Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het gewoon secundair onderwijs voor inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 en volgende

  • Deze omzendbrief licht het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures in het gewoon secundair onderwijs toe en is van toepassing voor inschrijvingen vanaf het schooljaar 2023-2024 en volgende voor inschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd en de 7de leerjaren. Deze omzendbrief is niet van toepassing op het hoger beroepsonderwijs of op het buitengewoon secundair onderwijs.
  • Voor inschrijvingen in het buitengewoon onderwijs raadpleeg omzendbrief SO/2012/01.
  • Update september 2024: de omzendbrief werd aangepast naar aanleiding van het onderwijsdecreet XXXIV en het verzamelbesluit. De wijzigingen betreffen:
  • Punt 5.2. De tijdslijn voor het schooljaar 2025-2026 is ingevoegd.
  • Punt 5.9. In geval van een verwerking door een LOP of een gemandateerd schoolbestuur blijft het oorspronkelijk schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke.
  • Punt 9.6. Een schoolbestuur kan het mededelen van de weigering mandateren aan het LOP of een ander schoolbestuur. Het oorspronkelijke schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor de beslissing tot weigering.
  • Bijlage 7 met het werkingsgebied van de LOP voor secundair onderwijs is toegevoegd.

Inleidende begrippen

In functie van de leesbaarheid van de omzendbrief worden een aantal termen (zoals ze verankerd zijn in de Codex Secundair Onderwijs) vervangen door de termen die in de praktijk gebruikt worden.

  • Brussel = tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
  • LOP-gebied = het werkingsgebied van een Lokaal Overlegplatform.
  • Nederlandstaligen = leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep "leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is" voor scholen in Brussel.

Daarnaast worden een aantal termen verduidelijkt.

  • Aanmeldingsperiode = de periode waarbinnen aangemeld kan worden. Deze periode omvat niet de periode waarbinnen de aangemelde leerlingen kunnen worden ingeschreven.
  • Aanmeldingsprocedure = de volledige organisatie van de inschrijvingen via voorafgaande aanmeldingen, inclusief de verschillende aanmeldings-en inschrijvingsperiodes.
  • Betrokken personen of ouder(s) = de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf. Voor meer informatie over ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden: klik hier.
  • Capaciteitsverhoging = het verhogen van eerder bepaalde capaciteit.
  • Gegarandeerde schoolloopbaan = het begrip gegarandeerde schoolloopbaan omvat twee elementen:
    • een leerling die is ingeschreven blijft ingeschreven in de school voor de hele duur van de schoolloopbaan;
    • de continuïteit van het onderwijsaanbod moet gegarandeerd worden, dit wil zeggen dat een binnen een bepaalde school gestarte opleiding op het niveau van een bepaalde graad binnen de normale studieduur moet kunnen voltooid worden binnen die graad.
  • GC-verslag = document dat vanaf 1 september 2023 wordt uitgereikt door het CLB, is een verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum.
  • Gemotiveerd verslag = document dat vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2023 werd uitgereikt door het CLB en werd opgemaakt in functie van ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs.
  • IAC-verslag of OV4-verslag = document dat vanaf 1 september 2023 wordt toegekend aan leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon onderwijs, en dat recht geeft op ondersteuning in het gewoon onderwijs. Het bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording.
  • Ingeschreven leerling = een leerling die ingeschreven is in de school voor het volgende schooljaar.
  • Inschrijven = leerling noteren als gerealiseerde inschrijving of weigering in het inschrijvingsregister.
  • Inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs = document, uitgereikt voor 1 juli 2015, dat recht gaf op toegang tot het buitengewoon onderwijs of op geïntegreerd onderwijs (GON) of ION (project inclusief onderwijs voor leerlingen met een matige verstandelijke beperking). Leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs kunnen nog recht hebben op ondersteuning in het gewoon onderwijs.. Ook leerlingen in het gewoon onderwijs, die geen ondersteuning (meer) ontvangen, kunnen beschikken over een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs.
  • Overcapaciteit = een leerling inschrijven, bovenop de eerder bepaalde capaciteit, zonder deze capaciteit te verhogen. Dit kan enkel voor de decretaal bepaalde overcapaciteitsgroepen of wanneer het aantal zittende leerlingen (omwille van de gegarandeerde schoolloopbaan) de capaciteit overstijgt.
  • Schoolverandering = een inschrijving van een leerling die al in een andere school was ingeschreven.
  • Voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 = IAC-verslag of OV4-verslag type 3 voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie het handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en voor wie een aanbod in buitengewoon onderwijs type 3 nodig is, maar waar een extern bekomen classificerende diagnose ontbreekt. Voorlopig, omdat de diagnose van de gedrags- of emotionele stoornis nog niet is gesteld. Aan alle andere voorwaarden van de opmaak van een IAC-verslag of OV4-verslag, zowel inhoudelijk als procedureel (overleg tussen CLB, school en ouders) moet voldaan zijn.
  • Verslag = document dat vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2023 wordt toegekend aan leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon onderwijs, en dat recht geeft op een individueel aangepast curriculum en ondersteuning in het gewoon onderwijs. Het bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. Leerlingen die nog beschikken over een verslag van voor 1 september 2023, voldoen aan dezelfde voorwaarden en hebben dezelfde rechten als leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag.
  • Zittende leerling = een leerling die reeds ingeschreven was in dezelfde school voor het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarvoor het inschrijvingsregister geldt.

Vooraf

Het inschrijvingsrecht biedt een kader voor inschrijvingen in zeer uiteenlopende contexten: voor scholen gelegen binnen of buiten LOP-gebied, met of zonder druk op de capaciteit. Dit maakt het inschrijvingsrecht tot een omvangrijk geheel.

1. Inleiding

1.1. Wat is het inschrijvingsrecht?

Het inschrijvingsrecht is een "set regels" om jongeren op een correcte wijze in te schrijven in scholen. Het geeft aan zowel schoolbesturen als leerlingen en ouders meer rechtszekerheid bij het inschrijvingsproces.

Deze "set regels" houdt rekening met de lokale context en voorziet verschillende (keuze)mogelijkheden voor scholen en lokale actoren om hierop in te spelen.

1.2. De uitgangspunten van het inschrijvingsrecht

Het inschrijvingsrecht maakt voor het eerste leerjaar van de eerste graad (1A/1B) een belangrijk onderscheid tussen scholen die niet willen kunnen weigeren op basis van capaciteit en scholen die wél willen kunnen weigeren omwille van capaciteit. Scholen die willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, organiseren hun inschrijvingen via een aanmeldingsprocedure.

Het inschrijvingsrecht heeft de volgende doelstellingen:

1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van de betrokken personen en leerlingen;

2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen;

3° het bevorderen van sociale cohesie;

4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;

5° bijkomend voor Brussel, ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalig karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.

2. Recht op inschrijving

2.1. Basisprincipe

Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats gekozen door zijn ouders. Is de leerling twaalf jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van de vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod.

Leerlingen die voldoen aan de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden op de dag van instap of bij beslissing van de toelatingsklassenraad en wiens ouder(s) het pedagogisch project en school- of centrumreglement voor akkoord hebben ondertekend, worden ingeschreven volgens de "set regels" die het inschrijvingsrecht voorziet.

Bij elke wijziging van het school- of centrumreglement informeert het school- of centrumbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en de ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord. Het digitaal akkoord kan op verschillende digitale wijzen tot stand komen, zoals via een webformulier, een beveiligde omgeving, …

Voor ouders van leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag, die zich willen inschrijven in het gewoon onderwijs, maakt het IAC-verslag of OV4-verslag deel uit van de informatie die wordt overgemaakt aan de school bij inschrijving. Als een IAC-verslag of OV4-verslag wordt opgemaakt tussen het moment van de inschrijving en de effectieve instap in de school, melden de ouders dit aan de school. De school organiseert dan een overleg met de ouders, het CLB en de klassenraad.

2.1.1. Toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden

Een inschrijving vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende hetzij bij de effectieve start van de lesbijwoning aan de desbetreffende toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voldoet of onder ontbindende voorwaarde als de inschrijving afhankelijk is van de beslissing van de toelatingsklassenraad, of de leerlingen aan de desbetreffende toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voldoet.

Leerlingen die op de dag van de effectieve instap kunnen voldoen aan de toelatingsvoorwaarden worden ingeschreven onder opschortende voorwaarde.

Leerlingen waarvoor een klassenraad een beslissing moet nemen om toegelaten te worden, worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Pas indien de toelatingsklassenraad een gunstige beslissing neemt, wordt dit een definitieve inschrijving. Indien de toelatingsklassenraad een ongunstige beslissing neemt, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de negatieve beslissing van de klassenraad. In afwijking van het voorafgaande wordt de inschrijving niet ontbonden bij een ongunstige beslissing wanneer het schoolbestuur geen gebruik wenst te maken van deze weigeringsgrond, en dan blijft deze leerling ingeschreven als vrije leerling.

Voorbeeld. Een leerling wil zich inschrijven in 1A maar kan bij de inschrijving nog geen getuigschrift basisonderwijs voorleggen als bewijs dat hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarde. De leerling wordt toch ingeschreven want hij moet pas bij de effectieve start van de lesbijwoning het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. De leerling wordt met andere woorden onder de opschortende voorwaarde ingeschreven dat hij aan de toelatingsvoorwaarde zal voldoen bij de effectieve start van de lesbijwoning.

Voorbeeld: Een leerling wil zich voor volgend schooljaar inschrijven in het eerste leerjaar van de tweede graad in Bedrijf en organisatie. Dit schooljaar heeft hij het eerste leerjaar van de tweede graad Organisatie en logistiek met vrucht beëindigd. Hij kan door middel van een gunstige beslissing van de toelatingsklassenraad toegelaten worden en wordt dus ingeschreven onder ontbindende voorwaarde tot het moment dat de toelatingsklassenraad zijn beslissing neemt (binnen de vijftien kalenderdagen na de start van de lesbijwoning). Als de klassenraad een positieve beslissing neemt dan is de inschrijving gerealiseerd. Neemt deze een negatieve beslissing dan wordt de inschrijving ontbonden.

Voor meer informatie over de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden, raadpleeg:

Een leerling die niet voldoet aan de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden kan wel ingeschreven worden als "vrije" leerling. Voor meer informatie over de inschrijving van een "vrije" leerling, raadpleeg de hierboven vermelde omzendbrieven. Wanneer het schoolbestuur geen gebruik wenst te maken van deze weigeringsgrond, blijft deze leerling dus ingeschreven als vrije leerling.

Als scholen leerlingen weigeren op basis van de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden, dan ontvangen ouders van deze leerlingen ook een weigeringsdocument (zie punt 9.).

2.1.2. Ondertekenen van het pedagogisch project en school- of centrumreglement

De inschrijving van een leerling wordt gerealiseerd na ondertekening voor akkoord van de ouders met het pedagogisch project en het school- of centrumreglement. Bij een wijziging van het school of centrumreglement geven de ouders hun akkoord schriftelijk of digitaal. Digitaal akkoord geven kan gebeuren via een webformulier, een beveiligde omgeving etc.

Voor meer informatie over het pedagogisch project en het school- of centrumreglement, raadpleeg:

2.1.3. Registratie van de inschrijving

Elke inschrijving wordt binnen de 7 kalenderdagen geregistreerd in Discimus, met vermelding van het moment van de inschrijving (=ondertekening van het pedagogisch project en het schoolreglement door de ouder) en het voorziene moment van instap (=moment waarop de leerling start in de school).

Indien de leerling effectief start in de school binnen deze periode van 7 kalenderdagen, moet de registratie uiterlijk gebeuren op de dag van de start van de lesbijwoning.

Indien de leerling ook in een andere school is of wordt ingeschreven wordt de school daarvan via het softwarepakket op de hoogte gebracht.

Elke inschrijving vóór 1 september voor het daaropvolgende schooljaar voor een bepaalde administratieve groep in een bepaalde school voor gewoon onderwijs maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor diezelfde administratieve groep en hetzelfde schooljaar in een andere school van rechtswege ongedaan.

Let op: hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat leerlingen die al ingeschreven zijn in een school het recht hebben op hun gegarandeerde schoolloopbaan in hun oorspronkelijke school en dus hun recht op inschrijving behouden in hun oorspronkelijke school (cf. 2.2.). Pas op het moment van de start van de lesbijwoning kan de registratie van een inschrijving gebeuren , dus als een leerling wil inschrijven in een andere school bij de overgang van het ene schooljaar naar het andere schooljaar gebeurt de inschrijving in een andere school pas vanaf de start van de effectieve, tenzij gewettigde afwezigheid, lesbijwoning.

Voorbeeld. een leerling slaagt voor 1A en is daar nog ingeschreven tot en met 31 augustus, en wil overstappen naar 2A, maar zij en haar ouders twijfelen tussen de school waar ze al is ingeschreven en een andere school met eenzelfde administratieve groep van 2A. De leerling heeft een recht op gegarandeerde schoolloopbaan in haar oorspronkelijke school in 2A, en bevestigt dit ook in de oorspronkelijke school. Nadien gaan ze ook informeren in de andere school en vragen de inschrijving aan met het oog op een start in de identieke 2A vanaf 1 september. Op 1 september beslissen de ouders van de leerling om naar de oorspronkelijke school te gaan, waar ze reeds was ingeschreven. De vraag tot inschrijving in de andere school is zonder voorwerp.

Elke inschrijving vóór 1 februari voor een administratieve groep, ingericht als een 7de leerjaar TSO of KSO dat op 1 februari start, in een bepaalde school maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor diezelfde administratieve groep in een andere school voor gewoon onderwijs van rechtswege ongedaan.

Elke inschrijving in de loop van het schooljaar in kwestie voor een bepaalde administratieve groep maakt de daaraan voorafgaande inschrijving voor dezelfde administratieve groep of een andere administratieve groep voor datzelfde schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs ongedaan vanaf de start van de effectieve, tenzij gewettigde afwezigheid, lesbijwoning.

2.2. De verworven inschrijving

De inschrijving van een leerling in een school geldt voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school (= gegarandeerde schoolloopbaan) tenzij er bij beslissing van het schoolbestuur of de ouders, in toepassing van de regelgeving, tot uitschrijving wordt overgegaan.

Een school kan tot uitschrijving gaan bij:

  • een definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel (zie omzendbrief SO 64);
  • veelvuldige problematische afwezigheden van een (niet-leerplichtige) leerling (DBSO en leertijd);
  • een niet-akkoordverklaring met een gewijzigd school- of centrumreglement;
  • een schoolverandering: wanneer de school vaststelt via het softwarepakket dat een leerling voor eenzelfde structuuronderdeel op een later tijdstip werd ingeschreven in een andere school;
  • een leerling die deelnam aan een aanmeldingsprocedure en ingeschreven wordt in een school van hogere keuze;
  • in geval van ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan omwille van onredelijkheid van aanpassing na wijzigende noden;
  • ouders die vragen om de leerling uit te schrijven.

Het schoolbestuur kan wel aan zijn leerlingen vragen om jaarlijks te bevestigen of zij een bepaald structuuronderdeel zullen volgen. Op basis hiervan kan het schoolbestuur de verdeling van de leerlingen over de verschillende klasgroepen organiseren en het volgende schooljaar optimaal voorbereiden en plannen. Het gaat hier om een informatieve vraag van het schoolbestuur. De leerling en/of zijn ouders zijn niet verplicht deze vraag te beantwoorden. Op basis hiervan kan een leerling nooit worden uitgeschreven.

Het behoud van een inschrijving houdt ook in dat de inschrijving over de vestigingsplaatsen en de structuuronderdelen van de school heen geldt, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats of het structuuronderdeel overschreden wordt of volzet verklaard werd. Dit betekent dat een schoolbestuur de vraag van een leerling om van vestigingsplaats of structuuronderdeel te veranderen niet kan weigeren tenzij de capaciteit van die vestigingsplaats of dat structuuronderdeel is of wordt overschreden of werd volzet verklaard.

Een leerling die van vestigingsplaats of structuuronderdeel moet veranderen in het kader van de voortgang van zijn leerproces en op basis van een beslissing van een delibererende klassenraad (= attestering) heeft echter het recht zijn leerproces voort te zetten in een van de structuuronderdelen waartoe hij op basis van zijn attestering toegang heeft en waarvoor hij zelf kiest. Hiermee wordt bedoeld:

  • A-attest: keuze uit alle structuuronderdelen;
  • B-attest: keuze uit alle structuuronderdelen gekoppeld aan het B-attest;
  • C-attest: keuze uit behoud van het structuuronderdeel of een ander structuuronderdeel van hetzelfde of onderliggende leerjaar.

Een leerling mag zijn keuze van structuuronderdeel ook nog veranderen tussen 30 juni en de start van het schooljaar, ook al is het structuuronderdeel ondertussen volzet of is de capaciteit ondertussen bereikt.

Eenmaal de leerling zijn keuze voor een structuuronderdeel heeft gemaakt, maar tijdens het schooljaar van structuuronderdeel wil veranderen dan weigert het schoolbestuur deze verandering in het geval de capaciteit van het desbetreffende structuuronderdeel is of wordt overschreden of volzet verklaard werd.

Voorbeeld 1: een leerling in het tweede leerjaar van de tweede graad economie (aso) krijgt op 30 juni een A-attest. De leerling kiest om zijn leerproces verder te zetten in het eerste leerjaar van de derde graad handel (tso). Het schoolbestuur heeft het eerste leerjaar van de derde graad handel echter al volzet verklaard. Het schoolbestuur kan de leerling niet weigeren op basis van de volzetverklaring voor het eerste leerjaar van de derde graad handel want de leerling heeft op basis van zijn attestering toegang tot dit structuuronderdeel.

Voorbeeld 2: een leerling in het tweede leerjaar van de tweede graad economie (aso) krijgt op 30 juni een A-attest. De leerling kiest om zijn leerproces verder te zetten in het eerste leerjaar van de derde graad economie-moderne talen (aso). Op 15 oktober wil de leerling van structuuronderdeel veranderen, hij wil naar het eerste leerjaar van de derde graad handel. Het schoolbestuur heeft het eerste leerjaar van de derde graad handel echter al volzet verklaard. Het schoolbestuur weigert de leerling bijgevolg op basis van volzetverklaring.

Een schoolbestuur met scholen waarvan één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg (= campus), kan ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van de ene secundaire school naar de andere secundaire school de inschrijvingen te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruik maakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.

Opgelet! Dit geldt afzonderlijk voor scholen van het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs. Een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs kan m.a.w. niet automatisch doorlopen in de school voor gewoon onderwijs op de campus en omgekeerd.

In het geval van een klacht zal het schoolbestuur ook aan de CLR het bewijs moeten leveren dat de betreffende vestigingsplaatsen gelegen zijn op een campus.

Een schoolbestuur met scholen waarvan één of meerdere vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg (= campus), kan ervoor opteren om voor de toepassing van het recht op inschrijven en aanmeldingsprocedures de desbetreffende vestigingsplaatsen als één school te beschouwen. Bijgevolg moet de school maar één inschrijvingsregister hanteren en geldt het principe van de gegarandeerde schoolloopbaan op het niveau van de campus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.

3. Voor de start van de inschrijvingen 1A/1B: aanmelden of niet?

In het nieuwe decreet inschrijvingsrecht wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen:

  • scholen die geen leerlingen moeten weigeren omwille van capaciteit en niet wensen aan te melden. Voor deze scholen is het inschrijvingsrecht sterk vereenvoudigd.
  • scholen die (mogelijks) niet alle leerlingen kunnen inschrijven omwille van capaciteit. Deze scholen zijn verplicht de inschrijvingen te organiseren via een aanmeldingsprocedure. Het inschrijvingsrecht zet hier in op uniformiteit.

Voor de start van de inschrijvingen voor het volgende schooljaar beslist een schoolbestuur of ze leerlingen wil kunnen weigeren omwille van capaciteit.

Een schoolbestuur beslist ten laatste op 15 november per school, vestigingsplaats of structuuronderdeel (1A/1B).

Als een schoolbestuur wenst capaciteit te bepalen en te kunnen weigeren op basis van capaciteit, moet ze de inschrijvingen voor dat structuuronderdeel (1A/1B) laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.

Als een schoolbestuur beslist niet te moeten kunnen weigeren op basis van capaciteit, dan heeft het schoolbestuur de keuze of ze de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure of niet. Een schoolbestuur kan ook aansluiten bij een aanmeldingsprocedure.

Voorbeeld: een schoolbestuur heeft twee vestigingsplaatsen waar ze zowel 1A als 1B in aanbiedt. Er is slechts in één vestigingsplaats een (potentieel) capaciteitsprobleem voor 1A. Voor die vestigingsplaats is ze verplicht de aanmeldingen te organiseren, wil ze kunnen weigeren op basis van capaciteit. Voor 1B en de andere vestigingsplaats kan het schoolbestuur kiezen om de inschrijvingen te organiseren via een aanmeldingsprocedure of niet.

In het werkingsgebied van het LOP Gent, het LOP Antwerpen en het LOP Brussel is gezamenlijk aanmelden verplicht.

4. Inschrijvingen voor 1A/1B zonder aanmeldingsprocedure

Scholen die geen aanmeldingsprocedure gebruiken voor 1A/1B schrijven alle leerlingen in voor 1A/1B.

Inschrijvingen voor 1A/1B zonder voorafgaande aanmeldingsprocedure worden chronologisch in het inschrijvingsregister genoteerd, per structuuronderdeel.

Een schoolbestuur kan geen capaciteit bepalen of leerlingen weigeren op basis van capaciteit voor de inschrijvingen die zonder aanmeldingsprocedure georganiseerd werden.

Een school registreert elke inschrijving binnen de zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:

  • de administratieve groep;
  • de datum en het tijdstip van de inschrijving;
  • de datum van de voorziene start van de lesbijwoning;
  • de identificatie gegevens, nationaliteit en identificatienummer.

4.1. Start van de inschrijvingen (1A/1B) zonder aanmeldingsprocedure (tijdslijn)

De inschrijvingen voor 1A/1B zonder aanmeldingsprocedure starten op eenzelfde datum. Deze datum valt samen met de start van de vrije inschrijvingen voor scholen die werken met een aanmeldingsprocedure.

De inschrijvingen voor schooljaar 2025-2026 zonder aanmeldingsprocedure starten op 20 mei 2025.

4.2. Uitzonderlijke omstandigheden (ventielprocedure)

Door uitzonderlijke omstandigheden kan een school in de onmogelijkheid verkeren om bijkomende inschrijvingen te organiseren. Het schoolbestuur moet dan een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren, ook al organiseerde ze deze inschrijvingen zonder aanmeldingsprocedure.

De CLR beslist dan binnen de 14 kalenderdagen of en onder welke voorwaarden een schoolbestuur alsnog kan weigeren op basis van capaciteit omwille van uitzonderlijke omstandigheden.

Als het schoolbestuur al leerlingen heeft geweigerd in afwachting van de beslissing van de CLR en de CLR beslist om geen weigeringen op basis van capaciteit toe te staan, dan verwerven deze leerlingen alsnog een onverkort recht op inschrijving.

Voorbeeld: Voor een vestigingsplaats zonder capaciteitsproblemen, beslist het schoolbestuur om niet te werken met een aanmeldingsprocedure. Het dak van een vestigingsplaats stort in op 15 februari, na een storm. Hierdoor kan een school minder inschrijvingen realiseren dan voorzien. Het schoolbestuur dient aan aanvraag in bij de CLR om alsnog leerlingen te mogen weigeren omwille van plaatsgebrek, ook al heeft het schoolbestuur voor die vestigingsplaats geen aanmeldingsprocedure voorzien. De CLR beslist of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden.

Scholen en leerlingen die gevat zijn door deze ‘ventielprocedure’ kunnen ook gebruik maken van een inschrijving in overcapaciteit omwille van een uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling (zie 11.1.3.2).

5. Inschrijvingen voor 1A/1B met een aanmeldingsprocedure

Aanmelden is het digitaal kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde in keuze wordt aangegeven.

Aanmelden kan voor het gewoon secundair onderwijs enkel voor het eerste leerjaar van de eerste graad (1A/1B).

Aanmelden is verplicht voor het eerste leerjaar van de eerste graad (1A/1B) voor:

  • een schoolbestuur dat wil kunnen weigeren omwille van capaciteit;
  • alle vestigingsplaatsen in het werkingsgebied van het LOP Gent, Antwerpen of Brussel.

De Vlaamse Regering kan in de toekomst eventueel bijkomende capaciteitsgebieden afbakenen waar werken met een aanmeldingsprocedure verplicht is.

5.1. De aanmeldingsprocedure

Aanmelden gebeurt door het volgen van een aanmeldingsprocedure.

5.1.1. Gezamenlijk aanmelden?

In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP.

Gezamenlijk aanmelden in een LOP is niet verplicht.

Alle scholen en vestigingsplaatsen gelegen in het werkgebied van het LOP Gent, LOP Antwerpen en LOP Brussel melden wel verplicht gezamenlijk aan, onafhankelijk van de vraag of ze wensen te kunnen weigeren op basis van capaciteit of niet.

Gezamenlijk aanmelden heeft enkel voordelen zoals het vermijden van dubbele aanmeldingen en eenduidige communicatie naar ouders. Lees hier meer.

5.1.2. Melding gebruik standaarddossier

Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.

De standaarddossiers worden beschikbaar gesteld door AGODI:

  • Standaarddossier A voor een aanmeldingsprocedure voor één vestigingsplaats, volgens het ordeningscriterium toeval;
  • Standaarddossier B voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria: toeval en rangorde van keuze;
  • Standaarddossier C voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria: rangorde van keuze en toeval;
  • Standaarddossier D voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria toeval en rangorde van keuze met optimalisaties waarbij er geen leerlingen meer zijn die elkaars hogere voorkeursschool kregen toegewezen.

Wanneer een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslist om aan te melden, melden ze uiterlijk 15 november aan AGODI:

  • voor welke capaciteitsniveaus en voorrangsgroepen ze willen aanmelden.
  • welk standaarddossier ze willen gebruiken of van welk standaarddossier ze wensen af te wijken.

5.1.3. Afwijking op een standaarddossier voorleggen bij de CLR

Wanneer een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP willen afwijken van een standaarddossier, moeten ze de afwijkingen op een standaarddossier voorleggen aan de CLR ten laatste op 15 november.

De CLR toetst de afwijkingen aan de regelgeving inzake inschrijvingsrecht. De CLR neemt haar beslissing binnen de twee maanden na indiening en in ieder geval voor 24 december.

5.1.4. Een negatieve beslissing van de CLR over de afwijkingen op een standaarddossier

Bij een negatieve beslissing van de CLR over de afwijkingen op het standaarddossier, kunnen de betrokken schoolbesturen of het LOP de volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI;
  • een aangepaste procedure indienen bij de CLR. De CLR neemt haar beslissing ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening;
  • het voorstel van afwijkingen op het standaarddossier voorleggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist over het voorstel van aanmeldingsprocedure ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Als de betrokken schoolbesturen of het LOP ervoor kiezen een aangepaste procedure in te dienen bij de CLR, en de CLR opnieuw een negatief besluit neemt dan kunnen ze volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI;
  • het voorstel van afwijkingen op het standaarddossier voorleggen aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist over het voorstel van aanmeldingsprocedure ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Als de betrokken schoolbesturen of het LOP ervoor kiezen de procedure voor te leggen aan de Vlaamse Regering, en de Regering een negatief besluit neemt dan kunnen ze volgende initiatieven nemen, ten laatste 10 kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit:

  • werken met een standaarddossier. Ze melden dit aan AGODI;
  • eenmalig een aangepaste procedure indienen bij de CLR. De CLR neemt haar beslissing ten laatste 30 kalenderdagen na de indiening.

Bij de kennisgeving van de negatieve beslissing van de CLR, wijst de CLR het schoolbestuur op het volgende:

  • de mogelijkheid tot beroep bij de Vlaamse Regering;
  • de wijze waarop het beroep moet worden ingediend;
  • de beroepstermijn.

Als dit niet vermeld wordt bij de kennisgeving, gaat de termijn om het beroep in te dienen pas vier maanden na de kennisgeving in.

5.2. Tijdslijn

Vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 voor het eerste leerjaar van de eerste graad is er een centrale tijdslijn. Op die manier starten de aanmeldingen en inschrijvingen van alle scholen secundair onderwijs voor het eerste leerjaar van de eerste graad op dezelfde dag. Dit helpt dubbele inschrijvingen te vermijden en vereenvoudigt de communicatie naar ouders.

De inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026 verlopen als volgt:

  • de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 31 maart 2025 tot en met 25 april 2025;
  • de resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste op 19 mei 2025 bekend gemaakt;
  • gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 20 mei 2025 tot en met 16 juni 2025;
  • vanaf 20 mei 2025 starten ook de vrije inschrijvingen en de inschrijvingen van scholen die niet aanmelden.

Voor het tweede leerjaar van de eerste graad, voor de tweede en derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs en voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs kunnen de inschrijvingen ten vroegste starten op de eerste schooldag na de paasvakantie van het voorafgaande schooljaar. Voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026 is dat ten vroegste op 22 april 2025.

Een school- of centrumbestuur maakt de start van de inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Een school- of centrumbestuur dat deel uitmaakt van een LOP, maakt de start van de inschrijvingen alleszins via het LOP bekend.

5.3. Capaciteit

Capaciteit is het maximaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur als in te schrijven vooropstelt, waardoor bij het overschrijden van die capaciteit elke bijkomende inschrijving wordt geweigerd.

In een beperkt aantal gevallen is inschrijven in overcapaciteit mogelijk zie punt 10.

5.3.1. Eerste leerjaar van de eerste graad

Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode moet een schoolbestuur capaciteit bepalen op volgend niveau:

  • hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;
  • hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en voor alle vestigingsplaatsen van de school samen;
  • hetzij het eerste leerjaar A afzonderlijk en het eerste leerjaar B afzonderlijk en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school;
  • hetzij het eerste leerjaar A en het eerste leerjaar B samen en per afzonderlijke vestigingsplaats van de school.

Scholen of vestigingsplaatsen waar de inschrijvingen niet voorafgaan worden door een aanmeldingsprocedure, kunnen geen capaciteit bepalen.

5.3.2. Capaciteit meedelen

Een schoolbestuur maakt voor de start van de aanmeldingsperiode voor zijn scholen de capaciteit(en) bekend aan alle belanghebbenden (leerlingen, ouders, CLB, andere scholen, intermediaire partners, lokale besturen …).

Het schoolbestuur maakt hiervoor best maximaal gebruik van de eigen communicatiekanalen (vb. eigen website, elektronische nieuwsbrief …).

Een schoolbestuur kan bij het bekendmaken van de capaciteit(en) ook gebruik maken van de netwerken en de communicatiekanalen van andere lokale partners (vb. website LOP …).

Een schoolbestuur met scholen gelegen in LOP-gebied deelt de capaciteit(en) ook mee aan het LOP.

5.3.3. Capaciteit verhogen

Een schoolbestuur mag de capaciteit(en) na de start van de aanmeldingen verhogen.

Het verhogen van de capaciteit(en) kan gevolgen hebben voor andere scholen (vb. ouders die door de verhoogde capaciteit hun keuze veranderen). Daarom moet in gemeenten gelegen in LOP-gebied de capaciteitsverhoging door het LOP worden goedgekeurd. Over de procedure om tot een dergelijke goedkeuring te komen, worden afspraken gemaakt binnen het LOP.

In gemeenten gelegen buiten LOP-gebied, deelt het schoolbestuur de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente.

Bij inschrijvingen als gevolg van de capaciteitsverhoging moet het schoolbestuur, net zoals bij inschrijvingen door vrijgekomen plaatsen, steeds de volgorde van de weigeringen respecteren. Het schoolbestuur doet dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijvingen betrekking hebben. Nadien wordt de weigeringslijst als onbestaande beschouwd, en wordt bij vragen tot inschrijving de chronologie gerespecteerd: de eerste leerling die zich aanbiedt voor een vrije plaats moet dan ingeschreven worden.

5.3.4. Capaciteit verlagen

Eens de capaciteit bepaald is, kan de capaciteit niet verlaagd worden.

Bij het bepalen van capaciteit voor een volgend schooljaar kan de capaciteit eventueel wel lager zijn dan de capaciteit van het lopende schooljaar. Voor de zittende leerlingen moet de schoolloopbaan gegarandeerd worden, zij kunnen dus niet uitgeschreven worden op basis van capaciteit.

Voorbeeld: Voor schooljaar 2023-2024 bepaalt het schoolbestuur de capaciteit van het eerste leerjaar A van de eerste graad op 100 leerlingen. Het schoolbestuur mag de capaciteit niet meer verlagen. Voor schooljaar 2024-2025 kan de school – voor de aanmeldingsperiode – de capaciteit wel bepalen op 90 leerlingen.

5.4. Vrije plaatsen

Een vrije plaats is een plaats waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden.

Een schoolbestuur bepaalt dit aantal door van de capaciteit het verwachte aantal zittende leerlingen op basis van de gegarandeerde schoolloopbaan af te trekken.

Aantal vrije plaatsen= capaciteit – verwachte aantal zittende leerlingen op basis van de gegarandeerde schoolloopbaan

Voorbeeld: het schoolbestuur bepaalde voor 1B een capaciteit van 20 leerlingen. Eén leerling zal 1B zeker opnieuw doen, voor een tweede leerling verwacht men mogelijk hetzelfde. Voor de start van de inschrijvingen is het aantal vrije plaatsen dus 19 of 18 – het is aan de school om een inschatting te maken van de situatie.

Bij het bepalen van het aantal vrije plaatsen waarvoor bij voorrang ingeschreven kan worden, wordt ook rekening gehouden met de zittende leerlingen en met het profiel van de zittende leerlingen. Een zittende leerling die behoort tot de ondervertegenwoordigde groep en tot de Nederlandstaligen, telt in beide mee. Een leerling die enkel behoort tot de voorrangsgroep van de Nederlandstaligen telt mee bij de Nederlandstaligen.

Voorbeeld: een Brussels schoolbestuur bepaalde voor 1B een capaciteit van 20 leerlingen. Het schoolbestuur voorziet dat twee leerlingen zullen blijven zitten. Beide leerlingen zijn Nederlandstalig, één leerling behoort ook tot de ondervertegenwoordigde groep. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar Nederlandstaligen kan gaan, daalt met 2. Ook het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar de ondervertegenwoordigde groep kan gaan, daalt met 1.

5.5. Voorrangsgroepen

De voorrangsgroepen worden geordend in een bepaalde volgorde waarvan niet kan worden afgeweken.

Er zijn voorrangsgroepen die toegepast worden in alle Vlaamse scholen. Daarnaast zijn er ook nog voorrangsgroepen die enkel in Brussel en in de door de Vlaamse Regering bepaalde gemeenten toegepast kunnen worden.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorrangsgroepen die gelden in het gewoon secundair onderwijs.

Voorrang 

Zelfde leefentiteit
(Broers en zussen) 

Kinderen van Personeel 

Voorrang Nederlands (65%) 

Voorrang voor leerlingen die
vanaf de leerplicht
Nederlandstalig 
basisonderwijs
volgden (15%) 

Voorrang leerlingen die vanaf de leerplicht Nederlands-talig basisonderwijs volgen (max 70%) 

Ondervertegenwoordigde groep (maximum 20%) 

Waar? 

Overal 

Overal  

Enkel in Brussel 

Enkel in Brussel 

Enkel in bepaalde gemeenten. 

Overal 

Verplicht? 

Verplicht 

Verplicht 

Verplicht 

Verplicht 

Facultatief 

Facultatief, LOP kan afspraken maken 

5.5.1. Leerlingen van dezelfde leefentiteit (broers en zussen)

Leerlingen van dezelfde leefentiteit moeten ook naar dezelfde school kunnen gaan, daarom krijgen ze voorrang.

Met leerlingen van dezelfde leefentiteit wordt bedoeld:

  • broers en zussen (hebben twee gemeenschappelijke ouders) al dan niet wonend op hetzelfde adres;
  • halfbroers en halfzussen (hebben één gemeenschappelijke ouder) al dan niet wonend op hetzelfde adres;
  • kinderen die eenzelfde domicilie of eenzelfde hoofdverblijfplaats hebben maar geen gemeenschappelijke ouder(s) (vb. stiefbroers en -zussen).

Voorbeeld. Broer is ingeschreven in school X en woont bij zijn vader. Zijn zus woont op een ander adres bij haar moeder. De kinderen hebben dus twee gemeenschappelijke ouders. De zus geniet bijgevolg van een voorrangsrecht in school X.

Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling of reeds ingeschreven leerling, heeft voorrang voor alle andere leerlingen in die school. Deze voorrang geldt binnen de beschikbare capaciteit. Als de capaciteit bereikt is, moeten ook kinderen van dezelfde leefentiteit geweigerd worden.

Dit recht geldt ook in de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen (zie 2.2). Met "reeds ingeschreven leerling" wordt bedoeld dat de inschrijving van deze leerling gerealiseerd is (= opgenomen in het inschrijvingsregister). Het is van geen belang of de ingeschreven leerling al is gestart of nog niet.

Voorbeeld. een zus is ingeschreven in school X en woont bij haar vader. Ze staat in het inschrijvingsregister genoteerd als gerealiseerde inschrijving maar is nog niet ingestapt. Haar broer woont op een ander adres bij zijn moeder. De kinderen hebben dus twee gemeenschappelijke ouders. De broer geniet bijgevolg van een voorrangsrecht in school X.

5.5.2. Kinderen van personeel

Na de leerlingen van dezelfde leefentiteit hebben kinderen van personeelsleden voorrang.

Deze voorrang geldt in de school waar het betrokken personeelslid werkt en ook in de scholen waar de inschrijvingen van de ene naar de andere school doorlopen (zie 2.2). Een personeelslid kan enkel een kind inschrijven waarvan hij zelf de ouder is.

Om van deze voorrangsregeling gebruik te kunnen maken, moet een personeelslid op het ogenblik van de inschrijving een contract hebben van een lopende tewerkstelling van meer dan 104 dagen. Deze periode toont een voldoende duurzame band aan van het personeelslid met de school. Het personeelslid hoeft nog geen 104 dagen effectief te hebben gewerkt voor de school van keuze op het moment dat de leerling zich inschrijft.

De voorrang kan dus worden opgenomen ongeacht de functie die het personeelslid uitoefent, dit kan een klusjesman, een leraar, een administratief medewerker, een pedagogische begeleider of logopedist zijn.

Het soort contract dat een school en een personeelslid hebben afgesloten, is evenmin van belang. Volgende personeelsleden komen in aanmerking:

1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in een school;

2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.

Een personeelslid dat geaffecteerd is aan een school maar tijdelijk aangesteld/tewerkgesteld is in een andere school, kan in beide scholen van de voorrangsregeling gebruik maken.

Naast de functie en het type contract is ook de tewerkstellingsbreuk van het personeelslid (bijvoorbeeld voltijds of deeltijds) van geen belang om voorrang te krijgen.

5.5.3. In Brussel: Nederlandstaligen

De voorrangsgroep voor Nederlandstaligen (=leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is) geldt enkel binnen Brussel. Met deze voorrangsgroep wil de decreetgever de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen beschermen en het Nederlandstalig karakter en onderwijskwaliteit behouden van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.

Een ouder die van deze voorrangsregeling gebruik wil maken, toont aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is door het voorleggen van:

  • minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs. Voor het bepalen van gelijkwaardigheid van diploma’s of getuigschriften kan contact worden opgenomen met NARIC;
  • het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het SO of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
  • het bewijs dat de ouder het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
    • een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont (vb. Centrum voor Volwassenenonderwijs, universitair talencentrum);
    • een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
    • minstens het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de Federale Overheid;
  • het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalig lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.

Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in Brussel het aantal leerlingen dat bij voorrang voor Nederlandstaligen kan ingeschreven worden voor het eerste leerjaar van de eerste graad. Dit aantal kan het schoolbestuur bepalen tot op de niveaus waarop hij de capaciteit vastlegt en moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% Nederlandstalige leerlingen in de school.

Het percentage voorrang aan Nederlandstaligen, wordt berekend op de totale capaciteit en niet alleen op het aantal nieuw in te schrijven leerlingen voor 1A/1B. Het percentage wordt ook toegepast op elk niveau waarop capaciteit bepaald is en waarvoor een registerblad wordt opgemaakt in het inschrijvingsregister.

De zittende en reeds ingeschreven leerlingen worden ingedeeld in de groep "Nederlandstaligen" of "kinderen wiens ouders het Nederlands niet machtig zijn".

Bij het bepalen van het aantal plaatsen voor deze voorrangsgroep wordt ook rekening gehouden met het profiel van de zittende leerlingen.

Voorbeeld: het schoolbestuur bepaalde een capaciteit van 20 leerlingen. Er worden dus 13 plaatsen voorbehouden voor leerlingen van wie één van de ouders het Nederlands machtig is, 3 voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs, maximaal 4 plaatsen worden voorbehouden voor leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep. Het schoolbestuur voorziet dat twee zittende leerlingen een plaats zullen innemen. Beide leerlingen zijn Nederlandstalig, één leerling behoort ook tot de ondervertegenwoordigde groep. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar Nederlandstaligen kan gaan, daalt met 2. Ook het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar de ondervertegenwoordigde groep kan gaan, daalt met 1. Er blijven dus 11 plaatsen over voor leerlingen van wie één van de ouders het Nederlands machtig is en maximaal 3 plaatsen voor leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling die op het moment van zijn inschrijving werd beschouwd als een Nederlandstalige leerling, wordt beschouwd als een Nederlandstalige leerling.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling, die op basis van de toen geldende regelgeving opgevat werd als een leerling met "thuistaal Nederlands", mag beschouwd worden als een Nederlandstalige leerling.

Het LOP moet het percentage en de daaraan gekoppelde leerlingenaantallen meedelen aan alle belanghebbenden (ouders, CLB, andere scholen, intermediairs …).

Dit percentage is een streefcijfer. Een school kan niet worden gesanctioneerd als het streefcijfer niet wordt behaald. Ze heeft immers niet in de hand welke ouders zich effectief zullen aandienen voor een inschrijving.

5.5.4. In Brussel: leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs

De voorrangsgroep Nederlandstaligen in Brussel wordt aangevuld met een voorrangsgroep voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs.

Om van deze voorrang gebruik te kunnen maken moet een leerling minstens vanaf de start van de leerplicht Nederlandstalig basisonderwijs volgen in een erkende school.

De leerplicht werd vanaf 1 september 2020 verlaagd van 6 jaar naar 5 jaar. Een leerling dat geboren werd in 2013, was aldus leerplichtig vanaf de leeftijd van 6 jaar. Voor die leerling wordt er dus gekeken of hij les volgde in het Nederlandstalig basisonderwijs vanaf zijn zes jaar. Een kind dat in 2017 werd geboren, was leerplichtig vanaf de leeftijd van 5 jaar. Voor deze leerling wordt er dus gekeken of deze leerling vanaf de leeftijd van 5 jaar les volgde in het Nederlandstalig basisonderwijs.

Deze voorrang wordt aangetoond door telkens de inschrijving als regelmatige leerling in het Nederlandstalige basisonderwijs op de eerste lesdag van februari als ijkdatum te nemen, zoals geregistreerd door AGODI.

Een leerling kan deze voorrang niet combineren met de voorrang voor Nederlandstaligen.
Een leerling die de voorrang voor Nederlandstaligen gebruikt, kan geen beroep doen op de voorrang voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs. Ouders die in aanmerking komen voor beide voorrangsgroepen moeten kiezen.

Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in Brussel het aantal leerlingen dat het vooropstelt voor de inschrijving bij voorrang. Dit aantal kan het schoolbestuur bepalen tot op de niveaus waarop het de capaciteit vastlegt en moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 15% leerlingen die vanaf de start van de leerplicht ieder jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden in een erkende Nederlandstalige school.

Het percentage voorrang, wordt berekend op de totale capaciteit en niet alleen op het aantal nieuw in te schrijven leerlingen voor 1A/1B. Het percentage wordt ook toegepast op elk niveau waarop capaciteit bepaald is en waarvoor een registerblad wordt opgemaakt in het inschrijvingsregister.

Bij het bepalen van het aantal plaatsen voor deze voorrangsgroep wordt ook rekening gehouden met de zittende leerlingen. Een leerling die voldoet aan het criterium voor deze voorrangsgroep én de voorrangsgroep voor Nederlandstaligen (zie 5.5.3.) tellen echter maar mee in één van beide groepen. De regelgeving legt niet op in welke voorrangsgroep zo’n zittende leerling een voorrangsplaats inneemt.

Voorbeeld: een schoolbestuur bepaalde een capaciteit van 20 leerlingen. Maximaal 13 plaatsen gaan naar de voorrang Nederlands. Maximaal 3 plaatsen worden voorbehouden voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs. Het schoolbestuur voorziet dat twee zittende leerlingen een plaats zullen innemen. Beide leerlingen komen in aanmerking voor de voorrangsgroep voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs én voor de voorrangsgroep voor leerlingen met een voortraject Nederlands.

Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs of naar leerlingen die voldoen aan de voorrang Nederlands kan gaan, daalt met 2. Zo kan het schoolbestuur beslissen beide voorrangsgroepen met één plaatsje te laten dalen. Dan zijn er nog maximum 12 plaatsen die bij voorrang naar Nederlandstaligen gaan en maximaal 2 plaatsen die bij voorrang naar leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs gaan.

Dit percentage is een streefcijfer. Een school kan niet worden gesanctioneerd als het streefcijfer niet wordt behaald. Ze heeft immers niet in de hand welke ouders zich effectief zullen aandienen voor een inschrijving.

Het vaststellen van het beantwoorden aan de voorwaarde wordt vastgelegd door telkens de inschrijving als regelmatige leerling in het Nederlandstalige basisonderwijs op de eerste lesdag van februari als ijkdatum te nemen zoals geregistreerd door AGODI.

5.5.5. In de bepaalde gemeenten nabij een gewestgrens: leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs

In de door de Vlaamse Regering bepaalde gemeenten (Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Halle, Hoeilaart, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem) kan een schoolbestuur met een vestigingsplaats gelegen in een gebied bepaald door de Vlaamse Regering tot maximaal 70% van de bepaalde capaciteit voorrang geven aan leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs.

Deze voorrang wordt verleend aan de volgende leerlingen:

  • leerlingen die vanaf de start van de leerplicht onderwijs hebben gevolgd in een school voor Nederlandstalig basisonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is;
  • leerlingen die sinds hun domiciliëring in het Vlaams Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onafgebroken hebben gekozen voor het Nederlandstalig basisonderwijs.

Het vaststellen van het beantwoorden aan de voorwaarde wordt vastgelegd door telkens de inschrijving als regelmatige leerling in het Nederlandstalige basisonderwijs op de eerste lesdag van februari als ijkdatum te nemen zoals geregistreerd door AGODI.

De leerplicht werd vanaf 1 september 2020 verlaagd van 6 jaar naar 5 jaar. Een leerling dat geboren werd in 2013, was aldus leerplichtig vanaf de leeftijd van 6 jaar. Voor die leerling wordt er dus gekeken of hij les volgde in het Nederlandstalig basisonderwijs vanaf zijn zes jaar. Een kind dat in 2017 werd geboren, was leerplichtig vanaf de leeftijd van 5 jaar. Voor deze leerling wordt er dus gekeken of deze leerling vanaf de leeftijd van 5 jaar les volgde in het Nederlandstalig basisonderwijs.

Als een schoolbestuur ervoor kiest de voorrangsgroep toe te passen, dan bepaalt het schoolbestuur het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij de voorrang van leerlingen die aan de voorwaarde voldoen.

Bij het bepalen van het aantal plaatsen voor deze voorrangsgroep wordt ook rekening gehouden met de zittende leerlingen.

Voorbeeld: het schoolbestuur bepaalde een capaciteit van 20 leerlingen. Het schoolbestuur past de 70% voorrang toe: maximaal 14 plaatsen Maximaal 4 plaatsen worden voorbehouden voor leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep. Het schoolbestuur voorziet dat twee zittende leerlingen een plaats zullen innemen. Beide leerlingen behoren tot de voorrangsgroep voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs, één leerling behoort ook tot de ondervertegenwoordigde groep. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs kan gaan, daalt met 2. Ook het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar de ondervertegenwoordigde groep kan gaan, daalt met 1. Er blijven dus 12 plaatsen over voor leerlingen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs en maximaal 3 plaatsen voor leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep.

Deze voorrangsgroep komt na de voorrangsgroep van de kinderen van personeel en voor de voorrangsgroep van de ondervertegenwoordigde groep.

Scholen die deze voorrang toepassen melden dat uiterlijk 15 november aan AGODI. Als de scholen binnen het werkingsgebied van het LOP liggen, dan meldt het LOP de toepassing van die voorrang uiterlijk 15 november aan AGODI. De melding gebeurt via het formulier over het gebruik van een standaarddossier.

5.5.6. Facultatieve voorrangsgroep voor ondervertegenwoordigde groepen (maximum 20%)

Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen voorrang te verlenen aan een of meerdere ondervertegenwoordigde groepen.

Een "ondervertegenwoordigde groep" is een groep die relatief ondervertegenwoordigd is in de school ten aanzien van een referentiepopulatie. Hierbij mogen leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag in een school van het gewoon onderwijs altijd beschouwd worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht de referentiepopulatie.

Deze voorrang kan toegepast worden per capaciteitsniveau, voor maximaal 20% van de bepaalde capaciteit. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen, bedraagt de voorrang in totaal maximaal 20% van de maximale capaciteit.

Uiterlijk op 31 januari melden de schoolbesturen of het LOP voor scholen die in het werkingsgebied van een LOP gelegen zijn, aan AGODI of ze de voorrang toepassen.

Scholen en LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maakt geen deel uit van het standaarddossier.

5.5.6.1. Voorstel LOP

Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang voor ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in zijn werkingsgebied liggen.

Het voorstel kan zowel gaan over de inhoudelijke afbakening van de ondervertegenwoordigde groepen als over het (maximaal) percentage en de toepassing ervan.

Voorbeeld: een LOP werkt een voorstel uit met twee mogelijke ondervertegenwoordigde groepen: één groep van leerlingen die een schooltoeslag krijgen, één groep van leerlingen die geen schooltoeslag krijgen. De leerlingen die schoollopen in de regio worden als referentiepopulatie beschouwd. Scholen die procentueel significant minder leerlingen met een schooltoeslag hebben dan in de referentiepopulatie, passen de voorrang toe voor leerlingen mét een schooltoeslag. Scholen die procentueel significant minder leerlingen zonder een schooltoeslag hebben dan in de referentiepopulatie, passen de voorrang toe voor leerlingen zonder een schooltoeslag. Het LOP maakt de afspraak dat alle scholen de voorrang op deze manier toepassen.  

Het voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners. De scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP.

Het LOP legt het voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.

De gemeenteraad moet het voorstel bekrachtigen. Als de gemeenteraad een eerste voorstel van het LOP niet bekrachtigt dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt ook goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP en voorgelegd ter bekrachtiging aan de gemeenteraad of gemeenteraden.

Als de gemeenteraad een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen, het voorstel toe.

Als een gemeenteraad geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, voor welke ondervertegenwoordigde groepen ze de voorrang toepassen.

In geval het voorstel door meerdere gemeenteraden bekrachtigd moet worden, kan het gebeuren dat een gemeenteraad wél en een andere gemeenteraad niet bekrachtigt.

Als een gemeenteraad een eerste voorstel bekrachtigt maar een andere gemeenteraad bekrachtigt het eerste voorstel niet, dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. De gemeenteraad die het eerste voorstel wél bekrachtigde, krijgt ook het nieuwe voorstel ter bekrachtiging voorgelegd. Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt door de gemeenteraad die het eerste voorstel al bekrachtigd heeft; dan blijft het eerste voorstel van kracht voor de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen.

Als het eerste voorstel niet door de gemeente of gemeenten bekrachtigd wordt, dan werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeente of gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.

Als het voorstel moet goedgekeurd worden door meerdere gemeenten en het eerste voorstel werd bekrachtigd door één gemeente en niet door de andere gemeente, dan kan de gemeenteraad wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan die gemeenteraad ervoor opteren om het eerste voorstel te vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, dan blijft het eerste voorstel gelden.

Voorbeeld: Een LOP stelt aan gemeenten X en Y voor om een voorrang voor de ondervertegenwoordigde groep voor kinderen met een schooltoeslag goed te keuren. Gemeente X keurt het voorstel goed, gemeente Y niet. Het LOP werkt een nieuw voorstel van ondervertegenwoordigde groep uit en stelt voor om als ondervertegenwoordigde groep aan te duiden de kinderen waarvan één van de ouders niet in het bezit is van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs. Gemeente X keurt het voorstel niet goed, gemeente Y wel. In gemeente X geldt dus voor alle vestigingsplaatsen dat de ondervertegenwoordigde groep de kinderen met een schooltoeslag zijn en in gemeente Y is de ondervertegenwoordigde groep de kinderen waarvan één van de ouders niet in het bezit is van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs.

5.5.6.2. Leerlingen die behoren tot meerdere voorrangsgroepen

Als er meerdere relatieve ("procentuele") voorrangsgroepen gebruikt worden, moet er aandacht zijn voor leerlingen die tot meerdere van deze groepen behoren bij het ordenen en toewijzen.

Om alle voorrangen maximaal mogelijk te respecteren, mogen leerlingen die in aanmerking komen voor meerdere groepen, slechts in één groep een plaats innemen bij het ordenen.

Tijdens de ordening kan een situatie ontstaan waarbij de leerling in een later stadium van de ordening aan een school van hogere voorkeur kan (voorlopig) toegewezen worden. Als een leerling in twee voorrangsgroepen een plaats zou innemen, komen op dat moment twee plaatsjes vrij in de voorrangsgroepen, maar slechts één plek in de totale capaciteit. Bijgevolg zal op het einde van ordening een situatie ontstaan waarbij een voorrang onvoldoende toegekend werd. Een leerling zonder voorrang kan dan een plaats bekomen terwijl een leerling met voorrang geen plaats kon bekomen niet tegenstaande de voorrangsgroep(en) niet volledig benut zijn.

Om deze situatie te vermijden mag bij het ordenen van de leerlingen, leerlingen in een vestigingsplaats maar aan één voorrangsgroep (voorlopig) toegewezen worden. Voor de berekening van de plaatsen tijdens het ordenen, tellen deze leerlingen dan maar mee in één voorrangsgroep. Dit in tegenstelling tot bij het bepalen van de vrije plaatsen en het gebruik van de wachtlijst (zie 5.4 en 5.7.2.).

Voorbeeld: een school geeft 10% voorrang aan ondervertegenwoordigde groep A en 10% voorrang aan ondervertegenwoordigde groep B. Een aanmeldende leerling voldoet aan beide voorrangsgroepen (A en B). Bij het aanmelden geeft de leerling dit ook aan dat hij aan beide voorrangscriteria voldoet. Bij het ordenen raakt de leerling binnen via de voorrangsgroep voor leerlingen die behoren tot ondervertegenwoordigde groep A. Op dat moment neemt de leerling één plaats in beslag voor voorrangsgroep A en neemt hij geen plaats in voor voorrangsgroep B.

5.6. Ordenen van aangemelde leerlingen

Op het einde van de aanmeldingsperiode worden de aangemelde leerlingen geordend. Dit gebeurt door het schoolbestuur zelf, het LOP of (buiten LOP-gebied) het schoolbestuur dat daartoe gemandateerd werd door de betrokken schoolbesturen. De ordening gebeurt volgens de in het aanmeldingsdossier opgenomen (en decretaal toegestane) ordeningscriteria.

5.6.1. In het Vlaams Gewest

In het Vlaams Gewest worden aangemelde leerlingen als volgt geordend:

  • eerst de leerlingen van dezelfde leefentiteit (zie 5.4.1.);
  • dan de kinderen van personeelsleden (zie 5.4.2.);
  • in de door de Vlaamse Regering bepaalde gemeenten: dan de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep voor leerlingen die vanaf de leerplicht Nederlandstalig basisonderwijs volgen (zie 5.4.5.);
  • indien van toepassing: dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep(en) (zie 5.4.6.);
  • dan de overige leerlingen, met inbegrip van leerlingen die geen plaats hebben kunnen verwerven binnen een voorrangsgroep, aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria:
    • toeval;
    • de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met het ordeningscriterium toeval.

De gekozen ordeningscriteria worden weergegeven in het standaarddossier of een (goedgekeurde) afwijking hierop.

Als de capaciteit(en) bereikt wordt in een te ordenen groep, dan worden de binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de voorrangsgroepen en ordeningscriteria van de aanmeldingsprocedure, zoals de overige leerlingen.

Voorbeeld: een school heeft een capaciteit 1A voor 20 leerlingen. 21 broers en zussen willen zich inschrijven. De aangemelde broers en zussen worden dan geordend conform het gekozen aanmeldingsdossier: eerst broers en zussen die ook kind van personeel zijn, dan (evt.) broers en zussen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, dan de overige broers en zussen leerlingen volgens het gekozen ordeningscriterium toeval.

Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP kunnen beslissen om na de definitieve toewijzing het resultaat van de toewijzing te optimaliseren, zodat meer leerlingen een school van hogere voorkeur krijgen toegewezen. Deze beslissing mag er niet toe leiden dat de voorrang van een geweigerde leerling geschonden zou worden.

5.6.2. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden aangemelde leerlingen als volgt geordend:

  • eerst de leerlingen van dezelfde leefentiteit (zie 5.4.1.);
  • dan de kinderen van personeelsleden (zie 5.4.2.);
  • dan de kinderen van ouders die het Nederlands in voldoende mate machtig zijn (zie 5.4.3.);
  • dan de kinderen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs (zie 5.4.4.);
  • indien van toepassing: dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep(en) (zie 5.4.6.);
  • dan de overige leerlingen, met inbegrip van leerlingen die geen plaats hebben kunnen verwerven binnen een voorrangsgroep, aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria:
    • toeval;
    • de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders of de leerling. Dit ordeningscriterium mag enkel gekozen worden in combinatie met het ordeningscriterium toeval.

De gekozen ordeningscriteria worden weergegeven in het standaarddossier of een (goedgekeurde) afwijking hierop.

Als de capaciteit(en) bereikt wordt in een te ordenen groep, dan worden de binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de voorrangsgroepen en ordeningscriteria van de aanmeldingsprocedure, zoals de overige leerlingen.

Voorbeeld: een school heeft een capaciteit 1A voor 20 leerlingen. 21 broers en zussen willen zich inschrijven. De aangemelde broers en zussen worden dan geordend conform het gekozen aanmeldingsdossier: eerst broers en zussen die ook kind van personeel zijn, dan 65% voorrang aan broers en zussen van ouders die het Nederlands voldoende machtig zijn, dan 15% voorrang aan broers en zussen met een voortraject in het Nederlandstalig basisonderwijs dan eventueel 20% voorrang aan ondervertegenwoordigde groepen en dan de overige broers en zussen op basis van keuze en toeval.

Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP kunnen beslissen om na de definitieve toewijzing het resultaat van de toewijzing te optimaliseren, zodat meer leerlingen een school van hogere voorkeur krijgen toegewezen. Deze beslissing mag er niet toe leiden dat de voorrang van een geweigerde leerling geschonden zou worden.

5.7. Beëindigen aanmeldingsprocedure

Leerlingen worden zoveel mogelijk toegewezen aan een school van hoogste voorkeur.

Gunstig gerangschikte leerlingen worden toegewezen aan een school en kunnen zich gaan inschrijven. Deze leerlingen worden soms "leerlingen met een ticket" genoemd.

Niet-gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een weigeringsdocument en worden geïnformeerd welke plaats ze innemen in het aanmeldingsregister; ook wel eens de "wachtlijst" genoemd waaruit scholen leerlingen kunnen "opvissen".

Eenzelfde leerling kan in verschillende scholen een niet-gunstig gerangschikte leerling zijn én tegelijk een gunstig gerangschikte leerling zijn in een school van lagere keuze.

5.7.1. Toewijzen gunstig gerangschikte leerlingen

Een leerling die gunstig gerangschikt werd in meerdere scholen en/of vestigingsplaatsen, wordt toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze.

Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van elke school of vestigingsplaats die lager op de voorkeurlijst stond. De vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden ingenomen door de eerstvolgend gerangschikte leerlingen die, voor zover mogelijk, beantwoorden aan dezelfde combinatie van ordeningscriteria. Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald tot dat er geen toewijzingen meer mogelijk zijn.

De resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste bekend gemaakt conform de tijdslijn (zie 5.2.). De leerlingen hebben tijd om zich in te schrijven gedurende de in 5.2. vermelde periode voor de inschrijving van gunstig gerangschikte leerlingen. Na deze periode vervalt het recht op inschrijving dat de leerling verworven heeft via de aanmeldingsprocedure.

Aan de aangemelde leerling en zijn ouder(s) wordt ook meegedeeld welke plaats(en) de aangemelde leerling inneemt bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van elke school of vestigingsplaats waarvoor de aangemelde leerling of zijn ouder(s) een hogere keuze maakte(n).

Als de leerling op het moment van inschrijven niet voldoet aan de door de ouder(s) opgegeven informatie die aanleiding gaf tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling door de ombudsdienst tot een andere beslissing leidde.

Een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP kunnen beslissen om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding bekend worden gemaakt deze controle te doen.

Een school registreert elke inschrijving binnen de zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:

  • de administratieve groep;
  • de datum en het tijdstip van de inschrijving;
  • de datum van de voorziene start van de lesbijwoning;
  • de identificatie gegevens, nationaliteit en identificatienummer.

Voorbeeld: Ouders hebben hun kind aangemeld voor vier scholen. Het kind is ongunstig geordend in een school van eerste en tweede keuze en gunstig geordend in een school van derde keuze. Dit betekent dat de ouders van het kind een melding van niet-gunstige rangschikking ontvangen voor de school van eerste en tweede keuze. Voor de school van vierde keuze zullen de ouders geen melding van niet-gunstige rangschikking ontvangen. 

Stel dat het kind een beroep kon doen op de voorrang voor ondervertegenwoordigde groepen in een school van eerste keuze, en er desondanks ongunstig geordend werd. De ouders van het kind krijgen voor deze school een melding van niet-gunstige rangschikking met twee plaatsen die het kind inneemt op de "wachtlijst": één voor de wachtlijst van leerlingen met voorrang en één op de wachtlijst van de overige leerlingen, zonder voorrang.

5.7.2. Niet-gunstig gerangschikte leerlingen

Leerlingen die niet gunstig gerangschikt zijn en leerlingen die in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt zijn, worden geweigerd basis van capaciteit.

Informeer de leerling of ouders hierover schriftelijk of elektronisch, deel hen ook mee welke plaats ze innemen op het aanmeldingsregister van elke school. Zo’n leerling ontvangt een of meer weigeringsdocumenten van het schoolbestuur, het LOP of het daartoe gemandateerde schoolbestuur.

De weigeringsdocumenten kunnen worden toegevoegd aan het toewijzingsbericht. Ouders kunnen vragen naar papieren weigeringsdocumenten.

De resultaten van de aanmeldingen worden ten laatste bekend gemaakt conform de tijdslijn (zie 5.2.).

Vrijgekomen plaatsen worden opnieuw ingenomen door de eerstvolgende gerangschikte leerlingen. Deze leerlingen en hun ouders krijgen binnen zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager (vb. e-mail, sms …) melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.

Scholen die gebruik maken van een andere voorrangsgroep dan de voorrang voor broers en zussen en kinderen van personeel zullen (mogelijk) meerdere "wachtlijsten" hebben.

Geweigerde leerlingen die aanspraak konden maken op voorrang zullen dan een plaats op elk van de twee wachtlijsten hebben: één op de wachtlijst van de kinderen met een voorrang en één op de wachtlijst van de overige kinderen.

Welke wachtlijst aangesproken wordt, hangt ervan af: is het beoogde percentage leerlingen uit de voorrangsgroep al bereikt? Met andere woorden: kan de voorrang nog toegepast worden?

Als de voorrang nog toegepast kan worden dan wordt deze wachtlijst prioritair gebruikt. Als de voorrang niet meer toegepast kan worden, wordt de wachtlijst van de overige kinderen aangesproken.

Er wordt gekeken naar de zittende en/of ingeschreven leerlingen die behoren tot een voorrangsgroep om te bepalen welke wachtlijst moet worden aangesproken, niet naar de wijze waarop de leerlingen zijn ingeschreven. Dit betekent dus dat leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, maar ingeschreven zijn via de restgroep ook meetellen om te bepalen of het beoogde percentage van leerlingen uit de voorrangsgroep bereikt is.

Voorbeeld 1: Een school past een voorrang van 20% toe voor kinderen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep. De capaciteit van de school is 100 en er zijn 33 leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep ingeschreven (20 via de voorrang voor de ondervertegenwoordigde groep, en 13 via de overige leerlingen). Een leerling die behoort tot de ondervertegenwoordigde groep, vertrekt in de loop van september. Aangezien het percentage ingeschreven leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep hoger is dan 20% van de capaciteit, wordt de eerste leerling van de wachtlijst van de restcategorie aangesproken. Of de leerling die vertrekt, is ingeschreven via de voorrangsgroep of via de restcategorie, speelt hier geen rol. Er moet gekeken worden naar de zittende leerlingen: als er minder dan 20 zittende leerlingen die voldoen aan het criterium van de gekozen ondervertegenwoordigde groep, dan moet de school de wachtlijst van de leerlingen met voorrang gebruiken.

Zijn er 20 of meer zittende leerlingen die voldoen aan het criterium van de gekozen ondervertegenwoordigde groep, dan moet de school de wachtlijst voor de overige leerlingen gebruiken.

Voorbeeld 2: In een school in Brussel, wordt de voorrang van 65% voor leerlingen waarvan één van de ouders het Nederlands machtig is, toegepast. Er is een capaciteit van 100 en er zijn 65 leerlingen die behoren tot de voorrang ingeschreven. Één van die leerlingen die behoort tot de voorrangsgroep vertrekt. Als het percentage van beoogde leerlingen uit de voorrangsgroep niet meer bereikt is, wordt -indien mogelijk- de eerste leerling op de wachtlijst van de voorrangsgroep van de 65% aangesproken.

Wanneer een ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen.

5.7.3. Opname toegewezen leerlingen in inschrijvingsregister

Het schoolbestuur neemt de volgorde van de toegewezen en niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister over op de registerbladen in het inschrijvingsregister. Voor meer informatie, raadpleeg de omzendbrief SO/2012/03.

5.8. De vrije inschrijvingsperiode

De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de vrije inschrijvingen (zie punt 5.2).

Dit is de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende plaatsen na de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen. Tijdens deze periode schrijven leerlingen zich in, in chronologische volgorde: eerst komt, eerst maalt.

Als de capaciteit bereikt wordt tijdens of voor de vrije inschrijvingsperiode moeten leerlingen geweigerd worden. Geef ook hen steeds een weigeringsdocument. Deze leerlingen worden ook opgenomen in het inschrijvingsregister.

5.9. Verwerkingsverantwoordelijke

Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP of het gemandateerde schoolbestuur blijft het oorspronkelijk schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke.

6. Volzet verklaren in de andere leerjaren van het secundair onderwijs (buiten 1A en 1B) buiten het Brussels Hoofdstedelijk gewest

6.1. Wat is volzet verklaren?

Een school- of centrumbestuur kan een bepaald niveau volzet verklaren. Op dat moment legt het school-of centrumbestuur het aantal leerlingen vast voor dat niveau.

Een leerling kan pas geweigerd voor een bepaald niveau worden nadat een volzetverklaring voor het desbetreffende niveau gecommuniceerd is. Vanaf dan weigert het school- of centrumbestuur elke bijkomende inschrijving, chronologie is dus het criterium.

Een leerling kan enkel geweigerd worden voor een bepaald niveau indien dat niveau ook werd volzet verklaard (behoudens andere weigeringsgronden, zie punt 9.).

Opgelet! In een graad/onderwijsvorm waarvoor de school een minimumpakket krijgt toegekend, kan de inschrijving van een leerling tijdens het schooljaar van toekenning niet worden geweigerd op basis van volzetverklaring.

6.2. Volzetverklaring melden

Het school- of centrumbestuur meldt de volzetverklaring:

  • aan het LOP, voor scholen en centra gelegen in LOP-gebied;
  • aan de school- of centrumbesturen van de scholen of centra gelegen in dezelfde gemeente, voor scholen of centra gelegen buiten LOP-gebied.

De volzetverklaring bestaat uit volgende gegevens:

  • het niveau dat volzet verklaard wordt;
  • de datum en het uur waarop de volzetverklaring plaatsvindt;
  • het aantal ingeschreven leerlingen in het betreffende niveau op het moment van de volzetverklaring.

Het LOP kan verdere afspraken maken over de manier waarop de volzetverklaring dient gecommuniceerd te worden.

6.3. Wie kan volzet verklaren?

School-of centrumbesturen kunnen, uitgezonderd voor het eerste leerjaar A en B, uitgezonderd voor hun scholen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, volzet verklaren.

Volzet verklaren kan op een of meerdere van volgende niveaus:

  • de school, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B;
  • per centrum voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
  • per vestigingsplaats, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B;
  • per administratieve groep of combinatie van administratieve groepen, al dan niet per vestigingsplaats, met uitzondering van het eerste leerjaar A en B.

6.4. Volzetverklaring opheffen

Elk school- of centrumbestuur dat een volzetverklaring opheft, doet daarvan een melding. In geval de school of het centrum gelegen is in LOP-gebied, doet ze daarvan melding aan het LOP en respecteert daarbij de afspraken die hierover binnen het LOP zijn gemaakt. In geval de school of het centrum gelegen is buiten LOP-gebied, dan wordt melding gemaakt aan de school-of centrumbesturen van de andere scholen en centra gelegen in die gemeente.

6.5. Chronologie respecteren na volzetverklaring

Bij het toepassen van het systeem van volzet verklaring, hanteren school- of centrumbesturen per niveau van de volzetverklaring een registerblad waarin het alle gerealiseerde en, eventuele, weigeringen, chronologisch noteert.

Wanneer een school-of centrumbestuur de volzetverklaring van een niveau (zoals vermeld in 6.4.) opheft, dan moet het school-of centrumbestuur de chronologie van de weigeringen, zoals genoteerd in het registerblad voor het betreffende niveau, respecteren tot en met de vijfde schooldag van oktober. Nadien wordt de weigeringslijst als onbestaande beschouwd, en wordt bij vragen tot inschrijving de chronologie gerespecteerd.

7. Capaciteit bepalen in de andere leerjaren van het secundair onderwijs (buiten 1A en 1B) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

7.1. Capaciteit bepalen in de hogere leerjaren in Brussel

Voor het tweede leerjaar van de eerste graad, de tweede en derde graad van het voltijds gewoon secundair onderwijs moet een schoolbestuur voor zijn scholen, centra deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen gelegen in Brussel de capaciteit bepalen op één of meerdere van volgende niveaus:

  • per school (met uitzondering van het eerste leerjaar eerste graad voltijds gewoon secundair onderwijs) of campus indien van toepassing: zie punt 2.2.);
  • per centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;
  • per vestigingsplaats (met uitzondering van het eerste leerjaar eerste graad voltijds gewoon secundair onderwijs);
  • per administratieve groepen of per combinatie van twee of meerdere administratieve groepen (met uitzondering van het eerste leerjaar eerste graad voltijds gewoon secundair onderwijs), al dan niet per vestigingsplaats.

Een structuuronderdeel is een onderverdeling in het onderwijsaanbod dat gefinancierd of gesubsidieerd kan worden. Aan een structuuronderdeel is steeds een administratieve groep gekoppeld.

Administratieve groepen vindt u terug voor voltijds gewoon secundair onderwijs in de omzendbrieven SO 37 voor het experimenteel modulair secundair onderwijs in SO/2008/04 -bijlage 23 en voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs in SO/2008/08 bijlage 2.

7.2. Nederlandstaligen in Brussel

De voorrangsgroep voor Nederlandstaligen (=leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is) geldt enkel binnen Brussel. Met deze voorrangsgroep wil de decreetgever de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen beschermen en het Nederlandstalig karakter behouden van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.

Een ouder die van deze voorrangsregeling gebruik wil maken, toont aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is door het voorleggen van:

  • minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs. Voor het bepalen van gelijkwaardigheid van diploma’s of getuigschriften kan contact worden opgenomen met NARIC;
  • het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het SO of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
  • het bewijs dat de ouder het Nederlands beheerst op minstens niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
    • een studiebewijs van door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont (vb. Centrum voor Volwassenenonderwijs, universitair talencentrum);
    • een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
    • minstens het bewijs van voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de Federale Overheid;
  • het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalig lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.

Een schoolbestuur bepaalt voor zijn scholen gelegen in Brussel het aantal leerlingen dat het vooropstelt voor de inschrijving bij voorrang van Nederlandstaligen voor de andere leerjaren dan het eerste leerjaar van de eerste graad. Dit aantal kan het schoolbestuur bepalen tot op de niveaus waarop hij de capaciteit vastlegt (zie punt 7.1.) en moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van minstens 55% Nederlandstalige leerlingen in de school. Binnen het LOP Brussel mag afgesproken worden een hoger percentage dan 55% te hanteren.

Het percentage voorrang aan Nederlandstaligen, wordt berekend op de totale capaciteit en niet alleen op het aantal nieuw in te schrijven leerlingen. Het percentage wordt ook toegepast op elk niveau waarop capaciteit bepaald is en waarvoor een registerblad wordt opgemaakt in het inschrijvingsregister.

De zittende en reeds ingeschreven leerlingen worden ingedeeld in de groep "Nederlandstaligen" of "kinderen wiens ouders het Nederlands niet machtig zijn".

Bij het bepalen van het aantal plaatsen voor deze voorrangsgroep wordt ook rekening gehouden met de zittende leerlingen.

Voorbeeld: het schoolbestuur bepaalde een capaciteit van 20 leerlingen. Het schoolbestuur voorziet dat twee zittende leerlingen een plaats zullen innemen. Beide leerlingen zijn Nederlandstalig. Het maximaal aantal plaatsen dat bij voorrang naar Nederlandstaligen kan gaan, daalt met 2.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling die op het moment van zijn inschrijving werd beschouwd als een Nederlandstalige leerling, wordt beschouwd als een Nederlandstalige leerling.

Een zittende leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een zittende leerling, die op basis van de toen geldende regelgeving opgevat werd als een leerling met "thuistaal Nederlands", mag beschouwd worden als een Nederlandstalige leerling.

Het LOP moet het percentage en de daaraan gekoppelde leerlingenaantallen meedelen aan alle belanghebbenden (ouders, CLB, andere scholen, intermediaire partners …).

Dit percentage is een streefcijfer. Een school kan niet worden gesanctioneerd als het streefcijfer niet wordt behaald. Ze heeft immers niet in de hand welke ouders zich effectief zullen aandienen voor een inschrijving.

8. Inschrijvingsregister

Het schoolbestuur moet in 1A en 1B per structuuronderdeel en in Brussel voor alle niveaus waarop capaciteit is bepaald een inschrijvingsregister hanteren waarin op de registerbladen alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch worden genoteerd, zie ook SO/2012/03. Leerlingen van 1A of 1B die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerling in het inschrijvingsregister. De volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen wordt overgenomen in het inschrijvingsregister.

Het school- of centrumbestuur moet (buiten Brussel) in de hogere leerjaren voor alle niveaus waarop volzet verklaard wordt een inschrijvingsregister hanteren waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch noteert.

Voor inschrijvingen, met uitzondering van de inschrijvingen onder overcapaciteit, wordt de volgorde van de geweigerde leerlingen gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Nadien wordt de weigeringslijst als onbestaande beschouwd, en wordt bij vragen tot inschrijving de chronologie gerespecteerd.

9. Weigeringen

9.1. Toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden

Een leerling die niet voldoet aan de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden voor het onderwijsniveau, de studierichting en het leerjaar waarin hij/zij zich wil inschrijven, kan geweigerd worden. Dit wil echter niet zeggen dat de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden al moeten vervuld zijn op het moment van de inschrijving. Aan de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden moet pas voldaan zijn op de dag van de effectieve instap of op het ogenblik dat de toelatingsklassenraad een beslissing neemt. Bij verandering van studiekeuze in de loop van het schooljaar impliceert dit wel dat de leerling ook moet voldoen aan de overgangsvoorwaarden.

Leerlingen die zullen voldoen aan de toelatingsvoorwaarden op de dag van de effectieve instap worden ingeschreven onder opschortende voorwaarde.

Leerlingen waarvoor een klassenraad een beslissing moet nemen om toegelaten te worden, worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Pas indien de toelatingsklassenraad een gunstige beslissing neemt, wordt dit een definitieve inschrijving. Indien de toelatingsklassenraad een ongunstige beslissing neemt, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de negatieve beslissing van de klassenraad. In afwijking van het voorafgaande wordt de inschrijving niet ontbonden bij een ongunstige beslissing wanneer het schoolbestuur geen gebruik wenst te maken van deze weigeringsgrond, en dan blijft deze leerling ingeschreven als vrije leerling.

Voorbeeld: Een leerling wil zich inschrijven in 1A, maar heeft bij de inschrijving zijn getuigschrift basisonderwijs (toelatingsvoorwaarde) nog niet behaald. De leerling wordt toch ingeschreven want hij moet pas bij de effectieve start van de lesbijwoning het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. De leerling wordt met andere woorden onder de opschortende voorwaarde ingeschreven dat hij aan de toelatingsvoorwaarde zal voldoen bij de effectieve start van de lesbijwoning.

Voorbeeld: Een leerling wil zich voor volgend schooljaar inschrijven in het eerste leerjaar van de tweede graad in Bedrijf en organisatie. Dit schooljaar heeft hij het eerste leerjaar van de tweede graad Organisatie en logistiek met vrucht beëindigd. Hij kan door middel van een gunstige beslissing van de klassenraad toegelaten worden en wordt dus ingeschreven onder ontbindende voorwaarde tot het moment dat de klassenraad zijn beslissing neemt (binnen de vijftien kalenderdagen na de start van de lesbijwoning). Als de klassenraad een positieve beslissing neemt dan is de inschrijving gerealiseerd. Neemt deze een negatieve beslissing dan wordt de inschrijving ontbonden.

In het deeltijds beroepssecundair onderwijs moet de leerling enerzijds voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht en anderzijds de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt. Bovendien moet de leerling zich onderwerpen aan een screening en trajectbegeleiding. Voor de toelating tot een bepaalde module van een opleiding kunnen bijzondere instapvereisten gelden die betrekking hebben op vooropleiding of medische geschiktheid. Leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden op de dag van de effectieve instap worden ingeschreven onder opschortende voorwaarde.

Leerlingen waarvoor een klassenraad een beslissing moet nemen om toegelaten te worden, worden ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Pas indien de toelatingsklassenraad een gunstige beslissing neemt, wordt dit een definitieve inschrijving. Indien de toelatingsklassenraad een ongunstige beslissing neemt, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de negatieve beslissing van de klassenraad. In afwijking van het voorafgaande wordt de inschrijving wordt niet ontbonden bij een ongunstige beslissing wanneer het centrumbestuur geen gebruik wenst te maken van deze weigeringsgrond, en dan blijft deze leerling ingeschreven als vrije leerling.

Een leerling die niet voldoet aan de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden kan wel ingeschreven worden als "vrije" leerling. Voor meer informatie over de inschrijving van een "vrije" leerling, raadpleeg de omzendbrief SO 64 en de SO/2008/08. Wanneer het schoolbestuur geen gebruik wenst te maken van deze weigeringsgrond, blijft deze leerling dus ingeschreven als vrije leerling.

Als scholen leerlingen weigeren op basis van de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden, dan ontvangen ouders van deze leerlingen ook een weigeringsdocument.

9.2. Alternerend schoollopen

De inschrijving van een leerling wordt geweigerd wanneer deze leerling binnen eenzelfde schooljaar door de ouders afwisselend in verschillende scholen in- en uitgeschreven wordt. Dergelijke vormen van alternerend schoollopen zijn niet in het belang van het kind en schenden zijn rechten. Een kind kan niet volledig participeren aan het schoolgebeuren waar het maar voor de helft aanwezig is. Zodoende dragen dergelijke praktijken niet bij tot het bevorderen van een succesvolle schoolloopbaan van het kind.

De inschrijving zal geweigerd worden als een school vaststelt dat de inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de leerling afwisselend naar verschillende scholen zal gaan. De appreciatiebevoegdheid ligt bij de directie van de school.

9.3. Capaciteit of volzetverklaring

Een schoolbestuur moet elke bijkomende inschrijving weigeren wanneer deze tot gevolg heeft dat de vooropgestelde capaciteit wordt overschreden (in 1A of 1B of ook in de hogere leerjaren in Brussel) of wanneer dat bepaald niveau werd volzet verklaard.

Wanneer een schoolbestuur capaciteit of volzetverklaring inroept om een leerling niet in te schrijven, moet dit principe consequent toegepast worden bij elke nieuwe vraag tot inschrijving. Het schoolbestuur moet via het inschrijvingsregister waarin op de registerbladen alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch worden genoteerd, kunnen aantonen dat na de weigering omwille van onvoldoende capaciteit of volzetverklaring geen nieuwe leerlingen werden ingeschreven. Voor welbepaalde categorieën van leerlingen is inschrijven ondanks het bereiken van de capaciteit of volzetverklaring wel mogelijk (zie overcapaciteitsgroepen punt 10.). Het schoolbestuur kan er ook steeds voor kiezen om de capaciteit te verhogen (zie 5.3.3.) of de volzetverklaring op te heffen (zie 6.4).

9.4. Definitieve uitsluitingen

Een schoolbestuur mag de inschrijving weigeren in een school waar een leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel. Een dergelijke weigering kan eveneens in het geval de inschrijvingen doorlopen van de ene naar de andere school als dit opgenomen is in het schoolreglement van de betrokken scholen. Deze scholen worden dan wat het inschrijvingsrecht betreft als één geheel beschouwd.

Voorbeeld: Een leerling die definitief wordt uitgesloten in het tweede leerjaar van de eerste graad van een autonome middenschool kan het volgende schooljaar in het eerste leerjaar van de tweede graad worden geweigerd door de bovenbouwschool die op dezelfde campus (zie 2.2) gelegen is als de inschrijvingen van de ene naar de andere school doorlopen en beide scholen dit in hun schoolreglement hebben opgenomen.

Een schoolbestuur van een school voor gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk staat, kan slechts na overleg en goedkeuring binnen het LOP de inschrijving in de loop van het schooljaar weigeren van een leerling die elders werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel.

In de praktijk komt deze specifieke groep leerlingen tijdens het schooljaar vaak in een beperkt aantal scholen terecht. Dit kan een ernstige impact vormen op de draagkracht van deze scholen. De weigering kan enkel volgens criteria die vooraf afgesproken zijn binnen het LOP.

Als beoordelingsgrond voor de belasting van de school moet er minstens rekening worden gehouden met:

  • het aantal leerlingen met een begeleidingsdossier in het kader van problematische afwezigheden in de school;
  • het aantal eerder in de loop van het schooljaar ingeschreven leerlingen die in hetzelfde schooljaar elders werden uitgesloten.

Wanneer het LOP geen criteria kan afspreken en vastleggen, dan kan geen enkele school gelegen binnen het desbetreffende LOP-gebied een elders uitgesloten leerling weigeren.

Scholen die gelegen zijn buiten LOP-gebied kunnen deze weigeringsgrond niet inroepen.

9.5. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon secundair onderwijs

9.5.1. Afweging van redelijke aanpassingen

In 2009 ratificeerde het Vlaams Parlement het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de rechten van personen met een handicap en het bijhorende facultatief protocol.

Artikel 24 van het verdrag bevestigt het recht op onderwijs van personen met een handicap en stelt dat inclusief onderwijs gewaarborgd moet worden om dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken. Artikel 24 definieert ook een recht op redelijke aanpassingen naargelang de behoefte van de persoon in kwestie.

De regelgeving maakt een onderscheid tussen een inschrijvingsrecht dat onverkort geldt en een inschrijvingsrecht onder ontbindende voorwaarde. Of de leerling al dan niet beschikt over een "IAC-verslag of OV4-verslag" of over een "gemotiveerd verslag of GC-verslag", is bepalend voor dit onderscheid.

Er zijn, wat het inschrijvingsrecht betreft, verschillende mogelijkheden:

  • de leerling heeft specifieke onderwijsbehoeften (bijvoorbeeld nood aan gepaste maatregelen en redelijke aanpassingen) maar heeft géén IAC-verslag of OV4-verslag (zie 9.5.2);
  • de leerling beschikt over een gemotiveerd verslag, een GC verslag en/of een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 (zie 9.5.3);
  • de leerling beschikt over een IAC-verslag of een OV4-verslag (zie 9.5.4.).

In uitzonderlijke situaties van ernstige gedrags- of emotionele problemen kan er dringend nood zijn aan een gepast aanbod in buitengewoon onderwijs type 3, maar staat het nog niet beschikbaar zijn van een psychiatrische diagnose die overgang in de weg.

Een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 is bedoeld voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie het handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis en voor wie een aanbod in type 3 nodig is, maar waar een extern bekomen classificerende diagnose ontbreekt. Voorlopig, omdat de diagnose van de gedrags- of emotionele stoornis nog niet is gesteld. Aan alle andere voorwaarden van de opmaak van een IAC-verslag of OV4-verslag, zowel inhoudelijk als procedureel (overleg tussen CLB, school en ouders) moet voldaan zijn. Een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 is geldig gedurende het lopende schooljaar. Als de diagnose nog niet beschikbaar is bij de start van het daaropvolgende schooljaar, kan het CLB het voorlopig verslag uitzonderlijk met maximaal een schooljaar verlengen.

Een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag dat steeds in consensus tussen alle partijen (CLB, school en ouders) wordt opgemaakt, kan voor een leerling gedurende zijn of haar schoolloopbaan slechts eenmalig opgemaakt worden en leidt tot een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3.

Een, voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag heeft geen impact op inschrijvingsrecht voor gewoon onderwijs. Het concept voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag is nergens opgenomen in de bepalingen omtrent het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs, enkel voor een toegang tot buitengewoon onderwijs type 3. Een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag kan dan ook enkel dienen voor een inschrijving in een school voor buitengewoon onderwijs type 3 en genereert geen rechten of plichten voor gewoon onderwijs. Voor leerlingen met een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 geldt dus steeds een onverkort inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs:
- de school voor gewoon onderwijs kan de leerling niet inschrijven onder ontbindende voorwaarde;

- wanneer in het kader van wijzigende noden tijdens de schoolloopbaan van de leerling een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 wordt opgemaakt, kan de inschrijving van de leerling niet worden ontbonden met het oog op volgend schooljaar. Dit wil zeggen dat als ouders geen overstap naar buitengewoon onderwijs wensen te maken met het voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag, de leerling niet kan worden uitgeschreven in de school waar hij school loopt.
- de leerling kan enkel een gemeenschappelijk curriculum volgen in het gewoon onderwijs. Een individueel aangepast curriculum (IAC) is immers enkel mogelijk met een IAC-verslag.

Meer info over de opmaak van een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 door het CLB is opgenomen in de omzendbrief SO/2011/03.

9.5.2. Het inschrijvingsrecht geldt onverkort voor leerlingen zonder IAC-verslag of OV4-verslag

Het recht op inschrijving in een school of vestigingsplaats van keuze in het gewoon secundair onderwijs geldt onverkort voor leerlingen zonder IAC-verslag of OV4-verslag die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen, al of niet met toepassing van redelijke aanpassingen.

Een nood aan remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen kan bijvoorbeeld geen reden zijn voor het weigeren van leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven ook als regelmatige leerling in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.

9.5.3. Het inschrijvingsrecht geldt onverkort voor leerlingen met een gemotiveerd verslag of een GC-verslag en leerlingen met een voorlopig IAC-verslag voor type 3, een voorlopig OV4-verslag voor type 3 en leerlingen met een IAC verslag die twee schooljaren voltijds lessen volgden in een school voor gewoon onderwijs vanuit het buitengewoon onderwijs

Het onverkort recht op inschrijving is van toepassing op:

  • leerlingen met een gemotiveerd verslag of een GC-verslag;
  • leerlingen met een voorlopig IAC-verslag voor type 3 of een voorlopig OV4-verslag voor type 3;
  • leerlingen die twee schooljaren voltijds lessen volgden in een school voor gewoon onderwijs terwijl ze ingeschreven waren in het buitengewoon onderwijs. Het onverkort recht op inschrijving geldt in die betrokken school van gewoon onderwijs. De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling. Als ouders en de leerling beslissen om de overstap te maken naar het gewoon onderwijs, overleggen de school voor gewoon onderwijs, buitengewoon onderwijs het CLB en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, met het leersteuncentrum over de overname van de ondersteuning.

Deze leerlingen kunnen niet geweigerd worden op basis van onredelijkheid van aanpassingen.

Ouders zijn niet verplicht het bestaan van een gemotiveerd verslag of een GC-verslag te melden bij inschrijving. Het gemotiveerd verslag of GC-verslag behoort wel tot de leerlingengegevens die een school bij schoolverandering (hetzij tijdens het schooljaar, hetzij in geval van inschrijving met het oog op volgend schooljaar) doorgeeft aan de nieuwe school, en het CLB van de oude school aan het CLB van de nieuwe school.

9.5.4. Inschrijving onder ontbindende voorwaarde voor leerlingen met een IAC-verslag of een OV4-verslag

Het recht op inschrijving in een school of vestigingsplaats van keuze in het gewoon secundair onderwijs geldt evenzeer voor leerlingen met een IAC-verslag of een OV4-verslag. Bij de opmaak van een IAC-verslag of OV4-verslag informeert het CLB de ouders en de leerling actief over het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag.

Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag of een OV4-verslag in het gewoon onderwijs.

Wanneer de ouders zich in een school voor gewoon secundair onderwijs aanbieden om hun kind in te schrijven en ze tekenen voor akkoord met het pedagogisch project en het schoolreglement dan moet het schoolbestuur de leerling inschrijven. Maar het is een inschrijving onder ontbindende voorwaarde, ze geldt niet onverkort. De inschrijving onder ontbindende voorwaarde geeft het schoolbestuur immers de tijd om een grondige afweging te maken van de redelijkheid van de aanpassingen die nodig zijn. De ouders zijn daarom verplicht het IAC-verslag of OV4-verslag over te maken aan de school bij inschrijving. De school verbindt er zich dan toe om een overleg te organiseren met CLB, ouders en de klassenraad over de aanpassingen die nodig zijn voor de leerling.

Indien het IAC-verslag of OV4-verslag niet gemeld werd door de ouders op het moment van de inschrijving, kan de ontbindende voorwaarde alsnog worden ingeroepen op het moment dat de school vaststelt dat er een IAC-verslag of OV4-verslag was op het moment van de inschrijving. Hetzelfde geldt voor een IAC-verslag of OV4-verslag dat wordt opgemaakt tussen het moment van de inschrijving en de effectieve instap in de school, en niet gemeld werd voor de instap. De school zet dan de inschrijving om in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde op het moment dat ze kennis neemt van het bestaan van een IAC-verslag of OV4-verslag.

Bij schoolverandering (hetzij tijdens het schooljaar, hetzij via inschrijving met het oog op volgend schooljaar) is de oude school verplicht een kopie van het IAC-verslag of OV4-verslag door te geven aan de nieuwe school. Ook het CLB van de vorige school is verplicht een kopie van het IAC-verslag of OV4-verslag door te geven aan het CLB van de nieuwe school.

Ouders hebben er dus alle belang bij om bij de inschrijving het IAC-verslag of OV4-verslag over te maken, en meteen in overleg te gaan met de school en het CLB over redelijke aanpassingen.

De school organiseert overleg met de ouders, de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn voor de leerling. Dit overleg moet – ook bij inschrijvingen voor het volgende schooljaar – meteen na de inschrijving onder ontbindende voorwaarde opgestart worden. De beslissing over de redelijkheid van de aanpassingen moet genomen worden binnen redelijke termijn: bij inschrijvingen voor het volgend schooljaar kan die beslissing dus genomen worden vóór de start van de effectieve lesbijwoning. De uiterste datum waarop beslist wordt over de redelijkheid van de aanpassingen is 60 kalenderdagen na de start van de lesbijwoning. Leerlingen die ingeschreven zijn onder ontbindende voorwaarde zijn na het verstrijken van de termijn van 60 kalenderdagen definitief ingeschreven, ook indien er om welke reden dan ook niet altijd fysieke lesbijwoning mogelijk was. Indien de school geen beslissing neemt in de termijn van 60 kalenderdagen, is de leerling definitief ingeschreven. Indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een IAC-verslag of OV4-verslag, start de termijn van de 60 kalenderdagen op de dag van de kennisneming.

Bij de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen, moet er twee zaken overwogen worden.

1. Bij een IAC-verslag en een OV4-verslag wordt de redelijkheid afgewogen van de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum. Er kan bij de afweging van de aanpassingen voor het gemeenschappelijk curriculum gebruik gemaakt worden van de analyse die eerder al gebeurde bij de opmaak van het IAC-verslag of OV4-verslag dat voor de leerling werd afgeleverd. Op dat moment werd immers onderzocht of de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te blijven nemen in het gemeenschappelijk curriculum onredelijk of onvoldoende waren. De school gaat samen met de ouders, de klassenraad en het CLB na of de aanpassingen die nodig zijn, ook in de context van de eigen school onredelijk zijn.

In het geval dat de school oordeelt dat de aanpassingen redelijk zijn om met de leerling toch binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen werken, zijn de voorwaarden voor het IAC-verslag of het OV4-verslag niet meer vervuld. Het IAC-verslag bepaalt immers dat er gewerkt moet worden op basis van een individueel aangepast curriculum of in geval van een OV4-verslag van een gemeenschappelijke curriculum met intensieve ondersteuning. Het werken op basis van een gemeenschappelijk curriculum bij leerlingen met een IAC-verslag en het werken op basis van een gemeenschappelijk curriculum zonder intensieve ondersteuning bij leerlingen met een OV4-verslag is daarmee onverenigbaar. In deze gevallen kan het CLB zelf het initiatief nemen of door de ouders of de school gevraagd worden om het IAC-verslag of het OV4-verslag op te heffen.

Indien de school oordeelt dat de aanpassingen om de leerling met een IAC-verslag te blijven meenemen in het gemeenschappelijk curriculum ook in de eigen school onredelijk zijn, dan moet de school een afweging maken van redelijkheid van aanpassingen in het kader van een individueel aangepast curriculum (enkel mogelijk bij een IAC-verslag) (zie 2).

Indien de school oordeelt dat de aanpassingen om de leerling met een OV4-verslag mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning onredelijk zijn, dan wordt de inschrijving van de leerling ontbonden.

Als de school na het overleg de aanpassingen onredelijk (disproportioneel) acht, motiveert het schoolbestuur waarom de aanpassingen die nodig zijn, als onredelijk worden beoordeeld en de ouders ontvangen een weigeringsdocument. Weigeringen kunnen elektronisch aan de ouders bezorgd worden, ouders kunnen steeds vragen om een papieren weigeringsdocument. Weigeringen moeten worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI. Ook het LOP wordt over de beslissing geïnformeerd. Belangrijk is dat het schoolbestuur de spil vormt in het gehele proces en verantwoordelijk is voor de motivering van de eventuele beslissing tot een weigering. Ze verzamelt hiertoe alle elementen, in overleg met de ouders, klassenraad en CLB.

De inschrijving wordt ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de disproportionaliteit.

Hiervan kan afgeweken worden, zo kan er ook beslist worden om de inschrijving te ontbinden op:

  • het einde van het huidige schooljaar;
  • het einde van het daaropvolgende schooljaar.

2. Bij een IAC-verslag (en enkel indien de aanpassingen om het gemeenschappelijk curriculum te volgen onredelijk zijn) wordt bekeken of de school de leerling mits redelijke aanpassingen studievoortgang kan laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.

Een individueel aangepast curriculum (IAC) is een curriculum waarbij gepersonaliseerde leerdoelen op maat van de leerling met een IAC-verslag worden geformuleerd.. Een IAC kan enkel gevolgd worden wanneer de leerling een IAC-verslag heeft.
Voor leerlingen die al een IAC volgden met een verslag voor opleidingsvorm 4 dat dateert van voor 1 september 2023, geldt de overgangsmaatregel dat zij dat IAC nog verder kunnen blijven volgen, zolang er niks verandert aan hun traject of zolang ze niet veranderen van school.

Let op: Zie hiervoor omzendbrief SO 64:Als een leerling die vóór 1 september 2023 met een verslag voor opleidingsvorm 4 een individueel aangepast curriculum volgde, overstapt naar een andere school of als er wijzigingen moeten doorgevoerd worden in zijn traject, moet overgestapt worden naar het gemeenschappelijk curriculum. Als de school en het CLB van oordeel zijn dat de leerling een individueel aangepast curriculum moet volgen, maakt het CLB een IAC-verslag op.

Over de selectie van de doelen bij een IAC lees je meer in de omzendbrief SO 64.

Over de gevolgen voor de studiebekrachtiging van een IAC lees je meer in de omzendbrief SO 64.

Wanneer de school de aanpassingen redelijk (proportioneel) acht, wordt de inschrijving onder ontbindende voorwaarde omgezet in een gerealiseerde inschrijving. De leerling is dan definitief ingeschreven.

Indien de school na het overleg de aanpassingen onredelijk (disproportioneel) acht, motiveert het schoolbestuur waarom de aanpassingen die nodig zijn, als onredelijk worden beoordeeld en de ouders ontvangen een weigeringsdocument. Weigeringen kunnen elektronisch aan de ouders bezorgd worden, ouders kunnen steeds vragen om een papieren weigeringsdocument. Weigeringen moeten worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI. Ook het LOP wordt over de beslissing geïnformeerd. Belangrijk is dat het schoolbestuur de spil vormt in het gehele proces en verantwoordelijk is voor de motivering van de eventuele beslissing tot een weigering. Ze verzamelt hiertoe alle elementen, in overleg met de ouders, klassenraad en CLB.

De inschrijving wordt ontbonden op het moment dat deze leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk 1 maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de disproportionaliteit.

Hiervan kan afgeweken worden, zo kan er ook beslist worden om de inschrijving te ontbinden op:

  • het einde van het huidige schooljaar;
  • het einde van het daaropvolgende schooljaar.

Ouders kunnen een beroep doen op het CLB en bemiddeling door het lokaal overlegplatform (LOP) vragen (zie deel 11.2 voor meer info omtrent de bemiddeling). Er is geen automatische bemiddeling door het LOP.

Ouders of andere belanghebbenden kunnen tegen de beslissing van het schoolbestuur ook rechtstreeks een klacht indienen bij de Commissie inzake Leerlingenrechten. De motivering zal door de CLR worden onderzocht. De leerling blijft in die periode ingeschreven.

9.5.5. Wijzigende nood aan aanpassingen tijdens de schoolloopbaan in het gewoon onderwijs

Ook tijdens de schoolloopbaan kan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigen en kunnen de onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een IAC-verslag of een OV4-verslag nodig is.

Nadat een IAC-verslag ook effectief werd afgeleverd door het CLB, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling, op vraag van de ouders, studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. 

De school beslist vervolgens op basis van dit overleg om de leerling ingeschreven te laten en studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling te ontbinden. De school start bij leerlingen met een nieuw (of gewijzigd) IAC-verslag pas met het toepassen van een (gewijzigd) individueel aangepast curriculum als ze de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen gemaakt heeft. De school neemt de beslissing zo snel als mogelijk, om aan de ouders rechtszekerheid te geven, want bij een ontbinding moeten de ouders ook nog tijd hebben om een andere school te vinden.

Indien een OV4-verslag werd afgeleverd door het CLB, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling, op vraag van de ouders, studievoortgang te laten maken op basis van een gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning.

De school beslist vervolgens op basis van dit overleg om de leerling ingeschreven te laten en studievoortgang te laten maken op basis van een gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning of om de inschrijving van de leerling te ontbinden. De school neemt de beslissing zo snel als mogelijk, om aan de ouders rechtszekerheid te geven, want bij een ontbinding moeten de ouders ook nog tijd hebben om een andere school te vinden.

Een ontbinding van een inschrijving tijdens de schoolloopbaan op deze basis kan nooit uitwerking hebben in de loop van een schooljaar maar slechts met het oog op het einde van het huidige schooljaar of het einde van het daaropvolgende schooljaar. Het schoolbestuur motiveert haar beslissing en de ouders ontvangen ook in deze situatie een weigeringsdocument(zie 9.6). Weigeringen kunnen ook elektronisch aan de ouders bezorgd worden. Weigeringen moeten worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI.

Voor een leerling met een IAC-verslag die reeds een individueel aangepast curriculum volgt in het gewoon onderwijs en waarvan de nood aan aanpassingen tijdens de schoolloopbaan wijzigt, kan de school – in overleg met het CLB, de klassenraad en de ouders – opnieuw de redelijkheid van aanpassingen afwegen. Voor een leerling met een OV4-verslag die reeds een gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning volgt in het gewoon onderwijs en waarvan de nood aan aanpassingen tijdens de schoolloopbaan wijzigt, kan de school – in overleg met het CLB, de klassenraad en de ouders – opnieuw de redelijkheid van aanpassingen afwegen. De school kan dit pas doen nadat de gewijzigde noden door het CLB in het IAC-verslag of OV4-verslag worden opgenomen en er aldus sprake is van een gewijzigd IAC-verslag of OV4-verslag. Het kan hierbij zowel gaan om een wijziging van type als om gewijzigde ondersteuningsnoden zonder wijziging van type. Indien uit het overleg blijkt dat de aanpassingen die nodig zijn om een leerling verder studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of een gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning redelijk zijn, kan de leerling de schoolloopbaan verderzetten. Indien echter blijkt dat de aanpassingen onredelijk zijn, kan de inschrijving ontbonden worden op het einde van het huidige schooljaar of op het einde van het daaropvolgende schooljaar.

Ouders of andere belanghebbenden kunnen tegen de beslissing tot ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan door het schoolbestuur rechtstreeks een klacht indienen bij de Commissie inzake Leerlingenrechten. De motivering van de ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan op basis van de onredelijkheid van de aanpassingen om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, zal door de Commissie inzake Leerlingenrechten worden onderzocht.

Met het IAC-verslag of OV4-verslag kunnen ouders echter ook de keuze maken om hun kind in te schrijven in een school voor buitengewoon secundair onderwijs, of in een andere school in het gewoon secundair onderwijs. Zij kunnen daar onmiddellijk toe beslissen of met het oog op het daaropvolgend schooljaar.

Voor leerlingen met een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 geldt onverkort inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs. Wanneer in het kader van wijzigende noden tijdens de schoolloopbaan van de leerling een voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag type 3 wordt opgemaakt, kan de inschrijving van de leerling niet worden ontbonden met het oog op volgend schooljaar. Dit wil zeggen dat als ouders geen overstap naar buitengewoon onderwijs wensen te maken met het voorlopig IAC-verslag of voorlopig OV4-verslag, de leerling niet kan worden uitgeschreven in de school waar hij schoolloopt.

9.5.6. Beoordeling van de redelijkheid van aanpassingen

Regelgevend kader

Niet alleen het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap maar ook het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid heeft het recht op redelijke aanpassingen verankerd. Het decreet stelt dat binnen de Vlaamse bevoegdheden elke vorm van discriminatie verboden is, zowel in de overheidssector als in de particuliere sector (onder andere het onderwijs).

Het weigeren van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap wordt als een vorm van discriminatie beschouwd (artikel 15, 6°). Er is sprake van het weigeren van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap, als aanpassingen die geen onevenredige belasting betekenen of waarvan de belasting in voldoende mate door bestaande maatregelen wordt gecompenseerd, worden geweigerd.

Wat beschouwen we als redelijke aanpassing?

Als aanpassing wordt beschouwd: elke concrete maatregel van materiële of immateriële aard die de beperkende invloed van een onaangepaste omgeving op de participatie van een persoon met een handicap neutraliseert. Scholen moeten binnen de grenzen van de redelijkheid in aanpassingen voorzien, zodat ook personen met een handicap van gelijke kansen kunnen genieten.

De beoordeling of een concrete maatregel als een "redelijke aanpassing" kan worden beschouwd, wordt aan volgende overwegingen getoetst:

  • is de maatregel in kwestie doeltreffend, zodat de persoon met een handicap daadwerkelijk kan participeren? Dit betekent niet dat een maatregel enkel redelijk is als die ertoe leidt dat de participatie volledig gerealiseerd kan worden. Dat een maatregel er niet in slaagt de belemmering volledig weg te werken of de evenwaardige of autonome participatie ten volle te realiseren, kan dan ook geen reden zijn om de maatregel die slechts een gedeeltelijke oplossing biedt, te weigeren. In die situatie wordt verwacht dat de redelijke aanpassing wordt doorgevoerd, als daardoor de participatie verbetert;
  • wordt de beperkende invloed van de onaangepaste omgeving op de participatie van de persoon door de maatregel geneutraliseerd?
  • maakt de maatregel een evenwaardige participatie van de persoon met een handicap mogelijk?
  • zorgt de maatregel ervoor dat de persoon met een handicap zelfstandig kan participeren?
  • waarborgt de maatregel de veiligheid van de persoon met een handicap?

Er wordt uitdrukkelijk geen lijst van aanpassingen opgenomen die redelijk of onredelijk zijn. De redelijkheid van aanpassingen moet steeds in de praktijk en per individuele situatie afgewogen worden. Redelijke aanpassingen kunnen verschillen naargelang het onderwijsniveau, naargelang binnen de context van een gemeenschappelijk curriculum dan wel een individueel aangepast curriculum gewerkt wordt… De verplichting om redelijke aanpassingen te realiseren vraagt per definitie een individuele benadering: zowel in het proces dat leidt tot de aanpassing als in de aanpassing zelf.

Wat het proces betreft betekent dit dat de partijen die deelnemen aan het overleg te goeder trouw tot een geschikte aanpassing trachten te komen. Ze doen dit in gezamenlijk overleg dat zich kenmerkt door openheid, interactiviteit en betrokkenheid. Het wordt niet over de hoofden heen beslist.

De aanpassing zelf vertrekt vanuit de individuele beleving van barrières, dus de persoonlijke situatie van de leerling. Een redelijke aanpassing wordt uitgewerkt op maat van elke leerling en hangt af van de onderwijsbehoefte van de leerling en de specifieke context. Essentieel is dat het proces gebeurt met actieve betrokkenheid van alle participanten: leerling, ouders, schoolteam en CLB.

9.5.7. Afweging van (dis)proportionaliteit

Het overleg over de redelijke aanpassingen moet meteen na de inschrijving onder ontbindende voorwaarde opgestart worden en moet binnen een redelijke termijn tot een beslissing leiden.
Bij inschrijvingen voor het volgend schooljaar kan die beslissing dus genomen worden vóór de start van de effectieve lesbijwoning.
Alleszins moet ze uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning genomen worden. Leerlingen die ingeschreven zijn onder ontbindende voorwaarde zijn na het verstrijken van de termijn van 60 kalenderdagen definitief ingeschreven, ook indien er om welke reden dan ook niet altijd fysieke lesbijwoning mogelijk was. Indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een IAC-verslag of OV4-verslag, start de termijn van de 60 kalenderdagen op de dag van de kennisneming.

Voor de afweging van (dis)proportionaliteit moet gebruikgemaakt worden van de criteria die opgenomen zijn in het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België.

Of een aanpassing de grenzen van de redelijkheid overschrijdt, moet steeds in de praktijk én in individuele situaties afgewogen worden. Als criteria gelden:

  • de financiële impact van de aanpassing, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele ondersteunende financiële tegemoetkomingen en de financiële draagkracht van degene op wie de aanpassingsplicht rust. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een aanpassing niet per definitie onredelijk wordt, wanneer ze meer kost dan een bepaalde tegemoetkoming, wel dat de financiële impact moet bekeken worden, rekening houdende met de eventuele tegemoetkoming die men kan krijgen;
  • de organisatorische impact van de aanpassing;
  • de te verwachten frequentie en duur van het gebruik van de aanpassing door een of meer personen met een handicap. Dit betekent dat naarmate een persoon frequenter en langduriger van een aanpassing gebruikmaakt, ze sneller als redelijk dient beschouwd te worden;
  • de mate waarin een persoon met een handicap door de aanpassing daadwerkelijk kan participeren;
  • de impact van de aanpassing op de veiligheid en gebruiksmogelijkheden voor andere gebruikers;
  • het ontbreken van een alternatief: een aanpassing zal sneller als redelijk beschouwd worden, als evenwaardige alternatieven ontbreken.

Een aanpassing die een onevenredig zware belasting meebrengt, moet niet worden aangeboden. Dit betekent echter niet dat in een dergelijke situatie in het geheel geen aanpassingen moeten worden geboden. Men zal op zoek moeten gaan naar een aanpassing die zo efficiënt mogelijk helpt bij het verwijderen van de hindernissen, maar die niet leidt tot een onevenredige belasting. Pas wanneer dat niet leidt tot het vinden van redelijke aanpassingen, kan tot disproportionaliteit besloten worden.

Het gebruik van een assistentiehond valt buiten de overwegingen die een school kan maken rond de redelijkheid van een aanpassing.

Het "decreet van 20 maart 2009 houdende de toegankelijkheid van publieke plaatsen voor personen met een assistentiehond" bepaalt immers dat het een recht is om publieke plaatsen te betreden, samen met de assistentiehond. De toegang mag enkel geweigerd worden indien wetgevende of reglementaire bepalingen dit toelaten. Met “andersluidende wetgevende of reglementaire bepaling” worden wetgevende en regelgevende teksten (vanuit een overheid) bedoeld en geen teksten als een school- of internaatsreglement.

Een school kan dus in algemene regel de aanwezigheid van een assistentiehond niet verbieden.

9.6. Mededeling van weigering

Ouders van leerlingen die geweigerd worden krijgen binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal een mededeling van weigering. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag van de ouders, op papier ter beschikking gesteld. De school deelt haar beslissing ook mee via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens aan AGODI, die de melding bezorgt aan het LOP.

Een schoolbestuur kan het mededelen van de weigering mandateren aan het LOP of een ander schoolbestuur. Het oorspronkelijke schoolbestuur blijft verantwoordelijk voor de beslissing tot weigering.

Het model van weigeringsdocument voor de weigering van een leerling op basis van capaciteit of voorrangsregels is toegevoegd als bijlage bij de omzendbrief.

De termijn van 7 kalenderdagen gaat in op het ogenblik dat het schoolbestuur de beslissing tot een weigering of ontbinding van de inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen heeft genomen. Het ogenblik waarop deze beslissing genomen wordt, kan verschillend zijn naargelang de weigeringsgrond die wordt gebruikt.

Voorbeeld. Bij een weigering op basis van capaciteit gaat de termijn van 7 kalenderdagen in op het ogenblik dat het schoolbestuur de beslissing heeft genomen, namelijk op het moment van inschrijving. Bij een weigering omwille van onredelijkheid van de aanpassingen gaat de termijn van 7 kalenderdagen in op het ogenblik dat het schoolbestuur het afwegingsproces heeft beëindigd en effectief beslist heeft tot weigeren.

De mededeling van weigering bevat:

1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;

2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling door het LOP (de contactgegevens van de LOP-deskundige worden vermeld op het document indien het gaat om een weigering door een school gelegen binnen een werkgingsgebied van een LOP, indien het gaat om een weigering buiten het werkingsgebied van een LOP worden de gegevens van de LOP-deskundigen opgenomen, naargelang de regio), eerstelijnsklachten bij een aanmeldingsprocedure bij de ombudsdienst inschrijvingen (zie 11.1) en het indienen van een klacht bij de CLR.

Als de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit of volzetverklaring deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister de betrokken leerling staat.

Indien de weigering gebeurde omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen bij de inschrijving van een leerling met een IAC-verslag of OV4-verslag bevat het eveneens de motivatie waarom de aanpassingen die nodig zijn, als onredelijk worden beoordeeld.

9.7. Weigeringslijst

Alle weigeringen, worden chronologisch genoteerd op de registerbladen van het inschrijvingsregister.

Bij het opvullen van een vrijgekomen plaats wordt de volgorde van de weigeringslijst gerespecteerd tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijvingen betrekking hebben. Nadien wordt de weigeringslijst als onbestaande beschouwd, en wordt bij vragen tot inschrijving de chronologie gerespecteerd.

Als er een leerling is ingeschreven in overcapaciteit (zie 10) en er komt een vrije plaats, dan heeft de school 2 opties, waar een school 1 van kiest en telkens toepast:

1. De leerling in overcapaciteit neemt de plaats in binnen de capaciteit. De eerste leerling op de weigeringslijst wordt niet opgevist.

2. De leerling in overcapaciteit blijft binnen de overcapaciteit ingeschreven. De eerste leerling op de weigeringslijst wordt opgevist.

10. Overcapaciteitsgroepen

10.1. Niet-verplichte overcapaciteitsgroepen

Voor een aantal categorieën van leerlingen mag een schoolbestuur toch nog overgaan tot een inschrijving ook al zijn er voordien reeds leerlingen geweigerd omwille van de overschreden capaciteit of volzetverklaring. Het gaat om groepen waarvan de vraag tot inschrijving vaak nog niet gekend of mogelijk was op het moment van (de start van) de inschrijvingsprocedure.

Een school is niet verplicht leerlingen uit deze overcapaciteitsgroepen in te schrijven. Ieder schoolbestuur bepaalt bij elke vraag tot inschrijving in overcapaciteit of ze de leerling al dan niet inschrijft. Het inschrijven of het weigeren van een leerling in overcapaciteit houdt geen engagement in tot het inschrijven of weigeren van volgende leerlingen uit dezelfde of een andere overcapaciteitsgroep.

Een leerling uit een overcapaciteitsgroep mag op elk moment ingeschreven worden, zonder dat daarvoor de capaciteit verhoogd moet worden of de volzetverklaring opgeheven.

Leerlingen die in overcapaciteit ingeschreven mogen worden zijn:

  • leerlingen in het secundair onderwijs die beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woon- en leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank (hieronder worden ook jongeren in pleegzorg bedoeld);
  • leerlingen in het secundair onderwijs die als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;
  • leerlingen in het secundair onderwijs die opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
  • leerlingen in het secundair onderwijs die geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie, dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
  • leerlingen in het secundair onderwijs die verhuisd zijn, dit wil zeggen in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, veranderd zijn van domicilieadres en veranderd zijn van fusiegemeente;
  • Leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde capaciteitsniveau in 1A of 1B van het gewoon secundair onderwijs en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
  • leerlingen die bij aanmeldingen voor 1A of 1B van het gewoon secundair onderwijs bij de ombudsdienst inschrijvingen of de CLR een gunstig advies kregen na een klacht;
  • leerlingen die bij aanmeldingen voor 1A of 1B van het gewoon secundair onderwijs bij de CLR bevestiging van de uitzonderlijke situatie hebben gekregen;
  • leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, die beschikken over een IAC-verslag of een OV4-verslag. Dit is een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.

10.2. Verplichte overcapaciteitsgroep

Voor twee categorieën van leerlingen moet een schoolbestuur van een school van gewoon onderwijs toch nog overgaan tot een inschrijving ook al zijn er voordien reeds leerlingen geweigerd omwille van de overschreden capaciteit of volzetverklaring.

  • Leerlingen die in het lopende, het vorige of daaraan voorafgaande schooljaar schoolliepen in de school en na een periode in het buitengewoon onderwijs terugkeren naar die school voor gewoon onderwijs. Dezelfde mogelijkheid is er voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die gedurende twee schooljaren voltijds les hebben gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen inschrijven in die school, voor deze leerlingen is het geen inschrijving onder ontbindende voorwaarde.

Het lopende en het voorafgaande schooljaar worden als volgt bepaald:

Voorbeeld 1. De inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024 starten in maart 2023. Een leerling die terugkeert vanuit het buitengewoon onderwijs naar zijn oude school voor gewoon onderwijs, biedt zich aan op 6 juni 2023 voor een structuuronderdeel dat reeds de capaciteit bereikte voor het schooljaar 2023-2024:

Lopende schooljaar = 2022-2023

Voorgaande schooljaar = 2021-2022

  • Leerlingen waarbij de klassenraad in een aanloopstructuuronderdeel op basis van de screening beslist dat de leerling niet tot de doelgroep van de aanloopfase behoort, moeten uitgeschreven worden uit dat aanloopstructuuronderdeel en moeten kunnen terugkeren naar hun voorgaande school voor gewoon of buitengewoon onderwijs. Vanaf 1 september 2022 kan een eventuele capaciteitsoverschrijding of volzetverklaring nooit op die leerling van toepassing zijn, indien hij zich terug inschrijft in de school die de leerling ervoor volgde.

Voor deze categorieën van leerlingen blijven de andere weigeringsgronden wel mogelijk.

11. De rechtsbescherming van de leerling

Voor de toepassing van de termijnen bepaald onder dit punt worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en reglementaire feestdagen, de schoolvakanties en facultatieve vakantiedagen niet meegerekend.

11.1. Ombudsdienst inschrijvingen

Elke initiatiefnemer die de inschrijvingen laat voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, richt een ombudsdienst inschrijvingen in die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van:

  • klachten of vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve toewijzing;
  • vragen over een erkenning van een uitzonderlijke situatie;
  • de evaluatie van de behandelde klachten en vaststellingen met het oog op eventuele bijsturing van de aanmeldingsprocedure.

Een zuiver materiële vergissing of een technische fout doen zich voor tijdens het verloop van de aanmeldingsprocedure en doen daarbij afbreuk aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen.

Een zuiver materiële vergissing is een materiële fout of een verschrijving, begaan bij de materiële verrichtingen die gepaard gaan met de aanmelding en bij de werking van het aanmeldingssysteem, zoals bijvoorbeeld een fout huisnummer intikken tijdens het aanmelden. Vereist is wel dat het een materiële fout of verschrijving betreft waarover nauwelijks discussie mogelijk is. Het betreft met andere woorden een onoplettendheid die met een eenvoudige precisering kan worden rechtgezet. Om een zuiver materiële vergissing te kunnen inroepen moet de betrokkene te goeder trouw gehandeld hebben.

Een technische fout kan zich te allen tijde voordoen. Zo kan bijvoorbeeld het registratiesysteem uitvallen waardoor de betrokkenen zich niet kunnen registreren of kunnen er fouten geslopen zijn in het algoritme waardoor niet alle voorrangsgroepen de voorrang hebben gekregen waar ze recht op hebben.

Een uitzonderlijke situatie is een geval waarbij de betrokkene voor een specifieke school waarvoor hij aanmeldt, een uitzonderlijke situatie inroept die alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen.

11.1.1. Oprichting en samenstelling

De initiatiefnemers van de aanmeldingsprocedure bepalen jaarlijks ten laatste bij de keuze van het standaarddossier de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen.

De ombudsdienst inschrijvingen bevat minstens volgende leden:

  • een vertegenwoordiger van een erkende oudervereniging;
  • een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat;
  • een vertegenwoordiging van het lokaal bestuur of de Vlaamse Gemeenschapscommissie indien een voorstel voor ondervertegenwoordigde groep van het LOP werd bekrachtigd door de gemeenteraad of de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, dan keurt het schoolbestuur de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door meerdere schoolbesturen samen georganiseerd wordt, dan keuren de meerdere schoolbesturen samen bij consensus de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door het LOP wordt georganiseerd, dan keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Indien de aanmeldingsprocedure door het LOP en schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen buiten het LOP-gebied wordt georganiseerd, dan wordt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen goedgekeurd door de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en door alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied.

11.1.2. Werking

De werking van de ombudsdienst inschrijvingen wordt geregeld in een reglement van orde, opgesteld door de organisator van de aanmeldingsprocedure.

Als de aanmeldingsprocedure door één schoolbestuur georganiseerd wordt, dan keurt het schoolbestuur het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door meerdere schoolbesturen samen, dan keuren de meerdere schoolbesturen samen bij consensus het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP, dan keurt de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP het reglement van orde van de ombudsdienst inschrijvingen goed.

Als de aanmeldingsprocedure georganiseerd wordt door het LOP en door één of meerdere schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen buiten LOP-gebied, dan wordt het reglement van orde goedgekeurd door de meerderheid van onderwijspartners binnen het LOP en door alle schoolbesturen met vestigingsplaatsen of scholen gelegen buiten het LOP-gebied.

Het reglement van orde legt ten minste de volgende zaken vast:

  • de procedure voor het adviseren over klachten of vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen;
  • de procedure om de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie voor te leggen;
  • de wijze waarop in de plaatsvervanging van afwezige participanten wordt voorzien;
  • de aanwezigheids- en stemquota om tot besluitvorming te komen als er geen consensus is;
  • de wijze waarop de ouders en de leerlingen en hun vertrouwenspersoon of raadsman bij de behandeling van de klacht of vaststelling of de behandeling van de vraag tot erkenning van een uitzonderlijke situatie gehoord worden;
  • de termijn waarin vaststellingen, klachten of vragen tot erkenning van een uitzonderlijke situatie behandeld worden;
  • de mogelijkheid tot wraking van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen.

Het reglement van orde bevat een bijlage waarin de nominatieve lijst van de leden van de ombudsdienst inschrijvingen is opgenomen.

Klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen die na de termijn van vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.

11.1.3. Gevolgen

11.1.3.1. Technische fout of zuiver materiële vergissing

Indien een technische fout of een zuiver materiële vergissing wordt vastgesteld voor de definitieve toewijzingen en de ombudsdienst inschrijvingen een gunstig advies geeft over de correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing, kan de leerling door het schoolbestuur, de meerdere schoolbesturen samen of het LOP met de correctie van de fout worden opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.

Indien een technische fout of een zuiver materiële vergissing wordt vastgesteld na de definitieve toewijzing en de ombudsdienst inschrijvingen een gunstig advies geeft over de correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing, kan de leerling door het schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven.

Indien de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over de technische fout of de zuiver materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzing, dan hoeft het schoolbestuur niks te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van de leerling in kwestie.

11.1.3.2. Uitzonderlijke situatie

Indien een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst inschrijvingen dan legt ombudsdienst inschrijvingen de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie.

Indien het schoolbestuur in kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt het schoolbestuur die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.

Indien de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij de inschrijving de enige mogelijkheid is om de toegang tot het onderwijs te garanderen, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven.

11.1.4. Beroepsmogelijkheid bij de CLR

Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld door de ombudsdienst inschrijvingen, kan een klacht ingediend worden bij de CLR. De behandeling van de uitzonderlijke situatie kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.

De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening van een klacht bij de CLR en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het LOP.

11.2. Bemiddeling

11.2.1. Binnen LOP-gebied

Het LOP bemiddelt binnen een termijn van 10 kalenderdagen tussen de leerling en zijn ouders en de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op de inschrijving van de leerling in een school. Als de bemiddeling kadert in de ontbinding van een inschrijving van een leerling na de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen, betrekt het LOP ook de school die de weigering uitschreef. Zolang de bemiddeling loopt, wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

De bemiddeling gebeurt in bepaalde gevallen automatisch (tenzij de ouders uitdrukkelijk geen gebruik wensen te maken van de bemiddeling) of op uitdrukkelijke vraag van de ouders.

11.2.1.1. Automatische bemiddeling bij definitieve uitsluiting

Een schoolbestuur van een school voor het gewoon secundair onderwijs waarvan de draagkracht onder druk staat, kan na overleg en goedkeuring binnen het LOP een leerling weigeren die in de loop van het schooljaar elders werd uitgeschreven als gevolg van een definitieve uitsluiting.

Het doel van de bemiddeling is om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor de geweigerde leerling. Deze bemiddeling richt zich in de eerste plaats op de relatie tussen de ouders en de weigerende school om alsnog tot een consensus te komen. Wanneer de ouders geen inschrijving in deze school meer vragen, spitst de bemiddeling zich toe op het realiseren van een inschrijving in een andere school naar de keuze van de ouders.

11.2.1.2. Bemiddeling op verzoek van de ouders

Het LOP bemiddelt op vraag van de ouders in de volgende gevallen:

  • een weigering op basis van bereikte capaciteit of volzetverklaring;
  • een weigering van inschrijving op basis van de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden;
  • een weigering van inschrijving met als basis dat de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel in diezelfde school;
  • een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school;
  • een weigering van inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende schooljaren zal gaan;
  • een ontbinding van de inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen of wanneer de inschrijving met het oog op volgend jaar wordt ontbonden naar aanleiding van wijzigende noden;
  • een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren, omwille van uitzonderlijke omstandigheden toch leerlingen weigert.

Ouders en andere belanghebbenden kunnen een gezamenlijke vraag om bemiddeling stellen aan het LOP bij een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren omwille van uitzonderlijke omstandigheden toch leerlingen weigert.

Indien de bemiddeling niet leidt tot een definitieve inschrijving in een school, dan maakt het LOP het dossier automatisch over aan de CLR.

Zolang de bemiddeling loopt wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

11.2.2. Buiten LOP-gebied

Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, zal per provincie een LOP-deskundige de bemiddelingstaken op zich nemen.

Contactgegevens bemiddelingscel AGODI: inschrijvingsrecht.secundaironderwijs@vlaanderen.be

De LOP-deskundige bemiddelt binnen een termijn van 10 kalenderdagen tussen de leerling en zijn ouder(s) en de scholen buiten het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. Zolang de bemiddeling loopt, wordt de termijn van 30 kalenderdagen bij de CLR opgeschort.

Indien de bemiddeling niet leidt tot een definitieve inschrijving in een school, dan maakt de LOP-deskundige het dossier automatisch over aan de CLR.

11.3. Klacht bij de Commissie inzake Leerlingenrechten (CLR)

Wanneer ouders of belanghebbenden (CLB, andere scholen, intermediairs, …) niet akkoord gaan, kunnen ze in de volgende gevallen klacht indienen bij de CLR:

  • een weigering op basis van bereikte capaciteit of volzetverklaring;
  • een weigering van inschrijving op basis van de toelatings-, overgangs- of instapvoorwaarden. De CLR doet hierbij een toetsing aan de regelgeving. De CLR is niet bevoegd om zich bvb. inhoudelijk over de beslissing van een toelatingsklassenraad uit te spreken;
  • een weigering van inschrijving met als basis dat de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar werd uitgeschreven als gevolg van definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel in diezelfde school;
  • een weigering van inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan;
  • een ontbinding van de inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften omwille van de onredelijkheid van de aanpassingen of wanneer de inschrijving met het oog op volgend jaar wordt ontbonden naar aanleiding van wijzigende noden;
  • een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school;
  • een weigering van de inschrijving op basis van capaciteit, indien een school die besliste geen leerlingen te weigeren omwille van uitzonderlijke omstandigheden toch leerlingen weigert.

De klacht moet schriftelijk binnen 30 kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden. Dit hoeft niet noodzakelijk samen te vallen met het moment waarop de feiten zich hebben voorgedaan. Klachten die na de termijn van 30 kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk. Zolang de procedure bij de CLR loopt, blijft de leerling ingeschreven.

Contactgegevens van de CLR: klik hier

11.3.1. Procedure

Binnen een termijn van 21 kalenderdagen, die ingaat de dag na de betekening of de poststempel van die schriftelijke klacht, zal de CLR oordelen of de weigering al dan niet gegrond is.

Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen 7 werkdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen (ouder(s)) en de voorzitter van het LOP. Als de school niet gelegen is in LOP-gebied, dan wordt het oordeel verstuurd naar de betrokkenen en AGODI.

Met betrekking tot de weigering gaat de CLR na of de motivatie die gegeven wordt al dan niet correct is.

Oordeelt de CLR dat de weigering of de ontbinding van de inschrijving tijdens de schoolloopbaan wegens wijzigende noden gegrond is, dan schrijven de ouders de leerling in een andere school in. Ouders die erom vragen worden daarin bijgestaan door het LOP, inzonderheid de CLB’s die deel uitmaken van dat LOP of de provinciale bemiddelingscel.

Als de CLR de ontbinding van de inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen gegrond acht, moet de leerling zich inschrijven in een andere school binnen de 15 dagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR.

Als de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.

11.3.2. Sanctie

De CLR kan – wanneer ze vaststelt dat een weigering niet rechtsgeldig is – de Vlaamse Regering adviseren het betrokken schoolbestuur te sanctioneren door een deel van de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had, in te houden of terug te vorderen.

De CLR kan een dossier over een weigering of ontbinding van een inschrijving omwille van onredelijkheid van aanpassingen aanhangig maken bij het Interfederaal Gelijkekansencentrum.

12. Bijlagen

Scholen gewoon secundair onderwijs kunnen een keuze maken uit vier standaarddossiers:

  • Standaarddossier A voor een aanmeldingsprocedure voor één vestigingsplaats, volgens het ordeningscriterium toeval;
  • Standaarddossier B voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria: toeval en rangorde van keuze;
  • Standaarddossier C voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria: rangorde van keuze en toeval;
  • Standaarddossier D voor een aanmeldingsprocedure voor meerdere vestigingsplaatsen, volgens de ordeningscriteria toeval en rangorde van keuze met optimalisaties waarbij er geen leerlingen meer zijn die elkaars hogere voorkeursschool kregen toegewezen.