen;
- het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en
technisch onderwijs van de lagere graad;
- het diploma van
regent(es);
- het diploma van de middelbare technische
normaalschool;
- het diploma van de technische
normaalafdelingen met volledig leerplan gerangschikt in de cat. D.;
- het diploma van geaggregeerde voor het godsdienstonderricht
in het lager secundair onderwijs;
- het diploma van
gegradueerde voor het godsdienstonderricht in het lager secundair onderwijs;
14. GVSO-groep 1 :
- het diploma van
geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1;
- het
diploma van leraar dans;
[...]
19. ASBS met gehomologeerd getuigschrift HSO :
- het gehomologeerd getuigschrift van hoger secundair
onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair
beroepsonderwijs;
- het gehomologeerd diploma van secundair
onderwijs, uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair
beroepsonderwijs;
- het diploma van secundair onderwijs,
uitgereikt na het eerste jaar van het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
- het diploma van secundair onderwijs, uitgereikt na de vierde
graad van het beroepssecundair onderwijs;
20. ASBO :
- het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met
volledig leerplan of voor sociale promotie;
- het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het
secundair onderwijs;
- het diploma in de psychiatrische
verpleegkunde;
- het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;
- het diploma in de verpleegkunde, uitgereikt na de vierde
graad van het beroepssecundair onderwijs;
- het brevet,
certificaat of getuigschrift van het volwassenenonderwijs gerangschikt als
BSO4;
21. HSBS met gehomologeerd getuigschrift
HSO/gehomologeerd getuigschrift van HSO (BSO) :
- het
gehomologeerd of een door een examencommissie van de Staat uitgereikt
getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
- het gehomologeerd of een door de examencommissie van de
Vlaamse Gemeenschap uitgereikt diploma van secundair onderwijs
(beroepssecundair onderwijs);
- het diploma van secundair
onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
22. HSBO :
- het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of
-leergang;
- het studieattest of -getuigschrift van het 6°
leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;
- het
studieattest of -getuigschrift van het 7° vervolmakings- of
specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;
- het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
- het
studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair
onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar (beroepssecundair
onderwijs);
- de bekwaamheidsbewijzen, vermeld onder HSBS met
gehomologeerd getuigschrift HSO/gehomologeerd getuigschrift van HSO (BSO);
- vanaf 1 september 2001 met de beperking evenwel dat hieruit
tijdens de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2002 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten
met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : het
brevet of certificaat of getuigschrift van het volwassenenonderwijs,
gerangschikt als BSO3;
- het diploma van secundair onderwijs,
gerangschikt als BSO3;
23. HSTO :
- het
diploma van een hogere secundaire technische school of leergang;
- het gehomologeerd of een door de examencommissie van de
Staat uitgereikt getuigschrift van hoger secundair technisch onderwijs;
- het studieattest of -getuigschrift van het 7°
vervolmakings- of specialisatiejaar van het technisch secundair onderwijs;
- het gehomologeerd of een door de examencommissie van de
Vlaamse Gemeenschap uitgereikt diploma van secundair onderwijs (technisch
secundair onderwijs);
- het diploma van secundair onderwijs
(technisch secundair onderwijs);
- het studiegetuigschrift van
het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, ingericht
onder de vorm van een specialisatiejaar (technisch secundair onderwijs);
- het diploma of certificaat of getuigschrift van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt als TSO3;
- het diploma van
secundair onderwijs, gerangschikt als TSO3;
[- het certificaat van een opleiding
secundair-na-secundair (Se-n-Se)
[, uitgereikt in het technisch secundair onderwijs]
;]
24.
HSKO :
- het diploma of getuigschrift van het hoger secundair
kunstonderwijs met volledig leerplan of met beperkt leerplan;
- het gehomologeerd of een door de examencommissie van de
Staat uitgereikt getuigschrift van hoger secundair kunstonderwijs;
- het studieattest of -getuigschrift van het 7e vervolmakings-
of specialisatiejaar van het kunstsecundair onderwijs;
- het
gehomologeerd of een door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap
uitgereikt diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair onderwijs);
- het diploma van secundair onderwijs (kunstsecundair
onderwijs);
- het studiegetuigschrift van het derde leerjaar
van de derde graad van het secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een
specialisatiejaar (kunstsecundair onderwijs);
[- certificaat van een opleiding secundair-na-secundair (Se-n-Se), uitgereikt in het kunstsecundair onderwijs.]
Onder "HSKO"
wordt niet verstaan het deeltijds kunstonderwijs, vermeld in
[artikel 3, 16°, van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs]
;
25. ten
minste HSO :
- één van de basisdiploma's vermeld
in artikel 6, punt 1 tot en met
[56bis]
;
- de studiebewijzen die
hierboven vermeld zijn als ASBO, HSBO, HSTO en HSKO;
26. LSTO
:
- het diploma van een lagere secundaire technische school of
leergang;
- het oriënteringsattest A of B van het 4°
leerjaar technisch secundair onderwijsof van het 4e leerjaar van het lager
secundair technisch onderwijs;
- het studieattest of
-getuigschrift van het 5° vervolmakings- en/of specialisatiejaar van het
technisch secundair onderwijs;
- het getuigschrift van de
tweede graad van het secundair onderwijs (technisch secundair onderwijs);
- het oriënteringsattest A of B van het tweede leerjaar
van de tweede graad (technisch secundair onderwijs);
- vanaf 1
september 2001 met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1
september 2001 tot en met 31 augustus 2002 geen gevolgen kunnen voortvloeien
voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot de
bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de
reaffectatie en de wedertewerkstelling : het diploma of certificaat of
getuigschrift van het volwassenenonderwijs, gerangschikt als TSO2;
- vanaf 1 september 1989 met de beperking evenwel dat hieruit
tijdens de periode van 1 september 1989 tot en met 31 augustus 2002 geen
gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten
met betrekking tot de bezoldiging en de terbeschikkingstelling wegens
ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling : het
gehomologeerd getuigschrift van lager secundair onderwijs van het technisch
secundair onderwijs;
27. ten minste LSTO :
-
één van de basisdiploma's, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en
met 67;
- de studiebewijzen, vermeld in punt 25 en 26;
28. LSBO :
- het brevet van een lagere
secundaire beroepsschool of -leergang;
- het
oriënteringsattest A of B van het 4° leerjaar van het beroepssecundair
onderwijs of van het 4e leerjaar van het lager secundair beroepsonderwijs;
- het studieattest of -getuigschrift van het 5°
vervolmakings- en/of specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;
- het getuigschrift van de tweede graad van het secundair
onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
- het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de tweede graad van het
secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);
- het
studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de tweede graad van het
secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een vervolmakingsjaar
(beroepssecundair onderwijs);
- het oriënteringsattest A
of B van het tweede leerjaar van de tweede graad (beroepssecundair onderwijs);
- het brevet of certificaat of getuigschrift van het
volwassenenonderwijs, gerangschikt als BSO2;
29. GMTN : het
getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;
30.
GPB : het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;
31. GPL
: het getuigschrift van pedagogische leergangen;
32. NE :
nuttige ervaring;
33. ASO : algemeen secundair onderwijs;
34. TSO : technisch secundair onderwijs.
35.
KSO : kunstsecundair onderwijs;
36. BSO : beroepssecundair
onderwijs;
37. BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid;
38. (het diploma van) onderwijzer :
- het
diploma of de akte van onderwijzer;
- het diploma of de akte
van lager onderwijzer;
- met ingang van 1 september 1997 met
de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1997 tot en
met 31 augustus 2002 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden
en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging, de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en
de wedertewerkstelling : het diploma van een voortgezette opleiding voor het
lager onderwijs;
39. (het diploma van) kleuteronderwijzer :
- het diploma van kleuteronderwijzer;
- het
diploma van bewaarschoolonderwijzer;
- het diploma van
kleuterleider;
- met ingang van 1 september 1997 met de
beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1997 tot en
met 31 augustus 2002 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden
en de inrichtende machten met betrekking tot de bezoldiging, de
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en
de wedertewerkstelling : het diploma van een voortgezette opleiding voor het
kleuteronderwijs;
40. licentiaat + BPB :
-
van 1 september 1989 tot 31 augustus 1991 : licentiaat + GHSO of GVO, met
uitzondering van licentiaat vertaler, licentiaat tolk, licentiaat
productontwikkeling en licentiaat bestuurskunde waarvoor alle BPB's van artikel
3 gelden;
- van 1 september 1991 tot 31 augustus 1999 :
licentiaat + GHSO of GVO of GLSO, met uitzondering van licentiaat vertaler,
licentiaat tolk, licentiaat productontwikkeling en licentiaat bestuurskunde
waarvoor alle BPB's van artikel 3 gelden;
- vanaf 1 september
1999 : licentiaat + BPB;
41. HSTL : een diploma van hogere
secundaire technische leergangen.
42. BSO4 : vierde graad van
het beroepssecundair onderwijs voor sociale promotie;
43. BSO3
: derde graad van het beroepssecundair onderwijs voor sociale promotie;
44. BSO2 : tweede graad van het beroepssecundair onderwijs
voor sociale promotie;
45. TSO3 : derde graad van het
technisch secundair onderwijs voor sociale promotie;
46. TSO2
: tweede graad van het technisch secundair onderwijs voor sociale promotie;
47. HSBS :
- het brevet van een hogere
secundaire beroepsschool;
- het studieattest of -getuigschrift
van het 6° leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;
-
het studieattest of -getuigschrift van het 7° vervolmakings- of
specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;
- het
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het
beroepssecundair onderwijs;
- het studiegetuigschrift van het
derde leerjaar van de derde graad ingericht onder de vorm van een
specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;
48. HOKT
+ BPB :
- een van de studiebewijzen, vermeld in punt 5., samen
met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de
kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens
de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, § 3;
- GLSO;
- GVSO-groep 1;
-
vanaf 1 september 2002, het diploma van onderwijzer en van kleuteronderwijzer.
[- het diploma van educatief graduaat in het secundair onderwijs;]
Onder HOKT + BPB wordt niet verstaan : het diploma of
getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor
sociale promotie, het getuigschrift van de middelbare technische
normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september
2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor
sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift,
uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, en vanaf 1 september
2007, het diploma van leraar, uitgereikt door een specifieke lerarenopleiding;
49.
[bachelor]
+ BPB :
- het diploma van
[bachelor vermeld in punt 6]
, samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in
artikel 3 en voor de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden
beschouwd, eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in
artikel 8, § 3;
- GLSO;
- GVSO-groep 1;
- vanaf 1 september 2006 : bachelor in het onderwijs :
secundair onderwijs
[en
vanaf 1 september 2019 : het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs]
;
- onderwijzer;
- vanaf 1
september 2006 : bachelor in het onderwijs : lager onderwijs
[en vanaf 1 september 2019 het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs]
;
- kleuteronderwijzer;
- vanaf 1 september
2006 : bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs
[en
vanaf 1 september 2019 : het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs]
.
50. ten
minste
[bachelor]
+ BPB :
- een van de studiebewijzen, vermeld in 7.,
samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3 en voor
de kunstvakken en de kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd,
eveneens de bewijzen van pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, §
3;
- GLSO;
- GVSO-groep 1;
-
vanaf 1 september 2006 : bachelor in het onderwijs : secundair onderwijs
[en
vanaf 1 september 2019 : het diploma van educatieve bachelor in het secundair onderwijs]
;
- vanaf 1 september 2002, het diploma van onderwijzer;
- vanaf 1 september 2006 : bachelor in het onderwijs : lager
onderwijs
[en vanaf 1 september 2019 het diploma van educatieve bachelor in het lager onderwijs]
;
- vanaf 1 september 2002, het diploma van
kleuteronderwijzer;
- vanaf 1 september 2006 : bachelor in het
onderwijs : kleuteronderwijs
[en
vanaf 1 september 2019 : het diploma van educatieve bachelor in het kleuteronderwijs]
.
[- en vanaf 1 september 2019 : educatieve master en educatief graduaat in het secundair onderwijs.]
Onder ten minste
[bachelor]
+ BPB wordt
niet verstaan : het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger
onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het getuigschrift van de
middelbare technische normaalleergangen of van de pedagogische leergangen, en,
vanaf 1 september 2000, het diploma of getuigschrift van het pedagogisch hoger
onderwijs voor sociale promotie, en, vanaf 1 september 2002, het pedagogisch
getuigschrift uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, en vanaf 1
september 2007, het diploma van leraar, uitgereikt door een specifieke
lerarenopleiding;
[
51. PBA : professioneel gerichte bachelor.]
]
[§ 2. Voor de
toepassing van dit besluit wordt het diploma van licentiaat in de pedagogische
wetenschappen of van licentiaat in de psychologische en pedagogische
wetenschappen of van licentiaat in de opvoedkunde of van licentiaat in de
opvoedingswetenschappen of van licentiaat in de psycho-pedagogische
wetenschappen, uitgereikt vóór 1 januari 1968, gelijkgesteld met
respectievelijk het diploma van licentiaat in de pedagogische wetenschappen of
van licentiaat in de psychologische en pedagogische wetenschappen of van
licentiaat in de opvoedkunde of van licentiaat in de opvoedingswetenschappen of
van licentiaat in de psycho-pedagogische wetenschappen, aangevuld met het
diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, evenals met een
bekwaamheidsbewijs van hoger onderwijs van het lange type, aangevuld met een
bewijs van pedagogische
bekwaamheid.]
[§ 3. Voor de
toepassing van dit besluit, moet in het hoger onderwijs van het korte type en
in het hoger kunstonderwijs van de tweede en de derde graad, de benaming
"afdeling" desgevallend vervangen worden door, naargelang van het geval,
"specialiteit", "specialisatie", "discipline" of
"optie".]
[
§ 4.
[In de
[bijlage I]
]
gelden de afdelingen, specialiteiten, specialisaties,
disciplines en opties, vermeld onder de basisdiploma's :
1° GLSO ook voor de basisdiploma's HOKT, technisch ingenieur
en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
2° HOKT ook voor de basisdiploma's GLSO, technisch ingenieur
en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
3° technisch ingenieur ook voor de basisdiploma's GLSO, HOKT
en hoger kunstonderwijs van de tweede graad;
4° hoger kunstonderwijs van de tweede graad ook voor de
basisdiploma's GLSO, HOKT en technisch ingenieur,
wanneer deze basisdiploma's voor hetzelfde vak, in dezelfde graad
en onderwijsvorm opgenomen zijn.
]
[§ 5. Voor de studiebewijzen "certificaat
van de opleiding" en "diploma secundair onderwijs", uitgereikt in het
volwassenenonderwijs vanaf 1 september 2007, is de rangschikking, zoals bedoeld
in artikel 6, 48°, 59°, 64°, 67° en 70° en in artikel 7,
§ 1, 21°, 23°, 24°, 27° en 29°, terug te vinden in
bijlage II, gevoegd bij dit
besluit.]
Art. 8.
§ 1. Worden
gelijkgesteld met de in de artikelen 6 en 7 vermelde diploma's, getuigschriften
en brevetten van een school of leergang, de diploma's uitgereikt door de
technische en beroepsscholen of -leergangen die ermede gelijkgesteld zijn zoals
hierna bepaald :
1° met de hogere technische
scholen van de 3e graad : de scholen gerangschikt A5;
2° met de hogere technische scholen van de 2e graad : de
scholen voor technische ingenieurs gerangschikt A1, de scholen van architecten
gerangschikt A7/A1;
3° met de hogere
technische scholen van de 1e graad : de scholen gerangschikt A1, A6/A1, A7/A1,
A8/A1, C1/A1;
4° met de hogere secundaire
technische scholen : de scholen gerangschikt A2, A2A, A6/A2, A6/C1 - 2e cyclus,
A7/A2, A8/A2, C1 - 2e cyclus, C1A, C5/C1 - 2e cyclus, C1/A6/A2, A7/C1 - 2e
cyclus, A2/C1 (scholen voor verpleegaspiranten);
5° met de lagere secundaire technische scholen : de scholen
gerangschikt A3, A3A, A6/A3, A6/C1 - 1e cyclus, A7/A3, C1 - 1e cyclus, C2,
C2Aa, C5/C1 - 1e cyclus, C1/A6/A3, A7/C1 - 1e cyclus;
6° met de aanvullende secundaire beroepsscholen : de scholen
gerangschikt C1D (voortgezette opleiding), C1/A2 (scholen van
verpleegassistenten);
7° met de hogere
secundaire beroepsscholen : de 2e cyclus van de scholen gerangschikt A4, C3 en
C5, de beroepsscholen gerangschikt A2 evenals de scholen gerangschikt C2
(scholen voor kinderverzorgsters);
8° met de
lagere secundaire beroepsscholen : de 1e cyclus van de scholen gerangschikt A4,
C3, C5 en A7/C3;
9° met de middelbare
technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A1D, A6/A1D, A7/A1D,
A7/C1D, C1D, C5/C1D en C1An
[alsmede de normaalafdelingen met volledig leerplan
gerangschikt in de categorie D]
;
10° met de
lagere technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A2An;
11° met de hogere technische leergangen van
de eerste graad : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1, die bij de toelating van
de leerlingen, een getuigschrift van volledig hoger secundair onderwijs eisen
of die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij
ze opnieuw gerangschikt werden op het niveau van de hogere technische
leergangen van de eerste graad.
Met de houder van een getuigschrift van het hoger niveau van de
eerste graad worden eveneens gelijkgesteld :
- de
houder van een getuigschrift B1 en van een getuigschrift van het hoger
secundair niveau;
- de houder van een
getuigschrift B1 en van een getuigschrift B2;
12° met de hogere secundaire technische leergangen : de
scholen gerangschikt B1 en B3/B1 die niet aan de onder 11° hierboven
gestelde voorwaarde voldoen en de scholen gerangschikt B2 en B3/B2 die bij de
toelating van de leerlingen een getuigschrift van volledig lager secundair
onderwijs eisen of die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële
omzendbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt worden op het niveau van de hogere
secundaire technische leergangen.
Met de houder
van een getuigschrift van het hoger secundair niveau wordt eveneens
gelijkgesteld de houder van een getuigschrift B2 en van een getuigschrift van
het lager secundair niveau;
13° met de lagere
secundaire technische leergangen : de scholen gerangschikt B2 en B3/B2 die niet
aan de onder 12° hierboven gestelde voorwaarde voldoen, evenals de scholen
gerangschikt B3/B5;
14° met de hogere
secundaire beroepsleergangen : de scholen gerangschikt B4/B1 en B6/B1 en
gerangschikt B4/B2 die bij de toelating een titel van volledige lagere
secundaire studiën eisen;
15° met de
lagere secundaire beroepsleergangen : de scholen gerangschikt B6/B2, B5, B6/B4,
B6/B5, C4, B4/C4, C6 en C2Ab, evenals gerangschikt B4/B2, die niet aan de onder
14° hierboven gestelde voorwaarden voldoen;
16° met de middelbare technische normaalleergangen : de
leergangen met beperkt leerplan gerangschikt D, die vooraleer het
eindbekwaamheidsgetuigschrift uit te reiken, het bezit eisen van een titel van
volledige studiën van het hoger secundair niveau van het technisch
onderwijs ten minste, of die het voorwerp geweest zijn van een
ministeriële dienstbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt werden op het
niveau van de middelbare technische normaalleergangen.
[§ 1. bis. De
getuigschriften en diploma's die vóór de inwerkingtreding van de
bevoegde homologatiecommissies uitgereikt werden door een hogere secundaire
middelbare of technische school, die door de Staat ingericht, gesubsidieerd of
erkend was, worden geacht gehomologeerd te
zijn.]
[
§ 1ter. Voor de toepassing van dit
besluit worden volgende studiebewijzen gelijkgesteld met het getuigschrift van
pedagogische bekwaamheid dans :
1° het getuigschrift van
pedagogische leergang afdeling klassieke dans en bewegingsleer of dans en
bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
2° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
onderwijs in ballet of bewegingsleer, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen
voor Dans en Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
3° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
dansonderwijs, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
4° het pedagogisch getuigschrift van hedendaagse dans of
klassiek ballet, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en
Danspedagogiek of het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie;
5° het specialisatiegetuigschrift klassieke dans,
uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogiek of het
Hoger Instituut voor Dans en
Danspedagogie.
]
§ 2. Wat het
hoger kunstonderwijs betreft, worden gelijkgesteld :
1° met een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad
: het diploma van virtuositeit, het diploma van eerste prijs compositie of
orkestdirectie, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
2° met een diploma van hoger kunstonderwijs
van de tweede graad : het hoger diploma, het diploma van eerste Prijs fuga of
contrapunt, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
3° met een diploma van hoger kunstonderwijs
van de eerste graad :
- het diploma van eerste
Prijs, andere dan deze bedoeld sub 1° en 2° hierboven, uitgereikt door
een instelling voor hoger muziekonderwijs, met uitzondering van het diploma van
eerste Prijs notenleer;
- de getuigschriften van
de pedagogische leergangen, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee
studiejaren door een instelling of een afdeling van een instelling voor hoger
kunstonderwijs.
[Voor de toepassing van deze
bepalingen worden de diploma's beeldende kunsten uitgereikt door instellingen
voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan in de periode van 1 september
1981 tot en met het academiejaar 1993-1994, samen met het verklarend attest met
vermelding van de specialiteit, gelijkgesteld met de diploma's uitgereikt door
instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan waarop de
specialiteit vermeld staat.
]
§ 3. Voor het
onderwijs in de kunstvakken
[en de kunstvakken die als praktische vakken worden
beschouwd,]
wordt gelijkgesteld met het getuigschrift van pedagogische
leergangen :
1° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
onderricht in de plastische kunsten;
2° het
getuigschrift van bekwaamheid uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van het
koninklijk besluit van 9 september 1969 betreffende het getuigschrift van
bekwaamheid tot het geven van onderricht in de gesubsidieerde inrichtingen voor
muziekonderwijs;
3° met de houder van het
G.P.L. wordt eveneens gelijkgesteld, de houder van het diploma van laureaat met
aanvullende vermelding "muziekopvoeding van ... (specialiteit)", uitgereikt
door een instelling voor hoger muziekonderwijs;
[4° het getuigschrift van bekwaamheid tot het geven van
onderricht aan een rijksinrichting voor muziekonderwijs.]
[§ 4. Het diploma van leraar muzikale
opvoeding of zangleraar van de eerste graad en het diploma van leraar muzikale
opvoeding of zangleraar van de tweede graad, uitgereikt door de daartoe
samengestelde examencommissie worden gelijkgesteld met een diploma van GLSO
muzikale
opvoeding.]
[
§ 5. Voor de toepassing van artikel
16terdecies en artikel 17ter wordt verstaan onder :
1° een
bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het lange type, afgekort
: ten minste HOLT : een van de basisdiploma's vermeld in artikel 6, punt 1 tot
en met 11, met uitzondering van punt 2bis;
2° een
bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger onderwijs van het korte type, afgekort
ten minste HOKT : de bekwaamheidsbewijzen, vermeld in artikel 6, punt 1 tot en
met 42, met uitzondering van het diploma of het getuigschrift van het
pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van het
pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie of het pedagogisch
getuigschrift, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs, of het
getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de
pedagogische leergangen, en met uitzondering van punt 2bis, 29bis, 30bis, 34bis
en 36bis;
3° ten minste HOKT + BPB :
- een
van de studiebewijzen, vermeld in punt 2°, samen met een bewijs van
pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 3, en voor de kunstvakken en de
kunstvakken die als praktisch vak worden beschouwd, eveneens de bewijzen van
pedagogische bekwaamheid, vermeld in artikel 8, § 3;
-
GLSO;
- GVSO-groep 1;
- vanaf 1 september 2002,
het diploma van onderwijzer en van kleuteronderwijzer.
Onder
ten minste HOKT + BPB wordt niet verstaan : het diploma of getuigschrift van
het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, het
getuigschrift van de middelbare technische normaalleergangen of van de
pedagogische leergangen, en, vanaf 1 september 2000, het diploma of
getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs voor sociale promotie, en,
vanaf 1 september 2002, het pedagogisch getuigschrift uitgereikt door een
centrum voor volwassenenonderwijs, en vanaf 1 september 2007, het diploma van
leraar, uitgereikt door een specifieke
lerarenopleiding.
]
[
§ 6. Het bekwaamheidsbewijs dat als vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs vermeld is voor de opleiding in de desbetreffende taal, richtgraad 1, in het volwassenenonderwijs, met toepassing van het
besluit van 23 april 2010
betreffende de bekwaamheidsbewijzen en de salarisschalen voor de personeelsleden van de centra voor volwassenenonderwijs, wordt gelijkgesteld met een vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak vierde vreemde taal.
Voor een bekwaamheidsbewijs dat op grond van het eerste lid gelijkgesteld is, geldt het volgende :
1° als het een bekwaamheidsbewijs van het niveau master is, als vermeld in artikel 7, § 1, 8bis, komt het in aanmerking in de tweede graad ASO-TSO-KSO, de derde graad ASO-TSO-KSO-BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 501 van toepassing;
2° als het een bekwaamheidsbewijs van het niveau bachelor is, als vermeld in artikel 7, § 1, 8, komt het in aanmerking in de eerste graad, de tweede graad ASO-TSO-KSO-BSO, de derde graad BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 301 van toepassing.
Met behoud van de toepassing van het tweede lid geldt voor een bekwaamheidsbewijs dat op grond van het eerste lid gelijkgesteld is voor het algemeen vak Hebreeuws, het volgende :
1° als het bekwaamheidsbewijs bedienaar van de eredienst of rabbijn is, komt het in aanmerking in de tweede graad ASO-TSO-KSO, de derde graad ASO-TSO-KSO-BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 501 van toepassing;
2° als het bekwaamheidsbewijs geen bekwaamheidsbewijs is als vermeld in punt 1° of het tweede lid, 1° of 2°, dan komt het in aanmerking in de eerste graad, de tweede graad ASO-TSO-KSO-BSO, de derde graad BSO en HBO5-verpleegkunde en is salarisschaal 301 van toepassing.
]
Art. 9.
§ 1.
Onverminderd de verplichtingen opgelegd door de reglementering inzake
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en
wedertewerkstelling kan een inrichtende macht die voor een bepaald ambt een
houder van een bekwaamheidsbewijs dat ingedeeld is als een "ander
bekwaamheidsbewijs" aanwerft slechts een
[salaris]
of een
[salaristoelage]
voor
dit personeelslid ontvangen indien zij op eer verklaart in de onmogelijkheid te
zijn geweest een houder van een voor dit ambt vereist of voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs aan te werven.
§ 2. In
afwijking van § 1 moet deze verklaring niet worden afgelegd bij de
aanwerving van een personeelslid door de inrichtende macht voor een periode die
de duur van 97 dagen niet overschrijdt.
[Deze
verklaring moet ook niet afgelegd worden bij de aanwerving van een
personeelslid, indien het bekwaamheidsbewijs van dit personeelslid beschouwd
zou worden als een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs indien de
voorwaarde inzake het bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid vervuld
zou zijn. Deze bepaling kan slechts toegepast worden gedurende een periode
gelijk aan de minimumduur nodig voor het behalen van een bewijs van
pedagogische bekwaamheid zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, vermeerderd
met één schooljaar.
[De bedoelde periode loopt ononderbroken
vanaf de eerste september die volgt op de eerste aanstelling van het
personeelslid in het secundair onderwijs.]
]
[...]
§ 3. 1. Behalve
indien § 2 van toepassing is, kan de houder van een voor een bepaald ambt
vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, die bij een inrichtende macht
voor een betrekking in een dergelijk ambt zijn kandidatuur heeft gesteld doch
niet werd aangeworven, verhaal aantekenen bij die inrichtende macht en eisen
dat hij voor deze betrekking wordt aangeworven, wanneer deze een personeelslid
in de bedoelde betrekking heeft aangeworven dat slechts houder is van een
bekwaamheidsbewijs dat op grond van artikel 2 is ingedeeld als een "ander
bekwaamheidsbewijs".
Het verzoekschrift van de
afgewezen kandidaat moet het bewijs bevatten dat hij zich voor de bedoelde
betrekking kandidaat heeft gesteld.
Daarenboven
kan slechts diegene een verhaal indienen die zich bij aangetekend schrijven
kandidaat heeft gesteld bij de betrokken inrichtende macht of bij de
representatieve vereniging van inrichtende machten van de betrokken inrichtende
macht daar waar deze bestaat.
2. Indien geen
akkoord wordt bereikt tussen de inrichtende macht en de kandidaat, beschikt
deze laatste over een termijn van 60 kalenderdagen om bij aangetekend schrijven
bij de
[Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs]
verhaal in te
dienen.
De bovenvermelde termijn van 60
kalenderdagen begint te lopen vanaf de dag waarop de kandidaat feitelijk kennis
neemt van de aanstelling en voor zover deze datum valt binnen het schooljaar
van de aanstelling.
Elk verhaal dat buiten deze
termijn wordt ingediend is onontvankelijk.
3. De
[Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs]
of zijn afgevaardigde
vraagt bij het ontvangen van het bedoelde verhaal onverwijld aan de betrokken
inrichtende macht de motivering mede te delen omtrent de aanwerving.
Voor deze mededeling beschikt de inrichtende
macht over een termijn van 10 werkdagen. Deze termijn van 10 werkdagen begint
te lopen vanaf de datum van verzending van de vraag tot motivering; de
postdatum is bewijskrachtig. Niet-naleving hiervan heeft tot gevolg dat de
inrichtende macht het recht op de
[salaris]
of de
[salaristoelage]
verliest voor het personeelslid aangeworven met een bekwaamheidsbewijs dat is
ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs" vanaf de eerste van de maand die
volgt op het verstrijken van de termijn van 10 werkdagen.
4. Na ontvangst van het antwoord van de betrokken inrichtende
macht, onderzoekt de
[Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs]
of
zijn afgevaardigde in hoever de aanwerving van het personeelslid, houder van
een bekwaamheidsbewijs ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs", in
overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit en of een motivering werd
gegeven waarom de verzoeker niet werd aangeworven.
5. Indien de
[Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs]
of zijn afgevaardigde vaststelt dat de hiervoorvermelde procedure werd
nageleefd en dat door de inrichtende macht een motivering werd gegeven, worden
de kandidaat die het verzoekschrift heeft ingediend en de inrichtende macht
hiervan onmiddellijk op de hoogte gesteld.
6.
Indien de
[Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs]
of zijn
afgevaardigde vaststelt dat de procedure niet werd nageleefd of dat door de
inrichtende macht geen motivering werd gegeven, verliest de inrichtende macht
het recht op de
[salaris]
of de
[salaristoelage]
voor het ten
onrechte aangeworven personeelslid, met ingang van de eerste van de maand die
volgt op die waarin de beslissing werd medegedeeld. Deze beslissing wordt zowel
aan de betrokken inrichtende macht als aan de kandidaat, die het verzoekschrift
heeft ingediend, bij aangetekende brief medegedeeld.
7. Aangezien de aanwerving van een personeelslid, houder van een
bekwaamheidsbewijs, ingedeeld als een "ander bekwaamheidsbewijs" beperkt is tot
de duur van het lopende schooljaar, eindigt elke procedure die werd ingeleid op
de wijze zoals hierboven uiteengezet van rechtswege op 30 juni van het lopende
schooljaar.
[§ 4. Wie overgangsmaatregelen geniet,
vermeld in artikel 16 tot en met 16terdecies van dit besluit, kan van de
[salarisschaal]
van de indeling "andere" bekwaamheidsbewijzen genieten,
zonder dat de §§ 1 tot en met 3 van dit artikel van toepassing zijn.
Dit geldt vanaf 1 september
1989.]
HOOFDSTUK II. - Bekwaamheidsbewijzen, salarisschalen,
prestatiestelsel en bezoldigingsregeling
Art. 10.
§ 1. Voor de
toepassing van artikel 2 worden de bekwaamheidsbewijzen waarvan de
personeelsleden bedoeld in artikel 1, eerste lid van dit besluit houder moeten
zijn, opgesomd in de
[bijlage I]
gevoegd bij dit besluit.
[§ 1bis.
[Voor de GVSO-groep 1 en de
bachelor in het onderwijs : secundair onderwijs wordt de onderwijsbevoegdheid
bepaald per gevolgde opleidingseenheid,
[of per gevolgd onderwijsvak]
.]
[Dat geldt ook voor de educatieve bachelor in het secundair onderwijs, met uitzondering van de verkorte
educatieve bachelor in het secundair onderwijs.]
]
§ 2. De vakken
exploratie
[
[, expressie, psychomotorische oefeningen, sociale activiteit en,
sportactiviteit]
[en sociale
activiteit]
]
dienen door de inrichtende macht gelijkgesteld te worden met
één van de vakken die in dezelfde graad
[of, in voorkomend geval,
in de HBO5-opleiding verpleegkunde]
kunnen onderwezen worden
[...]
.
Deze gelijkstelling wordt bepaald in
functie van de bekwaamheidsbewijzen van het personeelslid dat belast wordt met
één of meer van deze vakken.
Naargelang van deze gelijkstelling is het personeelslid in het
bezit van een vereist, een voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs.
Deze bepalingen gelden eveneens voor de
personeelsleden die belast zijn met uren die geen lesuren zijn.
§ 3. Voor vakken
waarvoor geen bekwaamheidsbewijs voorzien is in de graden waarin ze worden
gegeven, dient het personeelslid in het bezit te zijn van een van de
bekwaamheidsbewijzen die voor hetzelfde vak voorzien zijn in een andere
graad.
[Voor vakken die gegeven worden
[...]
in de HBO5-opleiding verpleegkunde, en waarvoor daar geen bekwaamheidsbewijs
is voorzien, dient het personeelslid in het bezit te zijn van een van de
bekwaamheidsbewijzen die voor hetzelfde vak voorzien zijn in de derde graad
BSO.]
Art. 11.
§ 1.
[De
personeelsleden bedoeld in artikel 1, eerste lid, van dit besluit worden
bezoldigd overeenkomstig de salarisschalen die in de
[bijlage I]
van dit
besluit naast elk bekwaamheidsbewijs zijn vermeld.
[Deze salarisschalen worden, met ingang van 1 september 2018, vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2018 houdende de salarisschalen van bepaalde personeelsleden van het onderwijs. ]
]
§ 2.
[De
personeelsleden belast met de vakken exploratie, expressie, psychomotorische
oefeningen, sociale activiteiten of sportactiviteit worden bezoldigd op basis
van het bekwaamheidsbewijs dat ze bezitten voor het vak waarmee die vakken
worden gelijkgesteld.
Indien het vak
gelijkgesteld wordt met een van de vakken Latijn, klassieke studiën,
antieke cultuur of Grieks, wordt het personeelslid dat het bekwaamheidsbewijs
bezit vereist voor het onderwijs van die vakken, in de eerste graad bezoldigd
op basis van
[salarisschaal]
nummer 301.
De
personeelsleden belast met uren die geen lesuren zijn worden bezoldigd op basis
van het bekwaamheidsbewijs dat ze bezitten voor het vak waarmee die uren worden
gelijkgesteld, ook indien de gelijkstelling gebeurt met Latijn, klassieke
studiën, antieke cultuur of Grieks in de eerste
graad.
]
§ 3. De
personeelsleden belast met vakken bedoeld in artikel 10 § 3 worden
bezoldigd op basis van de
[salarisschalen]
toegekend in de graad waar deze
vakken worden gegeven. Zij worden geacht in het bezit te zijn van een vereiste,
een voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs, naargelang zij voor het
onderwijs van die vakken in een andere graad beschikken over een vereiste, een
voldoende geachte of een ander bekwaamheidsbewijs.
[De
personeelsleden, die belast zijn met de vakken, vermeld in artikel 10, §
3, tweede lid, worden bezoldigd op basis van de salarisschalen, toegekend in de
derde graad BSO. Ze worden geacht in het bezit te zijn van een vereist, een
voldoende geacht of een ander bekwaamheidsbewijs, naargelang zij voor het
onderwijs van die vakken in de derde graad BSO beschikken over een vereist, een
voldoende geacht of een ander
bekwaamheidsbewijs.]
[§ 4. De
personeelsleden die tijdelijk belast worden met een andere opdracht in een
niet-vacante betrekking in een ambt waarvoor de titularis de
[salarisschaal]
106 ontvangt, krijgen de toelage voor het uitoefenen van een beter bezoldigde
opdracht.]
Art. 12.
§ 1.
[Het
minimum en het maximum aantal lesuren, vereist voor een ambt met volledige
prestaties van de personeelsleden, vermeld in artikel 1, wordt vastgesteld als
volgt :
1° Wat de eerste graad van het
secundair onderwijs betreft :
voor het onderwijs
van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de praktische
vakken, de klassenraad en de klassendirectie, alsook voor de andere uren die
geen lesuren zijn en
[voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer]
: minimum 22 en maximum 23
lesuren;
2° Wat de tweede graad van het
secundair onderwijs betreft :
a) voor het
onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de
daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de klassenraad en de
klassendirectie en
[voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer]
: minimum 21 en maximum 22
lesuren.
Voor de personeelsleden die belast zijn
met
[een halve lesopdracht in de derde graad
[...]
en/of in
de HBO5-opleiding verpleegkunde]
: minimum 20 en maximum 21 lesuren;
b) voor het onderwijs van de praktische vakken,
alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn : minimum 29
en maximum 30 lesuren;
3° Wat de derde graad
van het secundair onderwijs betreft :
a) voor het
onderwijs van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken, de
daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de klassenraad en de
klassendirectie en
[voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer]
: minimum 20 en maximum 21
lesuren;
b) voor het onderwijs van de praktische
vakken, alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn :
minimum 29 en maximum 30 lesuren;
4° Wat
[...]
[de HBO5-opleiding verpleegkunde]
betreft :
a) voor het onderwijs van de algemene
vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de daarmee gelijkgestelde uren
die geen lesuren zijn, de klassenraad en de klassendirectie : minimum 20 en
maximum 21 lesuren;
b) voor het onderwijs van de
praktische vakken, alsook voor de daarmee gelijkgestelde uren die geen lesuren
zijn : minimum 29 en maximum 30 lesuren.
]
[§ 2. De
afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen maximaal belast
worden met een opdracht die het minimum van het aantal uren voor een ambt met
volledige prestaties
bedraagt.]
[
§ 3.
[In afwijking van § 1 geldt
tijdens het schooljaar 2001-2002 in de 2e, 3e en/of 4e graad voor de leraar die
belast is met het onderwijs van praktische vakken en/of de hiermee
gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de volgende regeling :
1° als het personeelslid uitsluitend belast is met het
onderwijs van deze vakken en/of uren : het minimum en het maximum van een ambt
met volledige prestaties wordt vastgesteld op 30 lesuren;
2° als het personeelslid belast is met een ambt met
volledige prestaties, samengesteld uit het onderwijs van, enerzijds, lesuren
praktisch vak waarvoor het minimum van een ambt met volledige prestaties 30
lesuren bedraagt en, anderzijds, uit vakken waarvoor een ander minimum geldt,
mag :
a) het totaal aantal lesuren waarmee dit personeelslid
wordt belast, niet meer bedragen dan 30 lesuren;
b) binnen dit
maximaal aantal van 30 lesuren het personeelslid slechts twee lesuren presteren
die als plage-uren moeten worden beschouwd overeenkomstig de ponderatieregel
die voor de berekening van de
[salaris]
wordt toegepast.
]
]
[§ 4. Het personeelslid dat zitting heeft
in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet of een
decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan
bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.]
Art. 13.
Voor de toepassing van
artikel 41, § 2 en 44 ter, § 2, van het koninklijk besluit van 15
april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk
en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Onderwijs, is de
deler voor een ambt met onvolledige prestaties gelijk aan :
a) voor de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken,
alsmede voor de hiermee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn, de
klasseraad en de klassedirectie en
[voor de ambten van begeleider en leraar niet-confessionele zedenleer]
:
- 22 in de eerste graad;
- 21 in de tweede graad; hij is gelijk aan 20
[indien minstens een
halve opdracht wordt uitgeoefend in de derde graad
[...]
en/of in de HBO5-opleiding verpleegkunde]
;
-
20
[in de derde graad,
[...]
en de HBO5-opleiding
verpleegkunde]
.
b)
[voor de praktische
vakken, alsmede voor de hiermee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn
:
1° 22 in de eerste graad;
2°
[29 in de tweede
[en derde graad]
en in de
HBO5-opleiding verpleegkunde.]
]
[
De deler
voor een bijbetrekking is gelijk aan :
1° 25,
als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 22, 21 of 20
bedraagt;
2° 35, als de deler voor onvolledige
prestaties gelijk is aan 30;
3° 32, als de
deler voor onvolledige prestaties gelijk is aan 29.
]
Art. 14.
§ 1. Voor de
personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1989 op grond van de voor deze
datum geldende reglementering in een wervingsambt van leraar technische vakken
en beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere of van de hogere
cyclus hetzij tot de stage toegelaten, hetzij vastbenoemd, hetzij vastbenoemd
en als dusdanig erkend daarwaar de erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn
met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden, is ongeacht de
rangschikking van de vakken waarmee zij vanaf het schooljaar 1989-1990 belast
zijn :
- het minimum en maximum aantal uren
vastgesteld op 24 en
[25]
,
- de deler voor een
ambt met onvolledige prestaties gelijk aan 24,
-
de deler voor een bijbetrekking gelijk aan 30.
Deze bepaling is enkel toepasselijk voor het aantal uren waarvoor
de hierboven bedoelde personeelsleden hetzij tot de stage toegelaten, hetzij
vastbenoemd en als dusdanig erkend daar waar de erkenning bestaat, hetzij
gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden.
§ 2.
[De
bepalingen van § 1
[en § 4]
zijn evenwel niet van toepassing
wanneer deze personeelsleden in de eerste graad belast worden met het onderwijs
van algemene vakken, kunstvakken, technische vakken en praktische vakken,
alsmede de hiermee gelijkgestelde uren die geen lesuren zijn of met het ambt
van begeleider. In dat geval zijn op hen de bepalingen van artikel 12, 1° ,
en van artikel 13 van
toepassing.]
[§ 3. De
bepalingen van § 1 zijn van toepassing in het zeevisserijonderwijs voor de
personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1990 op grond van de voor deze
datum geldende regeling in een wervingsambt van leraar technische vakken en
beroepspraktijk in het secundair onderwijs van de lagere of van de hogere
cyclus hetzij tot de stage toegelaten, hetzij vastbenoemd, hetzij vastbenoemd
en als dusdanig erkend daar waar de erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld
zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden, ongeacht de
rangschikking van de vakken waarmee zij vanaf het schooljaar 1990-1991 belast
zijn.]
[§ 4. De
bepalingen van § 1 zijn van toepassing voor de personeelsleden die
uiterlijk op 31 augustus 1996 op grond van de vóór deze datum
geldende reglementering vast benoemd waren in een wervingsambt van leraar
technische vakken en beroepspraktijk in het aanvullend secundair
beroepsonderwijs. Dit geschiedt ongeacht de rangschikking van de vakken waarmee
zij vanaf het schooljaar 1996-1997 zijn belast. De toepassing is beperkt tot
het aantal uren technische vakken en beroepspraktijk waarvan het personeelslid
vastbenoemd titularis was op 31 augustus
1996.]
[§ 5. Het personeelslid dat zitting heeft
in een lokaal inspraakorgaan dat opgericht is door of krachtens een wet of een
decreet, krijgt dienstvrijstelling om de vergaderingen van dat inspraakorgaan
bij te wonen. De dienstvrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.]
Art. 15.
a) Voor iedere maand begrepen
tussen 1 september 1989 en 31 december 1989 bekomt het personeelslid op wie dit
besluit van toepassing is en wiens
[jaarsalaris]
op 31 augustus 1989 gekoppeld
aan de spilindex 114,20 gelijk is aan of hoger is dan 322.380 frank, een
maandelijkse
[salarisbijslag]
die voor een ambt met volledige prestaties
berekend word als volgt :
1824 verminderd met het
bedrag van de solidariteitsbijdrage dat op zijn
[maandsalaris]
zou ingehouden
worden, indien het percentage van december 1987 zou toegepast worden.
b) Indien het betrokken personeelslid belast is
met een ambt met onvolledige prestaties wordt de
[salarisbijslag]
berekend naar
rato van deze prestaties.
c) Voor de
personeelsleden die niet onderworpen zijn aan de solidariteitsbijdrage, alsmede
voor de personeelsleden die niet meer aan de solidariteitsbijdrage onderworpen
zijn in 1989, wordt de
[maandsalaris]
berekend alsof zij onderworpen waren of
onderworpen gebleven waren aan de solidariteitsbijdrage.
Op de
[salarisbijslag]
, gekoppeld aan de spilindex 132,65,
worden de sociale bijdragen ingehouden, met uitzondering van de
solidariteitsbijdrage.
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 16.
§ 1.
Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
1°
de personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1989 op grond van de op deze
datum geldende reglementering hetzij tot de stage toegelaten, hetzij
vastbenoemd en als dusdanig erkend zijn, daar waar de erkenning bestaat, hetzij
gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden;
2°
[de tijdelijke personeelsleden die op 1
september 1986 in dienst waren in het gewoon secundair onderwijs en sedertdien
ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair
onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
of van het opvoedend hulppersoneel en als dusdanig bezoldigd geweest zijn.]
[3°. De personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 1989 op
grond van de op deze datum geldende reglementering over een vrijstelling van
het vereiste bekwaamheidsbewijs met het oog op de toelating tot de stage
beschikten en uiterlijk op 1 juli 1998 in vast verband benoemd werden in een
ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel.]
Voor de toepassing van voormelde bepaling worden niet als
dienstonderbreking beschouwd : de vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de militaire dienst, de perioden van
wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de
verloven van korte duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid
van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven
zonder behoud van
[salaris(toelage)]
voor een maximum duur van zes
werkdagen per schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen
per schooljaar.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden voor :
1° de in
§ 1 bedoelde personeelsleden die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend
personeel en die een selectie- of een bevorderingsambt uitoefenen : voor het
ambt dat zij hetzij op 1 februari 1988 hetzij op 1 februari 1989 uitoefenden;
2° de in § 1 bedoelde personeelsleden
die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend personeel en
A) die een wervingsambt uitoefenen : voor de vakken en of
specialiteiten waarmee zij belast waren hetzij op 1 februari 1988 hetzij op 1
februari 1989;
B) die behoren tot het bestuurs- en
onderwijzend personeel en die een selectieambt van leraar uitoefenden : voor de
vakken en/of specialiteiten waarmee zij belast waren hetzij op 1 februari 1988
hetzij op 1 februari 1989;
[2° bis. Voor de
in § 1, 1° , bedoelde personeelsleden gelden de voornoemde bepalingen
niet alleen voor het ambt, het vak en/of de specialiteit van het ambt dat zij
op 1 februari 1988 en/of 1 februari 1989 effectief uitoefenden, maar eveneens
voor het ambt, het vak en/of de specialiteit van het ambt waarvan zij titularis
zijn gebleven.]
[2°ter. Voor de in § 1, 3° bedoelde personeelsleden
voor het ambt, vak en/of specialiteit waarvoor de vrijstelling van het vereiste
bekwaamheidsbewijs met het oog op de toelating tot de stage werd verleend.
]
Deze overgangsbepalingen gelden :
- in de 1ste en de 2de graad
voor de vakken en/of de specialiteit van het ambt waarmee zij in het secundair
onderwijs van de lagere cyclus hetzij op 1 februari 1988 hetzij op 1 februari
1989 belast waren;
- in de
[tweede, derde en
vierde graad]
voor de vakken en/of de specialiteit van het ambt waarmee zij in
het secundair onderwijs van de hogere cyclus hetzij op 1 februari 1988 hetzij
op 1 februari 1989 belast waren.
3° de in § 1 bedoelde personeelsleden die behoren tot het
opvoedend hulppersoneel : voor de ambten waarmee zij belast waren hetzij op 1
februari 1988 hetzij op 1 februari 1989;
4°
de in § 1 bedoelde personeelsleden :
- die
op basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1989
in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist
bekwaamheidsbewijs meer bezitten bij toepassing van dit besluit : zij worden
geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs;
- die op basis van de reglementering van kracht vóór
1 september 1989 niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en
geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs bezitten bij toepassing van
dit besluit : zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs.
- die op grond van artikel 20
van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut
van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend
hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-,
lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de
Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de
leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze
inrichtingen drie jaar afwijking hebben bekomen van de vereiste
bekwaamheidsbewijzen : zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs.
[
§ 3. De
overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1989,rekening houdend met
het volgende :
1° de in § 1, 1°
bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs
uitgezonderd.
2° de in § 1, 2°
bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en
academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden
door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet
als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°, tweede
lid.
3° met ingang van 1 september 1999
hebben de in 2° bedoelde personeelsleden recht op de overgangsmaatregelen
die hen toegekend werden op 1 september 1989, indien ze sindsdien ononderbroken
in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het universitair en academisch
onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend
personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel
en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden niet
als onderbreking beschouwd :
[
1° de
vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van
verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte
of moederschapsbescherming;
8° de verloven van
korte duur met behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige
gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van salaris(toelage) voor een
maximumduur van zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximum
twee kalenderjaren.
]
4° de in 2° en
3° bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het
opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel en als dusdanig
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de
toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de
perioden opgesomd in 3°, tweede lid.
]
[
Art. 16bis.
§ 1.
Onverminderd de bepalingen van artikel 16 zijn in het deeltijds
beroepssecundair onderwijs overgangsbepalingen van toepassing op de
personeelsleden die op 1 februari 1988 in dienst waren in het experimenteel
secundair onderwijs met beperkt leerplan, en sedertdien ononderbroken in dienst
zijn gebleven in het onderwijs, het universitair onderwijs uitgezonderd, in de
hoedanigheid van lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel of van het
opvoedend hulppersoneel.
Voor de toepassing van
voormelde bepalingen worden niet als dienstonderbreking beschouwd : de
vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de militaire dienst,
perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de
borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van
[salaris(toelage)]
voor een maximum duur van zes werkdagen per
schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste 30 kalenderdagen per
schooljaar. Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 1
februari 1988.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden voor :
1° de in
§ 1 bedoelde personeelsleden die hetzij op 1 februari 1989, hetzij op 1
februari 1990 belast waren met een coördinatieopdracht in het
experimenteel secundair onderwijs met beperkt leerplan voor het ambt van
coördinator;
2° de in § 1 bedoelde
personeelsleden die in de hoedanigheid van lid van het bestuurs- en
onderwijzend personeel fungeren : voor de vakken en/of specialiteiten waarmee
zij belast waren hetzij op 1 februari 1989, hetzij op 1 februari 1990;
3° de in § 1 bedoelde personeelsleden
die in de hoedanigheid van lid van het opvoedend hulppersoneel fungeren : voor
het ambt waarmee zij belast waren hetzij op 1 februari 1989, hetzij op 1
februari 1990.
[
§ 3. De
overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1990, rekening houdend met
het volgende :
1° de in § 1 bedoelde
personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs
uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het
opvoedend hulppersoneel of van het ondersteunend personeel. Voor de toepassing
van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd
in § 1, tweede lid;
2° met ingang van 1
september 1999 hebben de in § 1 bedoelde personeelsleden recht op de
overgangsmaatregelen die hen toegekend werden op 1 september 1990, indien ze
sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het
universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel.
Voor de toepassing van
deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
3°
de in 1° en 2° bedoelde personeelsleden behouden deze
overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het
onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs-
en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet als
onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 2°, tweede lid.
]
]
[
Art. 16ter.
§ 1.
Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
1°
de personeelsleden die ten laatste op 31 augustus 1990 op grond van de op deze
datum geldende reglementering, hetzij tot de stage toegelaten, hetzij
vastbenoemd en als dusdanig erkend, daar waar de erkenning bestaat, hetzij
gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden,
in het zeevisserijonderwijs;
2° de tijdelijke
personeelsleden die, behoudens de hierna vermelde verloven en afwezigheden, op
29 juni 1990 in dienst waren in het zeevisserijonderwijs en sedertdien
ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het academisch
onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
of het opvoedend hulppersoneel, en als dusdanig bezoldigd zijn geweest door het
Rijk of de Gemeenschap.
Voor de toepassing van
voormelde bepaling worden niet als dienstonderbreking beschouwd : de
vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de militaire dienst, de
perioden van wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de
borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud van
[salaris(toelage)]
voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste dertig kalenderdagen per
schooljaar. Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 29
juni 1990.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden voor :
1° de in
§ 1 bedoelde personeelsleden die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend
personeel en die een selectie- of een bevorderingsambt uitoefenen : voor het
ambt dat zij op 1 februari 1990 uitoefenden;
2° de in § 1 bedoelde personeelsleden die behoren tot het
bestuurs- en onderwijzend personeel en die een wervingsambt uitoefenen : voor
de vakken en/of specialiteiten waarmee zij belast waren op 1 februari 1990;
3° de in § 1 bedoelde personeelsleden
die behoren tot het opvoedend hulppersoneel : voor de ambten waarmee zij belast
waren op 1 februari 1990;
4° de in § 1
bedoelde personeelsleden :
- die op basis van de
reglementering, van kracht vóór 1 september 1990, in het bezit
waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs
meer bezitten bij toepassing van dit besluit : zij worden geacht in het bezit
te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs;
- die
op basis van de reglementering, van kracht vóór 1 september 1990,
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist of
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs bezitten bij toepassing van dit besluit :
zij worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs.
§ 3. Voor de in
§ 1, 1° , bedoelde personeelsleden gelden de in § 2 bedoelde
bepalingen niet alleen voor het ambt, het vak en/of de specialiteiten van het
ambt dat zij op 1 februari 1990 effectief uitoefenden, maar eveneens voor het
ambt, het vak en/of de specialiteit van het ambt waarvan zij titularis zijn
gebleven.
[
§ 4. De
overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1990, rekening houdend met
het volgende :
1° de in § 1, 1°,
bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het universitair en academisch onderwijs
uitgezonderd;
2° de in § 1, 2°,
bedoelde personeelsleden behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het universitair en
academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden
door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet
als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°, tweede
lid.
3° met ingang van 1 september 1999
hebben de in § 1, 2° bedoelde personeelsleden recht op de
overgangsmaatregelen die hen toegekend waren op 1 september 1990, indien ze
sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het
universitair en academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het
bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door
de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van
deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
4°
de in 2° en 3° bedoelde personeelsleden behouden deze
overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het
onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs-
en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden
door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet
als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 3°, tweede lid.
]
]
[
Art. 16quater.
De personeelsleden die op 30
juni 1992 op basis van hetzelfde besluit voor een bepaald ambt, vak of
specialiteit in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en dit vanaf
1 september 1992 niet meer zijn
[...]
, worden geacht in het bezit te zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt, het vak of de specialiteit die
zij op 30 juni 1992 effectief uitoefenden en eveneens voor het ambt, het vak of
de specialiteit waarvan zij titularis zijn gebleven.
]
[
Art. 16quinquies.
De personeelsleden die voor
een vak genoemd in het laatste lid van artikel 53, § 4, artikel 54, §
3 en artikel 55, §§ 3, 6 en 7, van het decreet betreffende het
onderwijs-II van 31 juli 1990, de overgangsbepalingen bedoeld in artikel 16
[en artikel 16sexies]
genieten, genieten deze overgangsbepalingen eveneens
wanneer zij belast worden met het algemeen vak "Project algemene vakken",
bedoeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling
van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische
vakken in de instellingen voor secundair onderwijs met volledig leerplan
georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering
van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs en aanvullend
secundair beroepsonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering
van 31 juli 1990 en 5 juni 1991.
]
[
Art. 16sexies.
§ 1. In de
vierde graad van het voltijds secundair onderwijs worden overgangsbepalingen
toegekend aan :
1° de personeelsleden die
uiterlijk op 31 augustus 1996 op grond van de op deze datum geldende
reglementering, vastbenoemd zijn in het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
2° de tijdelijke personeelsleden die,
behoudens de hierna vermelde verloven en afwezigheden, op 28 juni 1996 in
dienst waren in het aanvullend secundair beroepsonderwijs en sedertdien
ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het academisch
onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel
of het opvoedend hulppersoneel, en als dusdanig zijn gefinancierd of
gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor
de toepassing van voormelde bepaling worden niet als dienstonderbreking
beschouwd : de vakantieperioden,
[de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
,]
de
militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de ziekte- of
bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte duur met
behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid van sommige
gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud
van
[salaris(toelage)]
voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar, alsmede een periode van ten hoogste dertig kalenderdagen per
schooljaar. Voornoemde verloven en afwezigheden kunnen eveneens aanvangen op 28
juni 1996.
§ 2. De
overgangsbepalingen gelden voor :
1° de in
§ 1 genoemde personeelsleden die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend
personeel en die een selectie- of een bevorderingsambt uitoefenen : voor het
ambt dat zij op 1 februari 1996 uitoefenden in het aanvullend secundair
beroepsonderwijs;
2° de in § 1 genoemde
personeelsleden die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend personeel en die
een wervingsambt uitoefenen : voor de vakken en/of specialiteiten waarmee zij
waren belast op 1 februari 1996 in het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
3° de in § 1 genoemde personeelsleden
die behoren tot het opvoedend hulppersoneel : voor de ambten waarmee zij waren
belast op 1 februari 1996 in het aanvullend secundair beroepsonderwijs;
4° de in § 1 genoemde personeelsleden :
- die op basis van de reglementering van kracht
vóór 1 september 1996, in het bezit waren van een vereist
bekwaamheidsbewijs en geen vereist bekwaamheidsbewijs meer bezitten bij
toepassing van dit besluit : zij worden geacht in het bezit te zijn van een
vereist bekwaamheidsbewijs;
- die op basis van de
reglementering van kracht vóór 1 september 1996, niet in het
bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en geen vereist of voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs bezitten bij toepassing van dit besluit : zij worden
geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs.
§ 3. De
overgangsbepalingen genoemd in § 1 en § 2 gelden ook in de tweede en
de derde graad.
§ 4. Voor de in
§ 1, 1° en 2° genoemde personeelsleden gelden de in § 2 en
§ 3 genoemde bepalingen niet alleen voor het ambt, het vak en/of de
specialiteiten van het ambt dat zij op 1 februari 1996 effectief uitoefenden,
maar eveneens voor het ambt, het vak en/of de specialiteit van het ambt waarvan
zij titularis waren op dezelfde
datum.
[
§ 5. De
overgangsmaatregelen worden toegekend op 1 september 1996, rekening houdend met
het volgende :
1° de personeelsleden, genoemd
in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1,
2°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt
van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of
van het ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd
worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling wordt
niet als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in § 1, 2°,
tweede lid;
3° met ingang van 1 september
1999 hebben de personeelsleden, genoemd in § 1, 2°, recht op de
overgangsmaatregelen die hen toegekend werden op 1 september 1996, indien ze
sindsdien ononderbroken in dienst zijn gebleven in het onderwijs, het
academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs- en
onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd zijn door
de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van
deze bepaling wordt niet als een onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
4°
de personeelsleden genoemd in 2° en 3° behouden deze
overgangsmaatregelen zolang ze ononderbroken in dienst blijven in het
onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, in een ambt van het bestuurs-
en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel of van het
ondersteunend personeel en als dusdanig gefinancierd of gesubsidieerd worden
door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden niet
als onderbreking beschouwd : de perioden opgesomd in 3°, tweede lid.
]
]
[
Art. 16septies.
§ 1.
Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
1°
de personeelsleden die op 30 juni 1998 op grond van de op deze datum geldende
reglementering vastbenoemd waren in een ambt van het opvoedend hulppersoneel;
2° de personeelsleden die op 30 juni 1998
tijdelijk aangesteld waren of tijdelijk belast waren met een opdracht in een
vacante betrekking van het opvoedend hulppersoneel;
3° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld
waren in een niet-vacante betrekking van het opvoedend hulppersoneel en die
sinds 1 september 1996 tot en met 31 augustus 1998 ononderbroken in dienst
waren in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
4° de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk belast
waren met een opdracht in een niet-vacante betrekking van een selectie- of
bevorderingsambt van het opvoedend hulppersoneel en die sinds 1 september 1996
tot en met 31 augustus 1998 ononderbroken in dienst waren in het onderwijs, het
academisch onderwijs uitgezonderd.
Voor de
toepassing van voormelde bepaling worden niet als onderbreking beschouwd : de
vakantieperioden, de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
, de militaire dienst, de perioden van
wederoproeping, de ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de
verloven van korte duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter
gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de
verloven zonder behoud van
[salaris(toelage)]
voor een maximum duur van
ten hoogste 30 kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde onderbrekingen kunnen
aanvangen of lopen op 1 september 1996.
§ 2. De
overgangsmaatregelen gelden voor de ambten van het ondersteunend
personeel.
§ 3. De in
§ 1 genoemde personeelsleden :
1° die op
basis van de reglementering van kracht vóór 1 september 1998
organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en geen
vereist bekwaamheidsbewijs meer hebben voor een ambt van het ondersteunend
personeel worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs;
2° die op basis van de
reglementering van kracht vóór 1 september 1998 organiek of via
overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en geen
vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een ambt van het
ondersteunend personeel worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs.
§ 4. De
overgangsbepalingen worden toegekend op 1 september 1998, rekening houdend met
het volgende :
1° De personeelsleden, genoemd
in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd.
2° De personeelsleden, genoemd in § 1, 2°,
3°en 4°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in
dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de
toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 16octies.
§ 1.
Overgangsbepalingen worden toegekend aan :
1°
de personeelsleden die op 30 juni 1998 op grond van de op deze datum geldende
reglementering vastbenoemd waren in een ambt van het administratief
personeel;
2°
de personeelsleden die op 30 juni 1998 tijdelijk aangesteld waren of tijdelijk
belast waren met een opdracht in een vacante betrekking van het administratief
personeel;
3° de personeelsleden die op 30
juni 1998 tijdelijk aangesteld waren in een niet-vacante betrekking van het
administratief personeel en die sinds 1 september 1996 tot en met 31 augustus
1998 ononderbroken in dienst waren in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd.
Voor de toepassing van voormelde
bepaling worden niet als een onderbreking beschouwd : de vakantieperioden, de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
, de militaire dienst, de perioden van wederoproeping, de
ziekte- of bevallingsverloven, de borstvoedingsverloven, de verloven van korte
duur met behoud van
[salaris(toelage)]
ter gelegenheid van sommige
gebeurtenissen van familiale of sociale aard, alsook de verloven zonder behoud
van
[salaris(toelage)]
voor een maximum duur van ten hoogste 30
kalenderdagen per schooljaar. Voornoemde onderbrekingen kunnen aanvangen of
lopen op 1 september 1996.
§ 2. De
overgangsmaatregelen gelden voor de ambten van het ondersteunend
personeel.
§ 3. De in
§ 1 genoemde personeelsleden die op basis van de reglementering van kracht
vóór 1 september 1998 organiek of via overgangsmaatregelen in het
bezit waren van een bekwaamheidsbewijs vereist voor een ambt van het
administratief personeel en geen vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs
hebben voor een ambt van het ondersteunend personeel : zij worden geacht in het
bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs.
§ 4. De
overgangsbepalingen worden toegekend op 1 september 1998, rekening houdend met
het volgende :
1° De personeelsleden, genoemd
in § 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° De personeelsleden, genoemd in § 1,
2° en 3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken
in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de
toepassing van deze bepaling worden niet als onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 16nonies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan de volgende personeelsleden :
1° de
personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2002 vast benoemd zijn voor het
algemeen vak psychologie, en/of sociologie en/of media;
2°
de personeelsleden die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn
met het algemeen vak psychologie, het algemeen vak sociologie en/of het
algemeen vak media in de loop van het schooljaar 2001-2002;
3° de personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2002
het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben verworven
voor het algemeen vak psychologie, het algemeen vak sociologie en/of het
algemeen vak media.
§ 2. De personeelsleden, genoemd in
§ 1, die op basis van de reglementering die vóór 1 september
2002 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren
van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak psychologie en/of voor
het algemeen vak sociologie en/of voor het algemeen vak media in een bepaalde
graad en/of onderwijsvorm, en die vanaf 1 september 2002 geen vereist
bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak cultuurwetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak cultuurwetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden,
genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die vóór
1 september 2002 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het
bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak sociologie
en/of voor het algemeen vak psychologie en/of voor het algemeen vak media in
een bepaalde graad en/of onderwijsvorm, en die vanaf 1 september 2002 geen
vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak gedragswetenschappen in
de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak gedragswetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden,
genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die vóór
1 september 2002 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het
bezit waren van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak
psychologie en/of voor het algemeen vak sociologie en/of voor het algemeen vak
media in een bepaalde graad en/of onderwijsvorm, en die vanaf 1 september 2002
geen voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak
cultuurwetenschappen in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht
in het bezit te zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het
algemeen vak cultuurwetenschappen in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden, genoemd in § 1, die op basis van de
reglementering die vóór 1 september 2002 van kracht was, organiek
of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak sociologie en/of voor het algemeen vak
psychologie en/of voor het algemeen vak media in een bepaalde graad en/of
onderwijsvorm, en vanaf 1 september 2002 geen voldoend geacht
bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak gedragswetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm : zij worden geacht in het bezit te zijn
van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak
gedragswetenschappen in de betreffende graad en/of
onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2002, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in
§ 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en
3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de
toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een
onderbreking beschouwd :
[
1° de
vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
§ 4. De algemene vakken sociologie,
psychologie en media worden ambtshalve geconcordeerd naar de algemene vakken
gedragswetenschappen en
cultuurwetenschappen.
]
[
Art. 16decies.
§ 1. Overgangsmaatregelen worden
toegekend aan de volgende personeelsleden :
1° de
personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2002 vast benoemd zijn voor het
technisch en/of het praktisch vak sport;
2° de
personeelsleden die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met
het technisch en/of het praktisch vak sport in de loop van het schooljaar
2001-2002;
3° de personeelsleden die uiterlijk op 1
september 2002 het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur
hebben verworven voor het vak sport.
§ 2. De personeelsleden, genoemd in
§ 1, die op basis van de reglementering die vóór 1 september
2002 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren
van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak sport
in een bepaalde graad en/of onderwijsvorm, en vanaf 1 september 2002 geen
vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak sport in de betreffende
graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak sport in de betreffende graad en/of
onderwijsvorm.
De personeelsleden, genoemd in § 1, die op
basis van de reglementering die vóór 1 september 2002 van kracht
was, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak sport in een
bepaalde graad en/of onderwijsvorm, en vanaf 1 september 2002 geen voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemeen vak sport in de betreffende
graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een voldoend
geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak sport in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2002 rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in
§ 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en
3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de
toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een
onderbreking beschouwd :
[
1° de
vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
§ 4. Het technisch en het praktisch vak
sport worden ambtshalve geconcordeerd naar het algemeen vak
sport.
]
[
Art. 16undecies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan de volgende personeelsleden :
1° de
personeelsleden die uiterlijk op 31 augustus 2005 vast benoemd zijn voor het
algemeen vak wijsgerige stromingen;
2° de personeelsleden
die tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met het algemeen vak
wijsgerige stromingen in de loop van het schooljaar 2004-2005;
3° de personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2005
het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur hebben verworven
voor het algemeen vak wijsgerige stromingen.
§ 2. De personeelsleden, genoemd in
§ 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van
kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, en vanaf 1
september 2005 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak filosofie in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden, genoemd in § 1,
die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van kracht was via
overgangsmaatregelen in het bezit waren van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, en vanaf 1
september 2005 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van
een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak filosofie in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2005, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in
§ 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en
3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd :
[
1° de
vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 16duodecies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan de volgende personeelsleden : 1° de personeelsleden die
uiterlijk op 31 augustus 2005 vast benoemd zijn voor het technisch en/of
praktisch vak kleding;
2° de personeelsleden die tijdelijk
aangesteld of tijdelijk belast geweest zijn met het technisch/en of praktisch
vak kleding in de loop van het schooljaar 2004-2005;
3° de
personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2005 het recht op een tijdelijke
aanstelling van doorlopende duur hebben verworven voor het technisch en/of
praktisch vak kleding.
§ 2. De personeelsleden, genoemd in
§ 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2005 van
kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak kleding, en vanaf 1
september 2005 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben in de betreffende graad
en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak mode in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
De personeelsleden,
genoemd in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september
2005 van kracht was via overgangsmaatregelen in het bezit waren van een
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak
kleding, en vanaf 1 september 2005 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
hebben in de betreffende graad en/of onderwijsvorm worden geacht in het bezit
te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of
praktisch vak mode in de betreffende graad en/of
onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2005, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De personeelsleden, genoemd in
§ 1, 1°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang ze in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd;
2° de personeelsleden, genoemd in § 1, 2° en
3°, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende
perioden niet als een onderbreking beschouwd :
[
1° de
vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 16terdecies.
§ 1. Alle personeelsleden die uiterlijk
op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende
bekwaamheidsbewijzen :
1° diploma van onderwijzer(es)
uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest onderwijsbevoegdheid
niet-confessionele zedenleer;
2° GLSO of GVSO-groep 1
uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest cursus zedenleer
gevolgd in het hoger secundair onderwijs;
3° ten minste
HOKT + BPB + attest van definitieve vrijstelling;
worden geacht
vanaf 1 september 2005 in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten
minste HOKT + BPB + attest "voldoende geacht" voor NCZ.
§ 2. Alle personeelsleden die uiterlijk
op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende
bekwaamheidsbewijzen :
1° licentiaat wijsbegeerte
uitgereikt door een niet-confessionele instelling + BPB + attest van
beroepsbekwaamheid niet-confessionele zedenleer;
2° ten
minste HOLT + BPB + attest cursus zedenleer gevolgd in het hoger secundair
onderwijs;
3° ten minste HOLT + BPB + attest van
definitieve vrijstelling;
worden geacht vanaf 1 september 2005
in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten minste HOLT + BPB +
attest "voldoende geacht" voor NCZ.
§ 3. Alle personeelsleden die uiterlijk
op 31 augustus 2005 in het bezit zijn van een van de volgende
bekwaamheidsbewijzen :
1° diploma van onderwijzer(es) +
attest onderwijsbevoegdheid niet-con-fessionele
zedenleer;
2° GLSO of GVSO-groep 1 + attest voorlopige
vrijstelling cursus niet-confessionele zedenleer in HSO;
3°
GLSO of GVSO-groep 1 + attest voorlopige vrijstelling diploma uitgereikt door
een niet-confessionele instelling;
4° ten minste HOKT +
attest voorlopige vrijstelling cursus niet-confessionele zedenleer in het
H.S.O;
5° ten minste HOKT uitgereikt door een
niet-confessionele instelling + attest onderwijsbevoegdheid en de cursus
niet-confessionele zedenleer gevolgd in het H.S.O;
6° ten
minste HOLT uitgereikt door een niet-confessionele instelling + attest
onderwijsbevoegdheid en de cursus niet-confessionele zedenleer gevolgd in het
H.S.O;
7° ten minste HOLT + attest voorlopige vrijstelling
cursus niet-confessionele zedenleer in het H.S.O;
8° ten
minste HOLT + attest voorlopige vrijstelling diploma uitgereikt door een
niet-confessionele instelling;
worden geacht vanaf 1 september
2005 in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs : ten minste HOKT + attest
"ander" voor NCZ.
]
[
Art. 16quater decies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan de personeelsleden die in toepassing van
artikel 103sexies van
het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of
artikel 84ter decies
van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs een
individuele concordantie hebben voor het algemeen vak Nederlands voor
nieuwkomers.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
§ 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2006 van
kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een
vereist bekwaamheidsbewijs voor een vak in de specifieke uren-leraar in het
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, vermeld in artikel 5 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair
onderwijs, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak Nederlands voor
nieuwkomers.
De personeelsleden, vermeld in § 1, die op
basis van de reglementering die voor 1 september 2006 van kracht was, organiek
of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor een vak in de specifieke uren-leraar in het
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, vermeld in
artikel 5 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair
onderwijs en vanaf 1 september 2006 geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs
hebben voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, worden geacht in het
bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak
Nederlands voor nieuwkomers.
De personeelsleden, vermeld in
§ 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2006 van
kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een
ander bekwaamheidsbewijs voor een vak in de specifieke uren-leraar in het
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, vermeld in artikel 5 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van
onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair
onderwijs en vanaf 1 september 2006 geen ander bekwaamheidsbewijs hebben voor
het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, worden geacht in het bezit te
zijn van een ander bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak Nederlands voor
nieuwkomers.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
§ 2, worden toegekend op 1 september 2006, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° De vast benoemde
personeelsleden vermeld in § 1, behouden deze overgangsmaatregelen zolang
ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd;
2° de tijdelijke personeelsleden vermeld in
§ 1, behouden deze overgangsmaatregelen zolang zij ononderbroken in dienst
blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs uitgezonderd, en
gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse
Gemeenschap.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de
volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
[
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
]
[
Art. 16quinquies decies.
§ 1. Een personeelslid dat in juni 2008
als contractueel personeelslid of als tijdelijk personeelslid ten laste van de
inrichtende macht in dienst was in een functie van studiemeester-opvoeder in
een door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd internaat, zoals vermeld in
artikel 84quater decies van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie
personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, en dat :
1° ofwel
niet in het bezit is van een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair
onderwijs (ten minste HSO);
2° ofwel in het bezit is van
een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (tenminste HSO)
dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is
volgens dit besluit,
wordt met ingang van 31 augustus 2008 bij
overgangsmaatregel geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van
studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 2. Een personeelslid dat in juni 2008
als tijdelijk personeelslid in dienst was als studiemeester-opvoeder in een
door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd internaat en dat in het bezit is van
een bekwaamheidsbewijs van ten minste hoger secundair onderwijs (tenminste HSO)
dat voor dat ambt geen vereist of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs is
volgens dit besluit, wordt met ingang van 31 augustus 2008 bij
overgangsmaatregel geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs, met salarisschaal 125, voor het ambt van
studiemeester-opvoeder in een internaat.
§ 3. De personeelsleden behouden de
overgangsmaatregelen, vermeld in § 1 en § 2, zolang zij ononderbroken
in dienst blijven in een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of
gesubsidieerd internaat.
Voor de toepassing van deze bepaling
worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd
:
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de
borstvoedingsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit
een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud van
salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximum twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16sexiesdecies.
De overgangsbepalingen die volgens artikel
16 tot en met 16quinquiesdecies gelden voor de vierde graad, gelden ook voor de
HBO5-opleiding verpleegkunde.
]
[
Art. 16septiesdecies.
§ 1. Er worden overgangsmaatregelen
toegekend aan de personeelsleden die met toepassing van hoofdstuk I van het
besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 betreffende de individuele
concordantie naar het vak podiumtechniek in de studierichting podiumtechnieken
van de derde graad van het technisch secundair onderwijs, en tot wijziging van
het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de
algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken
in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor
voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap,
met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs, tot
wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 1989 betreffende
de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de
bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs en tot wijziging van het
besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 1990 betreffende de
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling van de
leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars, een individuele concordantie
hebben voor het technisch en/of praktisch vak
podiumtechniek.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2009 van
kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een
vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak vanwaaruit ze een individuele
concordantie hebben gekregen, en die vanaf 1 september 2009 geen vereist
bekwaamheidsbewijs hebben voor het technisch en/of praktisch vak
podiumtechniek, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak podiumtechniek.
De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van
de reglementering die voor 1 september 2009 van kracht was, organiek of via
overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor het vak vanwaaruit ze een individuele concordantie
hebben gekregen, en die vanaf 1 september 2009 geen voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs hebben voor het technisch en/of praktisch vak
podiumtechniek, worden geacht in het bezit te zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs voor het technisch en/of praktisch vak
podiumtechniek.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in
paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2009, rekening houdend met de
onderstaande bepalingen :
1° voor de vastbenoemde
personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, blijven deze overgangsmaatregelen
gelden zolang ze in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd;
2° voor de tijdelijke personeelsleden,
vermeld in paragraaf 1, blijven deze overgangsmaatregelen gelden zolang zij
ononderbroken in dienst blijven in het onderwijs, het academisch onderwijs
uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse
Gemeenschap. De volgende perioden worden niet als een onderbreking beschouwd :
1° de vakantieperioden;
2° de
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° de militaire
dienst;
4° de perioden van
wederoproeping;
5° de ziekte- en
bevallingsverloven;
6° de onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° de perioden van verwijdering uit een risico in het
kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° de verloven van korte duur met
behoud van salaris(toelage) ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van
familiale of sociale aard;
9° de verloven zonder behoud
van salaris(toelage) voor een maximumduur van zes werkdagen per
schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende
periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16duodevicies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in het bezit zijn van het bekwaamheidsbewijs GLSO wiskunde, als zodanig vermeld in bijlage 1, en aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2012 vastbenoemd zijn voor respectievelijk het algemene vak fysica, het technische/praktische vak toegepaste fysica, het algemene vak natuurwetenschappen, het technische/praktische vak toegepaste natuurwetenschappen of het algemene vak wetenschappelijk werk;
2° in de loop van het schooljaar 2009-2010, 2010-2011 of 2011-2012 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast geweest zijn met respectievelijk het algemene vak fysica, het technische/praktische vak toegepaste fysica, het algemene vak natuurwetenschappen, het technische/praktische vak toegepaste natuurwetenschappen of het algemene vak wetenschappelijk werk.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2012 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak, vermeld in paragraaf 1, en die vanaf 1 september 2012 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor dat vak, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat vak in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2012, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang zij ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° vakantieperioden;
2°
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5° ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16undevicies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor
de personeelsleden :
1° die een individuele concordantie
naar het algemene vak natuurwetenschappen genieten, zoals bepaald in het
besluit van de Vlaamse Regering van 17 september 2010 betreffende de
concordantie naar het algemene vak natuurwetenschappen en het technische vak
techniek ten gevolge van de wijzigingen in de basisvorming van de eerste graad
van het secundair onderwijs, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse
Regering van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de
salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het
secundair onderwijs, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering
van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en
de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars,
artikel 1 tot en met 6
;
2° die een ambtshalve concordantie naar het algemene vak
natuurwetenschappen genieten, zoals bepaald in de
bijlage I bij het
besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve
concordantie, punt 5° tot en met 9°;
3° die een
amtshalve concordantie naar het technische vak techniek genieten, zoals bepaald
in de bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006
betreffende de ambtshalve concordantie, punt 4°.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
paragraaf 1, 1°, die op basis van de reglementering die van kracht was aan
de vooravond van de toekenning van de concordantie, in het bezit waren van een
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, organiek of via overgangsmaatregelen, en
die vanaf de datum waarop de concordantie toegekend wordt, geen voldoende
geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemene vak natuurwetenschappen in
de betreffende graad en/of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn
van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak
natuurwetenschappen in de betreffende graad en/of
onderwijsvorm.
§ 3. De personeelsleden, vermeld in
paragraaf 1, 2°, die op basis van de reglementering die van kracht was aan
de vooravond van de toekenning van de concordantie, in het bezit waren van een
vereist bekwaamheidsbewijs, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf
de datum waarop de concordantie toegekend wordt, geen vereist
bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemene vak natuurwetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak natuurwetenschappen in de
betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 4. De personeelsleden, vermeld in
paragraaf 1, 3°, die op basis van de reglementering die van kracht was aan
de vooravond van de toekenning van de concordantie, in het bezit waren van een
vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, organiek of via
overgangsmaatregelen, en die vanaf de datum waarop de concordantie toegekend
wordt geen vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben
voor het technische vak techniek, worden geacht in het bezit te zijn van een
vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het technische
vak techniek in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 5. De overgangsmaatregelen, vermeld in
paragraaf 2 tot en met 4, worden toegekend op het moment van concordantie,
rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor
de vastbenoemde personeelsleden blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang
ze in dienst zijn in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten
uitgezonderd;
2° voor de tijdelijke personeelsleden blijven
de overgangsmaatregelen gelden zolang zij ononderbroken in dienst zijn in het
onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of
gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze
bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd
:
1° vakantieperioden;
2°
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5°
ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde
ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een
risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of
moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met
behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen
van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud
van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van
maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art.16vicies.
[...]
]
[
Art.16vicies semel.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° master in de kinesitherapie + BPB;
2° master in de revalidatiewetenschappen en de kinesitherapie + BPB;
3° master of Adapted Physical Activity + BPB;
4° master of Rehabilitation Sciences and Physiotherapy + BPB.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2013 vastbenoemd zijn voor respectievelijk het algemene vak sport of het algemene vak lichamelijke opvoeding;
2° in de loop van het schooljaar 2010-2011, 2011-2012 of 2012-2013 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast geweest zijn met respectievelijk het algemene vak sport of het algemene vak lichamelijke opvoeding.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in § 1, die op basis van de reglementering die voor 1 september 2013 van kracht was, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het vak, vermeld in paragraaf 1, en die vanaf 1 september 2013 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor dat vak, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat vak in de betreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in § 2, worden toegekend op 1 september 2013, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd;
2° voor de personeelsleden, vermeld in § 1, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang zij ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, de hogescholen en de universiteiten uitgezonderd, en gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° vakantieperioden;
2°
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5° ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16vicies bis.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden aan wie een ambtshalve concordantie naar het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer wordt toegekend, als vermeld in bijlage I, 10°, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2014, in het bezit waren van een vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het algemeen vak niet-confessionele zedenleer, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2014 geen vereist, respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist respectievelijk voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer in de desbetreffende graad en/of onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2014, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de vastbenoemde personeelsleden blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten;
2° voor de tijdelijke personeelsleden blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten, en zolang ze gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Voor de toepassing van het eerste lid worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
1° vakantieperioden;
2°
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
3° militaire dienst;
4° perioden van wederoproeping;
5° ziekte- en bevallingsverloven;
6° onbezoldigde ouderschapsverloven;
7° perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
8° verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
9° verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
10° een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16vicies ter.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° licentiaat archeologie + BPB;
2° master in de archeologie + BPB;
3° master of Archeology + BPB;
4° licentiaat kunstgeschiedenis en oudheidkunde + BPB;
5° licentiaat oudheidkunde en kunstgeschiedenis + BPB;
6° licentiaat kunstwetenschappen en archeologie + BPB;
7° licentiaat kunstgeschiedenis en archeologie + BPB;
8° licentiaat kunstwetenschappen + BPB;
9° master in de kunstwetenschappen + BPB;
10° master in de kunstwetenschappen en de archeologie + BPB.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2015 vastbenoemd zijn voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie;
2° in de loop van het schooljaar 2012-2013, 2013-2014 of 2014-2015 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast geweest zijn met het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2015, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2015 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie in de desbetreffende graad en onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2015, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten, en zolang ze gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) vakantieperioden;
b)
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
c) militaire dienst;
d) perioden van wederoproeping;
e) ziekte- en bevallingsverloven;
f) onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16vicies quater.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in het bezit zijn van een van de volgende bekwaamheidsbewijzen :
1° bachelor (PBA) multimedia en communicatietechnologie + BPB;
2° bachelor (PBA) of Multimedia and Communication Technology + BPB.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2015 vastbenoemd zijn voor het technische of praktisch vak kantoortechnieken;
2° in de loop van het schooljaar 2012-2013, 2013-2014 of 2014-2015 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast geweest zijn met het technische of praktisch vak kantoortechnieken.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2015, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het technische of praktische vak kantoortechnieken, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2015 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het technische of praktische vak kantoortechnieken, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het technische of praktische vak kantoortechnieken in de desbetreffende graad en onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2015, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten, en zolang ze gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) vakantieperioden;
b)
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
c) militaire dienst;
d) perioden van wederoproeping;
e) ziekte- en bevallingsverloven;
f) onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16vicies quinquies.
§ 1. Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van master uit het studiegebied toegepaste taalkunde met Nederlands als hoofdtaal + BPB.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, moeten aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° uiterlijk op 31 augustus 2015 vastbenoemd zijn voor het algemene vak Nederlands;
2° in de loop van het schooljaar 2012-2013, 2013-2014 of 2014-2015 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast geweest zijn met het algemene vak Nederlands.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, die op basis van de reglementering die van kracht was voor 1 september 2015, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak Nederlands, organiek of via overgangsmaatregelen, en die vanaf 1 september 2015 geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het algemene vak Nederlands, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het algemene vak Nederlands in de desbetreffende graad en onderwijsvorm.
§ 3. De overgangsmaatregelen, vermeld in paragraaf 2, worden toegekend op 1 september 2015, rekening houdend met de onderstaande bepalingen :
1° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten;
2° voor de personeelsleden, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, blijven de overgangsmaatregelen gelden zolang ze ononderbroken in dienst zijn in het onderwijs, met uitzondering van de hogescholen en de universiteiten, en zolang ze gefinancierd of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende perioden niet als een onderbreking beschouwd :
a) vakantieperioden;
b)
[loopbaanonderbreking en zorgkrediet]
;
c) militaire dienst;
d) perioden van wederoproeping;
e) ziekte- en bevallingsverloven;
f) onbezoldigde ouderschapsverloven;
g) perioden van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte of moederschapsbescherming;
h) verloven van korte duur met behoud van salaris of salaristoelage ter gelegenheid van sommige gebeurtenissen van familiale of sociale aard;
i) verloven zonder behoud van salaris of salaristoelage tot maximaal zes werkdagen per schooljaar;
j) een onderbreking van een doorlopende periode van maximaal twee kalenderjaren.
]
[
Art. 16vicies sexies
De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 16 tot en met 16vicies quinquies
overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien
opnieuw in dienst treden.
]
[
Art. 16vicies septies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in de loop van het
schooljaar 2020-2021 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast zijn met een opdracht in een ambt dat uiterlijk op
31 augustus 2021 is opgericht met toepassing van artikel VI.7 van de Codificatie sommige bepalingen voor het
onderwijs van 28 oktober 2016.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht was voor
1 september 2021, organiek of via overgangsmaatregelen, in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs voor
het ambt, vermeld in het eerste lid, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor het ambt van ICT-coördinator
waarvoor ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve concordantie verkregen hebben,
worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2021. Voor de personeelsleden,
vermeld in het eerste lid, blijven die overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit dienst treden en
nadien opnieuw in dienst treden.
]
[
Art. 16duodetricies.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die voor een vak als vermeld in
artikel 2 tot en met 5bis van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene
vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor voltijds secundair
onderwijs en in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair
onderwijs fungeren georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de
instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs, aan een van de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze zijn uiterlijk op 31 augustus 2025 vastbenoemd in het voormelde vak;
2° ze zijn in de loop van de schooljaren 2022-2023, 2023-2024 of 2024-2025 tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast
geweest met het voormelde vak.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht is voor
1 september 2025, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor dat
vak in een bepaalde graad en onderwijsvorm en voor het vak, waarnaar ze met toepassing van een van de volgende
bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, in de overeenstemmende
graad en onderwijsvorm geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht is voor
1 september 2025, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor dat vak in een bepaalde graad en onderwijsvorm, en voor het vak, waarnaar ze met toepassing van een van
de volgende bepalingen respectievelijk een ambtshalve of individuele concordantie verkregen hebben, in de
overeenstemmende graad en onderwijsvorm geen voldoende geacht bekwaamheidsbewijs hebben, worden geacht in
het bezit te zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid, worden toegekend vanaf 1 september 2025. De
personeelsleden voor wie die overgangsmaatregelen gelden, behouden ze na die datum, ook als ze na die datum uit
dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.
]
[
Art. 16undetricies
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die aan een van de volgende
voorwaarden voldoen:
1° uiterlijk op 31 augustus 2023 vastbenoemd zijn voor een van de volgende vakken:
a) technisch vak bouw;
b) technisch vak hout;
c) technisch vak verzorging;
d) technisch vak voeding;
e) praktisch vak bouw;
f) praktisch vak hout;
g) praktisch vak verzorging;
h) praktisch vak voeding;
2° in de loop van de schooljaren 2020-2021, 2021-2022 of 2022-2023 tijdelijk aangesteld zijn geweest in of tijdelijk
belast zijn geweest met een van de volgende vakken:
a) technisch vak bouw;
b) technisch vak hout;
c) technisch vak verzorging;
d) technisch vak voeding;
e) praktisch vak bouw;
f) praktisch vak hout;
g) praktisch vak verzorging;
h) praktisch vak voeding.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die op basis van de reglementering die van kracht is voor
1 september 2023, organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor een
van de volgende vakken in een bepaalde graad en onderwijsvorm, en geen vereist bekwaamheidsbewijs hebben voor
datzelfde vak in de overeenstemmende graad en onderwijsvorm, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs:
1° technisch vak bouw;
2° praktisch vak bouw;
3° technisch vak hout;
4° praktisch vak hout;
5° technisch vak voeding;
6° praktisch vak voeding;
7° technisch vak verzorging;
8° praktisch vak verzorging.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede lid, gelden vanaf 1 september 2023. De personeelsleden voor wie
die overgangsmaatregelen gelden, behouden ze na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien
opnieuw in dienst treden.
]
Artikel 17.
[
§ 1. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 16, blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór 1 september 1989 geldende
reglementering mocht verleend worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover
zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 2. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 16, die op basis van de reglementering van
kracht vóór 1 september 1989 :
-
niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs;
- niet in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit besluit in het
bezit zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs;
- in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs,
blijven eveneens de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór
dezelfde datum geldende reglementering mocht verleend worden, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 3. In de
eerste en in de tweede graad genieten de in §§ 1 en 2 bedoelde
personeelsleden voor de vakken en/of de specialiteit van het ambt waarvoor zij
de overgangsbepalingen genieten de
[salarisschaal]
die hun op grond van
de vóór 1 september 1989 geldende reglementering mocht verleend
worden in het secundair onderwijs van de lagere cyclus, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 4. In de
[tweede, derde en vierde graad]
genieten de in §§ 1 en 2
bedoelde personeelsleden voor de vakken en/of de specialiteit van het ambt
waarvoor zij de overgangsbepalingen genieten de
[salarisschaal]
die hun
op grond van de vóór 1 september 1989 geldende reglementering
mocht verleend worden in het secundair onderwijs van de hogere cyclus, tenzij
het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 5. Indien
zowel de bepalingen van § 3 als deze van § 4 van toepassing zijn op
een personeelslid, wordt
[uitsluitend voor de tweede graad]
aan dit
personeelslid de voordeligste
[salarisschaal]
toegekend.
§ 6. De
bepalingen van artikel 11 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zijn niet
van toepassing.
]
[
Artikel 17bis.
§ 1. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 16bis
[en in artikel 16ter,]
blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de
vóór 1 september 1990 geldende reglementering mocht verleend
worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de personeelsleden beschikken
recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 2. De
personeelsleden, bedoeld in artikel 16bis, die op basis van de reglementering
van kracht vóór de erin vermelde datum :
- niet in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en
die bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs;
- niet in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit besluit in het
bezit zijn van een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs;
- in het bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij
toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs,
blijven eveneens
de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór
dezelfde datum geldende reglementering mocht verleend worden, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
De bepalingen van
artikel 11 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zijn niet
van toepassing.
]
[
Artikel 17ter.
§ 1. De
personeelsleden die :
- in dienst zijn op 1 juni
1990 in een gesubsidieerd internaat of in een gesubsidieerde
onderwijsinstelling waaraan een internaat verbonden is,
- en in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste
HOKT,
worden geacht houder te zijn van een
voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van beheerder, met als
[salarisschaal]
165, vanaf het ogenblik dat zij drie jaar ervaring
hebben verworven in een gesubsidieerd internaat
[of in een medisch pedagogisch
instituut]
.
§ 2. De
personeelsleden die :
- in dienst zijn op 1 juni
1990 in een gesubsidieerd internaat of in een gesubsidieerde
onderwijsinstelling waaraan een internaat verbonden is,
- en in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs van ten minste
HSO,
worden geacht houder te zijn van
een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs voor het ambt van beheerder, met als
[salarisschaal]
384, vanaf het ogenblik dat zij drie jaar ervaring
hebben verworven in een gesubsidieerd internaat.
]
[
Art. 17quater.
[
§ 1. De personeelsleden
die niet in het bezit zijn van één van de vereiste
bekwaamheidsbewijzen die in de
[bijlage I]
gevoegd bij dit besluit bepaald
zijn voor het ambt van werkplaatsleider/technisch adviseur-coördinator,
doch die uiterlijk op 1 juni 1986 het bevorderingsbrevet voor dit ambt behaald
hebben, worden geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs
voor het ambt van werkplaatsleider en van technisch adviseur-coördinator
met als
[salarisschaal]
311.
§ 2. De
personeelsleden die niet in het bezit zijn van één van de
vereiste bekwaamheidsbewijzen die in de
[bijlage I]
gevoegd bij dit besluit
bepaald zijn voor het ambt van werkplaatsleider/technisch
adviseur-coördinator, doch die het ambt van werkmeester uitoefenen en
uiterlijk op 1 juni 1991 in dit ambt hetzij vastbenoemd en als dusdanig erkend
zijn, daar waar de erkenning bestaat, hetzij gelijkgesteld zijn met de
vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden, worden eveneens geacht in
het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het ambt van
werkplaatsleider en van technisch adviseur-coördinator met
[salarisschaal]
311.
]
]
[
Art. 17quinquies.
De personeelsleden, bedoeld
in artikel 16 quater, blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond
van de vóór 1 september 1992 geldende reglementering mocht
verleend worden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de personeelsleden
beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17sexties.
De personeelsleden, bedoeld
in artikel 16 quinquies, blijven de
[salarisschaal]
genieten waarop zij, in
toepassing van de bepalingen van de artikelen 17 en 17bis recht hebben, tenzij
het bekwaamheidsbewijs waarover de personeelsleden beschikken recht geeft op
een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17septies.
Wanneer een instelling voor
secundair onderwijs zonder derde graad wordt omgevormd tot een instelling voor
secundair onderwijs met derde graad, is de in die instelling vast benoemde
titularis van het bevorderingsambt van directeur gemachtigd het ambt van
directeur in die instelling voort uit te oefenen.
Hij behoudt de
[salarisschaal]
, evenals de vaste benoeming
verbonden aan het ambt van directeur van een instelling voor secundair
onderwijs zonder derde graad, tenzij hij beschikt over het bekwaamheidsbewijs
dat in aanmerking komt voor een vaste benoeming in het ambt van directeur in
een instelling voor secundair onderwijs met derde graad, in welk geval hij
recht heeft op de
[salarisschaal]
verbonden aan dat ambt.
]
[
Art. 17octies.
§ 1. De
personeelsleden, genoemd in artikel 16sexies, blijven de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de vóór 1 september 1996 geldende
reglementering mocht worden verleend, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de
personeelsleden beschikken, recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 2. De
personeelsleden, genoemd in artikel 16sexies, die op basis van de
reglementering van kracht vóór de erin vermelde datum
:
- niet in het bezit waren van een vereist
bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van
een vereist bekwaamheidsbewijs;
- niet in het
bezit waren van een vereist bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit
besluit in het bezit zijn van een voldoende geacht
bekwaamheidsbewijs;
- in het bezit waren van een
vereist bekwaamheidsbewijs en die bij toepassing van dit besluit in het bezit
zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs,
blijven
eveneens de
[salarisschaal]
genieten die hun op grond van de
vóór dezelfde datum geldende reglementering mocht worden
verleend, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken, recht geeft op
een hogere
[salarisschaal]
.
§ 3. De
overgangsbepalingen genoemd in § 1 en § 2 gelden in de tweede, de
derde en de vierde graad, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover de
personeelsleden beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 4. Indien
zowel de bepalingen van artikel 17, artikel 17bis, en van 17octies van
toepassing zijn op een personeelslid, wordt aan dit personeelslid de
voordeligste
[salarisschaal]
toegekend.
§ 5. De
bepalingen van artikel 11 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee
gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, zijn niet
van toepassing.
]
[
Art. 17nonies.
§ 1. De
personeelsleden, genoemd in artikel 16septies en 16octies, blijven in de ambten
van het ondersteunend personeel de
[salarisschaal]
genieten die hen op grond
van de vóór 1 september 1998 geldende reglementering verleend
mocht worden in de ambten van het opvoedend hulppersoneel of van het
administratief personeel, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken
recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 2. De
personeelsleden, genoemd in artikel 16septies, § 1, die op basis van de
reglementering van kracht vóór 1 september 1998 :
1° organiek of via overgangsmaatregelen in het bezit waren van
een vereist bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het opvoedend hulppersoneel en
die bij toepassing van dit besluit in het bezit zijn van een vereist
bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het ondersteunend personeel;
2° organiek of via overgangsmaatregelen in
het bezit waren van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor een ambt van
het opvoedend hulppersoneel en die bij toepassing van dit besluit in het bezit
zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs voor een ambt van het
ondersteunend personeel,
blijven eveneens de
[salarisschaal]
genieten die hen op grond van de vóór deze
datum geldende reglementering toegekend werd, tenzij het bekwaamheidsbewijs
waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
§ 3. De
personeelsleden genoemd in artikel 16 octies § 1, die op basis van de
reglementering van kracht vóór 1 september 1998 in het bezit
waren van een bekwaamheidsbewijs vereist voor een ambt van het administratief
personeel en een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs hebben voor een
ambt van het ondersteunend personeel, blijven eveneens de
[salarisschaal]
genieten die hen op grond van de vóór deze datum geldende
reglementering toegekend werd, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij
beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17decies.
§ 1. De personeelsleden genoemd in
artikel 16nonies, genieten voor de algemene vakken gedragswetenschappen en
cultuurwetenschappen de
[salarisschaal]
die hen op grond van de
reglementering die gold vóór 1 september 2002 mocht worden
verleend voor de algemene vakken sociologie, psychologie en/of media in de
betreffende graad en onderwijsvorm, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij
beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17undecies.
De personeelsleden, genoemd in artikel
16decies, genieten voor het algemeen vak sport de
[salarisschaal]
die hen op
grond van de reglementering die gold vóór 1 september 2002 werd
toegekend voor het technisch en/of het praktisch vak sport in de betreffende
graad en/of onderwijsvorm, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij
beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17duodecies.
De personeelsleden, genoemd in artikel
16undecies, genieten voor het algemeen vak filosofie de
[salarisschaal]
die
hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2005 mocht worden
verleend voor het algemeen vak wijsgerige stromingen, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17terdecies.
De personeelsleden, genoemd in artikel
16duodecies , genieten voor het technisch en/of praktisch vak mode
de
[salarisschaal]
die hen op grond van de reglementering die gold voor 1
september 2005 mocht worden verleend voor het technisch en/of praktisch vak
kleding, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op
een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17quater decies.
De personeelsleden, vermeld in artikel
16quater decies, genieten voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers de
[salarisschaal]
die hen op grond van de reglementering die gold voor 1
september 2006 mocht worden verleend voor het vak in de specifieke uren-leraar
in het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken recht geeft op een hogere
[salarisschaal]
.
]
[
Art. 17quinquiesdecies.
De overgangsbepalingen die volgens artikel
17 tot en met 17quaterdecies gelden voor de vierde graad, gelden ook voor de
HBO5-opleiding verpleegkunde.
]
[
Art. 17sexiesdecies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16duodevicies, genieten voor het algemene vak fysica, respectievelijk het technische/praktische vak toegepaste fysica, respectievelijk het algemene vak natuurwetenschappen, respectievelijk het technische/praktische vak toegepaste natuurwetenschappen, respectievelijk het algemene vak wetenschappelijk werk de salarisschaal die hen voor dat vak op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2012, mocht worden verleend, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17septiesdecies.
§ 1. De personeelsleden, vermeld in
artikel 16undevicies, paragraaf 1, 1° en 2°, genieten voor het algemene
vak natuurwetenschappen de salarisschaal die hen op grond van de reglementering
die gold aan de vooravond van de toekenning van de concordantie mocht worden
verleend voor het algemene vak biologie respectievelijk fysica respectievelijk
wetenschappelijk werk, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken,
recht geeft op een hogere salarisschaal.
§ 2. De personeelsleden, vermeld in
artikel 16undevicies, paragraaf 1, 3°, genieten voor het technische vak
techniek de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold aan
de vooravond van de toekenning van de concordantie mocht worden verleend voor
het technische vak technologische opvoeding, tenzij het bekwaamheidsbewijs
waarover zij beschikken, recht geeft op een hogere
salarisschaal.
]
[
Art. 17duodevicies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies semel, § 1, genieten voor het algemene vak sport respectievelijk het algemene vak lichamelijke opvoeding de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2013 mocht worden verleend voor het algemene vak sport respectievelijk het algemene vak lichamelijke opvoeding, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover zij beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17undevicies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies bis, paragraaf 1, genieten voor het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2014 mocht worden verleend voor het algemeen vak niet-confessionele zedenleer, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies ter, § 1, genieten voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2015, mocht worden verleend voor het algemene vak muzikale opvoeding, respectievelijk het kunstvak of praktische vak kunstinitiatie, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies semel.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies quater, genieten voor het technische of praktische vak kantoortechnieken de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2015, mocht worden verleend voor het technische of praktische vak kantoortechnieken, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies bis.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16vicies quinquies, genieten voor het algemene vak Nederlands de salarisschaal die hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2015, mocht worden verleend voor het algemene vak Nederlands, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies ter
De personeelsleden die op 31 augustus 2020 conform artikel 17 tot en met 17vicies bis
overgangsmaatregelen genieten, behouden die na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien
opnieuw in dienst treden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere
salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies quater.
Er gelden overgangsmaatregelen voor de personeelsleden die in de loop van het
schooljaar 2020-2021 tijdelijk aangesteld zijn of tijdelijk belast zijn met een opdracht in een ambt dat uiterlijk op
31 augustus 2021 is opgericht met toepassing van artikel VI.7 van de Codificatie sommige bepalingen voor het
onderwijs van 28 oktober 2016.
De personeelsleden, vermeld in het eerste lid, die met toepassing van een van de volgende bepalingen een
ambtshalve concordantie verkregen hebben naar het ambt van ICT-coördinator, blijven de salarisschaal genieten die
hen op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2021, mocht worden verleend voor het ambt, vermeld
in het eerste lid, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
Bij de in het tweede lid vermelde overgangsmaatregelen gelden evenwel de volgende voorwaarden:
1° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
HSO” of lager, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 202, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 63 punten” die salarisschaal genieten;
2° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
bachelor”, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 301, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 85 punten” die salarisschaal genieten;
3° wie aangesteld is voor het ambt, vermeld in het eerste lid, op basis van een bekwaamheidsbewijs “ten minste
master”, en daarvoor een salarisschaal geniet die hoger ligt dan of gelijk is aan salarisschaal 501, blijft alleen bij
concordantie naar het ambt van “ICT-coördinator 126 punten” die salarisschaal genieten.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het tweede en het derde lid, gelden vanaf 1 september 2021. De
personeelsleden, vermeld in het eerste lid, blijven die overgangsmaatregelen na die datum behouden, ook als ze uit
dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden.”
]
[
Art. 17vicies quinquies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16duodetricies van dit besluit, behouden voor het
vak waarnaar ze met toepassing van een van de volgende bepalingen een ambtshalve of individuele concordantie
hebben verkregen, de salarisschaal die hun op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2025, mag
worden verleend voor het vak van waaruit ze zijn geconcordeerd, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze
beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal:
1° artikel 56ter van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° artikel 74quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° artikel 56quater van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
4° artikel 74quinquies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.
De overgangsmaatregelen, vermeld in het eerste lid, gelden vanaf 1 september 2025. De personeelsleden voor wie
die overgangsmaatregelen gelden, behouden ze na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien
opnieuw in dienst treden, tenzij het bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere
salarisschaal.
]
[
Art. 17vicies sexies.
De personeelsleden, vermeld in artikel 16undetricies, behouden voor de volgende vakken de
salarisschaal die hun op grond van de reglementering die gold voor 1 september 2023, mag worden verleend, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal:
1° technisch vak bouw;
2° praktisch vak bouw;
3° technisch vak hout;
4° praktisch vak hout;
5° technisch vak verzorging;
6° praktisch vak verzorging;
7° technisch vak voeding;
8° praktisch vak voeding.
De personeelsleden voor wie op 1 september 2023 conform het eerste lid overgangsmaatregelen gelden, behouden
ze na die datum, ook als ze na die datum uit dienst treden en nadien opnieuw in dienst treden, tenzij het
bekwaamheidsbewijs waarover ze beschikken, recht geeft op een hogere salarisschaal.
]
Art. 18.
Voor de toepassing van
onderhavig besluit worden in het secundair onderwijs van het type II beschouwd
te behoren tot :
1° de eerste graad :
- de eerste twee leerjaren van de lagere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen : A.S.O. - T.S.O. - K.S.O. -
B.S.O.;
2° de tweede graad A.S.O. - T.S.O. -
K.S.O. :
- de derde en vierde leerjaren en de
vijfde vervolmakings- en specialisatiejaren van de lagere secundaire cyclus van
de onderwijsvormen T.S.O. - K.S.O.;
- het derde
leerjaar van de lagere secundaire cyclus van de onderwijsvorm
A.S.O.;
- het vierde leerjaar van de hogere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen A.S.O. - T.S.O. - K.S.O.;
3° de derde graad A.S.O. - T.S.O. - K.S.O. :
- de vijfde en zesde leerjaren van de hogere
secundaire cyclus van de onderwijsvormen A.S.O. - T.S.O. - K.S.O., alsmede het
voorbereidend jaar op het hoger onderwijs en de zevende vervolmakings- en
specialisatiejaren van de onderwijsvormen T.S.O. - K.S.O.;
4° de tweede graad B.S.O. :
- de derde, vierde en vijfde vervolmakings- en specialisatiejaren
van de lagere secundaire cyclus behorend tot de onderwijsvorm
B.S.O.;
- de derde en vierde leerjaren en de
vijfde vervolmakings- en specialisatiejaren van de lagere secundaire cyclus van
de onderwijsvorm B.S.O.;
- het vierde leerjaar van
de hogere secundaire cyclus van de onderwijsvorm B.S.O.;
5° de derde graad B.S.O. :
- de vijfde, zesde en zevende leerjaren van de hogere secundaire
cyclus, behorend tot de onderwijsvorm B.S.O.;
- de
zevende vervolmakings- en specialisatiejaren van de onderwijsvorm
B.S.O.
Art. 19.
[...]
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 20.
[...]
Art. 21.
[ § 1.]
De
hiernavermelde koninklijke en ministeriële besluiten worden, voor zover
zij bekwaamheidsbewijzen vaststellen, opgeheven wat de instellingen en de
personeelsleden betreft, waarop dit besluit van toepassing is :
1. het koninklijk besluit van 14 april 1964 houdende bepaling van
de wijze waarop de weddetoelagen worden vastgesteld voor de personeelsleden van
de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar en
normaalonderwijs, die houder zijn van bekwaamheidsbewijzen welke voldoende
worden geacht, gewijzigd bij ...;
2. het
koninklijk besluit van 17 maart 1967 tot vaststelling van de
bevoegdheidsbewijzen die voldoende geacht worden voor de leden van het
personeel der vrije inrichtingen voor middelbaar en normaalonderwijs, gewijzigd
bij ...;
3. het koninklijk besluit van 16 januari
1968 houdende bepaling van de wijze waarop de weddetoelagen worden vastgesteld
voor de personeelsleden van de vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs,
die houder zijn van een bekwaamheidsgetuigschrift dat voldoende geacht wordt,
gewijzigd bij ...;
4. het koninklijk besluit van
26 januari 1968 tot vaststelling van de titels vereist met het oog op de
toekenning van toelagen aan de gesubsidieerde inrichtingen voor
muziekonderwijs, gewijzigd bij ...;
5. het
koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen
vereist voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het
opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen
voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en
normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen,
gewijzigd bij ...;
6. het koninklijk besluit van
30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het
secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen voor normaalonderwijs, gewijzigd bij ...;
7. het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt
wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor
normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psychopedagogisch jaar,
gewijzigd bij ...;
8. het koninklijk besluit van
30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de
gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met
volledig leerplan en voor sociale promotie, gewijzigd bij ...;
9. het koninklijk besluit van 4 augustus 1975 betreffende de
voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde officiële
inrichtingen die secundair onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19
juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair
onderwijs, gewijzigd bij ...;
10. het koninklijk
besluit van 4 augustus 1975 betreffende de voldoende geachte
bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde vrije inrichtingen die secundair
onderwijs verstrekken overeenkomstig de wet van 19 juli 1971 betreffende de
algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs;
11. het koninklijk besluit van 31 augustus 1978
betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen en de gesubsidieerde
inrichtingen voor kunstonderwijs, die secundair onderwijs verstrekken in de
plastische kunsten, gewijzigd bij ...;
12. het
ministerieel besluit van 15 mei 1969 - waarbij de bekwaamheidsbewijzen nader
gespecificeerd worden die vereist zijn om het ambt uit te oefenen van leraar
algemene vakken en leraar technische vakken en beroepspraktijk in de middelbare
scholen, in de lagere graad van de koninklijke lycea en athenea, in de
afdelingen voor lager secundair technisch onderwijs en in de afdelingen voor
lager secundair beroepsonderwijs verbonden aan de inrichtingen voor middelbaar
onderwijs, waar het Nederlands de onderwijstaal is, gewijzigd bij ...;
13. het ministerieel besluit van 15 mei 1969
waarbij de bekwaamheidsbewijzen nader gespecificeerd worden die vereist zijn om
het ambt uit te oefenen van leraar algemene vakken, van leraar technische
vakken en van leraar beroepspraktijk in de lagere secundaire technische scholen
en in de lagere secundaire beroepsscholen, waarvan de Nederlandse taal de
onderwijstaal is, gewijzigd bij ...;
14. het
ministerieel besluit van 15 mei 1969 waarbij de bekwaamheidsbewijzen nader
gespecificeerd worden die vereist zijn om het ambt uit te oefenen van leraar
algemene vakken, van leraar technische vakken en van leraar beroepspraktijk in
de hogere secundaire technische scholen, in de hogere secundaire beroepsscholen
en in de aanvullende secundaire beroepsscholen, waarvan de Nederlandse taal de
onderwijstaal is, gewijzigd bij ...;
15. het
ministerieel besluit van 15 mei 1969 waarbij de bekwaamheidsbewijzen nader
gespecificeerd worden die vereist zijn om het ambt uit te oefenen van leraar
algemene vakken in de hogere graad van de koninklijke athenea en lycea waar het
Nederlands de onderwijstaal is.
[
§ 2. Wordt
eveneens opgeheven, wat de instellingen en de personeelsleden van het
zeevisserijonderwijs en voor zover het bekwaamheidsbewijzen betreft
:
- Het koninklijk besluit van 26 juli 1962
houdende vaststelling van de bevoegdheidsbewijzen, vereist van het onderwijzend
personeel van de rijksinstellingen voor
zeevisserijonderwijs.
]
[
Art. 21bis.
[
De bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen, vermeld in bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd, treden
in werking op 1 september 2023, met uitzondering van de bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen van de
vakbenamingen die voorzien zijn van de vermelding “vanaf 1 september 2025”. Zij gaan in uitvoering van het besluit
van de Vlaamse Regering van 4 september 2020 tot vastlegging van de vakken in de instellingen voor secundair
onderwijs in op 1 september 2025.
]
]
Art. 22.
Dit besluit treedt in werking
op 1 september 1989
[, behoudens wat artikel 8, § 1, 16° , betreft,
dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1985.]
Art. 23.
De
[Vlaamse minister, bevoegd
voor het Onderwijs]
is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE
Bijlage I
[Bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen in het secundair onderwijs vanaf september 2023]
Bijlage II
[Rangschikking opleidingen secundair volwassenenonderwijs]