Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het gewoon basisonderwijs voor inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 en volgende

  • Deze omzendbrief licht het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures in het gewoon basisonderwijs toe en is van toepassing voor inschrijvingen vanaf het schooljaar 2023-2024.
  • Voor inschrijvingen in het buitengewoon onderwijs raadpleeg omzendbrief BaO/2012/01.
  • Voor inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal moet deze omzendbrief samen gelezen worden met de omzendbrief taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
  • Update september 2024: de omzendbrief werd aangepast naar aanleiding van het onderwijsdecreet XXXIV en het verzamelbesluit. De voornaamste wijzigingen betreffen:
  • Punt 5.1.1. Overgangsmaatregel voor scholen in een gemeente die fuseert.
  • Punt 5.2. De tijdslijn voor het schooljaar 2025-2026 is ingevoegd. De periode van vrije inschrijvingen voor 2025-2026 start op 27 mei 2025.
  • Punt 5.9. In geval van een verwerking door een LOP of een gemandateerd schoolbestuur blijft het oorspronkelijk schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke.
  • Punt 6.2. Een schoolbestuur kan het mededelen van de weigering mandateren aan het LOP of een ander schoolbestuur. Het oorspronkelijke schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor de beslissing tot weigering.
  • Bijlage 6 met het werkingsgebied van de LOP voor basisonderwijs is toegevoegd.

Inleidende begrippen

In functie van de leesbaarheid van de omzendbrief worden een aantal termen (zoals ze verankerd zijn in het decreet basisonderwijs) vervangen door de termen die in de praktijk gebruikt worden.

  • Brussel = tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad
  • LOP-gebied = het werkingsgebied van een Lokaal Overlegplatform
  • Nederlandstaligen = leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep "leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is" voor scholen in Brussel

Daarnaast worden een aantal termen verduidelijkt.

  • Aanmeldingsperiode = de periode waarbinnen aangemeld kan worden. Deze periode omvat niet de periode waarbinnen de aangemelde leerlingen kunnen worden ingeschreven
  • Aanmeldingsprocedure = de volledige organisatie van de inschrijvingen via voorafgaande aanmeldingen, inclusief de verschillende aanmeldingsperiodes en de daarop volgende inschrijvingsperiodes
  • Anderstalige nieuwkomer = zie omzendbrief ‘Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers’ (BaO/2006/03)
  • Capaciteitsverhoging = het verhogen van eerder bepaalde capaciteit
  • Gegarandeerde schoolloopbaan = het begrip gegarandeerde schoolloopbaan omvat twee elementen:
    • een leerling die is ingeschreven blijft ingeschreven in de school voor de hele duur van de schoolloopbaan
    • de continuïteit van het onderwijsaanbod moet gegarandeerd worden (tenzij de herinschrijving bij de overgang tussen kleuter- en lager onderwijs is opgenomen in het schoolreglement)
  • GC-verslag = document dat vanaf 1 september 2023 wordt uitgereikt door het CLB, is een verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum
  • Gemotiveerd verslag: document dat vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2023 werd uitgereikt door het CLB en werd opgemaakt in functie van ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs
  • IAC-verslag = document dat vanaf 1 september 2023 wordt toegekend aan leerlingen die nood hebben aan een individueel aangepast curriculum (IAC). Het IAC-verslag geeft toegang tot een IAC in het gewoon of buitengewoon onderwijs. In het gewoon onderwijs geeft het IAC-verslag ook toegang tot leersteun. Het IAC-verslag bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording
  • Ingeschreven leerling = een leerling die ingeschreven is in de school voor het volgende schooljaar
  • Inschrijven = leerling noteren als gerealiseerde inschrijving of weigering in het inschrijvingsregister
  • Inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs: document, uitgereikt voor 1 juli 2015, dat recht gaf op toegang tot het buitengewoon onderwijs of op geïntegreerd onderwijs (GON) of ION (project inclusief onderwijs voor leerlingen met een matige verstandelijke beperking). Leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs kunnen nog recht hebben op ondersteuning in het gewoon onderwijs. Ook leerlingen in het gewoon onderwijs, die geen ondersteuning (meer) ontvangen, kunnen beschikken over een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs
  • Ouders: persoon of personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben
  • Overcapaciteit = een leerling inschrijven, bovenop de eerder bepaalde capaciteit, zonder deze capaciteit te verhogen. Dit kan enkel voor de decretaal bepaalde overcapaciteitsgroepen of wanneer het aantal zittende leerlingen (omwille van de gegarandeerde schoolloopbaan) de capaciteit overstijgt
  • Schoolverandering = en inschrijving van een leerling die al in een andere school was ingeschreven
  • Voorlopig IAC-verslag type 3 = een IAC-verslag voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie het handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en voor wie een aanbod in buitengewoon onderwijs type 3 nodig is, maar waar een extern bekomen classificerende diagnose ontbreekt. Voorlopig, omdat de diagnose van de gedrags- of emotionele stoornis nog niet is gesteld. Aan alle andere voorwaarden van de opmaak van een IAC-verslag, zowel inhoudelijk als procedureel (overleg tussen CLB, school en ouders) moet voldaan zijn
  • Verslag = document dat vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2023 wordt toegekend aan leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon onderwijs, en dat recht geeft op een individueel aangepast curriculum en ondersteuning in het gewoon onderwijs. Het bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. Leerlingen die nog beschikken over een verslag van voor 1 september 2023, voldoen aan dezelfde voorwaarden en hebben dezelfde rechten als leerlingen met een IAC-verslag
  • Voorrangsperiode = de periode waarbinnen enkel een of meerdere voorrangsgroepen kunnen ingeschreven worden. Deze periode kan bestaan uit een aanmeldings- en/of inschrijvingsperiode
  • Zittende leerling = een leerling die reeds ingeschreven was in dezelfde school voor het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarvoor het inschrijvingsregister geldt

Vooraf

Het inschrijvingsrecht biedt een kader voor inschrijvingen in zeer uiteenlopende contexten: voor scholen gelegen binnen of buiten LOP-gebied, met of zonder druk op de capaciteit. Dit maakt het inschrijvingsrecht tot een omvangrijk geheel.

1. Inleiding

1.1. Wat is het inschrijvingsrecht?

Het inschrijvingsrecht is een "set regels" om kinderen op een correcte wijze in te schrijven in scholen. Het geeft aan zowel schoolbesturen als leerlingen en ouders meer rechtszekerheid bij het inschrijvingsproces.

Deze "set regels" houdt rekening met de lokale context en voorziet verschillende (keuze)mogelijkheden voor scholen en lokale actoren om hierop in te spelen.

1.2. De uitgangspunten van het inschrijvingsrecht

Het inschrijvingsrecht maakt een belangrijk onderscheid tussen scholen die niet willen kunnen weigeren op basis van capaciteit en scholen die wél willen kunnen weigeren omwille van capaciteit. Scholen die willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, organiseren hun inschrijvingen via een aanmeldingsprocedure.

Het inschrijvingsrecht heeft de volgende doelstellingen:

1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van de ouder(s) en leerlingen;

2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;

3° het bevorderen van sociale cohesie;

4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;

5° bijkomend voor Brussel, ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalig karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.

2. Recht op inschrijving

2.1. Basisprincipe

Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats gekozen door zijn ouders. Is de leerling twaalf jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling.

Leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden op de dag van de instap en wiens ouder(s) het pedagogisch project en schoolreglement voor akkoord hebben ondertekend, worden ingeschreven volgens de "set regels" die het inschrijvingsrecht voorziet.

Voor ouders van leerlingen met een IAC-verslag, die zich willen inschrijven in het gewoon onderwijs, maakt het IAC-verslag deel uit van de informatie die wordt overgemaakt aan de school bij de inschrijving. Als een IAC-verslag wordt opgemaakt tussen het moment van de inschrijving en de effectieve instap in de school, melden de ouders dit aan de school. De school organiseert dan een overleg met de ouders, het CLB en de klassenraad.

De ouder is de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of in rechte of in feite de leerling onder zijn bewaring heeft. Voor meer informatie raadpleeg

de omzendbrief ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden.

2.1.1. Toelatingsvoorwaarden

Een inschrijving vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.

Voorbeeld. In school X start de inschrijvingsperiode voor het eerste leerjaar van het gewoon lager onderwijs op de eerste schooldag van maart van het voorafgaande schooljaar. Een leerling wil zich inschrijven maar voldoet bij de inschrijving nog niet aan de 290 halve dagen aanwezigheid . De leerling wordt toch ingeschreven want hij moet pas bij instap aan de 290 halve dagen aanwezigheid voldoen. De leerling wordt met andere woorden onder de opschortende voorwaarde ingeschreven dat hij aan de toelatingsvoorwaarde zal voldoen bij de effectieve instap.

Voor meer informatie over de toelatingsvoorwaarden, raadpleeg de omzendbrief toelatingsvoorwaarden gewoon basisonderwijs of de omzendbrief toelatingsvoorwaarden buitengewoon basisonderwijs.

2.1.2. Ondertekening van het pedagogisch project en schoolreglement

De inschrijving van een leerling wordt gerealiseerd na ondertekening voor akkoord van de ouder(s) met het pedagogisch project en het schoolreglement.

Voor meer informatie over het pedagogisch project en het schoolreglement, raadpleeg de omzendbrief over de informatie bij eerste inschrijving en het schoolreglement.

2.1.3. Registratie van de inschrijving

Elke inschrijving wordt binnen de 7 kalenderdagen geregistreerd in Discimus, met vermelding van het moment van de inschrijving (=ondertekening van het pedagogisch project en het schoolreglement door de ouder) en het voorziene moment van instap (=moment waarop de leerling start in de school).

Indien de leerling effectief start in de school binnen deze periode van 7 kalenderdagen, moet de registratie uiterlijk gebeuren op de dag van de start van de lesbijwoning.

Als de leerling ook in een andere school is of wordt ingeschreven wordt de school daarvan via het softwarepakket op de hoogte gebracht. (zie omzendbrief schoolveranderen).

Een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs voor hetzelfde onderwijsniveau (kleuter/lager) beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.

2.2. De verworven inschrijving

De inschrijving van een leerling in een school geldt voor de duur van de hele schoolloopbaan (=gegarandeerde schoolloopbaan) in die school tenzij er bij beslissing van het schoolbestuur of de ouders, en uiteraard steeds in toepassing van de regelgeving, tot uitschrijving wordt overgegaan.

De gegarandeerde schoolloopbaan start op het moment waarop de ouder de inschrijving ondertekent, en eindigt op het moment waarop de leerling wordt uitgeschreven.

Een school kan tot uitschrijving overgaan bij:

  • een definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel (zie omzendbrief over uitsluitingen);
  • een niet-akkoordverklaring met een gewijzigd schoolreglement;
  • ouders die vragen om de leerling uit te schrijven of (schriftelijk) melden dat ze volgend schooljaar niet terugkeren naar de school;
  • een schoolverandering: wanneer de school vaststelt via het softwarepakket dat een leerling op een later tijdstip werd ingeschreven in een andere school voor hetzelfde onderwijsniveau;
  • wanneer een leerling die deelnam aan een aanmeldingsprocedure wordt ingeschreven in een school van hogere keuze;
  • in geval van ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan omwille van onredelijkheid van aanpassing na wijzigende noden.

2.2.1. Inschrijvingen over vestigingsplaatsen heen

Het principe dat een inschrijving in een school geldt voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school houdt onder meer in dat de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen van de school heen. Een leerling die van de ene naar de andere vestigingsplaats verhuist, wordt – als er nog een vrije plaats is op het moment van de overstap naar de andere vestigingsplaats – beschouwd als een zittende leerling. Opnieuw ondertekenen van schoolreglement en pedagogisch project is dan niet noodzakelijk.

Dit principe geldt niet wanneer de capaciteit overschreden wordt. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat leerlingen zich in een vestigingsplaats inschrijven om zich alsnog te kunnen inschrijven in een andere vestigingsplaats waarvan de capaciteit al bereikt is. Een vestigingsplaats moet de inschrijving van een leerling uit een andere vestigingsplaats van de school weigeren als haar capaciteit is bereikt. Ze neemt dan de leerling als geweigerde leerling op in het inschrijvingsregister.

Als echter deze verandering noodzakelijk is om de voortgang van het leerproces te garanderen dan heeft de leerling het recht om zijn schoolloopbaan verder te zetten in de andere vestigingsplaats. De leerling moet niet opgenomen worden in het inschrijvingsregister.

Voorbeeld 1: Een school heeft twee kleutervestigingen. Een kind loopt school in kleutervestiging A. Ouders willen na een verhuis hun kind laten overstappen naar vestigingsplaats B. Indien de capaciteit in vestigingsplaats B bereikt is, moet het kind geweigerd worden.

Voorbeeld 2: Een lagere school heeft een vestigingsplaats waar de eerste drie leerjaren worden aangeboden. In een andere vestigingsplaats worden de laatste drie leerjaren georganiseerd. Een leerling die na het derde leerjaar doorstroomt naar de andere vestigingsplaats,  mag niet geweigerd worden op basis van capaciteit.

2.2.2. Herinschrijvingen bij de overgang tussen kleuter- en lager onderwijs

Het schoolbestuur van een basisschool waar de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan deze van het lager onderwijs, kan er toch voor opteren om bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus een herinschrijving te vragen, ook al gaat het om één en dezelfde school. Een school die een herinschrijving vraagt, moet dit wél opnemen in het schoolreglement. Ouders weten dan bij voorbaat dat de leerlingen van het kleuteronderwijs niet automatisch doorstromen naar het lager onderwijs van dezelfde school. Bij de herinschrijving gelden de regels van een nieuwe inschrijving, inclusief de voorrangsregeling (zie 6). Bij herinschrijving mag geen voorrang worden gegeven aan kleuters van de ene of de andere vestigingsplaats. Er mag evenmin voorrang worden gegeven aan de eigen kleuters op deze afkomstig van elders.

Voorbeeld: Een school heeft één vestigingsplaats met lager- en kleuteronderwijs en twee kleutervestigingsplaatsen. De drie kleutervestigingsplaatsen hebben elk een capaciteit van 25 leerlingen in de derde kleuterklas. De vestigingsplaats van de basisschool heeft een capaciteit van 50 leerlingen in het eerste leerjaar. Bij inschrijvingen die blijven doorlopen, zal de lagere school in de problemen komen bij de overgang van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar omdat er 3 x 25 kleuters zouden kunnen overstappen. In dit geval kan het schoolbestuur opteren voor een herinschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. In dit geval mag geen onderscheid gemaakt worden tussen de vestigingsplaatsen. Ook de kleuters van de basisschool die willen overstappen naar het lager onderwijs, zullen een nieuwe inschrijving moeten vragen. De kleuters van de eigen school moeten opnieuw worden genoteerd in het inschrijvingsregister en hebben geen voorrang op de kleuters van andere scholen.

2.2.3. Verworven inschrijving in geval van herstructurering of fusie

Een inschrijving geldt voor de volledige schoolloopbaan, ook wanneer de school gevat wordt door een fusie of herstructurering. Leerlingen behouden hun verworven recht als zittende of reeds ingeschreven leerling in de nieuwe school, betrokken bij de fusie of herstructurering. Indien dit niet mogelijk is, nemen de leerlingen het verworven recht mee naar een andere school van het schoolbestuur, gelegen op billijke afstand.

Het verworven recht geldt ook voor de weigeringen. De vrijgekomen plaats bepaalt welk inschrijvingsregister (en dus welke weigeringslijst) in het overgangsjaar gehanteerd moet worden.

Voorbeeld: School A en school B fuseren tot school C. In het overgangsjaar blijven de weigeringslijsten van school A en school B geldig. Indien een leerling uit voormalige school A vertrekt en vervangen wordt, geldt de weigeringslijst van school A. Bij vertrek van een leerling uit voormalige school B geldt die van school B. Vanaf het volgende schooljaar geldt slechts één weigeringslijst: die van school C.

Wanneer de enige school van een schoolbestuur sluit en deze sluiting niet kadert in een herstructurering, is er geen andere school van het schoolbestuur die het verworven recht kan garanderen. Mits het respecteren van een aantal voorwaarden kunnen deze leerlingen ingeschreven worden in overcapaciteit in andere scholen (zie 10).

In beide gevallen informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.

2.2.4. Verworven inschrijving in scholen gelegen op een campus

Scholen worden beschouwd als scholen gelegen op een campus, wanneer één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg.

Scholen van eenzelfde schoolbestuur gelegen op een campus kunnen kiezen voor automatische doorstroom tussen kleuter- en lager of basisonderwijs (=verticale doorstroom) of tussen verschillende kleuterscholen onderling of verschillende lagere scholen onderling (=horizontale doorstroom).

  • Verticale doorstroom: van kleuter naar lager

Een schoolbestuur met scholen, gelegen op een campus, kan ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen te laten doorlopen.

  • Deze doorstroom geldt voor alle kleuters in de betreffende autonome kleuterschool; dus ook voor de kleuters in de vestigingsplaatsen die niet op de campus gelegen zijn.
  • een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruik maakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
  • in geval van een klacht zal het schoolbestuur ook aan de CLR het bewijs moeten leveren dat de betreffende school of minstens één vestigingsplaats van de school, gelegen is op een campus.

  • Horizontale doorstroom: tussen kleuterscholen of tussen lagere scholen

Een schoolbestuur met verschillende kleuterscholen of vestigingsplaatsen of met verschillende lagere scholen (of vestigingsplaatsen), gelegen op een campus kan ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene kleuterschool (of vestigingsplaats) naar de andere kleuterschool (of vestigingsplaats), of van de ene lagere school (of vestigingsplaats) naar de andere lagere school (of vestigingsplaats) de inschrijving te laten doorlopen.

  • Deze doorstroom geldt enkel voor de leerlingen in de scholen (of hun vestigingsplaatsen) die effectief op de campus gelegen zijn.
  • een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruik maakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
  • in geval van een klacht zal het schoolbestuur ook aan de CLR het bewijs moeten leveren dat de betreffende school of minstens één vestigingsplaats van de school gelegen is op een campus.

Schoolbesturen die gebruik maken van horizontale doorstroom, hanteren voor de betrokken scholen (of vestigingsplaatsen) die op dezelfde campus gelegen zijn en als één geheel worden beschouwd (en voor elk niveau waarop capaciteit bepaald wordt), één capaciteit en één inschrijvingsregister. Het principe van de gegarandeerde schoolloopbaan geldt dan op het niveau van de campus.

3. Voor de start van de inschrijvingen: aanmelden of niet?

In het nieuwe decreet inschrijvingsrecht wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen:

  • scholen die geen leerlingen moeten weigeren omwille van capaciteit en niet wensen aan te melden. Voor deze scholen is het inschrijvingsrecht sterk vereenvoudigd. Ze bepalen zelf de startdatum van de inschrijvingen en schrijven de leerlingen chronologisch in.
  • scholen die niet alle leerlingen kunnen inschrijven omwille van capaciteit. Deze scholen zijn voortaan verplicht de inschrijvingen te laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure. Het inschrijvingsrecht zet hier in op uniformiteit.

Voor de start van de inschrijvingen voor het volgende schooljaar beslist een schoolbestuur of ze leerlingen wil kunnen weigeren omwille van capaciteit.

Een schoolbestuur beslist ten laatste op 15 november voor elk van zijn scholen en vestigingsplaatsen, en eventueel per geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit.

Als een schoolbestuur beslist te moeten kunnen weigeren op basis van capaciteit, moet ze de inschrijvingen voor die school, vestigingsplaats, leerjaar of geboortejaar laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.

Als een schoolbestuur beslist niet te moeten kunnen weigeren op basis van capaciteit, dan heeft het schoolbestuur de keuze of ze de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure of niet. Een schoolbestuur kan ook aansluiten bij een aanmeldingsprocedure.

Voorbeeld: een schoolbestuur heeft twee vestigingsplaatsen. Ze heeft in één vestigingsplaats een potentieel capaciteitsprobleem. Voor die vestigingsplaats is ze verplicht aanmeldingen te organiseren, wil ze kunnen weigeren op basis van capaciteit. Voor de andere vestigingsplaats kan het schoolbestuur kiezen om de inschrijvingen te organiseren via een aanmeldingsprocedure of niet.

In het werkingsgebied van het LOP Gent, het LOP Antwerpen en het LOP Brussel is gezamenlijk aanmelden verplicht.

4. Inschrijvingen zonder aanmeldingsprocedure

Scholen die geen aanmeldingsprocedure gebruiken, schrijven alle leerlingen in.

Inschrijvingen in het basisonderwijs zonder voorafgaande aanmeldingsprocedure worden chronologisch in het inschrijvingsregister genoteerd.

Een schoolbestuur kan geen capaciteit bepalen of leerlingen weigeren op basis van capaciteit voor de inschrijvingen die zonder aanmeldingsprocedure georganiseerd werden.

4.1. Start van de inschrijvingen zonder aanmeldingsprocedure (tijdslijn)

Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt de startdatum van de inschrijvingen en communiceert deze startdatum aan alle belanghebbenden.

Het schoolbestuur van scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, respecteert de afspraken over de startdata van de inschrijvingen binnen het LOP.

De Vlaamse Regering kan gebieden afbakenen waarbinnen een centrale startdatum wordt bepaald voor de inschrijvingen in alle scholen, wanneer het naast elkaar blijven bestaan van verschillende startdata de transparantie van het inschrijvingsgebeuren aantast of de problematiek van de dubbele inschrijvingen in stand houdt. De Vlaamse Regering heeft nog geen gebieden die werken met een centrale startdatum bepaald.

4.2. Uitzonderlijke omstandigheden (ventielprocedure)

Door uitzonderlijke omstandigheden kan een school in de onmogelijkheid verkeren om bijkomende inschrijvingen te organiseren. Het schoolbestuur moet dan een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren, ook al organiseerde ze deze inschrijvingen zonder aanmeldingsprocedure.

De CLR beslist dan binnen de 14 kalenderdagen of en onder welke voorwaarden een schoolbestuur alsnog kan weigeren op basis van capaciteit omwille van uitzonderlijke omstandigheden.

Als het schoolbestuur al leerlingen heeft geweigerd in afwachting van de beslissing van de CLR en de CLR beslist om geen weigeringen op basis van capaciteit toe te staan, dan verwerven deze leerlingen alsnog een onverkort recht op inschrijving.

Voorbeeld: Voor een vestigingsplaats zonder capaciteitsproblemen, beslist het schoolbestuur om niet te werken met een aanmeldingsprocedure. Het dak van een vestigingsplaats raakt ernstig beschadigd op 15 februari, na een storm. Hierdoor kan een school minder inschrijvingen realiseren dan voorzien. Het schoolbestuur dient een aanvraag in bij de CLR om alsnog leerlingen te mogen weigeren omwille van plaatsgebrek, ook al heeft het schoolbestuur voor die vestigingsplaats geen aanmeldingsprocedure voorzien. De CLR beslist of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden.

Scholen en leerlingen die gevat zijn door deze "ventielprocedure" kunnen ook gebruik maken van een inschrijving in overcapaciteit omwille van een uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling (zie 8.1.3.2).

5. Inschrijvingen met een aanmeldingsprocedure

Aanmelden is het digitaal kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde in keuze wordt aangegeven.

Aanmelden kan steeds voor alle geboortejaren en leerjaren in het basisonderwijs.

Aanmelden is verplicht voor:

  • Een schoolbestuur dat wil kunnen weigeren omwille van capaciteit;
  • Alle vestigingsplaatsen in het werkingsgebied van het LOP Gent, Antwerpen of Brussel.

De Vlaamse Regering kan in de toekomst eventueel bijkomende capaciteitsgebieden afbakenen waar werken met een aanmeldingsprocedure verplicht is.

5.1. De aanmeldingsprocedure

Aanmelden gebeurt door het volgen van een aanmeldingsprocedure.

5.1.1. Gezamenlijk aanmelden?

In het gewoon basisonderwijs organiseren aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen de aanmeldingsprocedure gezamenlijk.

Een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen kunnen voor scholen in gemeenten gelegen buiten een LOP samen een aanmeldingsprocedure instellen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen in de gemeente, en op voorwaarde dat alle aanmeldende scholen in die gemeente deelnemen aan de aanmeldingsprocedure.

Schoolbesturen kunnen over scholen, gemeenten en werkingsgebieden van een LOP heen samen een aanmeldingsprocedure instellen, maar daarbij moeten ze de voorwaarden zoals hierboven vermeld respecteren.

In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, blijven de respectievelijke voorrangsgroepen en ordeningscriteria onverminderd gelden.

Alle scholen en vestigingsplaatsen gelegen in het werkgebied van het LOP Gent, LOP Antwerpen en LOP Brussel melden verplicht gezamenlijk aan, onafhankelijk van de vraag of ze wensen te weigeren op basis van capaciteit of niet.

Er zijn twee uitzonderingen:

  • Per onderwijstaal kan er wél gewerkt worden met een afzonderlijke aanmeldingsprocedure.
  • Bij een fusie kunnen scholen gedurende het schooljaar waarin de fusie plaatsvindt voor de aanmeldingsprocedure uitgaan van de situatie zoals deze van toepassing was voor de samenvoeging van de gemeenten.

5.1.2. Inschrijven tijdens een aanmeldingsperiode

Voorafgaand aan én tijdens een aanmeldingsperiode kunnen geen inschrijvingen gebeuren voor het volgende schooljaar.

Inschrijvingen voor het huidige schooljaar kunnen wel tijdens een aanmeldingsperiode in volgende gevallen:

  • Ofwel gaat het over een leerling die behoort tot de overcapaciteitsgroep.
  • Ofwel wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
    • op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is én
    • de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente én
    • alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.

Het schoolbestuur kan er ook voor kiezen om tijdens de aanmeldingsperiode de inschrijving van een nieuwe leerling te weigeren voor het huidige schooljaar.

5.1.3. Melding gebruik standaarddossier

Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.

De standaarddossiers worden beschikbaar gesteld door AGODI.

Standaarddossier A voor een aanmeldingsprocedure voor één vestigingsplaats in het gewoon basisonderwijs;

Standaarddossier B voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria afstand van het domicilieadres van de leerling tot de vestigingsplaats, toeval en keuze.

Standaarddossier C voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria rangorde van keuze, afstand van het domicilieadres van de leerling tot de vestigingsplaats en toeval.

Wanneer een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslist om aan te melden, melden ze uiterlijk 15 november aan AGODI:

  • Voor welke capaciteitsniveaus en voorrangsgroepen ze willen aanmelden.
  • Welk standaarddossier ze willen gebruiken of van welk standaarddossier ze wensen af te wijken.

5.1.4. Afwijking op een standaarddossier voorleggen bij de CLR

Wanneer een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP willen afwijken van een standaarddossier, moeten ze de afwijkingen op een standaarddossier voorleggen aan de CLR ten laatste op 15 november.

De CLR toetst de afwijkingen aan de regelgeving inzake inschrijvingsrecht. De CLR neemt haar beslissing binnen de twee maanden na indiening en in ieder geval voor 24 december.

5.1.5. Een negatieve beslissing van de CLR over de afwijkingen op een standaarddossier

Bij een negatieve beslissing van de CLR over de afwijkingen op het standaarddossier, kunnen de betrokken schoolbesturen of het LOP de volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • Werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI.
  • Een aangepaste procedure indienen bij de CLR. De CLR neemt haar beslissing ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening
  • Het voorstel van afwijkingen op het standaarddossier voorleggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist over het voorstel van aanmeldingsprocedure ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Als de betrokken schoolbesturen of het LOP ervoor kiezen een aangepaste procedure in te dienen bij de CLR, en de CLR opnieuw een negatief besluit neemt dan kunnen ze volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • Werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI.
  • Het voorstel van afwijkingen op het standaarddossier voorleggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist over het voorstel van aanmeldingsprocedure ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Als de betrokken schoolbesturen of het LOP ervoor kiezen de procedure voor te leggen aan de Vlaamse Regering, en de Regering een negatief besluit neemt dan kunnen ze volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • Werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI.
  • Eenmalig een aangepaste procedure indienen bij de CLR. De CLR neemt haar beslissing ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Bij de kennisgeving van de negatieve beslissing van de CLR, wijst de CLR het schoolbestuur op het volgende:

  • de mogelijkheid tot beroep bij de Vlaamse Regering;
  • de wijze waarop het beroep moet worden ingediend;
  • de beroepstermijn.

Als dit niet vermeld wordt bij de kennisgeving, gaat de termijn om het beroep in te dienen pas vier maanden na de kennisgeving in.

5.2. Tijdslijn

Vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 is er een centrale tijdslijn. Op die manier starten de aanmeldingen en inschrijvingen van alle scholen basisonderwijs op dezelfde dag. Dit helpt dubbele inschrijvingen te vermijden en vereenvoudigt de communicatie naar ouders.

De inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026 verlopen als volgt:

  • De aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 25 februari 2025 tot en met 18 maart 2025.
  • De resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste op 25 april 2025 bekend gemaakt.
  • Gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 28 april 2025 tot en met 19 mei 2025.
  • Vanaf 27 mei 2025 starten de vrije inschrijvingen.

5.3. Capaciteit

Capaciteit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de betreffende scholen, vestigingsplaatsen, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, als het maximaal aantal leerlingen ziet.

In een beperkt aantal gevallen is inschrijven in overcapaciteit mogelijk zie punt 7.

Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar een capaciteit voor elke school en vestigingsplaats, en eventueel geboortejaar of leerjaar per school of per vestigingsplaats, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure.

Als uitzondering op het bepalen van capaciteit per geboortejaar kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit voor de 2 geboortejaren van de oudste kleuters, samen te nemen. Dit zijn de zogenaamde "her-kleuteraars" (verlengd verblijf) die samen één capaciteit mogen vormen met de vijfjarige kleuters (3e kleuter).

5.3.1. Capaciteit meedelen

Een schoolbestuur maakt vóór de start van de aanmeldingsperiode voor zijn scholen de capaciteit(en) bekend aan alle belanghebbenden (leerlingen, ouders, CLB, andere scholen, intermediairs, lokale besturen …). Het schoolbestuur maakt hiervoor best maximaal gebruik van de eigen communicatiekanalen (vb. eigen website, elektronische nieuwsbrief …).

Een schoolbestuur kan bij het bekendmaken van de capaciteit(en) ook gebruik maken van de netwerken en de communicatiekanalen van andere lokale partners (vb. website LOP …).

Een schoolbestuur met scholen gelegen in LOP-gebied deelt de capaciteit(en) ook mee aan het LOP.

5.3.2. Capaciteit verhogen

Een schoolbestuur mag de capaciteit(en) na de start van de aanmeldingen verhogen.

Het verhogen van de capaciteit(en) kan gevolgen hebben voor andere scholen (vb. ouders die door de verhoogde capaciteit hun keuze veranderen). Daarom moet in gemeenten gelegen in LOP-gebied de capaciteitsverhoging door het LOP worden goedgekeurd. Over de procedure om tot een dergelijke goedkeuring te komen, worden afspraken gemaakt binnen het LOP.

In gemeenten gelegen buiten LOP-gebied, deelt het schoolbestuur de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente.

Bij inschrijvingen als gevolg van de capaciteitsverhoging moet het schoolbestuur, net zoals bij inschrijvingen door vrijgekomen plaatsen, steeds de volgorde van de weigeringen respecteren. Het schoolbestuur doet dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijvingen betrekking hebben. Voor het jongste geboortejaar in het kleuteronderwijs geldt voor inschrijvingen de volgorde tot en met 30 juni. Nadien wordt de weigeringslijst als onbestaande beschouwd, en wordt bij vragen tot inschrijving de chronologie gerespecteerd: de eerste leerling die zich aanbiedt voor een vrije plaats moet dan ingeschreven worden.

5.3.3. Capaciteit verlagen

Eens de capaciteit bepaald is, kan de capaciteit niet verlaagd worden.

Bij het bepalen van capaciteit voor een volgend schooljaar kan de capaciteit eventueel wel lager zijn dan de capaciteit van het lopende schooljaar. Voor de zittende leerlingen moet de schoolloopbaan gegarandeerd worden, zij kunnen dus niet uitgeschreven worden op basis van capaciteit.

Voorbeeld: Voor schooljaar 2023-2024 is de capaciteit van een vestigingsplaats van school A bepaald op 150 leerlingen. Eens de aanmeldingen gestart zijn, mag het schoolbestuur de capaciteit niet meer verlagen. Voor schooljaar 2024-2025 kan de school voor die vestigingsplaats – vóór 15 februari – de capaciteit wel bepalen op 130 leerlingen.

5.4. Vrije plaatsen

Ouders die hun kind wensen in te schrijven hebben nood aan een zicht op de kans dat ze hun kind effectief kunnen inschrijven in de school van hun keuze. Louter de capaciteit communiceren geeft ouders immers mogelijk een vertekend beeld van hun kans op een inschrijving.

Voorbeeld: Een school heeft 25 plaatsen voor de jongste kleuters. Na inschrijving van broers en zussen zijn daarvan echter nog maar 11 plaatsen beschikbaar. Om een inschatting te kunnen maken van hun kans op een gerealiseerde inschrijving in de school, is het voor ouders belangrijk te weten hoeveel plaatsen er nog zijn.

5.4.1. Wat is een vrije plaats?

Een vrije plaats is een plaats waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden.

Een schoolbestuur bepaalt dit aantal door van de capaciteit het verwachte aantal zittende leerlingen op basis van de gegarandeerde schoolloopbaan en de in voorgaande voorrangsperiodes reeds ingeschreven leerlingen af te trekken.

Aantal vrije plaatsen= capaciteit – verwachte aantal zittende leerlingen op basis van de gegarandeerde schoolloopbaan – aantal in voorgaande voorrangsperiodes ingeschreven leerlingen

Voorbeeld: Een basisschool heeft een capaciteit van 50 bepaald voor het eerste leerjaar. Er zijn al 43 kinderen die doorstromen vanuit het kleuteronderwijs (zittende leerlingen). Eén leerling zal het eerste leerjaar zeker opnieuw doen, voor een tweede leerling verwacht men mogelijk hetzelfde. Voor de start van de inschrijvingen is het aantal vrije plaatsen dus zes of vijf – het is aan de school om een inschatting te maken van de situatie. Indien de school zes vrije plaatsen communiceert, en deze worden allemaal ingevuld, betekent een tweede zittenblijver dat er 51 leerlingen zullen zijn in het eerste leerjaar. Indien de school vijf vrije plaatsen doorgeeft en er blijkt slechts één leerling het jaar over te doen, zijn er slechts 49 leerlingen ingeschreven. Indien er geweigerde leerlingen zijn, moet de school dan één leerling opvissen van de weigeringslijst, of alsnog een 50e leerling inschrijven indien die zich aandient.

Bij het bepalen van het aantal vrije plaatsen waarvoor bij voorrang ingeschreven kan worden, wordt ook rekening gehouden met de zittende leerlingen en met het profiel van de zittende leerlingen. Een zittende leerling die behoort tot de ondervertegenwoordigde groep en tot de Nederlandstaligen, telt in beide mee. Een leerling die enkel behoort tot de voorrangsgroep van de Nederlandstaligen telt mee bij de Nederlandstaligen.

Voorbeeld: een Brussels schoolbestuur van een autonome lagere school bepaalde voor het eerste leerjaar een capaciteit van 50 leerlingen. Twee leerlingen zullen blijven zitten. Beide leerlingen zijn Nederlandstalig, één leerling behoort ook tot de ondervertegenwoordigde groep. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar Nederlandstaligen kan gaan, daalt met 2. Ook het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar de ondervertegenwoordigde groep kan gaan, daalt met 1.

5.4.2. Wanneer vrije plaatsen meedelen?

Vrije plaatsen worden aan alle belanghebbenden gecommuniceerd, minstens op volgende momenten:

  • in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen (zie punt 5.6.);
  • voor de start van de aanmeldingsperiode (zie punt 5.7);
  • voor de start van de vrije inschrijvingsperiode (zie punt 5.8).

Gebruik ook de communicatiekanalen van andere lokale partners (bijv. website LOP, …).

Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP communiceert het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP, en respecteert daarbij de binnen het LOP gemaakte afspraken.

5.4.3. Op welk niveau vrije plaatsen bepalen?

Op elk niveau waarop capaciteit bepaald is, worden ook vrije plaatsen bepaald.

5.5. Voorrangsgroepen

De voorrangsgroepen worden geordend in een bepaalde volgorde waarvan niet kan worden afgeweken.

Er zijn voorrangsgroepen die toegepast worden in alle Vlaamse scholen. Daarnaast is er ook een voorrangsgroep die enkel in Brussel geldt.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorrangsgroepen die gelden in het gewoon basisonderwijs.

Voorrang: 

Zelfde leefentiteit
(Broers/zussen) 

Kinderen van Personeel 

Onderver-tegenwoordigde groep(en) (max. 20%) 

Voorrang Nederlands (65%) 

Waar? 

Overal 

Overal  

Overal 

Enkel in Brussel 

Wanneer? 

In voorrangsperiode en/of samen met alle leerlingen 

In voorrangsperiode en/of samen met alle leerlingen 

Samen met alle leerlingen 

Samen met alle leerlingen 

Verplicht? 

Verplicht 

verplicht 

Facultatief, LOP kan afspraken maken zie 5.5.4. 

Verplicht 

5.5.1. Leerlingen van dezelfde leefentiteit (broers en zussen)

Leerlingen van dezelfde leefentiteit moeten ook naar dezelfde school kunnen gaan, daarom krijgen ze voorrang.

Met leerlingen van dezelfde leefentiteit wordt bedoeld:

  • broers en zussen (hebben twee gemeenschappelijke ouders) al dan niet wonend op hetzelfde adres;
  • halfbroers en halfzussen (hebben één gemeenschappelijke ouder) al dan niet wonend op hetzelfde adres;
  • kinderen die eenzelfde domicilie of eenzelfde hoofdverblijfplaats hebben maar geen gemeenschappelijke ouder(s) (vb. stiefbroers en -zussen).

Voorbeeld. Broer is ingeschreven in school X en woont bij zijn vader. Zijn zus woont op een ander adres bij haar moeder. De kinderen hebben dus twee gemeenschappelijke ouders. De zus geniet bijgevolg van een voorrangsrecht in school X.

Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling of reeds ingeschreven leerling, heeft voorrang voor alle andere leerlingen in die school. Deze voorrang geldt binnen de beschikbare capaciteit. Als de capaciteit bereikt is, moeten ook kinderen van dezelfde leefentiteit geweigerd worden.

Dit recht geldt ook in de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen (zie 2.2). Met "reeds ingeschreven leerling" wordt bedoeld dat de inschrijving van deze leerling gerealiseerd is (= opgenomen in het inschrijvingsregister). Het is van geen belang of de ingeschreven leerling al is ingestapt of nog niet. Ook kan de reeds ingeschreven leerling een jonger of een ouder kind zijn van dezelfde leefentiteit.

Voorbeeld. 2-jarige zus is ingeschreven in school X en woont bij haar vader. Ze staat in het inschrijvingsregister genoteerd als gerealiseerde inschrijving maar is nog niet ingestapt. Haar broer woont op een ander adres bij zijn moeder. De kinderen hebben dus twee gemeenschappelijke ouders. De broer geniet bijgevolg van een voorrangsrecht in school X

5.5.2. Kinderen van personeel

Na de leerlingen van dezelfde leefentiteit hebben kinderen van personeelsleden voorrang.

Deze voorrang geldt in de school waar het betrokken personeelslid werkt en ook in de scholen waar de inschrijvingen van de ene naar de andere school doorlopen (zie 2.2). Een personeelslid kan enkel een kind inschrijven waarvan hij zelf de ouder is (zie definitie bij 2.1).

Om van deze voorrangsregeling gebruik te kunnen maken, moet een personeelslid op het ogenblik van de inschrijving een contract hebben van een lopende tewerkstelling van meer dan 104 dagen. Deze periode toont een voldoende duurzame band aan van het personeelslid met de school. Het personeelslid hoeft nog geen 104 dagen effectief te hebben gewerkt voor de school van keuze op het moment dat de leerling zich inschrijft.

De voorrang kan dus worden opgenomen ongeacht de functie die het personeelslid uitoefent, dit kan een klusjesman, een leraar, een administratief medewerker, een pedagogische begeleider of logopedist zijn.

Het soort contract dat een school en een personeelslid hebben afgesloten, is evenmin van belang. Volgende personeelsleden komen in aanmerking:

1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in een school;

2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.

Een personeelslid dat geaffecteerd is aan een school maar tijdelijk aangesteld/tewerkgesteld is in een andere school, kan in beide scholen van de voorrangsregeling gebruik maken.

Naast de functie en het type contract is ook de tewerkstellingsbreuk van het personeelslid (bijvoorbeeld voltijds of deeltijds) van geen belang om voorrang te krijgen.

5.5.3. In Brussel: Nederlandstaligen

De voorrangsgroep voor Nederlandstaligen (=leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is) geldt enkel binnen Brussel. Met deze voorrangsgroep wil de decreetgever de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen beschermen en het Nederlandstalig karakter behouden van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.

Een ouder die van deze voorrangsregeling gebruik wil maken, toont aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is door het voorleggen van:

  • minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs. Voor het bepalen van gelijkwaardigheid van diploma’s of getuigschriften kan contact worden opgenomen met NARIC;
  • het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
  • het bewijs dat de ouder het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
    • een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont (vb. Centrum voor Volwassenenonderwijs, universitair talencentrum);
    • een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
    • minstens het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de Federale Overheid;
  • het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalig lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.

Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in Brussel het aantal leerlingen dat hij vooropstelt voor de inschrijving bij voorrang voor Nederlandstaligen. Dit aantal kan het schoolbestuur bepalen tot op de niveaus waarop hij de capaciteit vastlegt en moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van minstens 65% Nederlandstalige leerlingen in de school.

Het percentage voorrang aan Nederlandstaligen, wordt berekend op de totale capaciteit en niet alleen op het aantal nieuw in te schrijven leerlingen. Het percentage wordt ook toegepast op elk niveau waarop capaciteit bepaald is en waarvoor een registerblad wordt opgemaakt in het inschrijvingsregister.

De zittende en reeds ingeschreven leerlingen worden ingedeeld in de groep "Nederlandstaligen" of "kinderen wiens ouders het Nederlands niet machtig zijn".

Bij het bepalen van het aantal plaatsen voor deze voorrangsgroep wordt ook rekening gehouden met het profiel van de zittende leerlingen.

Voorbeeld: het schoolbestuur bepaalde een capaciteit van 50 leerlingen. Het schoolbestuur voorziet dat twee zittende leerlingen een plaats zullen innemen. Beide leerlingen zijn Nederlandstalig, één leerling behoort ook tot de ondervertegenwoordigde groep. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar Nederlandstaligen kan gaan, daalt met 2. Ook het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar de ondervertegenwoordigde groep kan gaan, daalt met 1.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling die op het moment van zijn inschrijving werd beschouwd als een Nederlandstalige leerling, wordt beschouwd als een Nederlandstalige leerling.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling, die op basis van de toen geldende regelgeving opgevat werd als een leerling met thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een Nederlandstalige leerling.

Het LOP moet het percentage en de daaraan gekoppelde leerlingenaantallen meedelen aan alle belanghebbenden (ouders, CLB, andere scholen, intermediairs …).

Dit percentage is een streefcijfer. Een school kan niet worden gesanctioneerd als het streefcijfer niet wordt behaald. Ze heeft immers niet in de hand welke ouders zich effectief zullen aandienen voor een inschrijving.

5.5.4. Facultatieve voorrangsgroep voor ondervertegenwoordigde groepen (20%)

Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen voorrang te verlenen aan een of meerdere ondervertegenwoordigde groepen.

Een "ondervertegenwoordigde groep" is een groep die relatief ondervertegenwoordigd is in de school ten aanzien van een referentiepopulatie.

Hierbij mogen leerlingen met een IAC-verslag in een school van het gewoon onderwijs altijd beschouwd worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht de referentiepopulatie.

Deze voorrang kan toegepast worden per capaciteitsniveau, voor maximaal 20% van de bepaalde capaciteit. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen, bedraagt de voorrang in totaal maximaal 20% van de maximale capaciteit.

Uiterlijk op 31 januari melden de schoolbesturen of het LOP voor scholen die in het werkingsgebied van een LOP gelegen zijn, aan AGODI of ze de voorrang toepassen.

Scholen en LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maakt geen deel uit van het standaarddossier.

5.5.4.1. Voorstel LOP

Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang voor ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in zijn werkingsgebied liggen.

Het voorstel kan zowel gaan over de inhoudelijke afbakening van de ondervertegenwoordigde groepen als over het (maximaal) percentage en de toepassing ervan.

Voorbeeld: een LOP werkt een voorstel uit met twee mogelijke ondervertegenwoordigde groepen: één groep van leerlingen die een schooltoeslag krijgen, één groep van leerlingen die geen schooltoeslag krijgen. De leerlingen schoollopende in de gemeente worden als referentiepopulatie beschouwd. Scholen die procentueel minder leerlingen met een schooltoeslag hebben dan in de referentiepopulatie, passen de voorrang toe voor leerlingen mét een schooltoeslag. Scholen die procentueel minder leerlingen zonder een schooltoeslag hebben dan in de referentiepopulatie, passen de voorrang toe voor leerlingen zonder een schooltoeslag. Het LOP maakt de afspraak dat alle scholen de voorrang op deze manier toepassen.

Het voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners. De scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP.

Het LOP legt het voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.

De gemeenteraad moet het voorstel bekrachtigen. Als de gemeenteraad een eerste voorstel van het LOP niet bekrachtigt dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt ook goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP en voorgelegd ter bekrachtiging aan de gemeenteraad of gemeenteraden.

Als de gemeenteraad een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen, het voorstel toe.

Als een gemeenteraad geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde groepen ze toepassen.

In geval het voorstel door meerdere gemeenteraden bekrachtigd moeten worden, kan het gebeuren dat een gemeenteraad wél en een andere gemeenteraad niet bekrachtigt.

Als een gemeenteraad een eerste voorstel bekrachtigt maar een andere gemeenteraad bekrachtigt het eerste voorstel niet, dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. De gemeenteraad die het eerste voorstel wél bekrachtigde, krijgt ook het nieuwe voorstel ter bekrachtiging voorgelegd. Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt door de gemeenteraad die het eerste voorstel al bekrachtigd heeft; dan blijft het eerste voorstel van kracht voor de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen.

Als het eerste voorstel niet door de gemeente of gemeenten bekrachtigd wordt, dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeente of gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.

Als het voorstel moet goedgekeurd worden door meerdere gemeenten en het eerste voorstel werd bekrachtigd door één gemeente en niet door de andere gemeente, dan kan de gemeenteraad wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan die gemeenteraad ervoor opteren om het eerste voorstel te vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, dan blijft het eerste voorstel gelden.

Voorbeeld: Een LOP stelt aan gemeenten X en Y voor om een voorrang voor de ondervertegenwoordigde groep voor kinderen met een schooltoeslag goed te keuren. Gemeente X keurt het voorstel goed, gemeente Y niet. Het LOP werkt een nieuw voorstel van ondervertegenwoordigde groep uit en stelt voor om als ondervertegenwoordigde groep aan te duiden de  kinderen waarvan één van de ouders niet in het bezit is van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs. Gemeente X keurt het voorstel niet goed, gemeente Y wel. In gemeente X geldt dus voor alle vestigingsplaatsen dat de ondervertegenwoordigde groep de kinderen met een schooltoeslag zijn en in gemeente Y is de ondervertegenwoordigde groep de kinderen waarvan één van de ouders niet in het bezit is van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs.

5.5.4.2. Leerlingen die behoren tot meerdere voorrangsgroepen

Als er meerdere relatieve ("procentuele") voorrangsgroepen gebruikt worden, moet er aandacht zijn voor leerlingen die tot meerdere van deze groepen behoren bij het ordenen en toewijzen.

Om alle voorrangen maximaal mogelijk te respecteren, mogen leerlingen die in aanmerking komen voor meerdere groepen, slechts in één groep een plaats innemen bij het ordenen.

Tijdens de ordening kan een situatie ontstaan waarbij de leerling in een later stadium van de ordening aan een school van hogere voorkeur kan (voorlopig) toegewezen worden. Als een leerling in twee voorrangsgroepen een plaats zou innemen, komen op dat moment twee plaatsjes vrij in de voorrangsgroepen, maar slechts één plek in de totale capaciteit. Bijgevolg zal op het einde van ordening een situatie ontstaan waarbij een voorrang onvoldoende toegekend werd. Een leerling zonder voorrang kan dan een plaats bekomen terwijl een leerling met voorrang geen plaats kon bekomen niet tegenstaande de voorrangsgroep(en) niet volledig benut zijn.

Om deze situatie te vermijden mag bij het ordenen van de leerlingen, leerlingen in een vestigingsplaats maar aan één voorrangsgroep (voorlopig) toegewezen worden. Voor de berekening van de plaatsen tijdens het ordenen, tellen deze leerlingen dan maar mee in één voorrangsgroep. Dit in tegenstelling tot bij het bepalen van de vrije plaatsen en het gebruik van de wachtlijst (zie 5.4 en 5.7.2).

Voorbeeld: een school geeft 10% voorrang aan ondervertegenwoordigde groep A en 10% voorrang aan ondervertegenwoordigde groep B. Een aanmeldende leerling voldoet aan beide voorrangsgroepen (A en B). Bij het aanmelden geeft de leerling dit ook aan dat hij aan beide voorrangscriteria voldoet. Bij het ordenen raakt de leerling binnen via de voorrangsgroep voor leerlingen die behoren tot ondervertegenwoordigde groep A. Op dat moment neemt de leerling één plaats in beslag voor voorrangsgroep A en neemt hij geen plaats in voor voorrangsgroep B.

5.5.5. De voorrangsperiodes

Schoolbesturen kunnen kiezen om de voorrang voor kinderen van dezelfde leefentiteit (broers en zussen) en kinderen van personeel te verlenen tijdens een voorrangsperiode. Ze kunnen deze voorrangsgroepen ook laten aanmelden, samen met de overige leerlingen, en hen voorrang geven bij de ordening.

De periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.

Een schoolbestuur communiceert aan alle belanghebbenden de periode of periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken.

Andere voorrangen (ondervertegenwoordigde groep, voorrang Nederlands) worden steeds toegekend bij het aanmelden samen met de overige leerlingen.

5.5.5.1. Niet weigeren op basis van capaciteit binnen de voorrangsgroepen

Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.

5.5.5.2. Weigeren op basis van capaciteit binnen de voorrangsgroepen

Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen te kunnen weigeren op basis van capaciteit ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:

  •  eerst de leerlingen die behoren tot zowel de voorrangsgroep behoren tot dezelfde leefentiteit en de voorrangsgroep kinderen van personeel;
  • dan, de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, leerlingen van dezelfde leefentiteit;
  • als laatste de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep kinderen van personeel.

Indien de vooraf bepaalde capaciteit reeds bereikt wordt binnen één van de leerlingengroepen vermeld hierboven, dan worden de leerlingen binnen die leerlingengroep geordend volgens het ordeningscriterium of combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen als onderschreven in het standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier.

5.6. Ordenen van aangemelde leerlingen

5.6.1. Ordenen van aangemelde leerlingen

Op het einde van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend. Dit gebeurt door het schoolbestuur zelf, het daartoe gemandateerde LOP of (buiten LOP-gebied) het schoolbestuur dat daartoe aangeduid werd door de betrokken schoolbesturen. De ordening gebeurt volgens de in het aanmeldingsdossier opgenomen (en decretaal toegestane) ordeningscriteria.

5.6.1.1. In het Vlaams Gewest

In het Vlaams Gewest worden aangemelde leerlingen als volgt geordend:

  • eerst de leerlingen van dezelfde leefentititeit die ook kinderen van personeelsleden zijn;
  • dan de leerlingen van dezelfde leefentiteit (zie 5.5.1.);
  • dan de kinderen van personeelsleden (zie 5.5.2.);
  • indien van toepassing: dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep(en) (zie 5.5.3.);
  • dan de overige leerlingen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria:
    • afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
    • afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
    • toeval. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met minstens het ordeningscriterium afstand van domicilieadres, het ordeningscriterium afstand van werkadres of het ordeningscriterium keuze.
    • de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met minstens het ordeningscriterium afstand van domicilieadres, het ordeningscriterium afstand van werkadres of het ordeningscriterium toeval.

De gekozen ordeningscriteria worden weergegeven in het standaarddossier of een (goedgekeurde) afwijking hierop.

In de gemeenten die door de Vlaamse Regering zijn aangeduid kan het ordeningscriterium afstand van domicilieadres geoperationaliseerd worden als eerst de leerlingen die gedomicilieerd zijn in dezelfde gemeente als de school of de vestigingsplaats. De ordening van deze leerlingen wordt vervolledigd met minstens een van de ordeningscriteria: afstand van domicilieadres (op een andere wijze geoperationaliseerd), afstand van werkadres, toeval of keuze.

De volgende gemeenten kunnen afstand van domicilieadres operationaliseren als eerst de leerlingen gedomicilieerd in de eigen gemeente:

  • Asse
  • Beersel
  • Dilbeek
  • Drogenbos
  • Grimbergen
  • Halle
  • Hoeilaart
  • Kraainem
  • Linkebeek
  • Machelen
  • Meise
  • Merchtem
  • Overijse
  • Sint-Genesius-Rode
  • Sint-Pieters-Leeuw
  • Tervuren
  • Vilvoorde
  • Wemmel
  • Wezembeek-Oppem
  • Zaventem

Als de capaciteit(en) bereikt wordt in een te ordenen groep, dan worden de binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de voorrangsgroepen en ordeningscriteria van de aanmeldingsprocedure.

Voorbeeld 1: een school heeft een capaciteit eerste leerjaar voor 20 leerlingen. 21 broers en zussen willen zich inschrijven. De aangemelde broers en zussen worden dan geordend conform het gekozen aanmeldingsdossier: eerst broers en zussen die ook kind van personeel zijn, dan (evt.) broers en zussen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, dan de overige broers en zussen volgens het ordeningscriterium afstand (bv.).

5.6.1.2. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden aangemelde leerlingen als volgt geordend:

  • eerst de leerlingen van dezelfde leefentititeit die ook kinderen van personeelsleden zijn;
  • dan de leerlingen van dezelfde leefentiteit (zie 5.4.1.1.);
  • dan de kinderen van personeelsleden (zie 5.4.1.2.);
  • dan de kinderen van ouders die het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
  • indien van toepassing: dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep(en) (zie 5.4.1.3.);
  • dan de overige leerlingen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria:
    • afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
    • afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
    • toeval. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met minstens het ordeningscriterium afstand van domicilieadres, het ordeningscriterium afstand van werkadres of het ordeningscriterium keuze;
    • de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met minstens het ordeningscriterium afstand van domicilieadres, het ordeningscriterium afstand van werkadres of het ordeningscriterium toeval.

De gekozen ordeningscriteria worden weergegeven in het standaarddossier of een (goedgekeurde) afwijking hierop.

Als de capaciteit(en) bereikt wordt in een te ordenen groep, dan worden de binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de voorrangsgroepen en ordeningscriteria van de aanmeldingsprocedure.

Voorbeeld: een school heeft een capaciteit eerste leerjaar voor 20 leerlingen. 21 broers en zussen willen zich inschrijven. De aangemelde broers en zussen worden dan geordend conform het gekozen aanmeldingsdossier: eerst broers en zussen die ook kind van personeel zijn, dan 65% voorrang aan broers en zussen van ouders die het Nederlands voldoende machtig zijn, dan (evt.) broers en zussen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep (maximum 20%), dan de overige broers en zussen volgens het ordeningscriterium afstand (bv.)

5.7. Beëindigen aanmeldingsprocedure

Leerlingen worden zoveel mogelijk toegewezen aan een school van hoogste voorkeur.

Gunstig gerangschikte leerlingen worden toegewezen aan een school en kunnen zich gaan inschrijven. Deze leerlingen worden soms "leerlingen met een ticket genoemd.

Niet-gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een weigeringsdocument en worden geïnformeerd welke plaats ze innemen in het aanmeldingsregister; ook wel eens de "wachtlijst" genoemd waaruit scholen leerlingen kunnen "opvissen".

Eenzelfde leerling kan in verschillende scholen een niet-gunstig gerangschikte leerling zijn én tegelijk een gunstig gerangschikte leerling zijn in een school van lagere keuze.

5.7.1. Toewijzen gunstig gerangschikte leerlingen

Een leerling die gunstig gerangschikt werd in meerdere scholen en/of vestigingsplaatsen, wordt toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze.

Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van elke school of vestigingsplaats die lager op de voorkeurlijst stond. De vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden ingenomen door de eerstvolgend gerangschikte leerlingen die, voor zover mogelijk, beantwoorden aan dezelfde combinatie van ordeningscriteria. Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald tot dat er geen toewijzingen meer mogelijk zijn.

De resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste bekend gemaakt conform de tijdslijn (zie 5.2.). De leerlingen hebben tijd om zich in te schrijven gedurende in 5.2. vermelde periode voor de inschrijving van gunstig gerangschikte leerlingen. Na deze periode vervalt het recht op inschrijving dat de leerling verworven heeft via de aanmeldingsprocedure.

Aan de aangemelde leerling en zijn ouder(s) wordt ook meegedeeld welke plaats de aangemelde leerling inneemt bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van elke school of vestigingsplaats waarvoor de aangemelde leerling of zijn ouder(s) een hogere keuze maakte(n).

Als de leerling niet voldoet aan de door de ouder(s) opgegeven informatie die aanleiding gaf tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling door de ombudsdienst tot een andere beslissing leidde.

Een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP kunnen beslissen om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding bekend worden gemaakt deze controle te doen.

Voorbeeld: Ouders hebben hun kind aangemeld voor vier scholen. Het kind is ongunstig geordend in een school van eerste en tweede keuze en gunstig geordend in een school van derde keuze. Dit betekent dat de ouders van het kind een melding van niet-gunstige rangschikking ontvangen voor de school van eerste en tweede keuze. Voor de school van vierde keuze zullen de ouders geen melding van niet-gunstige rangschikking ontvangen. 

Stel dat het kind een beroep kon doen op voorrang voor ondervertegenwoordigde groepen in een school van eerste keuze, en er desondanks ongunstig geordend werd. De ouders van het kind krijgen voor deze school een melding van niet-gunstige rangschikking met twee plaatsen die het kind inneemt op de "wachtlijst": één voor de wachtlijst van leerlingen met voorrang en één op de wachtlijst van de overige leerlingen, zonder voorrang.

5.7.2. Niet-gunstig gerangschikte leerlingen

Leerlingen die niet gunstig gerangschikt zijn en leerlingen die in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt zijn, worden geweigerd basis van capaciteit.

Informeer de leerling of ouders hierover schriftelijk of elektronisch, deel hen ook mee welke plaats ze innemen op het aanmeldingsregister van elke school. Zo’n leerling ontvangt een of meer weigeringsdocumenten van het schoolbestuur, het LOP of het daartoe gemandateerde schoolbestuur.

De weigeringsdocumenten kunnen worden toegevoegd aan het toewijzingsbericht. Ouders kunnen vragen naar papieren weigeringsdocumenten.

De resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste bekend gemaakt conform de tijdslijn (zie 5.2.).

Vrijgekomen plaatsen worden opnieuw ingenomen door de eerstvolgende gerangschikte leerlingen. Deze leerlingen en hun ouders krijgen binnen zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager (vb. e-mail, sms …) melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.

Scholen die gebruik maken van een andere voorrangsgroep dan de voorrang voor broers en zussen en kinderen van personeel zullen (mogelijk) meerdere "wachtlijsten" hebben.

Geweigerde leerlingen die aanspraak konden maken op voorrang zullen dan een plaats op elk van de twee wachtlijsten hebben: één op de wachtlijst van de kinderen met een voorrang en één op de wachtlijst van de overige kinderen.

Welke wachtlijst aangesproken wordt, hangt ervan af: is het beoogde percentage leerlingen uit de voorrangsgroep al bereikt? Met andere woorden: kan de voorrang nog toegepast worden?

Als de voorrang nog toegepast kan worden dan wordt deze wachtlijst prioritair gebruikt. Als de voorrang niet meer toegepast kan worden, wordt de wachtlijst van de overige kinderen aangesproken.

Er wordt gekeken naar de zittende en/of ingeschreven leerlingen die behoren tot een voorrangsgroep om te bepalen welke wachtlijst moet worden aangesproken, niet naar de wijze waarop de leerlingen zijn ingeschreven. Dit betekent dus dat leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, maar ingeschreven zijn via de restgroep ook meetellen om te bepalen of het beoogde percentage van leerlingen uit de voorrangsgroep bereikt is.

Voorbeeld 1: Een school past een voorrang van 20% toe voor kinderen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep. De capaciteit van de school is 100 en er zijn 33 leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep ingeschreven (20 via de voorrang voor de ondervertegenwoordigde groep, en 13 via de overige leerlingen). Een leerling die behoort tot de ondervertegenwoordigde groep, vertrekt in de loop van september. Aangezien het percentage ingeschreven leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep hoger is dan 20% van de capaciteit, wordt de eerste leerling van de wachtlijst van de restcategorie aangesproken. Of de leerling die vertrekt, is ingeschreven via de voorrangsgroep of via de restcategorie, speelt hier geen rol. Er moet gekeken worden naar de zittende leerlingen: als er minder dan 20 zittende leerlingen die voldoen aan het criterium van de gekozen ondervertegenwoordigde groep, dan moet de school de wachtlijst van de leerlingen met voorrang gebruiken.
Zijn er 20 of meer zittende leerlingen die voldoen aan het criterium van de gekozen ondervertegenwoordigde groep, dan moet de school de wachtlijst voor de overige leerlingen gebruiken.

Voorbeeld 2: In een school in Brussel, wordt de voorrang van 65% voor leerlingen waarvan één van de ouders het Nederlands machtig is, toegepast. Er is een capaciteit van 100 en er zijn 65 leerlingen die behoren tot de voorrang ingeschreven. Één van die leerlingen die behoort tot de voorrangsgroep vertrekt. Aangezien het percentage van beoogde leerlingen uit de voorrangsgroep niet meer bereikt is, wordt -indien mogelijk- de eerste leerling op de wachtlijst van de voorrangroep van de 65% aangesproken.

Wanneer een ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen.

5.7.3. Opname aanmeldingen in inschrijvingsregister

Het schoolbestuur neemt de volgorde van de toegewezen en niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister over op de registerbladen in het inschrijvingsregister (zie omzendbrief BaO/2012/03 Inschrijvingsregister basisonderwijs).

5.8. De vrije inschrijvingsperiode

De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de vrije inschrijvingen (zie punt 5.2).

Dit is de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende plaatsen na de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen. Tijdens deze periode schrijven leerlingen zich in, in chronologische volgorde: eerst komt, eerst maalt.

Als de capaciteit bereikt wordt tijdens of voor de vrije inschrijvingsperiode moeten leerlingen geweigerd worden. Geef ook hen steeds een weigeringsdocument. Deze leerlingen worden ook opgenomen in het inschrijvingsregister.

5.9. Verwerkingsverantwoordelijke

Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP of het gemandateerde schoolbestuur blijft het oorspronkelijk schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke.

6. Weigeren

Elke leerling heeft een recht op inschrijving in een school of vestigingsplaats van keuze (zie 2.1). Dit recht kent enkele grenzen. Een schoolbestuur mag (en soms: moet) de inschrijving van een leerling weigeren. Dit is het geval indien:

  • de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden op de dag van de effectieve instap (zie 6.1.1);
  • de inschrijving van de leerling tot doel heeft in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen te gaan (zie 6.1.2);
  • de capaciteit bereikt is (6.1.3);
  • de leerling het lopende schooljaar, het vorige schooljaar of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd uitgesloten (zie 6.1.4);
  • de capaciteit voor anderstalige nieuwkomers bereikt is (zie 6.1.5);
  • de leerling specifieke onderwijsbehoeften heeft (6.1.6).

Elk van deze weigeringsgronden is gekoppeld aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan vooraleer de respectieve weigeringsgrond kan worden ingeroepen.

6.1. Weigeringsgronden

6.1.1. Toelatingsvoorwaarden

Een leerling die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het onderwijsniveau waarin hij zich wil inschrijven, moet geweigerd worden. Dit wil echter niet zeggen dat de toelatingsvoorwaarden al moeten vervuld zijn op het moment van de inschrijving. Aan de toelatingsvoorwaarden moet pas voldaan zijn op de dag van de effectieve instap.

Als de klassenraad lager onderwijs over de toelating tot het lager onderwijs van de leerling moet beslissen, wordt de leerling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. De inschrijving wordt ontbonden als de leerling niet aan een toelatingsvoorwaarde voldoet.

6.1.2. Alternerend schoollopen

De inschrijving van een leerling wordt geweigerd wanneer deze leerling binnen eenzelfde schooljaar door de ouders afwisselend in verschillende scholen in- en uitgeschreven wordt. Dergelijke vormen van alternerend schoollopen zijn niet in het belang van het kind en schenden zijn rechten. Een kind kan niet volledig participeren aan het schoolgebeuren waar het maar voor de helft aanwezig is. Dergelijke praktijken dragen niet bij tot het bevorderen van een succesvolle schoolloopbaan van het kind.

De inschrijving zal geweigerd worden als een school vaststelt dat de inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de leerling afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. De appreciatiebevoegdheid ligt bij de directie van de school.

6.1.3. Capaciteit

Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode moet een schoolbestuur als ze wenst leerlingen te kunnen weigeren voor elk van zijn scholen de capaciteit(en) bepalen (zie 5.3).

Een schoolbestuur moet elke bijkomende inschrijving weigeren wanneer deze tot gevolg heeft dat de vooropgestelde capaciteit wordt overschreden.

Wanneer een schoolbestuur capaciteit inroept om een leerling niet in te schrijven, moet dit principe consequent toegepast worden bij elke nieuwe vraag tot inschrijving. Het schoolbestuur moet via het inschrijvingsregister waarin op de registerbladen alle gerealiseerde inschrijvingen en weigeringen chronologisch worden genoteerd, kunnen aantonen dat na de weigering omwille van onvoldoende capaciteit geen nieuwe leerlingen werden ingeschreven. Voor welbepaalde categorieën van leerlingen is inschrijven ondanks het bereiken van de capaciteit wel mogelijk (zie overcapaciteitsgroepen 7). Het schoolbestuur kan er ook voor kiezen om de capaciteit te verhogen (zie 5.3.2).

Na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar, weigert een schoolbestuur inschrijvingen die ertoe zouden leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden, zie ook 5.1.2. "Inschrijven tijdens een aanmeldingsperiode".

6.1.4. Definitieve uitsluitingen

Een schoolbestuur mag de inschrijving weigeren in een school waar een leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd (…) uitgeschreven als gevolg van uitsluiting als tuchtmaatregel.

6.1.5. Anderstalige nieuwkomers in het gewoon basisonderwijs

Zowel niet-aanmeldende scholen als aanmeldende scholen kunnen anderstalige nieuwkomers weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met 100 leerlingen, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met meer dan 100 leerlingen, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.

Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken.

Scholen mogen anderstalige nieuwkomers steeds in overcapaciteit inschrijven (zie 7.).

6.1.6. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs

6.1.6.1. Afweging van redelijke aanpassingen

In 2009 ratificeerde het Vlaams Parlement het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap en het bijhorende facultatief protocol.

Artikel 24 van het verdrag bevestigt het recht op onderwijs van personen met een handicap en stelt dat inclusief onderwijs gewaarborgd moet worden om dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken. Artikel 24 definieert ook een recht op redelijke aanpassingen naargelang de behoefte van de persoon in kwestie.

De regelgeving maakt een onderscheid tussen een inschrijvingsrecht dat onverkort geldt en een inschrijvingsrecht onder ontbindende voorwaarde. Of de leerling al dan niet beschikt over een "IAC-verslag" of over een "gemotiveerd verslag of GC-verslag", is bepalend voor dit onderscheid.

Er zijn, wat het inschrijvingsrecht betreft, verschillende mogelijkheden:

  • de leerling heeft specifieke onderwijsbehoeften (bijvoorbeeld nood aan gepaste maatregelen en redelijke aanpassingen) maar heeft géén IAC-verslag (zie 6.1.6.2);
  • de leerling beschikt over een gemotiveerd verslag, een GC-verslag of voorlopig IAC-verslag type 3 (zie 6.1.6.3);
  • de leerling beschikt over een IAC-verslag (zie 6.1.6.4).

In uitzonderlijke situaties van ernstige gedrags- of emotionele problemen kan er dringend nood zijn aan een gepast aanbod in buitengewoon onderwijs type 3, maar staat het nog niet beschikbaar zijn van een psychiatrische diagnose die overgang in de weg.

Een voorlopig IAC-verslag type 3 is bedoeld voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie het handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en voor wie een aanbod in buitengewoon onderwijs type 3 nodig is, maar waar een extern bekomen classificerende diagnose ontbreekt (cf. punt 6°). Voorlopig, omdat de diagnose van de gedrags- of emotionele stoornis nog niet is gesteld. Aan alle andere voorwaarden van de opmaak van een IAC-verslag, zowel inhoudelijk als procedureel (overleg tussen CLB, school en ouders) moet voldaan zijn.

Een voorlopig IAC-verslag, dat steeds in consensus tussen alle partijen (CLB, school en ouders) wordt opgemaakt, kan voor een leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan slechts eenmalig opgemaakt worden en leidt tot een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3.

Een voorlopig IAC-verslag heeft geen impact op inschrijvingsrecht. Het concept voorlopig IAC-verslag is nergens opgenomen in de bepalingen omtrent het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs, enkel voor een toegang tot buitengewoon onderwijs type 3. Een voorlopig IAC-verslag kan dan ook enkel dienen voor een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3 en genereert geen rechten of plichten voor gewoon onderwijs. Voor leerlingen met een voorlopig IAC-verslag type 3 geldt onverkort inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs:
- de school voor gewoon onderwijs kan de leerling niet inschrijven onder ontbindende voorwaarde;
- wanneer in het kader van wijzigende noden tijdens de schoolloopbaan van de leerling een voorlopig IAC-verslag type 3 wordt opgemaakt, kan de inschrijving van de leerling niet worden ontbonden met het oog op volgend schooljaar. Dit wil zeggen dat als ouders geen overstap naar buitengewoon onderwijs wensen te maken met het voorlopig IAC-verslag type 3, de leerling niet kan worden uitgeschreven in de school waar hij schoolloopt.
- de leerling kan enkel een gemeenschappelijk curriculum volgen in het gewoon onderwijs. Een individueel aangepast curriculum (IAC) is immers enkel mogelijk met een IAC-verslag.

Meer info over de opmaak van een voorlopig IAC-verslag type 3 door het CLB is opgenomen in de omzendbrief BaO/2007/02.

6.1.6.2. Het inschrijvingsrecht geldt onverkort voor leerlingen zonder IAC-verslag

Het recht op inschrijving in een school of vestigingsplaats van keuze in het gewoon basisonderwijs geldt onverkort voor leerlingen zonder IAC-verslag die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen, al of niet met toepassing van redelijke aanpassingen.

Een nood aan remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen kan bijvoorbeeld geen reden zijn voor het weigeren van leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven ook als regelmatige leerling in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.

6.1.6.3. Het inschrijvingsrecht geldt onverkort voor leerlingen met een GC-verslag, een voorlopig IAC-verslag type 3 en leerlingen met een IAC verslag die twee schooljaren voltijds lessen volgden in een school voor gewoon onderwijs vanuit het buitengewoon onderwijs

Het onverkort recht op inschrijving is van toepassing op:

  • leerlingen met een GC-verslag;
  • leerlingen met een voorlopig IAC-verslag type 3;
  • leerlingen die twee schooljaren voltijds lessen volgden in een school voor gewoon onderwijs terwijl ze ingeschreven waren in het buitengewoon onderwijs. Het onverkort recht op inschrijving geldt in die betrokken school van gewoon onderwijs. De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling. Als ouders en de leerling beslissen om de overstap te maken naar het gewoon onderwijs, overleggen de school voor gewoon onderwijs, buitengewoon onderwijs het CLB en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, met het leersteuncentrum over de overname van de ondersteuning.

Deze leerlingen kunnen niet geweigerd worden op basis van onredelijkheid van aanpassingen.

Ouders zijn niet verplicht het bestaan van een GC-verslag te melden bij inschrijving. Het GC-verslag behoort wel tot de leerlingengegevens die een school bij schoolverandering (hetzij tijdens het schooljaar, hetzij in geval van inschrijving met het oog op volgend schooljaar) doorgeeft aan de nieuwe school (zie omzendbrief BaO/2014/05), en het CLB van de oude school aan het CLB van de nieuwe school.

6.1.6.4. Inschrijving onder ontbindende voorwaarde voor leerlingen met een IAC-verslag

Het recht op inschrijving in een school of vestigingsplaats van keuze in het gewoon basisonderwijs geldt evenzeer voor leerlingen met een IAC-verslag. Bij de opmaak van een IAC-verslag informeert het CLB de ouders en de leerling actief over het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een IAC-verslag.

Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs.

Wanneer de ouders zich in een school voor gewoon basisonderwijs aanbieden om hun kind in te schrijven en ze tekenen voor akkoord met het pedagogisch project en het schoolreglement dan moet het schoolbestuur de leerling inschrijven. Maar het is een inschrijving onder ontbindende voorwaarde, ze geldt niet onverkort. De inschrijving onder ontbindende voorwaarde geeft het schoolbestuur immers de tijd om een grondige afweging te maken van de redelijkheid van de aanpassingen die nodig zijn. De ouders zijn daarom verplicht het IAC-verslag over te maken aan de school bij inschrijving. De school verbindt er zich dan toe om een overleg te organiseren met CLB, ouders en de klassenraad over de aanpassingen die nodig zijn voor de leerling.

Indien het IAC-verslag niet gemeld werd door de ouders op het moment van de inschrijving, kan de ontbindende voorwaarde alsnog worden ingeroepen op het moment dat de school vaststelt dat er een IAC-verslag was op het moment van de inschrijving. Hetzelfde geldt voor een IAC-verslag dat wordt opgemaakt tussen het moment van de inschrijving en de effectieve instap in de school, en niet gemeld werd voor de instap. De school zet dan de inschrijving om in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde op het moment dat ze kennis neemt van het bestaan van een IAC-verslag.

Bij schoolverandering (hetzij tijdens het schooljaar, hetzij via inschrijving met het oog op volgend schooljaar) is de oude school verplicht een kopie van het IAC-verslag door te geven aan de nieuwe school (zie omzendbrief BaO/2014/05). Ook het CLB van de vorige school is verplicht een kopie van het IAC-verslag door te geven aan het CLB van de nieuwe school.

Ouders hebben er dus alle belang bij om bij de inschrijving het IAC-verslag over te maken, en meteen in overleg te gaan met de school en het CLB over redelijke aanpassingen.

De school organiseert overleg met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn voor de leerling. Dit overleg moet – ook bij inschrijvingen voor het volgende schooljaar - meteen na de inschrijving onder ontbindende voorwaarde opgestart worden. De beslissing over de redelijkheid van de aanpassingen moet genomen worden binnen redelijke termijn: bij inschrijvingen voor het volgend schooljaar kan die beslissing dus genomen worden vóór de start van de effectieve lesbijwoning. De uiterste datum waarop beslist wordt over de redelijkheid van de aanpassingen is 60 kalenderdagen na de start van de lesbijwoning. Leerlingen die ingeschreven zijn onder ontbindende voorwaarde zijn na het verstrijken van de termijn van 60 kalenderdagen definitief ingeschreven, ook indien er om welke reden dan ook niet altijd fysieke lesbijwoning mogelijk was. Indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een IAC-verslag, start de termijn van de 60 kalenderdagen op de dag van de kennisneming.

1. In eerste instantie wordt de redelijkheid afgewogen van de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum. Er kan bij de afweging van de aanpassingen voor het gemeenschappelijk curriculum gebruik gemaakt worden van de analyse die eerder al gebeurde bij de opmaak van het IAC-verslag dat voor de leerling werd afgeleverd. Op dat moment werd immers onderzocht of de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te blijven nemen in het gemeenschappelijk curriculum onredelijk of onvoldoende waren. De school gaat samen met de ouders, de klassenraad en het CLB na of de aanpassingen die nodig zijn, ook in de context van de eigen school onredelijk zijn.

In het geval dat de school oordeelt dat de aanpassingen redelijk zijn om met de leerling toch binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen werken, zijn de voorwaarden voor het IAC-verslag niet meer vervuld. Het verslag bepaalt immers dat er gewerkt moet worden op basis van een individueel aangepast curriculum. Het werken op basis van een gemeenschappelijk curriculum is daarmee onverenigbaar. In deze gevallen kan het CLB zelf het initiatief nemen of door de ouders of de school gevraagd worden om het IAC-verslag op te heffen.

Indien de school oordeelt dat de aanpassingen om de leerling te blijven meenemen in het gemeenschappelijk curriculum ook in de eigen school onredelijk zijn, dan moet de school een afweging maken van redelijkheid van aanpassingen in het kader van een individueel aangepast curriculum (zie 2).

2. In tweede instantie (en enkel indien de aanpassingen om het gemeenschappelijk curriculum te volgen onredelijk zijn) wordt bekeken of de school de leerling mits redelijke aanpassingen studievoortgang kan laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.

Een individueel aangepast curriculum (IAC) is een curriculum waarbij leerdoelen op maat van de leerling met een IAC-verslag worden geformuleerd. De leerdoelen op maat van de leerling worden gekozen door de klassenraad in afstemming met de ouders en waar mogelijk de leerling, met de CLB-medewerker en in voorkomend geval externe ondersteuners, vertrekkende van de leerdoelen die het bereiken van de eindtermen beogen en van ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. Het curriculum wordt naargelang de studievoortgang van de leerling aangepast. Deze leerdoelen moeten worden nagestreefd en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs.

Wanneer de school de aanpassingen redelijk (proportioneel) acht, wordt de inschrijving onder ontbindende voorwaarde omgezet in een gerealiseerde inschrijving. De leerling is dan definitief ingeschreven.

Indien de school na het overleg de aanpassingen onredelijk (disproportioneel) acht, motiveert het schoolbestuur waarom de aanpassingen die nodig zijn, als onredelijk worden beoordeeld en de ouders ontvangen een weigeringsdocument. Weigeringen kunnen elektronisch aan de ouders bezorgd worden, ouders kunnen steeds vragen om een papieren weigeringsdocument. Weigeringen moeten worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI. Ook het LOP wordt over de beslissing geïnformeerd. Belangrijk is dat het schoolbestuur de spil vormt in het gehele proces en verantwoordelijk is voor de motivering van de eventuele beslissing tot weigeren. Ze verzamelt hiertoe alle elementen, in overleg met de ouders, klassenraad en CLB.

De inschrijving wordt ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de disproportionaliteit.

Hiervan kan afgeweken worden, zo kan er ook beslist worden om de inschrijving te ontbinden op:

  • het einde van het huidige schooljaar;
  • het einde van het daaropvolgende schooljaar.

Ouders kunnen een beroep doen op het CLB en bemiddeling door het lokaal overlegplatform (LOP) vragen. Er is geen automatische bemiddeling door het LOP.

Ouders of andere belanghebbenden kunnen tegen de beslissing van het schoolbestuur ook rechtstreeks een klacht indienen bij de Commissie inzake Leerlingenrechten. De motivering zal door de CLR worden onderzocht. De leerling blijft in die periode ingeschreven.

6.1.6.5. Wijzigende nood aan aanpassingen tijdens de schoolloopbaan in het gewoon onderwijs

Ook tijdens de schoolloopbaan kan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigen en kunnen de onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een IAC-verslag nodig is voor toegang tot buitengewoon onderwijs.

Nadat een IAC-verslag ook effectief werd afgeleverd door het CLB, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling, op vraag van de ouders, in de school studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.

De school beslist vervolgens op basis van dit overleg om de leerling ingeschreven te laten en studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling te ontbinden. Een ontbinding van een inschrijving tijdens de schoolloopbaan op deze basis kan nooit uitwerking hebben in de loop van een schooljaar maar slechts met het oog op het einde van het huidige schooljaar of het einde van het daaropvolgende schooljaar. Het schoolbestuur motiveert haar beslissing en de ouders ontvangen ook in deze situatie een weigeringsdocument(zie 9.3). Weigeringen kunnen ook elektronisch aan de ouders bezorgd worden. Weigeringen moeten worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI. De school start bij leerlingen met een nieuw IAC-verslag pas met het toepassen van een individueel aangepast curriculum als ze de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen gemaakt heeft. De school neemt de beslissing zo snel als mogelijk, om aan de ouders rechtszekerheid te geven, want bij een ontbinding moeten de ouders ook nog tijd hebben om een andere school te vinden.

Voor een leerling met een IAC-verslag die reeds een individueel aangepast curriculum volgt in het gewoon onderwijs en waarvan de nood aan aanpassingen tijdens de schoolloopbaan wijzigt, kan de school – in overleg met het CLB, de klassenraad en de ouders - opnieuw de redelijkheid van aanpassingen afwegen. De school kan dit pas doen nadat de gewijzigde noden door het CLB in het IAC-verslag worden opgenomen en er aldus sprake is van een gewijzigd IAC-verslag. Het kan hierbij zowel gaan om een wijziging van type als om gewijzigde ondersteuningsnoden zonder wijziging van type. Indien uit het overleg blijkt dat de aanpassingen die nodig zijn om een leerling verder studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum redelijk zijn, kan de leerling de schoolloopbaan verderzetten. Indien echter blijkt dat de aanpassingen onredelijk zijn, kan de inschrijving ontbonden worden op het einde van het huidige schooljaar of op het einde van het daaropvolgende schooljaar. De school start bij leerlingen met een gewijzigd IAC-verslag pas met het toepassen van een gewijzigd individueel aangepast curriculum als ze de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen gemaakt heeft. De school neemt de beslissing zo snel als mogelijk, om aan de ouders rechtszekerheid te geven, want bij een ontbinding moeten de ouders ook nog tijd hebben om een andere school te vinden.

Ouders of andere belanghebbenden kunnen tegen de beslissing tot ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan door het schoolbestuur rechtstreeks een klacht indienen bij de Commissie inzake Leerlingenrechten. De motivering van de ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan op basis van de onredelijkheid van de aanpassingen om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, zal door de Commissie inzake Leerlingenrechten worden onderzocht.

Met het IAC-verslag kunnen ouders echter ook de keuze maken om hun kind in te schrijven in een school voor buitengewoon basisonderwijs, of in een andere school in het gewoon basisonderwijs. Zij kunnen daar onmiddellijk toe beslissen of met het oog op het daaropvolgend schooljaar.

Voor leerlingen met een voorlopig IAC-verslag type 3 geldt onverkort inschrijvingsrecht. Wanneer in het kader van wijzigende noden tijdens de schoolloopbaan van de leerling een voorlopig IAC-verslag type 3 wordt opgemaakt, kan de inschrijving van de leerling niet worden ontbonden met het oog op volgend schooljaar. Dit wil zeggen dat als ouders geen overstap naar buitengewoon onderwijs wensen te maken met het voorlopig IAC-verslag, de leerling niet kan worden uitgeschreven in de school waar hij schoolloopt.

6.1.6.6. Beoordeling van de redelijkheid van aanpassingen

Regelgevend kader

Niet alleen het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap maar ook het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid heeft het recht op redelijke aanpassingen verankerd. Het decreet stelt dat binnen de Vlaamse bevoegdheden elke vorm van discriminatie verboden is, zowel in de overheidssector als in de particuliere sector (onder andere het onderwijs).

Het weigeren van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap wordt als een vorm van discriminatie beschouwd (artikel 15, 6°). Er is sprake van het weigeren van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap, als aanpassingen die geen onevenredige belasting betekenen of waarvan de belasting in voldoende mate door bestaande maatregelen wordt gecompenseerd, worden geweigerd.

Wat beschouwen we als redelijke aanpassing?

Als aanpassing wordt beschouwd: elke concrete maatregel van materiële of immateriële aard die de beperkende invloed van een onaangepaste omgeving op de participatie van een persoon met een handicap neutraliseert. Scholen moeten binnen de grenzen van de redelijkheid in aanpassingen voorzien, zodat ook personen met een handicap van gelijke kansen kunnen genieten.

De beoordeling of een concrete maatregel als een "redelijke aanpassing" kan worden beschouwd, wordt aan volgende overwegingen getoetst:

  • is de maatregel in kwestie doeltreffend, zodat de persoon met een handicap daadwerkelijk kan participeren? Dit betekent niet dat een maatregel enkel redelijk is als die ertoe leidt dat de participatie volledig gerealiseerd kan worden. Dat een maatregel er niet in slaagt de belemmering volledig weg te werken of de evenwaardige of autonome participatie ten volle te realiseren, kan dan ook geen reden zijn om de maatregel die slechts een gedeeltelijke oplossing biedt, te weigeren. In die situatie wordt verwacht dat de redelijke aanpassing wordt doorgevoerd, als daardoor de participatie verbetert;
  • wordt de beperkende invloed van de onaangepaste omgeving op de participatie van de persoon door de maatregel geneutraliseerd?
  • maakt de maatregel een evenwaardige participatie van de persoon met een handicap mogelijk?
  • zorgt de maatregel ervoor dat de persoon met een handicap zelfstandig kan participeren?
  • waarborgt de maatregel de veiligheid van de persoon met een handicap?

Er wordt uitdrukkelijk geen lijst van aanpassingen opgenomen die redelijk of onredelijk zijn. De redelijkheid van aanpassingen moet steeds in de praktijk en per individuele situatie afgewogen worden. Redelijke aanpassingen kunnen verschillen naargelang het onderwijsniveau, naargelang binnen de context van een gemeenschappelijk curriculum dan wel een individueel aangepast curriculum gewerkt wordt… De verplichting om redelijke aanpassingen te realiseren vraagt per definitie een individuele benadering: zowel in het proces dat leidt tot de aanpassing als in de aanpassing zelf.

Wat het proces betreft betekent dit dat de partijen die deelnemen aan het overleg te goeder trouw tot een geschikte aanpassing trachten te komen. Ze doen dit in gezamenlijk overleg dat zich kenmerkt door openheid, interactiviteit en betrokkenheid. Het wordt niet over de hoofden heen beslist.

De aanpassing zelf vertrekt vanuit de individuele beleving van barrières, dus de persoonlijke situatie van de leerling. Een redelijke aanpassing wordt uitgewerkt op maat van elke leerling en hangt af van de onderwijsbehoefte van de leerling en de specifieke context. Essentieel is dat het proces gebeurt met actieve betrokkenheid van alle participanten: leerling, ouders, schoolteam en CLB.

6.1.6.7. Afweging van onredelijkheid of disproportionaliteit

Het overleg over de redelijkheid van de aanpassingen moet meteen na de inschrijving onder ontbindende voorwaarde opgestart worden en moet binnen een redelijke termijn tot een beslissing leiden.
Bij inschrijvingen voor het volgend schooljaar kan die beslissing dus genomen worden vóór de start van de effectieve lesbijwoning.
Alleszins moet ze uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning genomen worden. Leerlingen die ingeschreven zijn onder ontbindende voorwaarde zijn na het verstrijken van de termijn van 60 kalenderdagen definitief ingeschreven, ook indien er om welke reden dan ook niet altijd fysieke lesbijwoning mogelijk was. Indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een of IAC-verslag, start de termijn van de 60 kalenderdagen op de dag van de kennisneming.

Voor de afweging van (dis)proportionaliteit moet gebruikgemaakt worden van de criteria die opgenomen zijn in het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België.

Of een aanpassing de grenzen van de redelijkheid overschrijdt, moet steeds in de praktijk én in individuele situaties afgewogen worden. Als criteria gelden:

  • de financiële impact van de aanpassing, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele ondersteunende financiële tegemoetkomingen en de financiële draagkracht van degene op wie de aanpassingsplicht rust. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een aanpassing niet per definitie onredelijk wordt, wanneer ze meer kost dan een bepaalde tegemoetkoming, wel dat de financiële impact moet bekeken worden, rekening houdende met de eventuele tegemoetkoming die men kan krijgen;
  • de organisatorische impact van de aanpassing;
  • de te verwachten frequentie en duur van het gebruik van de aanpassing door een of meer personen met een handicap. Dit betekent dat naarmate een persoon frequenter en langduriger van een aanpassing gebruikmaakt, ze sneller als redelijk dient beschouwd te worden;
  • de mate waarin een persoon met een handicap door de aanpassing daadwerkelijk kan participeren;
  • de impact van de aanpassing op de veiligheid en gebruiksmogelijkheden voor andere gebruikers;
  • het ontbreken van een alternatief: een aanpassing zal sneller als redelijk beschouwd worden, als evenwaardige alternatieven ontbreken.

Een aanpassing die een onevenredig zware belasting meebrengt, moet niet worden aangeboden. Dit betekent echter niet dat in een dergelijke situatie in het geheel geen aanpassingen moeten worden geboden. Men zal op zoek moeten gaan naar een aanpassing die zo efficiënt mogelijk helpt bij het verwijderen van de hindernissen, maar die niet leidt tot een onevenredige belasting. Pas wanneer dat niet leidt tot het vinden van redelijke aanpassingen, kan tot disproportionaliteit besloten worden.

Het gebruik van een assistentiehond valt buiten de overwegingen die een school kan maken rond de redelijkheid van een aanpassing.

Het "decreet van 20 maart 2009 houdende de toegankelijkheid van publieke plaatsen voor personen met een assistentiehond" bepaalt immers dat het een recht is om publieke plaatsen te betreden, samen met de assistentiehond. De toegang mag enkel geweigerd worden indien wetgevende of reglementaire bepalingen dit toelaten. Met “andersluidende wetgevende of reglementaire bepaling” worden wetgevende en regelgevende teksten (vanuit een overheid) bedoeld en geen teksten als een school- of internaatsreglement.

Een school kan dus in algemene regel de aanwezigheid van een assistentiehond niet verbieden.

6.2. Mededeling van weigering

Ouders van leerlingen die geweigerd worden krijgen binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal een mededeling van weigering. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag van de ouders, op papier ter beschikking gesteld. De school deelt haar beslissing ook mee via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens aan AGODI, die de melding bezorgt aan het LOP.

Een schoolbestuur kan het mededelen van de weigering mandateren aan het LOP of een ander schoolbestuur. Het oorspronkelijke schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor de beslissing tot weigering.

Het model van weigeringsdocument voor de weigering van een leerling op basis van capaciteit of voorrangsregels is toegevoegd als bijlage bij de omzendbrief.

De termijn van 7 kalenderdagen gaat in op het ogenblik dat het schoolbestuur de beslissing tot een weigering of ontbinding van de inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen heeft genomen. Het ogenblik waarop deze beslissing genomen wordt, kan verschillend zijn naargelang de weigeringsgrond die wordt gebruikt.

Voorbeeld. Bij een weigering op basis van capaciteit gaat de termijn van 7 kalenderdagen in op het ogenblik dat het schoolbestuur de beslissing heeft genomen, namelijk op het moment van inschrijving. Bij een weigering omwille van onredelijkheid van de aanpassingen gaat de termijn van 7 kalenderdagen in op het ogenblik dat het schoolbestuur het afwegingsproces heeft beëindigd en effectief beslist heeft tot weigeren.

De mededeling van weigering bevat:

1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;

2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling door het LOP (de contactgegevens van de LOP-deskundige worden vermeld op het document indien het gaat om een weigering door een school gelegen binnen een werkgingsgebied van een LOP, indien het gaat om een weigering buiten het werkingsgebied van een LOP worden de gegevens van de LOP-deskundigen opgenomen, naargelang de regio), eerstelijnsklachten bij een aanmeldingsprocedure bij de ombudsdienst inschrijvingen (zie 8.1) en het indienen van een klacht bij de CLR.

Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister de betrokken leerling staat.

Indien de weigering gebeurde omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen bij de inschrijving van een leerling met een IAC-verslag bevat het eveneens de motivatie waarom de aanpassingen die nodig zijn, als onredelijk worden beoordeeld.

6.3. Weigeringslijst

Alle weigeringen, worden chronologisch genoteerd op de registerbladen van het inschrijvingsregister.

Bij het opvullen van een vrijgekomen plaats wordt de volgorde van de lijst van de weigeringslijst gerespecteerd tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijvingen betrekking hebben. Voor het jongste geboortejaar in het kleuteronderwijs geldt de volgorde tot en met 30 juni.

Zie ook 5.7.2 "Niet-gunstig gerangschikte leerlingen".

Als er een leerling is ingeschreven in overcapaciteit (zie 7) en er komt een vrije plaats, dan heeft de school 2 opties, waar een school 1 van kiest en telkens toepast:

1. De leerling in overcapaciteit neemt de plaats in binnen de capaciteit. De eerste leerling op de weigeringslijst wordt niet opgevist.

2. De leerling in overcapaciteit blijft binnen de overcapaciteit ingeschreven. De eerste leerling op de weigeringslijst wordt opgevist.

7. Overcapaciteitsgroepen

7.1. Niet-verplichte overcapaciteitsgroepen

Voor een aantal categorieën van leerlingen mag een schoolbestuur toch nog overgaan tot een inschrijving ook al zijn er voordien reeds leerlingen geweigerd omwille van de overschreden capaciteit. Het gaat om groepen waarvan de vraag tot inschrijving vaak nog niet gekend of mogelijk was op het moment van (de start van) de inschrijvingsprocedure.

Een school is niet verplicht leerlingen uit deze overcapaciteitsgroepen in te schrijven. Ieder schoolbestuur bepaalt bij elke vraag tot inschrijving in overcapaciteit of ze de leerling al dan niet inschrijft. Het inschrijven of het weigeren van een leerling in overcapaciteit houdt geen engagement in tot het inschrijven of weigeren van volgende leerlingen uit dezelfde of een andere overcapaciteitsgroep.

Een leerling uit een overcapaciteitsgroep mag op elk moment ingeschreven worden, zonder dat daarvoor de capaciteit verhoogd moet worden.

Leerlingen die in overcapaciteit ingeschreven mogen worden zijn:

  • leerlingen die voldoen aan de definitie van anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs (zonder leeftijdsvereisten);
  • leerlingen die beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woon- en leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank (hieronder worden ook jongeren in pleegzorg bedoeld);”;
  • leerlingen die als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;
  • leerlingen die opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
  • leerlingen die geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie, dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
  • leerlingen die beschikken over een IAC-verslag. Dit is een inschrijving onder ontbindende voorwaarde;
  • leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en kinderondersteuning;
  • leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
  • leerlingen waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen of de CLR een gunstig advies heeft verleend of een uitzonderlijke situatie heeft bevestigd
  • leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde geboortejaar of leerjaar en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
  • leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere fusiegemeente en nu gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.

7.2. Verplichte overcapaciteitsgroep

Voor twee categorieën van leerlingen moet een schoolbestuur van een school van gewoon onderwijs toch nog overgaan tot een inschrijving ook al zijn er voordien reeds leerlingen geweigerd omwille van de overschreden capaciteit.

7.2.1. De terugkeer vanuit het buitengewoon onderwijs

Leerlingen die in het lopende, het vorige of daaraan voorafgaande schooljaar schoolliepen in de school en na een periode in het buitengewoon onderwijs terugkeren naar die school voor gewoon onderwijs. Scholen schrijven deze leerlingen terug in, ook als intussen hun capaciteit bereikt is.

Dezelfde mogelijkheid is er voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die gedurende twee schooljaren voltijds les hebben gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen inschrijven in die school, voor deze leerlingen is het geen inschrijving onder ontbindende voorwaarde.

Voor deze categorie van leerlingen blijven de andere weigeringsgronden wel mogelijk.

Het lopende en het voorafgaande schooljaar worden als volgt bepaald:

Voorbeeld: de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 starten in maart 2023. Een kind dat terugkeert vanuit het buitengewoon onderwijs naar zijn oude school voor gewoon onderwijs, biedt zich aan op 6 juni 2023 voor een leerjaar waarvan reeds de capaciteit bereikt is voor het schooljaar 2023-2024:

Lopende schooljaar = 2022-2023

Voorafgaande schooljaar = 2021-2022

De bedoeling van deze maatregel is om schoolbesturen die een engagement aangingen t.a.v. de ouders dat hun kind zou kunnen terugkeren naar hun school als de integratie in het gewoon of buitengewoon onderwijs niet zou lukken, in staat te stellen om dit engagement ook na te komen.

7.2.2. De terugkeer naar het kleuteronderwijs vanuit een school voor lager onderwijs

Een leerling in die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven was in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeert uit een school voor het lager onderwijs omdat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs. Scholen schrijven deze leerlingen terug in, ook als intussen hun capaciteit bereikt is.

Voor deze categorie van leerlingen blijven de andere weigeringsgronden wel mogelijk (bvb. alternerend schoollopen).

8. De rechtsbescherming van de leerling

Voor de toepassing van de termijnen bepaald onder dit punt worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en reglementaire feestdagen, de schoolvakanties en facultatieve vakantiedagen niet meegerekend.

8.1. Ombudsdienst inschrijvingen

Elke initiatiefnemer die de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, richt een ombudsdienst inschrijvingen in die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van:

  • klachten of vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve toewijzing;
  • vragen over een erkenning van een uitzonderlijke situatie;
  • de evaluatie van de behandelde klachten en vaststellingen met het oog op eventuele bijsturing van de aanmeldingsprocedure.

Een zuiver materiële vergissing of een technische fout doen zich voor tijdens het verloop van de aanmeldingsprocedure en doen daarbij afbreuk aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen.

Een zuiver materiële vergissing is een materiële fout of een verschrijving, begaan bij de materiële verrichtingen die gepaard gaan met de aanmelding en bij de werking van het aanmeldingssysteem, zoals bijvoorbeeld een fout huisnummer intikken tijdens het aanmelden. Vereist is wel dat het een materiële fout of verschrijving betreft waarover nauwelijks discussie mogelijk is. Het betreft met andere woorden een onoplettendheid die met een eenvoudige precisering kan worden rechtgezet. Om een zuiver materiële vergissing te kunnen inroepen moet de betrokkene te goeder trouw gehandeld hebben.

Een technische fout kan zich te allen tijde voordoen. Zo kan bijvoorbeeld het registratiesysteem uitvallen waardoor de betrokkenen zich niet kunnen registreren of kunnen er fouten geslopen zijn in het algoritme waardoor niet alle voorrangsgroepen de voorrang hebben gekregen waar ze recht op hebben.

Een uitzonderlijke situatie is een geval waarbij de betrokkene voor een specifieke school waarvoor hij aanmeldt, een uitzonderlijke situatie inroept die alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen.

8.1.1. Oprichting en samenstelling

De initiatiefnemers van de aanmeldingsprocedure bepalen jaarlijks ten laatste bij de keuze van het standaarddossier de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen.

De ombudsdienst inschrijvingen bevat minstens volgende leden:

  • een vertegenwoordiger van een erkende oudervereniging;
  • een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat;
  • een vertegenwoordiging van het lokaal bestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie indien een voorstel voor ondervertegenwoordigde groep van het LOP werd bekrachtigd door de gemeenteraad of de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, dan keurt het schoolbestuur de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door meerdere schoolbesturen samen georganiseerd wordt, dan keuren de meerdere schoolbesturen samen bij consensus de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door het LOP wordt georganiseerd, dan keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door het LOP en schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen buiten het LOP-gebied wordt georganiseerd, dan wordt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goedgekeurd door de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en door alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied.

8.1.2. Werking

De werking van de ombudsdienst inschrijvingen wordt geregeld in een reglement van orde, opgesteld door de organisator van de aanmeldingsprocedure.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, dan keurt het schoolbestuur het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door meerdere schoolbesturen samen, dan keuren de meerdere schoolbesturen samen bij consensus het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP, dan keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP en door één of meerdere schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen buiten LOP-gebied, dan wordt het reglement van orde goedgekeurd door de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en door alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied.

Het reglement van orde legt ten minste de volgende zaken vast:

  • de procedure voor het adviseren over klachten of vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen;
  • de procedure om de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie voor te leggen;
  • de wijze waarop in de plaatsvervanging van afwezige participanten wordt voorzien;
  • de aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen als er geen consensus is;
  • de wijze waarop de ouders en de leerlingen en hun vertrouwenspersoon of raadsman bij de behandeling van de klacht of vaststelling of de behandeling van de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie gehoord worden;
  • de termijn waarin vaststellingen, klachten of vragen tot erkenning van een uitzonderlijke situatie behandeld worden;
  • de mogelijkheid tot wraking van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen.

Het reglement van orde bevat een bijlage waarin de nominatieve lijst van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen is opgenomen.

Klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen die na de termijn van vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.

8.1.3. Gevolgen

8.1.3.1. Technische fout of zuiver materiële vergissing

Indien een technische fout of een zuiver materiële vergissing wordt vastgesteld voor de definitieve toewijzingen en de ombudsdienst inschrijvingen een gunstig advies geeft over de correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing, kan de leerling door het schoolbestuur, de meerdere schoolbesturen samen of het LOP met de correctie van de fout worden opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.

Indien een technische fout of een zuiver materiële vergissing wordt vastgesteld na de definitieve toewijzing en de ombudsdienst inschrijvingen een gunstig advies geeft over de correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing, kan de leerling door het schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven.

Indien de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over de technische fout of de zuiver materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzing, dan hoeft het schoolbestuur niks te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van de leerling in kwestie.

8.1.3.2. Uitzonderlijke situatie

Indien een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst inschrijvingen dan legt ombudsdienst inschrijvingen de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie.

Indien het schoolbestuur in kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt het schoolbestuur die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.

Indien de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij de inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot het onderwijs te garanderen, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven.

8.1.4. Beroepsmogelijkheid bij de CLR

Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld door de ombudsdienst inschrijvingen, kan een klacht ingediend worden bij de CLR. De behandeling van de uitzonderlijke situatie kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.

De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening van een klacht bij de CLR en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het LOP.

8.2. Bemiddeling

8.2.1. Binnen LOP-gebied

Het LOP bemiddelt binnen een termijn van 10 kalenderdagen tussen de leerling en zijn ouders en de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op de inschrijving van de leerling in een school. Zolang de bemiddeling loopt, wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

Het LOP bemiddelt op vraag van de ouders in de volgende gevallen:

  • een weigering op basis van bereikte capaciteit;
  • een weigering van inschrijving op basis van de toelatingsvoorwaarden; 
  • een weigering van de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan;
  • een weigering van inschrijving met als basis dat de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel in diezelfde school;
  • een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school;
  • een ontbinding van de inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen of wanneer de inschrijving met het oog op volgend jaar wordt ontbonden naar aanleiding van wijzigende noden;
  • een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren, omwille van uitzonderlijke omstandigheden toch leerlingen weigert.

In geval van bemiddeling bij een ontbinding van de inschrijving na een afweging van redelijke aanpassingen, betrekt het LOP ook de school die de inschrijving van de leerling ontbond.

Ouders en andere belanghebbenden kunnen een gezamenlijke vraag om bemiddeling stellen aan het LOP bij een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren omwille van uitzonderlijke omstandigheden toch leerlingen weigert.

Indien de bemiddeling niet leidt tot een definitieve inschrijving in een school, dan maakt het LOP het dossier automatisch over aan de CLR.

Zolang de bemiddeling loopt wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

8.2.2. Buiten LOP-gebied

Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, zal een LOP-deskundige de bemiddelingstaken op zich nemen.

Contactgegevens AGODI: inschrijvingsrecht.basisonderwijs@vlaanderen.be

De LOP-deskundige bemiddelt binnen een termijn van 10 kalenderdagen tussen de leerling en zijn ouder(s) en de scholen buiten het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. Zolang de bemiddeling loopt, wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

Indien de bemiddeling niet leidt tot een definitieve inschrijving in een school, dan maakt de LOP-deskundige het dossier automatisch over aan de CLR.

8.3. Klacht bij de Commissie inzake Leerlingenrechten (CLR)

Wanneer ouders of belanghebbenden (CLB, andere scholen, intermediairs, …) niet akkoord gaan, kunnen ze in de volgende gevallen klacht indienen bij de CLR:

  • een weigering op basis van bereikte capaciteit;
  • een weigering van inschrijving op basis van de toelatingsvoorwaarden. De CLR doet hierbij een toetsing aan de regelgeving. De CLR is niet bevoegd om zich bvb. inhoudelijk over de beslissing uit te spreken;
  • een weigering van inschrijving met als basis dat de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel in diezelfde school;
  • een weigering van inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan;
  • een ontbinding van de inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen of wanneer de inschrijving met het oog op volgend jaar wordt ontbonden naar aanleiding van wijzigende noden;
  • een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school;
  • een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toch leerlingen weigert.

De klacht moet schriftelijk binnen 30 kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden. Dit hoeft niet noodzakelijk samen te vallen met het moment waarop de feiten zich hebben voorgedaan. Klachten die na de termijn van 30 kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.

De termijn van dertig dagen wordt opgeschort bij een procedure bij de ombudsdienst inschrijvingen en bij een bemiddeling.

Zolang de procedure bij de CLR loopt, blijft de leerling ingeschreven.

Contactgegevens van de CLR: klik hier

8.3.1. Procedure

Binnen een termijn van 21 kalenderdagen, die ingaat de dag na de betekening of de poststempel van die schriftelijke klacht, zal de CLR oordelen of de weigering al dan niet gegrond is.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen 7 werkdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen (ouder(s)) en de voorzitter van het LOP. Als de school niet gelegen is in LOP-gebied, dan wordt het oordeel verstuurd naar de betrokkenen en AGODI.

Met betrekking tot de weigering gaat de CLR na of de motivatie die gegeven wordt al dan niet correct is.

Oordeelt de CLR dat de weigering of de ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan wegens wijzigende noden gegrond is, dan schrijven de ouders de leerling in een andere school in. Ouders die erom vragen worden daarin bijgestaan door het LOP, inzonderheid de CLB’s die deel uitmaken van dat LOP of de provinciale bemiddelingscel.

Als de CLR de ontbinding van de inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen gegrond acht, moet de leerling zich inschrijven in een andere school binnen de 15 dagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR.

Als de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.

8.3.2. Sanctie

De CLR kan – wanneer ze vaststelt dat een weigering niet rechtsgeldig is – de Vlaamse Regering adviseren het betrokken schoolbestuur te sanctioneren door een deel van de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had, in te houden of terug te vorderen.

De CLR kan een dossier over een weigering of ontbinding van een inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen aanhangig maken bij het Interfederaal Gelijkekansencentrum.

9. Bijlagen

Standaarddossier A voor een aanmeldingsprocedure voor één vestigingsplaats in het gewoon basisonderwijs;

Standaarddossier B voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria afstand van het domicilieadres van de leerling tot de vestigingsplaats, toeval en keuze;

Standaarddossier C voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria rangorde van keuze, afstand van het domicilieadres van de leerling tot de vestigingsplaats en toeval.