Ambt van directeur en pakket "uren-leraar" in het voltijds gewoon secundair onderwijs

Opgelet! Om adequaat met de gevolgen van de Oekraïne-crisis voor onderwijs te kunnen omgaan, werden enkele dringende tijdelijke maatregelen genomen. Bepaalde regelgeving die u in deze omzendbrief vindt, kan daardoor tijdelijk door een dringende maatregel aangepast zijn. Deze omzendbrief moet u daarom samenlezen met omzendbrief SO/2022/01.

1. Inleiding

Deze omzendbrief is bestemd voor alle scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs en bevat de decretale en reglementaire beschikkingen aangaande de vaststelling van het ambt van directeur en van het aantal wekelijkse uren-leraar gebaseerd op het studieaanbod van de school. Een uur-leraar is steeds een prestatie van 50 minuten; er wordt niet met fracties van uren gewerkt.

Deze omzendbrief is niet van toepassing op de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen.

2. Ambt van directeur

In het voltijds gewoon secundair onderwijs wordt een voltijdse betrekking van directeur toegekend aan een school met ten minste 83 regelmatige leerlingen op de gebruikelijke teldatum. In afwijking hierop wordt aan een school die enkel de eerste graad of de eerste en de tweede graad organiseert en die in de financierings- of subsidiëringsregeling werd opgenomen vanaf 1 september 1989, een voltijdse betrekking van directeur toegekend indien de school ten minste 120 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum.

Indien het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt, wordt de directeur belast met een onderwijsopdracht die gelijk is aan een halve onderwijsopdracht, verminderd met vier uren-leraar (…). De uren-leraar vallen binnen het urenpakket van de betrokken school. Hij behoudt echter het recht op de salarisschaal van directeur met een volledige opdracht of op de overeenstemmende salaristoelage.

3. Vaststellingsmodaliteiten van het pakket "uren-leraar"

3.1. Principe

Het aantal wekelijkse uren-leraar, dat aan elke school wordt verleend, is opgebouwd uit:

1° een aantal uren-leraar voor het onderwijzen van vakken zonder rekening te houden met de vakken godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen cultuur en religie;

2° een aantal uren-leraar voorbehouden voor het onderwijzen van de vakken godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen cultuur en religie. Deze uren-leraar levensbeschouwelijke vakken worden evenwel niet toegekend voor volgende structuuronderdelen:

  • zevende leerjaar gericht op het hoger onderwijs aso of kso (vanaf de modernisering: zevende leerjaar gericht op het hoger onderwijs na onderwijskwalificatieniveau 4);
  • zevende leerjaren kso of tso (vanaf de modernisering: zevende leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt);
  • HBO-verpleegkunde.

3.2. Berekening

3.2.1. Het aantal uren-leraar, bedoeld in punt 3.1, 1°

3.2.1.1. Vaststellingsnormen

Het aantal uren-leraar wordt vastgesteld op basis van de coëfficiënt uren-leraar die elke leerling genereert naargelang van het gevolgde structuuronderdeel. Alle structuuronderdelen van de tweede en de derde graad – zowel vóór de modernisering als na de modernisering – worden hierbij ingedeeld in disciplines. Een discipline bundelt een groep van inhoudelijk verwante studierichtingen per onderwijsvorm.

Elke leerling genereert daarenboven per afzonderlijke leerlingengroep een extra coëfficiënt uren-leraar die gebaseerd is op degressiviteit:

  • leerlingengroep eerste graad: eerste leerjaar A + tweede leerjaar A;
  • leerlingengroep eerste graad: eerste leerjaar B + tweede leerjaar B;
  • leerlingengroep onthaaljaar;
  • leerlingengroep tweede graad aso;
  • leerlingengroep tweede graad tso;
  • leerlingengroep tweede graad bso;
  • leerlingengroep derde graad aso met inbegrip van, binnen de modernisering, de zevende leerjaren gericht op het hoger onderwijs en behoren tot de discipline modern;
  • leerlingengroep derde graad tso;
  • leerlingengroep derde graad bso zonder HBO (basis)verpleegkunde maar met inbegrip van, binnen de modernisering, de zevende leerjaren gericht op instroom arbeidsmarkt.

Voor de structuuronderdelen kso is geen extra coëfficiënt uren-leraar voorzien.

3.2.1.2. Overzicht coëfficiënten uren-leraar

1° De coëfficiënten uren-leraar per structuuronderdeel zijn opgenomen in de bijlagen bij deze omzendbrief:

a) in bijlage 4: de structuuronderdelen vóór de modernisering, in voorkomend geval gekoppeld aan onderwijsvorm, discipline en studiegebied;

b) in bijlage 5: de structuuronderdelen vanaf de modernisering, ingedeeld volgens graad en in voorkomend geval finaliteit, studiedomein, onderwijsvorm en discipline.

Elke bijlage vermeldt per structuuronderdeel naast de coëfficiënt uren-leraar ook het puntengewicht voor de berekening van het werkingsbudget (zie omzendbrief SO 16).

2° De extra coëfficiënt uren-leraar, gebaseerd op degressiviteit, die een leerling per afzonderlijke leerlingengroep genereert, is voor:

a) de leerlingengroep eerste graad: eerste leerjaar A + tweede leerjaar A

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,65
  • schijf van 26 tot en met 50 leerlingen: 0,35
  • schijf van 51 tot en met 100 leerlingen: 0,20
  • schijf vanaf de 101ste leerling: nihil

b) leerlingengroep eerste graad: eerste leerjaar B + tweede leerjaar B

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,60
  • schijf van 26 tot en met 50 leerlingen: 0,30
  • schijf van 51 tot en met 100 leerlingen: 0,15
  • schijf vanaf de 101ste leerling: nihil

c) leerlingengroep onthaaljaar

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,65
  • schijf van 26 tot en met 50 leerlingen: 0,35
  • schijf van 51 tot en met 100 leerlingen: 0,20
  • schijf vanaf de 101ste leerling: nihil

d) leerlingengroep tweede graad aso

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,45
  • schijf van 26 tot en met 50 leerlingen: 0,25
  • schijf van 51 tot en met 100 leerlingen: 0,15
  • schijf vanaf de 101ste leerling: nihil

e) leerlingengroep tweede graad tso

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,50
  • schijf van 26 tot en met 75 leerlingen: 0,30
  • schijf van 76 tot en met 150 leerlingen: 0,10
  • schijf vanaf de 151ste leerling: nihil

f) leerlingengroep tweede graad bso

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,60
  • schijf van 26 tot en met 75 leerlingen: 0,30
  • schijf van 76 tot en met 150 leerlingen: 0,15
  • schijf vanaf de 151ste leerling: nihil

g) leerlingengroep derde graad aso met inbegrip van, binnen de modernisering, de zevende leerjaren gericht op het hoger onderwijs en behoren tot de discipline modern

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,45
  • schijf van 26 tot en met 50 leerlingen: 0,25
  • schijf van 51 tot en met 100 leerlingen: 0,15
  • schijf vanaf de 101ste leerling: nihil

h) leerlingengroep derde graad tso

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,50
  • schijf van 26 tot en met 75 leerlingen: 0,30
  • schijf van 76 tot en met 150 leerlingen: 0,10
  • schijf vanaf de 151ste leerling: nihil

i) leerlingengroep derde graad bso zonder HBO (basis)verpleegkunde, maar met inbegrip van, binnen de modernisering, de zevende leerjaren gericht op instroom arbeidsmarkt

  • schijf van 1 tot en met 25 leerlingen: 0,60
  • schijf van 26 tot en met 75 leerlingen: 0,30
  • schijf van 76 tot en met 150 leerlingen: 0,15
  • schijf vanaf de 151ste leerling: nihil

3° Voor de scholen die behoren tot een scholengemeenschap en waarvan de hoofdvestigingsplaatsen gelegen zijn in het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad enerzijds en voor de scholen met een hoofdvestigingsplaats in gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid lager is dan 125 inwoners per km² anderzijds, wordt:

  • het aantal uren-leraar dat elke leerling van de eerste graad genereert op basis van 1° en 2° verhoogd met 0,10;
  • het aantal uren-leraar dat elke leerling van de tweede graad, de derde graad of HBO (basis)verpleegkunde genereert op basis van 1° en 2° verhoogd met 0,20.

Opmerking:

Desbetreffende verhoging van de coëfficiënten blijft gegarandeerd gedurende een periode van 5 schooljaren van zodra de norm "lager dan 125 inwoners per km²" werd bereikt; op deze manier is de omkadering van een school niet constant afhankelijk van de wisselende factor bevolkingsdichtheid.

3.2.1.3. Tellingsdatum

De coëfficiënten, bedoeld in punt 3.2.1.2, zijn coëfficiënten per regelmatige leerling op de toepasbare tellingsdatum. Als tellingsdatum doen zich verschillende situaties voor.

Aandacht: inzake teldatum geldt een bijzondere regeling voor het onthaalonderwijs dat wordt geprogrammeerd na de eerste lesdag van februari. Zie in dat verband omzendbrief SO 75.

3.2.1.3.1. Voor alle structuuronderdelen, uitgezonderd zevende leerjaren kso of tso en HBO-(basis)verpleegkunde, van scholen die niet in opbouw of verplichte afbouw (ingevolge het niet bereiken van de rationalisatienorm) zijn

Tellingsdatum is 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien 1 februari een vrije dag is) van het voorafgaand schooljaar.

3.2.1.3.2. Voor structuuronderdelen zevende leerjaren kso of tso (vanaf de modernisering: zevende leerjaren gericht op instroom arbeidsmarkt) van scholen die niet in opbouw of verplichte afbouw zijn

Indien een structuuronderdeel zowel in het eerste als in het tweede semester van het voorafgaand schooljaar wordt aangeboden, dan is de tellingsdatum hetzij 15 januari hetzij 15 mei (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van dat schooljaar, in die zin dat als datum die met het hoogst aantal regelmatige leerlingen wordt genomen. Elke regelmatige leerling wordt voor een volle eenheid verrekend. Onder "aanbod van een structuuronderdeel" wordt verstaan dat de school inschrijvingen heeft opengesteld, zonder dat er effectief inschrijvingen of behoud van inschrijvingen moet zijn geweest.

Indien een structuuronderdeel, als beleidskeuze van de school, enkel in het eerste of het tweede semester van het voorafgaand schooljaar wordt aangeboden, dan is de tellingsdatum hetzij 15 januari hetzij 15 mei (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van dat schooljaar, naargelang van het geval. Elke regelmatige leerling wordt voor een halve eenheid verrekend.

Indien voor een leerling een structuuronderdeel zevende leerjaar kso of tso wordt gespreid over het dubbele van de gebruikelijke studieduur, dan wordt die leerling niet meer in aanmerking genomen op de tellingsdata die vallen buiten de gebruikelijke studieduur.

3.2.1.3.3. Voor het structuuronderdeel HBO-(basis)verpleegkunde van scholen die niet in opbouw of verplichte afbouw zijn

Tellingsdata zijn 15 januari en 15 mei (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van het voorafgaand schooljaar. Op elke datum wordt elke regelmatige leerling, cursist genoemd, voor een halve eenheid verrekend.

Indien voor een leerling een module van het structuuronderdeel HBO-(basis)verpleegkunde wordt gespreid over het dubbele van de gebruikelijke studieduur, dan wordt die leerling niet meer in aanmerking genomen op de tellingsdata die vallen buiten de gebruikelijke studieduur.

3.2.1.3.4. Voor scholen die in opbouw of verplichte afbouw zijn

Tellingsdatum is 1 oktober (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van het betrokken schooljaar.

Onder "in opbouw" wordt verstaan: een nieuwe school die tijdens aaneensluitende schooljaren haar aanbod uitbreidt met één of meer leerjaar gelijktijdig; onder "in opbouw" worden evenwel niet verstaan:

  • de uitbreiding van een middenschool bestaande uit de eerste graad, respectievelijk de eerste en de tweede graad met de tweede graad, respectievelijk de derde graad;
  • de oprichting binnen eenzelfde leerjaar van een nieuwe onderwijsvorm naast een reeds bestaande onderwijsvorm;
  • de oprichting van een eerste leerjaar B naast een reeds bestaand eerste leerjaar A en omgekeerd;
  • de oprichting van een eerste leerjaar naast een reeds bestaand tweede leerjaar binnen de eerste graad;
  • de oprichting binnen eenzelfde leerjaar en onderwijsvorm van een andere onderverdeling;
  • de oprichting van een derde leerjaar van de derde graad;
  • de oprichting van een eerste leerjaar van de eerste graad in een school bestaande uit de tweede en de derde graad;
  • de oprichting van een tweede leerjaar van de eerste graad in een school bestaande uit een eerste leerjaar van de eerste graad en de tweede en de derde graad;
  • de oprichting van een onthaaljaar.

3.2.1.4. Minimum pakketten

- Voor de scholen die onder toepassing vallen van artikel 190, §2 of 191 van de Codex Secundair Onderwijs, voor de scholen gevestigd in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid gelegen is tussen 125 en 250 inwoners per km², en voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een internaat verblijven, wordt de coëfficiëntenregeling, bedoeld in punt 3.2.1.2, vervangen door de regeling vermeld in bijlage 1 aan deze omzendbrief mits aan onderstaande vier voorwaarden wordt voldaan.

- Voor de scholen die onder toepassing vallen van artikel 192 van de Codex Secundair Onderwijs, voor de scholen met het Nederlands als onderwijstaal die gevestigd zijn in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad en voor de scholen gevestigd in de gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid lager is dan 125 inwoners per km², wordt de coëfficiëntenregeling, bedoeld in punt 3.2.1.2., vervangen door de regeling vermeld in bijlage 2 aan deze omzendbrief mits aan onderstaande vier voorwaarden wordt voldaan.

- Voor de scholen die onder toepassing vallen van artikel 193, 194, of 197 van de Codex Secundair Onderwijs, wordt de coëfficiëntenregeling, bedoeld in punt 3.2.1.2., vervangen door de regeling vermeld in bijlage 3 aan deze omzendbrief mits aan onderstaande vier voorwaarden wordt voldaan:

1° berekening dient uit te wijzen dat desbetreffende vervangende regeling een voordeliger resultaat oplevert dan de coëfficiëntenregeling;

2° de verhouding tussen MP en Y moet groter zijn dan of gelijk zijn aan 15,00 %, m.a.w.

MP/Y is groter dan of gelijk aan 15,00/100

waarbij

MP = het aantal uren-leraar waar de school recht op heeft door gebruik te maken van de minimum-pakkettenregeling

Y = het aantal aanwendbare uren-leraar aan 100 %, d.w.z. het aantal uren-leraar waar de school recht op heeft met coëfficiënten-berekening en met minimum-pakketten

3° de verhouding tussen CF en MP moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 85,00 %, m.a.w.

CF/MP is kleiner dan of gelijk aan 85,00/100

waarbij

CF = het aantal uren-leraar toegekend via de coëfficiëntenregeling aan 100%, toegepast op die structuuronderdelen die voor minimum-pakketten in aanmerking komen

MP = het aantal uren-leraar waar de school recht op heeft door gebruik te maken van de minimum-pakkettenregeling.

Voor HBO-(basis)verpleegkunde worden geen minimum-pakketten voorzien.

3.2.1.5. Bijzonder pakket voor scholen in afbouw

Als een school ingevolge het niet-bereiken van de rationalisatienorm overgaat tot afbouw, wordt de coëfficiëntenregeling vervangen door een pakket wekelijkse uren-leraar dat wordt toegekend voor de volledige duur van het schooljaar en dat wordt vastgesteld en toegekend door de Vlaamse Regering, op voorstel van het betrokken schoolbestuur gericht aan AGODI. Die maatregel is bedoeld om de school toe te laten tijdens de afbouw de afwerking van de goedgekeurde leerplannen te realiseren.

3.2.1.6. Specifieke regeling voor de structuuronderdelen met component topsport

Voor de structuuronderdelen van het algemeen en het technisch secundair onderwijs met in de benaming de component topsport gelden de volgende bepalingen:

a) bij de toepassing van de bepalingen van punt 3.2.1. worden de leerlingen waaraan een topsportstatuut A is toegekend overeenkomstig het topsportconvenant dat tussen de onderwijs- en de sportsector is afgesloten, niet in aanmerking genomen; voor elke desbetreffende regelmatige leerling wordt daarentegen aan de school 2,9 uren-leraar toegekend;

b) behoudens indien het leerlingen betreft waarvoor toepassing wordt gemaakt van het in c) gestelde, worden bij de toepassing van de bepalingen van punt 3.2.1. de leerlingen waaraan een topsportstatuut B is toegekend overeenkomstig hetzelfde topsportconvenant, wel in aanmerking genomen. In voorkomend geval worden, wat de schijven betreft bedoeld in punt 3.2.1.2., 4° respectievelijk 5°, deze leerlingen geteld in de schijf met de hoogste coëfficiënt; bij overschrijding van deze schijf met uitsluitend dergelijke leerlingen worden ze geteld in de onmiddellijk daaropvolgende schijf, en zo verder;

c) de vaststelling van het aantal uren-leraar op basis van het in a) en b) gestelde, wordt vervangen door de toekenning aan de school van een forfaitair pakket van 20 uren-leraar per leerjaar in maximum één van beide onderwijsvormen (aso of tso) voor zover voordeliger dan het resultaat met de coëfficiëntenberekening.

Aandacht: op de uren-leraar bedoeld in a) en c) wordt geen aanwendingspercentage toegepast, zodat ze aan 100 % mogen worden gebruikt.

Aan elke school met ten minste vijfentwintig regelmatige leerlingen op de toepasbare teldatum in structuuronderdelen met in de benaming "topsport" die onder toepassing valt van het gesloten topsportconvenant, wordt een betrekking van topsportschoolcoördinator toegekend. Die betrekking wordt niet meer toegekend als de norm twee aansluitende schooljaren niet wordt bereikt. Topsportschoolcoördinator is geen afzonderlijk ambt doch kan ingevuld worden, naar keuze van het schoolbestuur, met één van volgende bestaande ambten: adjunct-directeur, technisch adviseur-coördinator, technisch adviseur, leraar. De betrekking is niet opdeelbaar en kan slechts door één personeelslid, dat exclusief en voltijds met topsportschoolcoördinatie is belast, worden uitgeoefend. In geval de betrekking wordt uitgeoefend door een leraar, dan gebeurt dit onder vorm van bijzondere pedagogische taken.

Daarnaast ontvangen de topsportscholen specifieke uren-leraar die zijn bestemd voor de lokale versterking van de band tussen de school, het internaat en de trainers van de sportfederaties waarmee de topsportscholen samenwerken. Met deze specifieke uren-leraar kunnen topsportscholen werken aan een betere afstemming met betrekking tot de na te streven vaardigheden en attitudes die de leerlingen zowel in onderwijs, sport als op het internaat nodig hebben. Dit kan bijvoorbeeld door een trajectbegeleider aan te stellen.

Vanaf de 26ste regelmatige leerling ontvangen topsportscholen 0,2 bijkomende uren-leraar per regelmatige leerling in een studierichting met de component "topsport". Topsportscholen kunnen zo tot maximaal 22 uren-leraar (1 voltijds equivalent personeelslid) inrichten, bovenop de huidige betrekking van topsportschoolcoördinator.

Topsportscholen met minder dan 25 leerlingen, die dus niet beschikken over een topsportschoolcoördinator, ontvangen 0,85 uren-leraar per regelmatige leerling. Dit laat deze scholen toe om, in verhouding tot hun leerlingenaantal, ook te voorzien in begeleiding en coördinatie voor de topsportleerlingen.

Voor de berekening van deze uren-leraar worden scholen van hetzelfde schoolbestuur als één school beschouwd. De topsportwerking van de topsportscholen is immers geïntegreerd, ook wanneer er sprake is van meerdere instellingsnummers. Deze bepaling garandeert de gelijke behandeling van de verschillende topsportscholen. De specifieke uren-leraar worden in dat laatste geval steeds toegekend aan de school die is opgenomen in het gesloten topsportconvenant.

De specifieke uren-leraar worden ingericht onder de vorm van uren die geen lesuren zijn, meer bepaald als bijzondere pedagogische taken. De uren worden niet verrekend bij de 3% van het aantal uren-leraar dat een school kan gebruiken voor bijzondere pedagogische taken.

3.2.1.7. Specifieke regeling voor maritieme scholen

Deze regeling wordt rechtstreeks aan de betrokken scholen meegedeeld.

3.2.1.8. Extra uren-leraar voor land- en tuinbouwscholen

Land- en tuinbouwscholen werken met levend didactisch materiaal, nl. met gewassen en veestapel. Onderhoud en verzorging hiervan vergen een bijzondere inzet gedurende het volledig jaar, ook in weekends en vakantie- en verlofperiodes. De gewone personeelsomkadering die aan scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs wordt toegekend, is ontoereikend om aan deze specifieke noden van land- en tuinbouwscholen te voldoen. Daarom worden extra organieke uren-leraar toegekend, voorbehouden voor het inrichten van betrekkingen in het ambt van leraar secundair onderwijs, belast met praktische vakken in de tweede en derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs.

Voor de toekenning van deze extra uren-leraar komen uitsluitend die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs in aanmerking, die ten minste één van de volgende structuuronderdelen organiseren in de tweede en/of derde graad (deze lijst is gebaseerd op het studieaanbod per 1 februari 2022 en wordt nadien geactualiseerd rekening houdend met de uitrol van de modernisering en van het duaal leren):

Zevende leerjaren (niet gemoderniseerd)

  • agro- en groenbeheer
  • agromanagement
  • manegehouder-rijmeester
  • paardenhouder duaal
  • tuinbouwproductie
  • veehouderij en landbouwteelten

Gemoderniseerde structuuronderdelen (duaal en niet-duaal)

  • agrotechnieken dier
  • agrotechnieken plant
  • assistant dierlijke productie
  • assistant plataardige productie
  • dier en milieu
  • hippisch assistant
  • paardenhouder
  • paardenhouderij
  • plant en milieu
  • plant, dier en milieu
  • plant-, dier- en milieutechnieken
  • productiemedewerker dier
  • productiemedewerker plant

De extra uren-leraar stemmen overeen met meerdere voltijdse betrekkingen (hoewel een betrekking uiteraard aan een personeelslid niet voltijds hoeft te worden toegewezen) in het ambt van leraar secundair onderwijs, belast met praktische vakken in de tweede en derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs.

De betrokken personeelsleden zijn belast:

  • met de uitbating en het onderhoud van de culturen, de serres en de veestapel;
  • om tijdens de praktijklessen aan de leerlingen van het studiegebied land- en tuinbouw illustratieve demonstraties te geven die rekening houden met de technische en technologische ontwikkelingen in de sector.

Aan elke school worden ten minste 58 uren-leraar, wat overeenkomt met twee voltijdse betrekkingen van leraar praktische vakken, toegekend. Dit aantal wordt vermeerderd met:

  • 29 uren-leraar, wat overeenkomt met één betrekking van leraar praktische vakken, als de school op de gebruikelijke tellingsdatum voor het eerste schooljaar de oprichtingsnorm van 71 regelmatige leerlingen bereikt en vanaf het daaropvolgende schooljaar de behoudsnorm van 61 regelmatige leerlingen;
  • 58 uren-leraar, wat overeenkomt met twee betrekkingen van leraar praktische vakken, als de school op de gebruikelijke tellingsdatum voor het eerste schooljaar de oprichtingsnorm van 101 regelmatige leerlingen bereikt en vanaf het daaropvolgende schooljaar de behoudsnorm van 91 regelmatige leerlingen;
  • 87 uren-leraar, wat overeenkomt met drie betrekkingen van leraar praktische vakken, als de school op de gebruikelijke tellingsdatum voor het eerste schooljaar de oprichtingsnorm van 171 regelmatige leerlingen bereikt en vanaf het daaropvolgende schooljaar de behoudsnorm van 161 regelmatige leerlingen.

Voor toepassing van deze normen wordt onder "regelmatige leerlingen" verstaan: de regelmatige leerlingen van alle structuuronderdelen uit het studiegebied of -domein land- en tuinbouw, voor zover de wekelijkse lessentabellen van deze structuuronderdelen praktijk bevatten.

Het aantal uren-leraar dat overeenstemt met een betrekking blijft toegekend gedurende twee opeenvolgende schooljaren waarin de behoudsnorm niet wordt bereikt. Vanaf het daaropvolgende schooljaar wordt de toekenning stopgezet tot de oprichtingsnorm opnieuw wordt gehaald. Deze gedoogperiode moet toelaten dat het personeelskader een zekere stabiliteit vertoont en niet onmiddellijk fluctueert bij schommelingen in het leerlingenbestand.

3.2.2. Het aantal uren-leraar, bedoeld in punt 3.1, 2°

3.2.2.1. Voor de vakken godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen cultuur en religie worden splitsingsnormen gehanteerd, uiteraard steeds toe te passen op het niveau van afzonderlijke leerjaren en - binnen eenzelfde leerjaar - per onderwijsvorm; deze normen zijn:

1° in het eerste leerjaar A en het tweede leerjaar A:

  • 26 leerlingen voor 2 klassen;
  • 51 leerlingen voor 3 klassen;
  • 76 leerlingen voor 4 klassen;
  • enz... per volledige schijf van 25 leerlingen;

2° in het eerste leerjaar B:

  • 16 leerlingen voor 2 klassen;
  • 31 leerlingen voor 3 klassen;
  • 46 leerlingen voor 4 klassen;
  • enz... per volledige schijf van 15 leerlingen;

3° in het tweede leerjaar B:

  • 18 leerlingen voor 2 klassen;
  • 35 leerlingen voor 3 klassen;
  • 52 leerlingen voor 4 klassen;
  • enz... per volledige schijf van 17 leerlingen;

4° in de tweede en de derde graad:

  • 28 leerlingen voor 2 klassen;
  • 55 leerlingen voor 3 klassen;
  • 82 leerlingen voor 4 klassen;
  • enz... per volledige schijf van 27 leerlingen.

3.2.2.2. Voor het bepalen van het aantal klassen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in de officiële scholen en voor het bepalen van het aantal klassen godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen cultuur en religie in de scholen van het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs, geldt de volgende regeling voor de vakken die niet het meest worden gevolgd:

  • 10 leerlingen voor 2 klassen;
  • 21 leerlingen voor 3 klassen;
  • 28 leerlingen voor 4 klassen;
  • enz... per volledige schijf van 7 leerlingen.

Het aantal klassen van de minst gevolgde vakken mag het aantal klassen van het meest gevolgde vak NOOIT overschrijden.

3.2.2.3. De leerlingen van de onthaaljaren worden louter voor wat betreft de vakken die niet het meest worden gevolgd, geteld bij de leerlingen bedoeld:

  • onder punt 3.2.2.1., 1°: indien in de school geen eerste leerjaar B maar wel een eerste leerjaar A wordt ingericht;
  • onder punt 3.2.2.1., 2°: indien in de school een eerste leerjaar B wordt ingericht;
  • onder punt 3.2.2.1., 4°, toegespitst op het eerste leerjaar van de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs: indien in de school geen eerste leerjaar A en B maar wel een eerste leerjaar van de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs wordt ingericht;
  • onder punt 3.2.2.1., 4°, toegespitst op het eerste leerjaar van de tweede graad van het algemeen, technisch of kunstsecundair onderwijs: indien in de school geen eerste leerjaar A en B en geen eerste leerjaar van de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs maar wel een eerste leerjaar van de tweede graad van het algemeen, technisch of kunstsecundair onderwijs wordt ingericht.

3.2.2.4. Het aantal klassen, berekend overeenkomstig de hierboven vermelde punten, wordt vermenigvuldigd met het corresponderend aantal wekelijkse lestijden voor bedoelde vakken. Het resultaat wordt uitgedrukt in een aantal uren-leraar.

3.2.2.5. Tellingsdatum.

De bepalingen van de punten 3.2.1.3.1. en 3.2.1.3.4. gelden als datum voor telling van het aantal regelmatige leerlingen, evenwel rekening houdend met wat volgt:

  • indien op 1 oktober (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van een bepaald schooljaar voor een cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer onderwezen in een bepaald leerjaar en onderwijsvorm, leerlingen zijn ingeschreven waarvoor op 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van het voorafgaand schooljaar geen leerlingen hebben gekozen, dan wordt voor deze cursus in het betrokken leerjaar en onderwijsvorm het aantal klassen bepaald op basis van het aantal regelmatige leerlingen op eerstvernoemde datum. De klassen godsdienst of niet-confessionele zedenleer die kunnen georganiseerd of gesubsidieerd worden in een bepaald leerjaar en onderwijsvorm op basis van de telling van 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van het voorafgaand schooljaar maar waarvoor op 1 oktober (of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum een vrije dag is) van het lopende schooljaar geen leerlingen zijn ingeschreven, worden in mindering gebracht van het aantal klassen berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen op eerstvernoemde datum;

  • indien in het officieel onderwijs na 1 oktober van een bepaald schooljaar een cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer onderwezen in een bepaald leerjaar en onderwijsvorm wordt opgestart, dan wordt deze cursus gefinancierd of gesubsidieerd op basis van het aantal regelmatige leerlingen op de datum van opstarting. Een cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer onderwezen in een bepaald leerjaar en onderwijsvorm in het officieel onderwijs waarvoor vanaf een bepaalde datum na 1 oktober geen leerlingen meer zijn ingeschreven, wordt vanaf de datum van stopzetting niet langer gefinancierd of gesubsidieerd;

  • aandacht: onverminderd de herberekening in de loop van het betrokken schooljaar zoals uiteengezet in rubriek a) en b) hiervoor, geldt een bijzondere regeling inzake telling tijdens het voorafgaand schooljaar van het aantal regelmatige leerlingen in het onthaaljaar dat wordt geprogrammeerd na de eerste lesdag van februari. Zie in dat verband omzendbrief SO 75.

3.2.3. Fusie en afsplitsing

3.2.3.1. Voor een school die op 1 september van een bepaald schooljaar ontstaat uit fusie, worden voor de berekening van het aantal uren-leraar, de onderscheiden aantallen aanwendbare uren-leraar en aantallen regelmatige leerlingen van 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien een vrije dag) van het voorafgaand schooljaar van de tot de fusie toegetreden scholen, samengevoegd, waarna de gestelde bewerkingen worden uitgevoerd.

Uit het oogpunt van de vaststelling van het aantal uren-leraar, wordt er m.a.w. gepretendeerd dat de fusie het desbetreffend voorafgaand schooljaar reeds was voltrokken.

3.2.3.2. Voor een school die op 1 september van een bepaald schooljaar ontstaat door afsplitsing, alsmede voor de overblijvende school, worden voor de berekening van het aantal uren-leraar, de onderscheiden aantallen aanwendbare uren-leraar en aantallen regelmatige leerlingen van 1 februari (of de eerstvolgende lesdag erna indien een vrije dag) van het voorafgaand schooljaar van de structuuronderdelen die ingevolge de afsplitsing tot de onderscheiden nieuwe scholen behoren, in aanmerking genomen, waarna de gestelde bewerkingen worden uitgevoerd.

Uit het oogpunt van de vaststelling van het aantal uren-leraar, wordt er m.a.w. gepretendeerd dat de afsplitsing het desbetreffend voorafgaand schooljaar reeds was voltrokken.

3.2.4. Scholen buiten scholengemeenschappen

Voor een school die niet tot een scholengemeenschap is toegetreden, wordt het op basis van deze omzendbrief berekend aantal uren-leraar, met inbegrip van de aanwendingspercentages, met 1% verhoogd.

Deze bijkomende uren-leraar worden aangewend om de reductie van het aantal organiseerbare plage-uren op te vangen en/of om de werkdruk te verminderen door aanrekening van uren klassenraad, uren klassendirectie, extra uren ingevolge splitsing van klassen, uren lerarenondersteuning, uren stagebegeleiding en uren leerlingenbegeleiding op het pakket uren-leraar.

3.2.5. Bijkomende omkadering ter versterking van de kerntaak

3.2.5.1. Doelstelling

Scholen hebben recht op aanvullende uren-leraar ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

3.2.5.2. Berekening

Het totale aantal aanvullende uren-leraar ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel bedraagt voor het schooljaar 2021-2022 in totaal 8.188 uren-leraar.

In de daaropvolgende schooljaren fluctueert het toegekende pakket uren-leraar over de schooljaren heen in functie van de leerlingenevolutie (teldatum: telkens de eerste lesdag van februari van het voorafgaand schooljaar) in het secundair onderwijs, in eenzelfde verhouding over deze onderwijsniveaus als bij aanvang. Voor schooljaar 2024-2025 komt dit op 8.572 uren-leraar.

De berekening gebeurt op basis van de verhouding van het pakket uren-leraar van de school in kwestie tot de totaliteit van de pakketten uren-leraar van alle scholen tijdens het voorgaande schooljaar.

Nieuwe opgerichte scholen (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende uren-leraar ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

AGODI informeert de scholen over hun aantal uren-leraar per dienstbrief.

3.2.5.3. Aanwending

De aanvullende uren-leraar ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel kunnen enkel maar worden aangewend in ambten van het onderwijzend personeel. Het zijn zogenaamd "gekleurde" middelen, d.w.z. ze kunnen niet voor andere onderwijsdoeleinden dan de ondersteuning van de kerntaak worden ingezet.

Tot en met het schooljaar 2022-2023 konden de uren-leraar ter ondersteuning van de kerntaak omgezet worden in punten ondersteunend personeel, in geval van een tekort aan onderwijzend personeel. Deze mogelijkheid vervalt vanaf 1 september 2023.

Overdrachten en herverdelingen van de uren zijn mogelijk, met uitzondering van een overdracht naar een volgend schooljaar. Bij overdracht of herverdeling kunnen deze uren ook enkel maar aangewend worden voor de ondersteuning van de kerntaak.

Voor de toepassing van de personeelsregelgeving worden, voor het onderwijzend personeel, uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel beschouwd als organieke uren die geen lesuren zijn, maar ermee gelijkgesteld worden.

3.2.5.4. Minimum en maximum per leerkracht

Er kan aan een onderwijzend personeelslid maximum één uur-leraar toegekend worden. Van dit principe kan enkel worden afgeweken tot maximum drie uren-leraar per onderwijzend personeelslid op grond van een gemotiveerd verzoek en na onderhandeling in het lokaal comité. Dit gemotiveerd verzoek kan zowel van de afvaardiging van het schoolbestuur als van de afvaardiging van het personeel komen. Het schoolbestuur beslist na voornoemde onderhandeling over deze afwijking.

3.2.5.5. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in de aanvullende uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel meldt u met de vakcode 1778 (Ondersteuning Kerntaken Leraar).

Voorbeeld 1:

Een tijdelijke leraar PV Mechanica wordt vanaf 6 december belast met één uur voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel. Daarnaast heeft hij nog een aanstelling voor 24/29 PV Mechanica (ATO 1).

Eén bericht geldig op 6 december:

- RL-1: 1/29 PV Mechanica ATO 2 met vakcode 1778 (Ondersteuning Kerntaken Leraar) tot 30 juni.

- RL-1: 24/29 PV Mechanica ATO 1 tot 30 juni.

Als een vastbenoemd personeelslid een aanvullend uur voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel toegewezen krijgt, splitst u de vast benoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen school is niet correct omdat de uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.

Voorbeeld 2:

Een voltijds vastbenoemd leraar (2de graad, TV Elektriciteit) wordt vanaf 15 november belast met 1 uur voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel.

Eén bericht geldig op 15 november:

- RL-1: 20/21 TV Elektriciteit ATO 4 met einddatum oneindig.

- RL-1: 1/21 TV Elektriciteit ATO 4 met vakcode 1778 (Ondersteuning Kerntaken Leraar) met einddatum oneindig.

Gezien het organieke karakter van de middelen voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel zijn de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing op de personeelsleden die met deze middelen worden aangesteld. De betrekkingen moeten dus vacant worden verklaard en het schoolbestuur moet een personeelslid dat zich rechtsgeldig kandidaat stelt hierin vast benoemen, affecteren of muteren.

Opgelet:

Scholen kunnen uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel overdragen of herverdelen. In dat geval kan een vastbenoemd personeelslid alleen met uren voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel belast worden via een verlof TAO. Overgedragen uren zijn immers niet benoembaar. Een overdracht naar het volgende schooljaar is niet mogelijk.

3.2.6. Bijkomende uren-leraar samen school maken

3.2.6.1. Doelstelling

Scholen hebben recht op aanvullende uren-leraar samen school maken. Een goede inspraakcultuur versterkt het beleidsvoerend vermogen en zorgt voor krachtige en kwaliteitsvolle onderwijsorganisaties en goede werkomstandigheden voor het onderwijspersoneel. Teneinde die doelstellingen te realiseren worden deze aanvullende uren-leraar toegekend.

3.2.6.2. Berekening

Vanaf het schooljaar 2021-2022 hebben scholen recht op aanvullende uren-leraar samen school maken.

Het aantal aanvullende uren-leraar samen school maken waarop de school of centrum recht heeft, wordt berekend als 0,003190777* B, waarbij onder B wordt verstaan:

1° de uren-leraar voor de levensbeschouwelijke vakken;

2° de uren-leraar voor de niet-levensbeschouwelijke vakken;

3° de uren-leraar geïntegreerd ondersteuningsaanbod.

De uren-leraar worden binnen een school als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal. Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier, wordt er afgerond naar het lagere geheel getal.

Scholen die volgens deze berekening recht hebben op meer dan 3 aanvullende uren-leraar samen school maken, hebben recht op 3 aanvullende uren-leraar. Scholen of centra die volgens deze berekening recht hebben op 7 of meer dan 7 aanvullende uren-leraar, krijgen 6 aanvullende uren leraar. Scholen die volgens de berekening recht hebben op minder dan 1 aanvullend uur-leraar samen school maken, hebben recht op 1 aanvullend uur-leraar.

Nieuwe opgerichte scholen (programmatie) genereren in het schooljaar van hun oprichting geen aanvullende uren-leraar samen school maken.

AGODI informeert de scholen over hun aantal uren-leraar per dienstbrief.

3.2.6.3. Aanwending

De aanvullende uren-leraar kunnen worden aangewend in de personeelscategorieën van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het ondersteunend personeel. Het zijn zogenaamd "gekleurde" middelen, d.w.z. ze kunnen niet voor andere onderwijsdoeleinden dan het samen school maken worden ingezet.

De aanwending van de uren-leraar samen school maken in ambten die worden ingericht op basis van punten, gebeurt op basis van criteria die bepaald worden via lokaal overleg. Deze omzetting moet alleszins steunen op een verhoudingsgewijze omzetting van het aantal uren-leraar.

De omkadering samen school maken wordt op school- of centrumniveau aangewend conform het afsprakenkader tussen de sociale partners ter uitvoering van punt 3.4. Samen school maken van cao-XII. Dit afsprakenkader is bijgevoegd als bijlage 6 bij deze omzendbrief.

Overdrachten en herverdelingen van deze uren zijn mogelijk, met uitzondering van een overdracht naar een volgend schooljaar. Bij overdracht of herverdeling kunnen deze uren ook enkel maar aangewend worden voor het "samen school maken".

Voor de toepassing van de personeelsregelgeving wordt, voor het bestuurs- en onderwijzend personeel, het samen school maken beschouwd als organieke uren die geen lesuren zijn, maar ermee gelijkgesteld worden.

3.2.6.4. Melding

De personeelsleden die aangesteld worden in de aanvullende uren om samen school te maken meldt u met de vakcode 1777 (samen school maken).

Voorbeeld:

Een tijdelijke leraar AV Geschiedenis met een aanstelling voor doorlopende duur wordt vanaf 1 december belast met één uur samen school maken. Daarnaast heeft hij nog een aanstelling voor 17/22 AV Aardrijkskunde (ATO 2).

Eén bericht geldig op 1 december:

- RL-1: 1/22 AV Geschiedenis ATO 2 met vakcode 1777 (samen school maken) tot 31 augustus

- RL-1: 17/22 AV Aardrijkskunde ATO 2 TADD tot 31 augustus.

Als een vastbenoemd personeelslid een aanvullend uur samen school maken toegewezen krijgt, splitst u de vast benoemde opdracht op in een deel met en een deel zonder samen school maken. Een melding via een verlof TAO binnen de eigen school is niet correct omdat de uren samen school maken benoembaar zijn en dus binnen de draagwijdte van de vaste benoeming vallen.

Voorbeeld:

Een voltijds vastbenoemd leraar (2de graad, TV Voeding) wordt vanaf 15 november belast met 1 uur samen school maken.

Eén bericht geldig op 15 november:

- RL-1: 20/21 TV Voeding ATO 4 met einddatum oneindig.

- RL-1: 1/21 TV Voeding ATO 4 met vakcode 1777 (samen school maken) met einddatum oneindig.

Gezien het organieke karakter van de middelen "samen school maken" zijn de decreten rechtspositie voor de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs volledig van toepassing op de personeelsleden die met deze middelen worden aangesteld. De betrekkingen moeten dus vacant worden verklaard en het schoolbestuur moet een personeelslid dat zich rechtsgeldig kandidaat stelt hierin vast benoemen, affecteren of muteren.

Opgelet:

Scholen kunnen uren "samen school maken" overdragen of herverdelen. In dat geval kan een vastbenoemd personeelslid alleen met uren "samen school maken" belast worden via een verlof TAO. Overgedragen uren zijn immers niet benoembaar. Een overdracht naar het volgende schooljaar is niet mogelijk.

4. Aanwending van het pakket "uren-leraar"

4.1. Aanwendingspercentages en afronding

De aanwendingspercentages zijn:

  • op het resultaat van de berekeningsmethode leerlingencoëfficiënten: 96,57 %
  • op het resultaat van de berekeningsmethode minimumpakketten: 98,57 %
  • op het resultaat van de berekeningsmethode levensbeschouwelijke cursussen: 96,57 %

Indien de berekening van het aantal uren-leraar, na toepassing van het desbetreffend aanwendingspercentage, een cijfer na de komma oplevert beneden .50 , dan vervalt dit cijfer; omgekeerd wordt een cijfer na de komma van .50 of meer opgetrokken naar de hogere eenheid.

4.2. Vrije aanwending als lesuren of als uren die geen lesuren zijn

Het globaal pakket uren-leraar mag bij het uitwerken van de reële schoolorganisatie vrij worden aangewend voor:

  • enerzijds lesuren;
  • anderzijds uren die geen lesuren zijn, waaronder wordt verstaan: interne pedagogische begeleiding, bijzondere pedagogische taken, nascholing, inhaallessen, klassenraad, klassendirectie, seminaries, trajectbegeleiding duaal, aanvangsbegeleiding.

Uren-leraar van dat pakket mogen eveneens worden aangewend binnen het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat aan de school is verbonden.

Op het principe van de "vrije aanwending" staan evenwel de volgende beperkingen.

4.2.1. De uren, afkomstig van de berekeningswijze voor een cursus godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie, dienen voor de desbetreffende cursus te worden aangewend, hetzij als lesuren hetzij als uren die geen lesuren zijn. Uitsluitend indien de voor de betrokken cursus bevoegde inspectie zich akkoord verklaart, kunnen de uren voor aanwending naar een andere levensbeschouwelijke cursus worden overgeheveld.

4.2.2. Maximum 3 % van het aantal aanwendbare uren-leraar mag worden besteed aan bijzondere pedagogische taken. Onder "aanwendbare uren-leraar" worden ook de uren-leraar begrepen verkregen door middel van overdracht of herverdeling of door middel van toetreding tot een scholengemeenschap of door middel van vrijwillige fusie. Dit maximum kan niettemin worden overschreden mits akkoord van het inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden bevoegde lokaal overleg- of onderhandelingsorgaan.

Bij de toepassing van deze bepaling wordt abstractie gemaakt van de uren-leraar voor de organisatie van het voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs volgens een modulair stelsel, vermits deze organisatie slechts mogelijk is via aanwending van uren onder vorm van bijzondere pedagogische taken. Het modulair stelsel verdwijnt vanaf het schooljaar 2025-2026, als de modernisering volledig uitgerold zal zijn.

Bij de toepassing van deze bepaling wordt eveneens abstractie gemaakt van de uren-leraar topsportschoolcoördinatie indien de betrekking van topsportschoolcoördinator wordt ingevuld via het ambt van leraar.

4.2.3. Via het topsportconvenant hebben de onderwijsverstrekkers er zich toe verbonden de uren, bedoeld in punt 3.2.1.6. uitsluitend aan te wenden voor de organisatie van de topsportrichtingen, eveneens hetzij als lesuren, hetzij als uren die geen lesuren zijn.

4.2.4. Bij de aanwending van het pakket uren-leraar wordt er rekening mee gehouden dat de goedgekeurde leerplannen dienen gerealiseerd. Voor zover aan deze bepaling is voldaan, zijn alle samenzettingen van leerlingen toegelaten. Inzonderheid bij praktische vakken zal de school bijkomend het veiligheidsaspect in beschouwing nemen.

4.2.5. Beperking van plage-uren

4.2.5.1. Personeelsleden kunnen niet belast worden met niet-gefinancierde of niet-gesubsidieerde uren, uitgezonderd uren die in de plage gelegen zijn. Als een schoolbestuur dit verbod overtreedt, dan valt de bezoldiging ten laste van dat schoolbestuur. Plage-uren zijn de uren-leraar begrepen tussen het minimum en het maximum van een voltijdse leraarsbetrekking. Ze kunnen al dan niet worden geput uit het globaal pakket uren-leraar waarover een school beschikt.

Er kan slechts 1 plage-uur worden toegekend. Daarenboven kunnen personeelsleden slechts met plage-uren worden belast als die uren om organisatorische redenen noodzakelijk zijn en op een billijke en transparante wijze georganiseerd worden. Over de algemene regels die het schoolbestuur hierbij zal hanteren, wordt bij de voorbereiding van het schooljaar in elke school onderhandeld in de bevoegde organen.

Ongeacht het feit of de uren plage uit het urenpakket komen of niet, geldt een beperking op de organisatie van plage-uren in verhouding tot bedoeld pakket. Onder het "pakket uren-leraar" worden de organieke uren verstaan die per school worden berekend in functie van haar voltijds + deeltijds secundair studieaanbod en haar regelmatige schoolbevolking, vermeerderd met de uren die eventueel worden verkregen ingevolge overdracht, herverdeling, vrijwillige fusie of verdeling door de scholengemeenschap respectievelijk verminderd met de uren die eventueel worden afgestaan ingevolge overdracht of herverdeling. (In zover een school zich in een afbouwproces bevindt, worden bedoelde organieke uren berekend door per 1 februari van het voorafgaand schooljaar enkel de regelmatige leerlingen in aanmerking te nemen van die structuuronderdelen die tijdens het betrokken schooljaar alsnog worden ingericht; op deze wijze wordt vermeden dat een maatregel die op het niveau van de scholengemeenschap slaat, gehypothekeerd wordt door het feit dat de tellingsdatum voor scholen in afbouw normaliter 1 oktober van het schooljaar in kwestie is.)

4.2.5.2. Scholen behorend tot een scholengemeenschap.

Er geldt een dubbele beperking op de organisatie van plage-uren, nl.:

  • maximum 3% van het urenpakket van de individuele school;
  • maximum 1,3% van de som van de urenpakketten van de individuele scholen binnen de scholengemeenschap (waarbij scholen voor buitengewoon secundair onderwijs buiten beschouwing worden gelaten).

Om de reductie van het aantal plage-uren mogelijk te maken en in het kader van de vermindering van de werkdruk (door aanrekening van klassenraad, klassendirectie, splitsing van klassen, lerarenondersteuning, stagebegeleiding en leerlingenbegeleiding), blijft de maatregel dat onder de scholengemeenschappen secundair onderwijs een pakket van 20.000 uren verdeeld wordt pro rata van hun aandeel in het totale urenpakket van het voorgaande schooljaar.

De scholengemeenschappen zijn verplicht deze uren te verdelen over de scholen van de scholengemeenschap, na overleg onder de directies secundair onderwijs en onderhandelingen in het daartoe bevoegd onderhandelingscomité. In geval er geen oplossing wordt gevonden voor de verdeling, krijgt elke school van de scholengemeenschap het procentueel aandeel overeenkomstig het gewicht van deze school in de scholengemeenschap. Het gewicht van elke school wordt vastgesteld aan de hand van het urenpakket en het procentueel aandeel hiervan in het geheel van de scholengemeenschap.

4.2.5.3. Scholen niet behorend tot een scholengemeenschap.

Het maximum % plage-uren mag niet hoger liggen dan dat van het schooljaar 2001-2002, met dien verstande dat het nooit meer dan 3% kan bedragen.

4.2.5.4. De reductie van het aantal plage-uren wordt administratief als volgt geregeld.

4.2.5.4.1. Enerzijds zal de betrokken school een ondertekende verklaring op erewoord opmaken, waarin expliciet staat vermeld dat de ingerichte plage-uren het opgelegd maximum niet overschrijden. Een dergelijke verklaring op erewoord wordt opgesteld door de coördinerend directeur van elke scholengemeenschap, die daartoe door de betrokken schoolbesturen zal zijn gemandateerd. Voor scholen niet behorend tot een scholengemeenschap, wordt de verklaring opgesteld door de gemandateerde van het schoolbestuur. De verklaring ligt in de school ter inzage van verificatie en inspectie.

4.2.5.4.2. Anderzijds zullen de scholen vóór 15 november van het betreffende schooljaar het AGODI informeren over het aantal gepresteerde plage-uren per individueel personeelslid, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de situatie waarin de plage-uren worden geput uit het pakket uren-leraar en de situatie waarin de plage-uren niet worden geput uit het pakket uren-leraar. Bij een ten onrechte melding van een plage-uur moet een annulatie plage-uren CAO VI (gebeurteniscode 21015) worden ingestuurd; het aantal uren moet in dit geval altijd 0 zijn.

4.2.5.4.2.1. De uren-leraar die financierbaar of subsidieerbaar zijn en die in de "plage" vallen, worden meegedeeld via het gewone opdrachtenpakket met een RL-1. Het bepalen van de plage-uren en eventueel overwerk gebeurt automatisch zonder speciale aanduiding.

4.2.5.4.2.2. De uren-leraar die niet financierbaar of niet subsidieerbaar zijn en die in de "plage" vallen, worden meegedeeld met een nieuwe record layout RL-10 "melden plage-uren (opvraging CAO VI)". Concreet: voor elk personeelslid dat dergelijke plage-uren heeft op 15 september (= geldigheidsdatum van het bericht) moet een RL-10 "melden plage-uren opvraging CAO VI" (gebeurteniscode 21014)worden aangemaakt. Het aantal uren kan enkel 1 zijn, andere waarden zullen resulteren in een foutmelding. Een RL-10 met een andere geldigheidsdatum dan 15 september zal eveneens geweigerd worden.

De school bekijkt de toestand op 15 september van ieder personeelslid afzonderlijk, wat betekent dat de "oorsprong" van de plage-uren geen rol speelt. Indien een afwezige titularis niet-financierbare of niet-subsidieerbare uren heeft en volledig vervangen wordt door een interimaris, dan moet zowel voor de titularis als de interimaris een RL-10 opgestuurd worden. Het is eveneens van geen belang of het personeelslid al dan niet aanwezig is in de school op 15 september. Er wordt enkel gekeken naar de opdracht waarmee het personeelslid op dat moment belast is. Dit staat dus volledig los van een eventuele dienstonderbreking of van het feit dat het personeelslid op die dag geen lesopdracht heeft.

4.2.6. De aanwending van uren-leraar voor interne pedagogische begeleiding, bijzondere pedagogische taken, nascholing, inhaallessen, klassenraad en klassendirectie, kan nooit betrekking hebben op de realisatie van de wekelijkse lessentabellen.

De eventuele aanwending daarentegen van uren-leraar voor seminaries, die eveneens beschouwd worden als uren die geen lesuren zijn doch er personeelsmatig mee gelijkgesteld worden, heeft wél betrekking op de realisatie van de wekelijkse lessentabellen, meer bepaald op: a) het differentiatiegedeelte binnen de eerste graad, en b) het complementair gedeelte van de tweede of derde graad.

In het geval van organisatie van seminaries, vergt de toekenning van de overeenkomstige opdrachturen altijd het akkoord van het betrokken personeelslid; opdat een opdracht als seminaries zou kunnen worden aanzien, moet deze opdracht als een afzonderlijke betrekking worden aangeboden.

Het organiseren van interne pedagogische begeleiding kan uitsluitend in een school met bso.

4.2.7. Omzetting van uren-leraar naar punten voor ondersteund personeel

4.2.7.1. Omzetting van vacante uren-leraar

Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de schooljaren 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025 maximaal 20% van het aantal toegekende vacante uren-leraar aanwenden in ambten van het ondersteunend personeel. Enkel de uren-leraar zoals vermeld in 3.1., punt 1°, en de uren "gelijke onderwijskansen" zoals vermeld in omzendbrief SO/2021/01, komen in aanmerking voor deze omzetting. GOK-uren-leraar die worden omgezet, dienen nog steeds te worden aangewend in functie van de doelstellingen bepaald in de omzendbrief SO/2021/01.

De omzettingen kunnen telkens gebeuren vanaf 1 oktober van het lopende schooljaar in kwestie en gelden voor de duur van het lopende schooljaar.

Een omzetting van vacante uren-leraar eindigt als het personeelslid dat aangesteld is in een betrekking die via de omzetting werd ingericht, tijdens het schooljaar vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. In dit geval eindigt de omzetting voor het overeenkomend deel van de uren-leraar vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat.

De punten die verkregen worden door de omzetting worden maximaal ter ondersteuning van de leraar in de school aangewend, zodat die zich kan focussen op zijn kerntaak: lesgeven.

De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel, in het kader van de omzetting, worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.

De betrekkingen die ingericht worden in ambten van het ondersteunend personeel, door de omzetting, komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.

4.2.7.2. Omzetting van niet-vacante uren-leraar

Bij een tekort aan onderwijzend personeel kan het schoolbestuur tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 in een school voor gewoon secundair onderwijs de niet-vacante uren-leraar van de betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in een school die in aanmerking komen voor een reguliere vervanging, omzetten in punten voor de aanwending in de school in ambten van het ondersteunend personeel.

De omzetting geldt altijd maximaal voor de duur van de afwezigheid van de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging en maximaal voor de duur van het lopende schooljaar.

Onder reguliere vervanging moet worden begrepen een vervanging van een afwezigheid van minder dan een schooljaar die voldoet aan volgende voorwaarden:

  • het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;
  • het personeelslid dat afwezig is, kan worden vervangen volgens de gangbare financierings- en subsidiëringsregels

Voorbeelden van reguliere vervangingen zijn:

  • iedere afwezigheid van tien aaneensluitende werkdagen of meer die ten laatste aanvangt op 31 mei en die niet start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie;
  • iedere afwezigheid wegens omstandigheidsverlof n.a.v. de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner die niet start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie;
  • iedere afwezigheid wegens de opname van verlofweken van postnatale rust die niet start in een periode van 14 kalenderdagen voor of tijdens de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie.

Een omzetting van niet-vacante uren-leraar eindigt:

1° vanaf het ogenblik dat de titularis van de betrekking die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging vervroegd terugkeert uit zijn afwezigheid. Het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via voormelde omzetting werd ingericht in een ambt van het ondersteunend personeel wordt bij de terugkeer van de titularis ontslagen volgens artikel 23, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of volgens artikel 21, §1, eerste lid, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991.

2° als het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een betrekking die via voormelde omzetting werd ingericht in een ambt van het ondersteunend personeel vrijwillig ontslag neemt volgens artikel 25 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 of volgens artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991. In dit geval eindigt de omzetting voor het overeenkomend deel van de lestijden vanaf het ogenblik dat het ontslag ingaat.

De criteria om het tekort aan onderwijzend personeel te bepalen en de aanwending in ambten van het ondersteunend personeel worden vastgelegd na onderhandeling in het bevoegde lokale comité.

Voor de aanstelling van een vervanger in een betrekking ingericht met uren-leraar voor godsdienst en/of niet-confessionele zedenleer is er steeds instemming nodig van de bevoegde instantie van de levensbeschouwing in kwestie, via de zgn. voordracht van de kandidaat. Om een lerarentekort vast te stellen voor dergelijke betrekking moet de school dus steeds in overleg gaan met de bevoegde instantie en nagaan of er geen voordracht mogelijk is. Pas als die voordracht er niet kan komen omwille van een lerarentekort, kan de school overgaan naar de omzetting van de desbetreffende uren-leraar naar punten.

De betrekkingen die opgericht worden in ambten van het ondersteunend personeel komen niet in aanmerking voor vacantverklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekkingen.

4.2.7.3. Berekening van de omzetting naar punten

De omzetting van de vacante uren-leraar (punt 4.2.7.1) of van de niet-vacante uren-leraar (punt 4.2.7.2) naar punten voor aanwending in een wervingsambt van het ondersteunend personeel (administratief medewerker, ICT-coördinator en opvoeder) gebeurt volgens de onderstaande omzettingstabellen:

1° voor een betrekking met puntenwaarde 63 (bekwaamheidsbewijs ten minste secundair onderwijs):

uren-leraar 

punten 

11 

14 

16 

19 

22 

25 

10 

27 

11 

30 

12 

31,5 

13 

36 

14 

38 

15 

41 

16 

44 

17 

47 

18 

49 

19 

52 

20 

55 

21 

58 

22 

60 

23 

63 

2° voor een betrekking met puntenwaarde 82 (bekwaamheidsbewijs ten minste bachelor):

uren-leraar 

punten 

11 

14 

18 

21 

25 

29 

32 

10 

36 

11 

39 

12 

43 

13 

46 

14 

50 

15 

53 

16 

57 

17 

61 

18 

64 

19 

68 

20 

71 

21 

75 

22 

78 

23 

82 

3° voor een betrekking met puntenwaarde 85 (ICT-coördinator bekwaamheidsbewijs ten minste bachelor):

uren-leraar 

punten 

11 

15 

18 

22 

26 

30 

33 

10 

37 

11 

41 

12 

44 

13 

48 

14 

52 

15 

55 

16 

59 

17 

63 

18 

67 

19 

70 

20 

74 

21 

78 

22 

81 

23 

85 

4° voor een betrekking met puntenwaarde 120 (bekwaamheidsbewijs ten minste master):

uren-leraar 

punten 

10 

16 

21 

26 

31 

37 

42 

47 

10 

52 

11 

57 

12 

63 

13 

68 

14 

73 

15 

78 

16 

83 

17 

89 

18 

94 

19 

99 

20 

104 

21 

110 

22 

115 

23 

120 

5° voor een betrekking met puntenwaarde 126 (ICT-coördinator bekwaamheidsbewijs ten minste master):

uren-leraar 

punten 

11 

16 

22 

27 

33 

38 

44 

49 

10 

55 

11 

60 

12 

66 

13 

71 

14 

77 

15 

82 

16 

88 

17 

93 

18 

99 

19 

104 

20 

110 

21 

115 

22 

121 

23 

126 

Voorbeelden:

Een school stelt een lerarentekort vast en kan een aantal uren-leraar niet toekennen. Ze beslist na lokaal overleg om die uren om te zetten naar punten voor aanwending in ambten van het ondersteunend personeel. 

Voorbeeld 1:

De school zet 8 vacante uren-leraar om naar punten voor de oprichting van betrekkingen van ondersteunend personeel De school heeft verschillende mogelijkheden, zoals:

-ze zet de 8u om naar 29 punten opvoeder 82pt, en richt een betrekking van 12/36 opvoeder ‘ten minste bachelor’ ssc 158 op, dit kost 27 punten

-ze zet de 8u om naar 44 punten ICT-coördinator 126pt, en richt een betrekking van 12/36 ICT-coördinator ‘ten minste master’ ssc 501 op, dit kost 42 punten

-ze zet 3u om naar 8 punten administratief medewerker 63 pt en 5u naar 18 punten ICT-coördinator 85 pt, en richt een betrekking van 4/36 administratief medewerker ‘ten minste HSO’ ssc 202 (=7 pt) en van 7/36 ICT-coördinator ‘ten minste bachelor’ ssc 301 (=17 pt) op

Voorbeeld 2:

De school zet 10 niet-vacante uren-leraar om naar punten voor de aanstelling van een vervanger in het ondersteunend personeel. De school heeft verschillende mogelijkheden, zoals:

-ze zet de 10u om naar 36 punten opvoeder 82pt, en stelt voor 16/36 een vervanger aan in het ambt opvoeder ‘ten minste bachelor’ ssc 158 op, dit kost 36 punten

-ze zet de 10u om naar 55 punten ICT-coördinator 126pt, en stelt voor 15/36 een vervanger aan in het ambt van ICT-coördinator ‘ten minste master’ ssc 501, dit kost 53 punten

-ze zet 3u om naar 8 punten administratief medewerker 63 pt en 7u naar 26 punten ICT-coördinator 85 pt, en stelt voor 4/36 een vervanger aan in het ambt van administratief medewerker ‘ten minste HSO’ ssc 202 (=7 pt) en stelt voor 11/36 een vervanger aan in het ambt van ICT-coördinator ‘ten minste bachelor’ ssc 301 (=26 pt)

4.2.7.4. Melding van de omzetting.

De personeelsleden die aangesteld worden in vacante uren-leraar die omgezet zijn naar ambten van het ondersteunend personeel meldt u met OOM-code 38.

De personeelsleden die aangesteld worden in vacante GOK-uren die omgezet zijn naar ambten van het ondersteunend personeel meldt u met vakcode 770 en OOM-code 38.

Voorbeeld 1:

De school zet vanaf 1 oktober 3 uren-leraar om naar 8 punten administratief medewerker 63 pt en richt een betrekking van 4/36 administratief medewerker ssc 202 op. Ze stelt daar een personeelslid in aan dat ook nog een tijdelijke opdracht van 18/36 opvoeder ssc 202 heeft via punten uit de globale puntenenveloppe.

Eén bericht geldig op 1 oktober:

- RL-1: 4/36 administratief medewerker "ten minste HSO" ATO 2 met OOM-code 38 tot 31 augustus.

- RL-1: 18/36 opvoeder "ten minste HSO" ATO 2 tot 30 juni.

Voorbeeld 2:

De school zet vanaf 1 oktober 8 GOK-uren om naar 44 punten ICT-coördinator 126 pt en richt een betrekking van 12/36 ICT-coördinator ssc 501 op. Ze stelt daar een personeelslid in aan dat ook nog tijdelijke opdracht van 19/36 ICT-coördinator heeft met ssc 501 via punten uit de ICT-puntenenveloppe.

Eén bericht geldig op 1 oktober:

- RL-1: 12/36 ICT-coördinator "ten minste master" ATO 2 met vakcode 770 en met OOM-code 38 tot 30 juni.

- RL-1: 19/36 ICT-coördinator "ten minste master" ATO 2 tot 30 juni

De personeelsleden die aangesteld worden in niet-vacante uren-leraar die omgezet zijn naar ambten van het ondersteunend personeel meldt u in ATO 2 met OOM-code 41.

De vervanger van het personeelslid dat aangesteld is in omgezette vervangingsuren en dat op zijn beurt regulier afwezig is, meldt u in ATO 1 met OOM-code 41.

Voorbeeld 1:

De school zet een vervangingsopdracht van 13/9 tem 11/10 voor 10 uren-leraar om naar punten voor de aanstelling van een vervanger voor 16/36 opvoeder ssc 158. Het personeelslid heeft ook nog tijdelijk vacante opdracht van 13/36 administratief medewerker ssc 202 via punten uit de globale puntenenveloppe.

Eén bericht geldig op 13 september

- RL-1: 16/36 opvoeder ‘ten minste bachelor’  ATO 2 met OOM-code 41  tot 11 oktober.

- RL-1: 13/36 administratief medewerker ‘ten minste HSO’ ATO 2 tot 31 augustus

Voorbeeld 2:

De school zet een vervangingsopdracht van 13/9 tem 11/10 voor 10 uren-leraar om naar punten voor de aanstelling van een vervanger voor 16/36 opvoeder ssc 158. Dat personeelslid is op zijn beurt afwezig van 15/9 tem 5/10 en wordt op zijn beurt vervangen

Eén bericht geldig op 13 september voor vervanger 1

- RL-1: 16/36 opvoeder ‘ten minste bachelor’ ATO 2 met OOM-code 41 tot 11 oktober.

Eén bericht geldig op 15 september voor vervanger 2

- RL-1: 16/36 opvoeder ‘ten minste bachelor’ ATO 1 met OOM-code 41 tot 5 oktober.

4.3. Overdracht van uren-leraar naar het volgend schooljaar

Een school kan tijdens een bepaald schooljaar niet-ingerichte uren-leraar overdragen naar het daaropvolgend schooljaar onder de volgende modaliteiten (tijdelijk ingerichte uren komen niet meer in aanmerking). Overdracht naar een volgend schooljaar van uren aanvangsbegeleiding, uren ter ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel en uren samen school maken, is niet mogelijk.

4.3.1. De overdracht van uren-leraar wordt beperkt tot maximum 2% van het aantal aanwendbare uren-leraar van dat bepaald schooljaar. Onder aantal aanwendbare uren-leraar wordt het volgende verstaan:

  • de uren-leraar die door de overheid worden toegekend en waarin affectatie, mutatie en benoeming mogelijk zijn (zogenaamde organieke uren), met uitzondering van de extra uren-leraar voor het eerste onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers (vermits deze tijdens het schooljaar kunnen fluctueren);
  • overdrachten vanuit het onderliggende schooljaar, overdrachten naar een andere school, overdrachten vanuit een andere school respectievelijk herverdelingen door het schoolbestuur, waardoor per saldo het pakket uren-leraar wordt vermeerderd of verminderd.

Uren-leraar die het resultaat zijn van omzetting van punten worden niet meegeteld.

4.3.2. Het maximum aantal uren-leraar dat wordt overgedragen naar het volgend schooljaar dient vastgelegd uiterlijk op 1 november van het lopend schooljaar. Aandacht: het gaat om het "maximum", niet het "effectief" aantal dat mogelijks lager ligt. Immers, ook na 1 november mogen niet-ingerichte uren-leraar, die als buffer werden aangelegd, alsnog gebruikt worden in de eigen school of overgedragen worden naar een andere school van hetzelfde net of van dezelfde scholengemeenschap.

4.3.3. De overgedragen uren-leraar kunnen enkel in het daaropvolgend schooljaar worden aangewend.

4.3.4. De overdracht van uren-leraar is slechts mogelijk indien tijdens dat schooljaar in de betrokken school, overeenkomstig de geldende reglementering, t.o.v. 1 september geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel worden uitgesproken of indien de leden van het onderwijzend personeel die nieuw of bijkomend ter beschikking werden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledig schooljaar.

De niet-naleving van deze bepaling heeft overigens tot gevolg dat een dergelijke terbeschikkingstelling geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid.

4.3.5. De punten 4.2.1., 4.2.2. en 4.2.5. zijn onverkort van toepassing op overgedragen uren-leraar.

4.4. Overdracht van uren-leraar naar een andere school

Een school kan tijdens een bepaald schooljaar niet-ingerichte uren-leraar (tijdelijk ingerichte uren komen niet meer in aanmerking) overdragen naar een andere school (van hetzelfde net of van dezelfde scholengemeenschap) voor voltijds gewoon secundair onderwijs, buitengewoon secundair onderwijs of deeltijds beroepssecundair onderwijs.

4.4.1. De overdracht van uren-leraar wordt niet tot een maximum beperkt.

4.4.2. De overdracht van uren-leraar dient plaats te vinden uiterlijk op 1 november van dat schooljaar.

4.4.3. Voor zover de school die de uren afstaat tot een scholengemeenschap behoort, moet de overdracht in overeenstemming zijn met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. Voor zover de begunstigde school tot een andere scholengemeenschap behoort, moet de overdracht formeel aan deze scholengemeenschap worden meegedeeld.

4.4.4. De overdracht van uren-leraar moet onderhandeld worden in het lokaal comité (d.i. het lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap voor zover de school die uren overdraagt tot een scholengemeenschap behoort).

Indien evenwel de overdracht plaatsvindt tussen scholen van hetzelfde net die niet tot een scholengemeenschap of niet tot dezelfde scholengemeenschap behoren én voor zover de overdracht uitmondt in nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel in de school die uren overdraagt, dan is het expliciet akkoord van hogerbedoeld lokaal comité vereist.

4.4.5. De punten 4.2.1., 4.2.2. en 4.2.5. zijn onverkort van toepassing op overgedragen uren-leraar.

4.5. Overdracht van uren-leraar naar een andere school of opleidingsinstelling waarmee wordt samengewerkt in het kader van een structuuronderdeel zevende leerjaar tso of kso (vanaf modernisering: zevende leerjaar gericht op instroom arbeidsmarkt) of HBO-(basis)verpleegkunde

Een, zogenaamd, coördinerende school voor voltijds gewoon secundair onderwijs kan tijdens een bepaald schooljaar niet-ingerichte uren-leraar (tijdelijk ingerichte uren komen niet meer in aanmerking) overdragen:

  • naar een centrum voor volwassenenonderwijs of een hogeschool waarmee wordt samengewerkt om een structuuronderdeel zevende leerjaar kso of tso te organiseren, of
  • naar een hogeschool waarmee wordt samengewerkt om een structuuronderdeel HBO-(basis)verpleegkunde te organiseren.

Als het gaat om het zevende leerjaar Integrale veiligheid tso dan is ook overdracht van uren-leraar mogelijk naar een opleidingsinstelling van politie of brandweer waarmee wordt samengewerkt.

4.5.1. De overdracht van uren-leraar wordt niet tot een maximum beperkt.

4.5.2. De overdracht van uren-leraar dient plaats te vinden uiterlijk op 30 september van dat schooljaar.

4.5.3. De overdracht van uren-leraar moet onderhandeld worden in het lokaal comité.

4.5.4. In een centrum voor volwassenenonderwijs worden overgedragen uren-leraar als leraarsuren beschouwd.

4.5.5. Bij overdracht naar een hogeschool of een opleidingsinstelling van politie of brandweer, vindt een omzetting van die uren-leraar in een krediet plaats, overeenkomstig de volgende modaliteiten:

1° van het wekelijks pakket uren-leraar waarover de school beschikt, wordt het aantal uren dat wordt omgezet, vermenigvuldigd met veertig, respectievelijk twintig voor een structuuronderdeel zevende leerjaar kso of tso, of HBO-(basis)verpleegkunde dat slechts één semester wordt aangeboden, dat is het aantal weken openstelling per jaar, zodat een aantal jaaruren wordt verkregen; het resultaat kan in de loop van het schooljaar niet meer worden gewijzigd;

2° het krediet dat wordt toegepast bij de omzetting, wordt vastgesteld op 34,27 euro per omgezet uur-leraar. Dat krediet wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar;

3° het product van het aantal jaaruren met het geïndexeerde krediet vormt het totale krediet dat wordt toegekend aan de coördinerende school (dus de school die de overdracht doet). Het krediet staat los van de financiële afspraken die de coördinerende school maakt met de hogeschool of de opleidingsinstelling waarop beroep wordt gedaan. Alleszins wordt het krediet toegekend door middel van een voorschot van 25% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 75% in de loop van de maand juni die daarop volgt.

4.6. Gastleraren zonder dienstverleningsovereenkomst

Een school kan tijdens de schooljaren 2023-2024 en 2024-2025 uren-leraar (uren-leraar zoals omschreven in punt 3.1. van deze omzendbrief) aanwenden onder vorm van aanwerving van gastleraren. Een school kan gastleraren inzetten in een vacante betrekking of in een niet-vacante betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel die in aanmerking komt voor een reguliere vervanging.

Een reguliere vervanging is een vervanging van een personeelslid dat minstens tien werkdagen reglementair afwezig is. Daarbij geldt wel steeds de beperking dat er geen vervangingsmogelijkheid is in een periode van 14 kalenderdagen voor en ook tijdens een korte vakantieperiode, met uitzondering van de maanden juli en augustus. Zie hiervoor de omzendbrief "Beperking van de vervangingsmogelijkheid voor of tijdens een korte vakantieperiode" (PERS/2015/06 van 24-08-2015).

De omzetting van een niet-vacante betrekking in een krediet geldt steeds voor de duur van de afwezigheid van de titularis en is ook steeds beperkt tot de duur van het lopende schooljaar. Het daaropvolgende schooljaar kan de school evenwel opnieuw gebruik maken van de maatregel. De omzetting – en dus ook de aanstelling van de gastleraar – eindigt echter in elk geval als de titularis vervroegd uit zijn afwezigheid terugkeert of als de gastleraar vrijwillig een einde aan zijn opdracht wenst te maken.

Een gastleraar is een persoon die geen deel uitmaakt van het schoolbestuur of van het personeel van de school en die, hetzij in eigen naam hetzij in dienst van een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector en in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma, voor leerlingen en cursisten voordrachten geeft vanuit zijn of haar deskundigheid en ervaring in de arbeidsmarkt en de bedrijfswereld.

Op een gastleraar is de rechtspositieregeling in onderwijs niet van toepassing. De school bepaalt anderzijds zelf de wijze waarop zij een gastleraar in dienst neemt: ofwel sluit de school een arbeidsovereenkomst met de gastleraar zelf, ofwel sluit de school een contract van huur van diensten.

In het geval van een arbeidsovereenkomst wordt de school werkgever van de gastleraar, waarbij deze laatste onder leiding, toezicht en gezag komt van de school. De arbeidsreglementering heeft dan volle uitwerking en de school moet alle verplichtingen als werkgever nakomen. Naast de betaling van het overeengekomen loon zijn o.a. de RSZ-bijdragen eveneens ten laste van de school.

In het geval van huur van diensten kan een contract, bv. tegen een vaste prijs per uur, afgesloten worden zowel met een natuurlijk persoon als met rechtspersonen (een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector). Het schoolbestuur betaalt, op basis van de voorgelegde gefactureerde prestaties, het contractueel vastgelegde huurgeld. In dit geval is er geen band van leiding, toezicht en gezag tussen het schoolbestuur en de gastleraar en is er voor de school geen sprake van tewerkstelling en RSZ-verplichting.

Wanneer het schoolbestuur een contract van huur van diensten afsluit met een natuurlijk persoon dan sluit het schoolbestuur een aannemingsovereenkomst met de gastleraar. De gastleraar valt dan onder het statuut van zelfstandige. De gastleraar staat dan zelf in voor de betaling van RSZ-bijdragen.

Wanneer het schoolbestuur een contract van huur van diensten afsluit met een rechtspersoon (een organisatie uit de publieke of private sector) dan blijft de gastleraar werknemer van deze organisatie of onderneming en staan deze in voor het betalen van de RSZ-bijdragen.

Bij het afsluiten van een contract van huur van diensten met een natuurlijk of rechtspersoon valt de betaling van de RSZ-bijdragen dus niet ten laste van het schoolbestuur maar zal wel een rol spelen bij het afsluiten van het contract.

Een gastleraar is van onberispelijk gedrag. Dit blijkt uit een uittreksel uit het strafregister met de finaliteit 596.2 – model bestemd voor contacten met minderjarigen, dat op het ogenblik van het voorleggen niet langer dan een maand tevoren is afgegeven.

Daarnaast toont de gastleraar die gastlessen geeft in een school die in het Nederlands taalgebied ligt met uitzondering van de faciliteitengemeenten, aan dat hij de kennis van het Nederlands als onderwijstaal beheerst op het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. De gastleraar bewijst de vereiste taalkennis op een van de volgende wijzen:

  • met een bekwaamheidsbewijs dat de Vlaamse Regering vastlegt voor een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het gewoon secundair onderwijs en dat behaald is in de onderwijstaal;
  • met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
  • met een studiebewijs dat gelijkwaardig is met een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs en dat het vereiste niveau van taalkennis aantoont;
  • met een getuigschrift, een certificaat of een attest dat het vereiste niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen aantoont.

Meer informatie over de wijze waarop de vereiste taalkennis kan worden aangetoond, vindt u in de omzendbrief "Vereiste taalkennis bij aanstelling in het onderwijs – PERS/2010/01".

4.6.1. Gastleraren kunnen worden ingezet in ALLE structuuronderdelen (met inbegrip van HBO-(basis)verpleegkunde) van een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs.

4.6.2. Van de wekelijkse lessentabel van het structuuronderdeel in kwestie kan maximum één derde van de lesuren aan gastleraren worden besteed. Het schoolbestuur bepaalt op basis van onderhandelingen in het bevoegde lokaal comité het deel van de vacante uren-leraar dat ze wil aanwenden voor een gastleraar.

4.6.3. Als de school uren-leraar aanwendt om een gastleraar in te zetten, bezorgt de school de volgende gegevens aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten:

  • het aantal uren-leraar dat ze wil aanwenden;
  • de periode van aanwending van de uren-leraar;
  • vacante of niet-vacante betrekking, met opgave van de titularis als het gaat om een niet-vacante betrekking.

Indien het om de omzetting van een vacante betrekking gaat voor de duur van een volledig schooljaar, geeft de school dit door via de zending aanwending middelen (zie 4.9).

Indien het om de omzetting van een niet-vacante betrekking gaat voor de duur van een volledig schooljaar of om de omzetting van een betrekking (vacant of niet-vacant) voor een kortere periode dan een schooljaar, dan meldt de school dit via het formulier in bijlage 7 van deze omzendbrief.

Het formulier wordt in de school bijgehouden en op 2 vaste momenten doorgestuurd naar AGODI. Een eerste maal met deadline 31 oktober met alle omzettingen die op dat moment gekend zijn, en een tweede maal voor de betaling van het krediet met deadline 15 juni. Bij deze laatste melding moet het formulier volledig en correct ingevuld zijn voor het volledige schooljaar. Aanvullingen en wijzigingen tussen de beide meldingen (bijvoorbeeld omdat een periode vroeger beëindigd werd dan voorzien) worden in rekening gebracht voor het bepalen van het krediet.

Let op: deze melding gebeurt niet via de klassieke elektronische personeelszending voor personeelsleden die onder de decreten rechtspositie vallen.

De uren-leraar worden door het Agentschap voor Onderwijsdiensten omgezet in een krediet dat wordt vastgesteld op 68,93 euro per omgezet uur-leraar.

Het krediet wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het krediet wordt vanaf 1 januari 2023 gekoppeld aan de spilindex 123,14. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar.

Het Agentschap voor Onderwijsdiensten kent het totale krediet voor de aanwending van gastleraren toe aan de school in de vorm van een voorschot van 25% van het krediet in de loop van de maand november van het schooljaar in kwestie en het resterende saldo van 75% in de loop van de maand juni die daarop volgt. Het krediet kan enkel worden aangewend voor de inzet van gastleraren.

4.7. Gastleraren met dienstverleningsovereenkomst

De school kan ook een gastleraar aantrekken via het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst met een bedrijf of een organisatie uit de publieke of private profit- en non-profitsector. Meer informatie hierover vindt u in omzendbrief "Aanwending van uren-leraar of lesuren voor de aanstelling van een gastleraar met een dienstverleningsovereenkomst in het secundair onderwijs – SO/2023/02".

4.8. Herverdeling van uren-leraar door een schoolbestuur

Een schoolbestuur kan tijdens een bepaald schooljaar uren-leraar herverdelen over haar scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs onder de volgende modaliteiten (tijdelijk ingerichte uren komen niet meer voor herverdeling in aanmerking).

4.8.1. De herverdeling van uren-leraar wordt beperkt tot maximum 2% van het totaal aantal uren-leraar dat gedurende het voorafgaande schooljaar aan desbetreffende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs werd toegekend. Onder aantal uren-leraar wordt het volgende verstaan:

  • de uren-leraar die door de overheid worden toegekend en waarin affectatie, mutatie en benoeming mogelijk zijn (zogenaamde organieke uren), met uitzondering van de extra uren-leraar voor het eerste onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers (vermits deze tijdens het schooljaar kunnen fluctueren);
  • overdrachten vanuit het onderliggende schooljaar, overdrachten naar het volgende schooljaar, overdrachten naar een andere school en overdrachten vanuit een andere school, waardoor per saldo het pakket uren-leraar wordt vermeerderd of verminderd.

Uren-leraar die het resultaat zijn van omzetting van punten worden niet meegeteld.

4.8.2. De herverdeling van uren-leraar dient plaats te vinden uiterlijk op 1 november van dat schooljaar.

4.8.3. Voor zover de school waaraan de uren worden onttrokken tot een scholengemeenschap behoort, moet de herverdeling in overeenstemming zijn met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt. Voor zover de begunstigde school tot een andere scholengemeenschap behoort, moet de overdracht formeel aan deze scholengemeenschap worden meegedeeld.

4.8.4. De herverdeling van uren-leraar moet onderhandeld worden in het lokaal comité (d.i. het lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap voor zover de school waaraan de uren worden onttrokken tot een scholengemeenschap behoort).

Indien evenwel de herverdeling plaats vindt tussen scholen die niet tot een scholengemeenschap of niet tot dezelfde scholengemeenschap behoren én voor zover de herverdeling uitmondt in nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel in de school waaraan de uren worden onttrokken, dan is het expliciet akkoord van hogerbedoeld lokaal comité vereist.

4.8.5. De school waaraan de uren worden onttrokken, deelt in haar zending mee welke de begunstigde school is.

4.8.6. De punten 4.2.1., 4.2.2.en 4.2.5. zijn onverkort van toepassing op herverdeelde uren-leraar.

4.9. Lokale autonomie en inspraakregeling

4.9.1. De vaststelling van de criteria en de aanwending van het pakket uren-leraar moet het voorwerp uitmaken van onderhandelingen in het daartoe bevoegd onderhandelingscomité. Onderhandeld wordt ook over het beleid inzake taakbelasting en met name over de criteria inzake toekenning van plage-uren.

Met het oog hierop zullen de scholengemeenschappen en de scholen de bevoegde onderhandelingscomités in kennis stellen over de verdeling respectievelijk de aanwending van de plage-uren en de extra uren-leraar toegekend aan de scholengemeenschappen.

Per school wordt er een proces-verbaal opgesteld dat ter inzage ligt van verificatie en inspectie.

4.9.2. De aanwending van het pakket uren-leraar is ook onderworpen aan:

a) de verplichtingen die het participatiedecreet van 2 april 2004 oplegt aan het gesubsidieerd onderwijs. Meer bepaald dient elk ontwerp van beslissing van het schoolbestuur inzake de vaststelling van de criteria voor de aanwending van uren-leraar te worden overlegd met de schoolraad in een gezamenlijke vergadering. Indien bedoeld overleg niet tot een akkoord leidt, dan neemt het schoolbestuur de eindbeslissing. Het participatiedecreet stelt ook dat de schoolraad ten behoeve van al het personeel, leerlingen en ouders een communicatie- en informatieplicht heeft over de wijze waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent;

b) het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs waaruit volgt dat in dit onderwijsnet de schoolraad de bevoegdheid heeft overleg te plegen met de schooldirectie inzake het vastleggen van de criteria voor de aanwending van uren-leraar.

4.10. Zending "aanwending middelen"

Elk jaar stuurt iedere school vóór een door AGODI vastgestelde datum een elektronische zending "aanwending middelen" door die weergeeft welke bewegingen zich op het vlak van aanwending van de beschikbare uren-leraar hebben voorgedaan. Op basis van deze zending wordt het netto aanwendbaar pakket uren-leraar vastgelegd.

Let op: bij de omzetting van niet-vacante uren-leraar voor de aanstelling van een gastleraar voor de duur van een volledig schooljaar of de aanstelling van een gastleraar via de omzetting van vacante of niet-vacante uren-leraar voor een kortere periode dan een schooljaar meldt de school dit via het formulier in bijlage 7. Deze gegevens maken dus geen deel uit van de zending aanwending middelen (zie ook 4.6.3).

5. Bijlagen