1.
Inleiding
Deze omzendbrief behandelt het ziekteverlof, het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de terbeschikkingstelling wegens ziekte.
Het vaststellen van het recht op bezoldigd ziekteverlof steunt voor de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding op een specifieke regeling. Indien het recht op bezoldigd ziekteverlof is uitgeput, worden de vastbenoemde personeelsleden ter beschikking gesteld wegens ziekte (met wachtgeld of wachtgeldtoelage) en worden de tijdelijke personeelsleden niet meer door het Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agodi) of het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (Ahovoks) betaald. De tijdelijke personeelsleden ontvangen dan een uitkering van het ziekenfonds.
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte biedt aan een personeelslid de mogelijkheid om zich na een periode van ziekteverlof omwille van een ernstige of langdurige ziekte opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme. De doelstelling van dit verlofstelsel is het volledig hernemen van de opdracht die het personeelslid uitoefende voor de aanvang van het ziekteverlof.
Daarnaast is het mogelijk dat een personeelslid wegens langdurige medische ongeschiktheid de totale opdracht van zijn aanstelling en/of vaste benoeming niet meer kan uitoefenen. Als de arts-specialist geen volledige hervatting van zijn oorspronkelijke opdracht in het vooruitzicht kan stellen, kan het personeelslid met verminderde prestaties gaan werken via een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen.
Terminologie
In vroegere regelgeving die hierna wordt geciteerd is er nog steeds sprake van het onderwijs met volledig leerplan, het onderwijs met beperkt leerplan of het onderwijs voor sociale promotie. In deze omzendbrief wordt bedoeld met:
· het onderwijs met volledig leerplan = het basisonderwijs, het secundair onderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding, inspectie, e.d.
· het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan = het deeltijds kunstonderwijs(DKO)+ secundair volwassenenonderwijs en hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs(VWO).
· Volwassenenonderwijs is echter een verzamelnaam. De volgende vormen van volwassenenonderwijs worden dus door deze omzendbrief niet gevat: het afstandsonderwijs(BIS), het contractonderwijs in een centrum voor volwassenenonderwijs(CVO), VDAB, Syntra......ed.
2.
De afwezigheid wegens ziekte
Sinds 1 september 2007 geldt er één ziekteverlofregeling voor alle vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten personeelsleden en één ziekteverlofregeling voor alle tijdelijke personeelsleden.
2.1.
Vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten personeelsleden
2.1.1.
Toepassingsgebied
Punt 2.1. is van toepassing op de volgende personeelsleden die vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn:
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
Let op: voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie die vóór 1 januari 2018 uitsluitend diensten hebben gepresteerd in een centrum voor basiseducatie en die op 1 januari 2018 of later uitsluitend prestaties blijven verrichten in een centrum voor basiseducatie, geldt een overgangsregeling. Meer informatie over de overgangsregeling: zie omzendbrief “Statuut personeelsleden basiseducatie”.
Deze omzendbrief is niet van toepassing op de personeelsleden van:
- de universiteiten
- de hogescholen
- de Hogere Zeevaartschool.
Verdere informatie hierover vindt u op de website van het hoger onderwijs:
http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs
Let op
Wanneer er echter diensten, gepresteerd in de hogescholen, meetellen in de sociale anciënniteitsberekening voor vastbenoemde personeelsleden of meetellen om het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof voor de tijdelijke personeelsleden van de onderwijsniveaus buiten het hoger onderwijs te berekenen, dan moet ook het genoten bezoldigd ziekteverlof in de hogescholen gedurende deze perioden in aanmerking worden genomen voor de telling van het aantal genoten dagen bezoldigd ziekteverlof in de andere onderwijsniveaus. De basisregel is dat, indien men diensten van een bepaald onderwijsniveau meetelt, dat men dan ook de genoten bezoldigde ziekteverlofdagen gedurende die diensten moet meetellen.
2.1.2.
Bepaling van het recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof
De personeelsleden vermeld in punt 2.1.1 die vastbenoemd zijn of, de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, die tot de proeftijd zijn toegelaten, hebben recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof.
Algemeen principe
De vastbenoemde en tot de proeftijd toegelaten personeelsleden krijgen voor de hele duur van hun loopbaan, dertig kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof per twaalf maanden sociale anciënniteit.
Afwijking op het algemeen principe - 90 dagen-regel
Het personeelslid dat op het ogenblik van zijn afwezigheid wegens ziekte geen zesendertig maanden sociale anciënniteit heeft verworven, heeft het recht op negentig kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof.
Op de bovenvermelde regels zijn er twee uitzonderingen
Personeelsleden van de equipes van het voormalig Medisch Schooltoezicht
Voor de personeelsleden van de equipes van het voormalig Medisch Schooltoezicht (MST-equipes) die op 1 september 2000 naar de toen nieuw opgerichte centra voor leerlingenbegeleiding zijn overgedragen, wordt, voor de periode vóór 1 september 2000, het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof per twaalf maanden sociale anciënniteit vastgesteld op vijftien dagen (zie ook 2.1.4 en 2.1.5 hierna)
De administratief medewerker in het basisonderwijs
Voor de administratief medewerker van de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs wordt, voor de periode vóór 1 september 2003, het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof per twaalf maanden sociale anciënniteit vastgesteld op vijftien dagen (zie ook 2.1.4 en 2.1.5 hierna.
2.1.3.
Het begrip sociale anciënniteit
Op het ogenblik dat een personeelslid afwezig is wegens ziekte moet worden vastgesteld op hoeveel dagen bezoldigd ziekteverlof dat personeelslid aanspraak kan maken.
Dit aantal wordt voor vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten personeelsleden berekend op basis van de verworven “sociale anciënniteit” en het aantal dagen reeds genoten bezoldigd ziekteverlof gedurende diensten die in aanmerking komen voor de berekening van deze sociale anciënniteit.
De sociale anciënniteit kan men definiëren als het “contingent” aantal jaren (maanden/dagen) dat het recht opent op bezoldigd ziekteverlof. Deze anciënniteit wordt in jaren (maanden/dagen) uitgedrukt. Per 12 maanden sociale anciënniteit krijgen vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten personeelsleden 30 dagen bezoldigd ziekteverlof.
Voorbeeld
Een vastbenoemd personeelslid wordt op 15 oktober 2007 ziek.
Zijn sociale anciënniteit, die op de vooravond van het ziekteverlof wordt vastgesteld, is gelijk aan 7 jaar (8 maand en 20 dagen). Het recht op bezoldigd ziekteverlof op 15 oktober 2007 is dan gelijk aan 30 dagen x 7 = 210 dagen.
2.1.4.
Berekening van de sociale anciënniteit
Sinds 1 september 2007 is er een volledig nieuwe manier van berekenen van de sociale anciënniteit.
Geen onderscheid meer tussen hoofdambt en bijbetrekking
In het verleden gold voor de vastbenoemde personeelsleden die fungeerden in hoofdambt in het onderwijs met volledig leerplan, het voltijds onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs en het deeltijds secundair zeevisserijonderwijs al de regeling dat de sociale anciënniteit gelijk is aan de geldelijke anciënniteit, vermeerderd met de diensten vóór de minimumleeftijd en verminderd met de erkende nuttige ervaring.
Vanaf 1 september 2007 wordt er bij het vaststellen van de sociale anciënniteit geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de prestaties die als hoofdambt of als bijbetrekking worden beschouwd en dit ongeacht of deze prestaties in het onderwijs met volledig leerplan of in het onderwijs voor sociale promotie/beperkt leerplan worden gepresteerd.
Meer uitleg over de begrippen hoofdambt en bijbetrekking vindt u in de omzendbrief van 25 oktober 2005 - cumulatieregeling.
Berekenen = de som maken van alle diensten die in aanmerking komen voor de geldelijke anciënniteit
Voor het berekenen van het salaris van het personeelslid van het onderwijs wordt o.a. rekening gehouden met sommige van de door het personeelslid in of buiten het onderwijs gepresteerde diensten. Het geheel van deze diensten vormt mede de geldelijke anciënniteit (= salarisanciënniteit). De voorwaarden om welbepaalde diensten voor deze berekening al dan niet in aanmerking te nemen, steunen o.a. op de bepalingen van:
- de artikelen 16 tot 21 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
- de artikelen 13 tot 23 van het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur;
- de artikelen 14 tot 17 van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs.
Over het in aanmerking nemen van sommige diensten in het kader van de geldelijke anciënniteit vindt u informatie in o.m. de omzendbrief van 7 maart 2005 - Geldelijke anciënniteit - diensten die in aanmerking komen.
BELANGRIJK
De berekening van de sociale anciënniteit gebeurt op basis van de geldelijke anciënniteit, MAAR is niet gelijk aan de geldelijke anciënniteit. Voor het bepalen van de sociale anciënniteit tellen immers meer diensten mee dan voor de geldelijke anciënniteit.
Een optelling
De sociale anciënniteit van een personeelslid is gelijk aan DE SOM van:
1° zijn geldelijke anciënniteit zoals die vastgesteld wordt op basis van de bepalingen van de bezoldigingsregeling of van de bezoldigingsregelingen die, op het ogenblik van de afwezigheid wegens ziekte, op hem van toepassing is;
2° de duur van de diensten die hij gepresteerd heeft vóór de leeftijd, vermeld in de klasse van zijn salarisschaal, voor zover die diensten voldoen aan de andere vereisten, gesteld in de toe te passen bezoldigingsregeling;
3° in voorkomend geval, de geldelijke anciënniteit, verworven in opdrachten die in het onderwijs met volledig leerplan als bijbetrekking werden beschouwd, op voorwaarde dat de diensten nog niet volgens punt 1° en 2° zijn meegerekend. Voor de berekening van die anciënniteit geldt de berekeningswijze van diensten die als hoofdambt worden beschouwd;
4° in voorkomend geval, de geldelijke anciënniteit, verworven in bijbetrekking in het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan, op voorwaarde dat de diensten nog niet volgens punt 1°, 2° of 3° zijn meegerekend;
5° in voorkomend geval, de duur van de diensten die voor de berekening van de geldelijke anciënniteit op grond van een van de volgende bepalingen wel in aanmerking werden genomen, op voorwaarde dat ze volgens punt 1°, 2°, 3° of 4° nog niet werden meegeteld:
a)het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
b)het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;
c)het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur.
Bij de berekening van de sociale anciënniteit worden ook de diensten in aanmerking genomen die gepresteerd werden nadat het betrokken personeelslid het maximum van zijn salarisschaal heeft bereikt.
In het bovenvermelde punt 5° wordt een specifieke situatie geregeld. Het is immers mogelijk dat men in het verleden gefungeerd heeft in een ambt waarvoor bv. het koninklijk besluit van 15 april 1958 diende te worden toegepast. Op grond van de bepalingen van dat besluit konden voor de berekening van het toen toe te kennen salaris de voordien gepresteerde diensten X in aanmerking worden genomen. Het is echter mogelijk dat men op het ogenblik dat men ziek wordt, fungeert in een ander ambt waarvoor een andere bezoldigingsregeling geldt en dat men voor de berekening van de geldelijke anciënniteit op grond van deze andere bezoldigingsregeling de diensten X niet mag meetellen. Op grond van de bepalingen van punt 5° wordt dit vermeden en komen deze diensten bij de berekening van de sociale anciënniteit dus toch in aanmerking.
Voorbeeld
Een leraar die vroeger in dienst was in het voltijds secundair onderwijs, had, vóór zijn indiensttreding in het onderwijs diensten gepresteerd in een instelling voor wetenschappelijk onderzoek. Op grond van artikel 16 van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958 konden deze diensten voor de berekening van de geldelijke anciënniteit in aanmerking worden genomen en telden ze dus ook mee voor de berekening van de sociale anciënniteit. Indien dit personeelslid bv. zou overstappen naar een administratieve functie ( bv. administratief medewerker SO), zal zijn salaris worden berekend op grond van het voormelde koninklijk besluit van 1 december 1970 en is het mogelijk dat de diensten gepresteerd in de wetenschappelijke instelling overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 en volgende van dit besluit, voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit niet kunnen meetellen. Desondanks tellen deze diensten, op grond van het voormelde punt 5°, dan toch mee om de sociale anciënniteit te berekenen.
De som van deze diensten wordt verminderd
Het contingent van maanden sociale anciënniteit wordt verminderd met de tijd, die als in aanmerking komende dienst geldt op grond van artikel 17 (= nuttige ervaring) van het voormelde koninklijk besluit van 15 april 1958.
Voorbeeld
Een personeelslid geboren op 13/12/1972 en waarvan de minimumleeftijd van zijn salarisschaal begint op 22 jaar, wordt ziek vanaf 13/10/2007 en presteerde volgende diensten:
Anciënniteit: | Geldelijk | Sociaal |
01/05/2001 t/m 31/08/2003 nuttige ervaring | | |
“Sofina Brussel” | 02j | 04m | 03d | 00j | 00m | 00d |
01/11/2003 t/m 30/06/2004 tijdelijk leraar (243x1,2=291,6) | | 09m | 21d | | 09m | 21d |
01/09/2004 t/m 31/12/2006 tijdelijk leraar | 02j | 04m | | 02j | 04m | |
01/01/2007 t/m 12/10/2007 vast leraar | 00j | 09m | 00d | 00j | 09m | 00d |
Totaal: | 06j | 02m | 24d | 03j | 10m | 21d |
Totaal recht op ziekteverlof op 13/10/07 = 3 jaar x 30 dagen = 90 dagen
Opmerking : de geldelijke anciënniteit bij een vastbenoemd personeelslid wordt steeds op de 1ste van de maand bepaald.
Twee uitzonderingen op de algemene berekeningswijze
· Personeelsleden van de equipes van het voormalig Medisch Schooltoezicht
Voor de berekening van de sociale anciënniteit van de personeelsleden van de voormalige MST-equipes, voor de periode vóór 1 september 2000, wordt alleen rekening gehouden met de geldelijke anciënniteit, verworven in een
gesubsidieerde MST-equipe (zie ook 2.1.5.hierna).
· De administratief medewerker in het basisonderwijs
De sociale anciënniteit voor de administratief medewerker van de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, wordt, voor de periode vóór 1 september 2003, berekend op basis van de prestaties, vermeld in artikel 14bis, 14ter en 14quater van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, en op basis van de prestaties, geleverd als werknemer in het "Bijzonder tijdelijk kader" en in het "Derde arbeidscircuit" (zie ook 2.1.5. hierna).
2.1.5.
De berekening van het al genoten bezoldigd ziekteverlof
Algemeen
Het totale aantal dagen afwezigheid wegens ziekte vanaf 1 januari 1958 moet in mindering worden gebracht van het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid als gevolg van de berekening van zijn sociale anciënniteit aanspraak kan maken.
Voor de telling van het aantal genoten dagen ziekteverlof
worden alleen de dagen bezoldigd ziekteverlof meegeteld
die vallen binnen de periode die meetelt voor de
berekening van de sociale anciënniteit.
Opmerking : voor een goed begrip van de hiernavermelde voorbeelden is het belangrijk te weten dat de sociale anciënniteit op de vooravond van het ziekteverlof/de terbeschikkingstelling wordt berekend.
Voorbeeld 1
Een personeelslid is met ziekteverlof vanaf 13/10/2007.
Het personeelslid genoot tijdens de perioden die in aanmerking werden genomen voor de sociale anciënniteit volgend bezoldigd ziekteverlof:
- van 12/10/2003 t.e.m. 19/10/2003 = 8 dagen
- van 08/11/2006 t.e.m. 30/11/2006 = 23 dagen = totaal van 31 dagen
Berekening van de sociale anciënniteit op 12/10/2007, de vooravond van de aanvang van het ziekteverlof op 13/10/2007. Het personeelslid werd geboren op 13/12/1972 en de minimumleeftijd van zijn salarisschaal begint op 22 jaar. Hij presteerde volgende diensten:
Anciënniteit: | Geldelijk | Sociaal |
01/05/2001 t/m 31/08/2003 nuttige ervaring | | |
“Sofina Brussel” | 02j | 04m | 03d | 00j | 00m | 00d |
01/11/2003 t/m 30/06/2004 tijdelijk leraar (243x1,2=291,6) | | 09m | 21d | | 09m | 21d |
01/09/2004 t/m 31/12/2006 tijdelijk leraar | 02j | 04m | | 02j | 04m | |
01/01/2007 t/m 12/10/2007 vast leraar | 00j | 09m | 00d | 00j | 09m | 00d |
Totaal: | 06j | 02m | 24d | 03j | 10m | 21d |
Opmerking : de geldelijke anciënniteit bij een vastbenoemd personeelslid wordt steeds op de 1ste van de maand bepaald.
Met een sociale anciënniteit van 3 jaar heeft betrokkene recht op 90 dagen bezoldigd ziekteverlof. Hiervan genoot betrokkene al 31 dagen, waardoor hij nog effectief recht heeft op (90 - 31 =) 59 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 13/10/2007. Betrokkene overschrijdt vanaf 11/12/2007 zijn recht op bezoldigd ziekteverlof. Alvorens het betrokken personeelslid terbeschikking te stellen wegens ziekte, wordt de sociale anciënniteit opnieuw berekend op de vooravond - 11/12/2002 - van de terbeschikkingstelling.
Anciënniteit: | Geldelijk | Sociaal |
01/05/2001 t/m 31/08/2003 nuttige ervaring | | |
“Sofina Brussel” | 02j | 04m | 03d | 00j | 00m | 00d |
01/11/2003 t/m 30/06/2004 tijdelijk leraar (243x1,2=291,6) | | 09m | 21d | | 09m | 21d |
01/09/2004 t/m 31/12/2006 tijdelijk leraar | 02j | 04m | | 02j | 04m | |
01/01/2007 t/m 10/12/2007 vast leraar | 00j | 11m | 00d | 00j | 11m | 00d |
Totaal: | 06j | 04m | 24d | 04j | 00m | 21d |
Opmerking : de geldelijke anciënniteit bij een vastbenoemd personeelslid wordt steeds op de 1ste van de maand bepaald.
Totaal recht op bezoldigd ziekteverlof op 11/12/2007 = 4 jaar x 30 dagen = 120 dagen. Met een sociale anciënniteit van 4 jaar heeft betrokkene recht op 120 dagen bezoldigd ziekteverlof. Hiervan genoot betrokkene t.e.m. 10/12/2007 al 31 + 59 = 90 dagen, waardoor hij nog effectief recht heeft op 30 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 11/12/2007. Vanaf 10/01/2008 wordt betrokkene, ter beschikking gesteld wegens ziekte.
Voorbeeld 2
Een personeelslid is met ziekteverlof vanaf 01/10/2007 t.e.m. 15/12/2007 en genoot tijdens de perioden die in aanmerking werden genomen voor de sociale anciënniteit, volgend bezoldigd ziekteverlof:
van 01/03/2003 t.e.m. 20/03/2003 = 20 dagen
van 12/10/2003 t.e.m. 19/10/2003 = 08 dagen
van 08/11/2006 t.e.m. 30/11/2006 = 23 dagen = totaal van 51 dagen.
Sociale anciënniteit vastgesteld op de vooravond van aanvang ziekteverlof op 01/10/2007:
Anciënniteit: | Geldelijk | Sociaal |
01/09/2002 t/m 30/06/2003 tijdelijk leraar | | |
(bijambt) | 00j | 00m | 00d | 01j | 00m | 00d |
01/11/2003 t/m 30/06/2004 tijdelijk leraar (243x1,2=291,6) | | 09m | 21d | | 09m | 21d |
01/09/2004 t/m 31/12/2006 tijdelijk leraar | 02j | 04m | | 02j | 04m | |
01/01/2007 t/m 30/09/2007 vast leraar Totaal: | 00j | 09m | 00d | 00j | 09m | 00d |
03j | 10m | 21d | 04j | 10m | 21d |
Opmerking : de geldelijke anciënniteit bij een vastbenoemd personeelslid wordt steeds op de 1ste van de maand bepaald.
Met een sociale anciënniteit van 4 jaar heeft betrokkene recht op 120 dagen bezoldigd ziekteverlof. Hiervan genoot betrokkene t.e.m. 30/09/2007 al 51 dagen, waardoor hij nog effectief recht heeft op (120 - 51 =) 69 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 01/10/2007. Vanaf 09/12/2007 wordt betrokkene ter beschikking gesteld wegens ziekte, maar alvorens het betrokken personeelslid ter beschikking te stellen wegens ziekte, wordt de sociale anciënniteit opnieuw berekend op de vooravond van 09/12/2007.
Anciënniteit: | Geldelijk | Sociaal |
01/09/2002 t/m 30/06/2003 tijdelijk leraar | | | | | | |
(bijambt) | 00j | 00m | 00d | 01j | 00m | 00d |
01/11/2003 t/m 30/06/2004 tijdelijk leraar (243x1,2=291,6)) | | 09m | 21d | | 09m | 21d |
| | | | | |
01/09/2004 t/m 31/12/2006 tijdelijk leraar | 02j | 04m | | 02j | 04m | |
01/01/2007 t/m 08/12/2007 vast leraar | 00j | 11m | 00d | 00j | 11m | 00d |
Totaal: | 04j | 00m | 21d | 05j | 00m | 21d |
Opmerking : de geldelijke anciënniteit bij een vastbenoemd personeelslid wordt steeds op de 1ste van de maand bepaald.
Met een sociale anciënniteit van 5 jaar heeft betrokkene recht op 150 dagen bezoldigd ziekteverlof.
Hiervan genoot betrokkene t.e.m. 08/12/2007 al 120 dagen, waardoor hij nog effectief recht heeft op (150 - 120 =) 30 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 09/12/2007.
Betrokkene heeft vanaf 09/12/2007 tot 15/12/2007 bezoldigd ziekteverlof.
In sommige uitzonderlijke gevallen, nl. bij langdurige ziekte, kan een derde herberekening noodzakelijk zijn.
Sommige dagen afwezigheid tellen niet als ziekteverlof
De volgende periodes van afwezigheden worden niet als ziekteverlof geteld en worden dus niet in mindering gebracht op het aantal genoten bezoldigde ziektedagen:
1° Het langdurig verlof, toegestaan tussen 1 januari 1958 en 1 juli 1968 krachtens artikel 3, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 30 december 1959 betreffende de ziekte- en bevallingsverloven der leden van het personeel van het Rijksonderwijs (o.a. afwezigheden als gevolg van tuberculose, poliomyelitis, geestesziekte, ed.)
2° Afwezigheden wegens ongeval veroorzaakt door een derde, maar gedekt door een vergoeding van de verantwoordelijke derde aan de Vlaamse Gemeenschap (zie 2.1.11.)
3° Afwezigheden als gevolg van een arbeidsongeval of een ongeval op de weg van en naar het werk en als zodanig erkend door het Bestuur van de Medische Expertise (Medex - zie 2.1.10.)
4° Afwezigheden als gevolg van een beroepsziekte en als zodanig erkend door het Bestuur van de Medische Expertise (Medex - zie 2.1.10.)
5° De periodes van terbeschikkingstelling wegens ziekte (zie 3.)
6° Onbezoldigd ziekteverlof genoten als tijdelijk personeelslid
7° Afwezigheden als gevolg van bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschaps-bescherming (zie 2.1.10.)
8° Afwezigheid ingevolge profylactisch verlof
9° De periode van wederaanpassing met halve dagtaak (Medex)
10° Afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds (zie 7)
Ook voor de telling van het aantal dagen afwezigheid zijn er dezelfde twee uitzonderingen
· Personeelsleden van de equipes van het voormalig Medisch Schooltoezicht
Voor deze personeelsleden wordt er geen rekening gehouden met het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof genoten vóór 1 september 2000.
· De administratief medewerker in het basisonderwijs
Voor de administratief medewerker van de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs wordt geen rekening gehouden met het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof genoten vóór 1 september 2003.
Voorbeeld
Een personeelslid werkte van 01/09/1985 - 31/08/1990 als contractueel personeelslid en werd met werkingsmiddelen betaald = 5 jaar. Van 01/09/1990 tot 31/08/1991 was hij in het stelsel van DAC aangesteld = 1 jaar; van 01/09/1991 tot 31/08/1992 in het stelsel BTK = 1 jaar en van 01/09/1992 tot 31/08/2003 opnieuw contractueel betaald met werkingsmiddelen = 11 jaar. Op 31/08/2003 heeft betrokkene dus 18 jaar in deze bijzondere situaties waarvoor 15 dagen per jaar = 18 x 15 dagen = 270 dagen sociale anciënniteit worden gerekend. De genoten ziektedagen gedurende de periode van 01/09/1985 tot 31/08/2003 worden niet aangerekend. Vanaf 01/09/2003 is betrokkene als administratief medewerker statutair aangesteld en is op 01/01/2004 vastbenoemd. De sociale anciënniteit op 01/09/2007 is dan: 270 dagen + (4 jaar x 30 dagen) = 390 dagen. Vermits betrokkene van 01/09/2003 - 31/08/2007 15 dagen bezoldigd ziekteverlof heeft genoten, heeft hij nog recht op 375 dagen bezoldigd ziekteverlof.
2.1.6.
Enkele voorbeelden van de wijze van berekenen - aspect hoofdambt versus bijbetrekking
In de hierna vermelde voorbeelden wordt het onderscheid tussen de berekening van het recht op bezoldigd ziekteverlof vóór 1 september 2007 vergeleken met de berekening vanaf 1 september 2007. Deze vergelijking maakt duidelijk dat in tegenstelling tot vroeger, alle geleverde diensten meetellen voor de berekening van de sociale anciënniteit, maar dat tevens alle genoten ziekteverlofdagen bepalend zijn voor de vaststelling van de restdagen bezoldigd ziekteverlof op 1 september 2007.
Voorbeeld 1
Een vastbenoemd leraar van het secundair onderwijs (volledig leerplan) oefent sedert 1 september 1990 onderwijsprestaties uit. Hij genoot ook bezoldigd ziekteverlof.
Diensten | | sociale anciënniteit |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D |
CVO | 1/09/1990 | 30/06/1991 | BB | Tijd | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
DAG - SO | 1/09/1991 | 30/06/1992 | BB | Tijd | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
DAG - SO | 1/09/1992 | 31/12/1995 | HA | Tijd | 3 | 4 | 0 | 3 | 4 | 0 |
DAG - SO | 1/01/1996 | 31/08/2007 | HA | Vast | 11 | 8 | 0 | 11 | 8 | 0 |
totale sociale anciënniteit | 15 | 0 | 0 | 17 | 0 | 0 |
basisrecht bezoldigd ziekteverlof | 450 | 510 |
| | | | | | | | | | |
genoten bezoldigd ziekteverlof |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D |
CVO | 15/11/1990 | 4/12/1990 | BB | Tijd | | | 0 | | | 20 |
DAG - SO | 2/02/1992 | 25/02/1992 | BB | Tijd | | | 0 | | | 24 |
DAG - SO | 12/05/1995 | 21/05/1995 | HA | Tijd | | | 10 | | | 10 |
DAG - SO | 17/03/2005 | 15/06/2005 | HA | Vast | | | 91 | | | 91 |
totaal aantal genoten bezoldigde ziekteverlofdagen | 101 | 145 |
saldo recht op bezoldigd ziekteverlof op 1/9/2007 | 450 - 101 = 349 | 510 - 145 = 365 |
Voorbeeld 2
Een vastbenoemd leraar van het deeltijds kunstonderwijs (beperkt leerplan) oefent sedert 1 september 1990 onderwijsprestaties uit. Hij genoot ook bezoldigd ziekteverlof.
Diensten | | sociale anciënniteit |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D |
CVO | 1/09/1990 | 30/06/1991 | BB | Tijd | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
DAG - SO | 1/09/1991 | 30/06/1992 | BB | Tijd | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
DKO | 1/09/1992 | 31/12/1995 | HA | Tijd | 3 | 4 | 0 | 3 | 4 | 0 |
DKO | 1/01/1996 | 31/08/2007 | HA | Vast | 11 | 8 | 0 | 11 | 8 | 0 |
totale sociale anciënniteit | 16 | 0 | 0 | 17 | 0 | 0 |
basisrecht bezoldigd ziekteverlof | 480 | 510 |
| | | | | | | | | | |
genoten bezoldigd ziekteverlof |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D |
CVO | 15/11/1990 | 4/12/1990 | BB | Tijd | | | 20 | | | 20 |
DAG - SO | 2/02/1992 | 25/02/1992 | BB | Tijd | | | 0 | | | 24 |
DKO | 12/05/1995 | 21/05/1995 | HA | Tijd | | | 10 | | | 10 |
DKO | 17/03/2005 | 15/06/2005 | HA | Vast | | | 91 | | | 91 |
totaal aantal genoten bezoldigde ziekteverlofdagen | 121 | 145 |
saldo recht op bezoldigd ziekteverlof op 1/9/2007 | 480 - 121 = 359 | 510 - 145 = 365 |
Voorbeeld 3
Een vastbenoemd leraar in een gecombineerde opdracht in een centrum voor volwassenenonderwijs (beperkt leerplan) en het secundair onderwijs (volledig leerplan) oefent sedert 1 september 1990 onderwijsprestaties uit. Hij genoot ook bezoldigd ziekteverlof.
Diensten | | sociale anciënniteit |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening VL | oude berekening BL | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D | J | M | D |
DKO | 1/09/1990 | 30/06/1991 | BB | Tijd | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
DAG - SO | 1/09/1991 | 30/06/1992 | BB | Tijd | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 |
CVO+ SO | 1/09/1992 | 31/12/1995 | HA | Tijd | 3 | 4 | 0 | 3 | 4 | 0 | 3 | 4 | 0 |
CVO+ SO | 1/01/1996 | 31/08/2007 | HA | Vast | 11 | 8 | 0 | 11 | 8 | 0 | 11 | 8 | 0 |
totale sociale anciënniteit | 15 | 0 | 0 | 16 | 0 | 0 | 17 | 0 | 0 |
basisrecht bezoldigd ziekteverlof | 450 | | | 480 | 510 |
| | | | | | | | | | | | | |
genoten bezoldigd ziekteverlof |
onderwijsniveau | van | tot | HA/BB | statuut | oude berekening VL | oude berekening BL | nieuwe regelgeving |
| | | | | J | M | D | J | M | D | J | M | D |
DKO | 15/11/1990 | 4/12/1990 | BB | Tijd | | | 0 | | | 20 | | | 20 |
DAG - SO | 2/02/1992 | 25/02/1992 | BB | Tijd | | | 0 | | | 0 | | | 24 |
CVO+ SO | 12/05/1995 | 5/06/1995 | HA | Tijd | | | 25 | | | 25 | | | 25 |
CVO+ SO | 17/03/2005 | 15/06/2005 | HA | Vast | | | 91 | | | 91 | | | 91 |
totaal aantal genoten bezoldigde ziekteverlofdagen | 116 | 136 | 160 |
saldo recht op bezoldigd ziekteverlof op 1/9/2007 | 450 - 116 = 334 | 480 - 136 = 344 | 510 - 160 = 350 |
2.1.7.
Administratieve toestand van het personeelslid tijdens de periode ziekteverlof
Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Tijdens dat verlof heeft het personeelslid recht op salaris of salaristoelage en op verhoging tot een hoger salaris of een hogere salaristoelage.
2.1.8.
Afwezigheid wegens ziekte voor en na een weekend, een wettelijke feestdag en sommige vakanties(maar niet de zomervakantie) of sluitingsperiode
Sinds 1 september 2007 is er voor deze afwezigheden een specifieke regeling.
Algemeen principe
Als een personeelslid afwezig is wegens ziekte de kalenderdag vóór een wettelijke feestdag, een weekend, een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie en eveneens afwezig is wegens ziekte de kalenderdag na dezelfde wettelijke feestdag, hetzelfde weekend, dezelfde herfst-,kerst-,krokus- of paasvakantie, dan word(t)(en) de tussenliggende kalenderdag(en) eveneens als afwezigheid wegens ziekte aangerekend.
Dit geldt eveneens, indien een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie of een wettelijke feestdag aansluit of voorafgaat aan een weekend.
Voor de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering voor de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.
Afwijking op het algemeen principe
Het is uiteraard mogelijk dat de tweede ziekteperiode geen verband houdt met de eerste ziekteperiode. Om dit te bewijzen moet het personeelslid zelf het initiatief nemen.
Het bewijs wordt geleverd met een medisch attest/een medisch getuigschrift dat aan het controleorgaan (omzendbrief van 20 januari 1999 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte) wordt voorgelegd. Hieruit moet blijken dat de tweede ziekteperiode inderdaad geen enkel verband houdt met de eerste ziekteperiode. Indien mogelijk, kan het controleorgaan oordelen op grond van de attesten die reeds in zijn bezit zijn, zoniet is het mogelijk dat het controleorgaan aanvullende bewijsmiddelen vraagt.
Het controleorgaan zal dan op basis van deze elementen aan Agodi of Ahovoks meedelen dat op grond van de in zijn bezit zijnde elementen de tussenliggende kalenderdag(en) niet als bezoldigd ziekteverlof mag/mogen worden aangerekend.
Evaluatie - misbruiken vermijden
Deze maatregelen hebben tot doel het misbruik van het recht op bezoldigd ziekteverlof af te remmen. Om na te gaan of deze werkwijze in de praktijk moeilijkheden uitlokt of aanleiding geeft tot misbruiken, zal de overheid m.i.v. 1 september 2007 statistische gegevens verzamelen over de uitvoering van deze maatregelen. Zij zal ook nagaan of de betrokkenen de maatregelen trachten te ontwijken.
Voorbeeld 1
Een personeelslid wordt ziek gemeld van dinsdag 20/11/2007 t.e.m. vrijdag 23/11/2007 (= 4 dagen) en opnieuw op maandag 26/11/2007 (= 1 dag). Het weekend wordt aangerekend als ziekteverlof, in totaal zijn dit dus 7 dagen ziekteverlof.
Voorbeeld 2
Een personeelslid wordt ziek gemeld van woensdag 24/10/2007 t.e.m. vrijdag 26/10/2007 (= 3 dagen). Na de herfstvakantie (9 dagen) wordt een tweede ziekteperiode gemeld van maandag 05/11/2007 t.e.m. woensdag 05/12/2007 (= 31 dagen). Het weekend en de herfstvakantie worden aangerekend als ziekteverlof, in totaal zijn dit dus 43 dagen ziekteverlof.
Het betrokken personeelslid neemt echter het initiatief om via het controleorgaan te bewijzen dat de tweede ziekteperiode (gebroken voet) geen enkel verband houdt met de eerste ziekteperiode (griep). Indien het controleorgaan bevestigt dat het om een andere ziekte gaat, wordt de periode van zaterdag 27/10/2007 t.e.m. zondag 04/11/2007 niet meer aangerekend als ziekteverlof. In totaal worden dus 3 + 31 dagen of 34 dagen ziekteverlof aangerekend.
2.1.9.
Afwezigheid wegens ziekte vóór en na de zomervakantie
Sinds de zomervakantie 2008 is er voor de zomervakantie een nieuwe regeling die de oude vervangt.
Algemeen principe
Voor de zomervakantie bestond er op grond van artikel 83, §7, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, een regeling die in de praktijk vrij ingewikkeld was. Daarom wordt ze - vanaf de zomervakantie 2008 - opgeheven en vervangen door een nieuwe regeling.
Als een personeelslid gedurende minimum 10 kalenderdagen afwezig is wegens ziekte in een periode van 15 kalenderdagen vóór de zomervakantie en eveneens gedurende minimum 10 kalenderdagen afwezig is wegens ziekte in een periode van 15 kalenderdagen na dezelfde zomervakantie, dan wordt de zomervakantie eveneens als afwezigheid wegens ziekte aangerekend.
Afwijking op het algemeen principe
Het is uiteraard mogelijk dat de tweede ziekteperiode geen verband houdt met de eerste ziekteperiode. Om dit te bewijzen moet het personeelslid zelf het initiatief nemen.
Het bewijs wordt geleverd met een medisch attest/een medisch getuigschrift dat aan het controleorgaan (omzendbrief van 20 januari 1999 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte) wordt voorgelegd. Hieruit moet blijken dat de tweede ziekteperiode inderdaad geen enkel verband houdt met de eerste ziekteperiode. Indien mogelijk, kan het controleorgaan oordelen op grond van de attesten die reeds in zijn bezit zijn, zoniet is het mogelijk dat het controleorgaan aanvullende bewijsmiddelen vraagt.
Het controleorgaan zal op basis van deze elementen aan Agodi of Ahovoks meedelen dat op grond van de in zijn bezit zijnde elementen de zomervakantie niet als bezoldigd ziekteverlof mag worden aangerekend.
Evaluatie - misbruiken vermijden
Zoals de maatregelen vermeld in punt 2.1.8. zal ook deze werkwijze worden geëvalueerd.
Voorbeeld
Een personeelslid wordt ziek gemeld van maandag 07/01/2008 t.e.m. woensdag 25/06/2008 en opnieuw vanaf woensdag 03/09/2008 t.e.m. vrijdag 28/11/2008. Het personeelslid is 10 kalenderdagen afwezig wegens ziekte tijdens de laatste 15 kalenderdagen vóór de zomervakantie en is 13 kalenderdagen afwezig wegens ziekte tijdens de eerste 15 kalenderdagen na deze vakantie. Bijgevolg wordt de periode van dinsdag 01/07/2008 t.e.m. zondag 31/08/2008 ook aangerekend als afwezigheid wegens ziekte.
2.1.10.
Afwezigheden beschouwd als bezoldigd ziekteverlof
Een aantal afwezigheden wordt als bezoldigd ziekteverlof beschouwd. Het recht om afwezig te zijn is in deze gevallen niet gekoppeld aan het aantal dagen ziekteverlof waarop het personeelslid op grond van zijn sociale anciënniteit nog recht zou hebben. Deze afwezigheden worden dus zonder tijdsbeperking toegestaan. Het gaat om de afwezigheid naar aanleiding van:
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval op de weg naar en van het werk;
3° een beroepsziekte;
4° een bedreiging door een beroepsziekte tijdens de zwangerschap en moederschapsbescherming.
Zoals in punt 2.1.5. wordt vermeld, worden deze dagen afwezigheid niet in mindering gebracht van het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid nog recht heeft.
2.1.11.
Afwezigheid te wijten aan een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde
Vanaf 1 september 2007 bestaat er voor deze specifieke situaties meer duidelijkheid m.b.t. de herberekening van het aantal dagen ziekteverlof waarop men opnieuw recht heeft.
Is de afwezigheid te wijten aan een ongeval, veroorzaakt door de fout van een derde, waarbij het niet gaat om een ongeval zoals vermeld in punt 2.1.10. ( = een zgn. buitendienstongeval waarvoor een derde verantwoordelijk is en dus geen arbeidsongeval), dan ontvangt het personeelslid zijn salaris of salaristoelage alleen als voorschot op de door de derde verschuldigde vergoeding. Het salaris of de salaristoelage wordt alleen uitbetaald op voorwaarde dat het betrokken personeelslid de Vlaamse Gemeenschap ten bedrage van de door de Vlaamse Gemeenschap betaalde som in haar rechten doet treden tegen de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt( = begrip subrogatie). Het salaris of de salaristoelage wordt door de Vlaamse Gemeenschap teruggevorderd van de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.
Opnieuw bepalen van het recht op ziekteverlof
Om het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof te bepalen waarop het personeelslid recht heeft, wordt de afwezigheid als gevolg van een dergelijk ongeval niet in aanmerking genomen ten belope van het percentage waarvoor de derde aansprakelijk is gesteld en:
1° wanneer de aansprakelijke derde heeft betaald;
2° wanneer de derde niet heeft betaald, maar de reden van de niet-betaling het gevolg is van de onvermogendheid van de derde, op voorwaarde dat de aansprakelijkheid en de periode van afwezigheid ten gevolge van het ongeval door een rechtbank is vastgesteld of door de derde werd erkend;
3° wanneer de derde niet heeft betaald wegens een beslissing van de Vlaamse Gemeenschap om het salaris of de salaristoelage niet terug te vorderen van de derde.
Meer informatie over buitendienstongevallen vindt u in de omzendbrief van 1 september 2008.
2.1.12.
Geneeskundige controle
Het personeelslid dat afwezig is wegens ziekte, staat onder het geneeskundig toezicht van het controleorgaan bedoeld in de omzendbrief van 20 januari 1999.
2.1.13.
Geen recht meer op bezoldigd ziekteverlof
Op het ogenblik dat het vastbenoemd personeelslid het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het voor het geheel van zijn loopbaan recht heeft, heeft opgebruikt, wordt het door het bevoegd bestuur ter beschikking gesteld wegens ziekte (zie hierna punt 3).
Het vastbenoemd personeelslid ontvangt dan niet langer een salaris of een salaristoelage maar wel een wachtgeld(toelage). De berekening ervan wordt hierna in punt 3.2. toegelicht.
2.1.14.
Aandachtspunten
2.1.14.1.
De aanrekening als ziekteverlof geldt voor alle opdrachten
Sinds 1 september 2007 wordt de afwezigheid wegens ziekte van een personeelslid voor alle opdrachten in het niet-tertiair onderwijs als ziekteverlof aangerekend. Dit geldt niet voor de opdrachten in het hoger onderwijs.
In het verleden was het mogelijk dat men in de hoofdopdracht tijdens de dag (hoofdambt) wegens ziekte niet kon fungeren, maar dat er geen ziekteverlof werd aangerekend in de bijkomende opdracht (bijbetrekking) in bv. het Volwassenenonderwijs. Vermits er niet langer een onderscheid wordt gemaakt tussen de berekening van het ziekteverlof voor de prestaties die als hoofdambt of als bijbetrekking worden beschouwd, is deze situatie met ingang van 1 september 2007 grondig gewijzigd. Vanaf die datum wordt de afwezigheid wegens ziekte als ziekteverlof aangerekend voor alle opdrachten (opdrachten in het hoger onderwijs blijven buiten beschouwing) die op dat ogenblik worden uitgeoefend.
2.1.14.2.
Gevolgen van de berekening
De nieuwe berekeningswijze van het recht op bezoldigd ziekteverlof is ingegaan op 1 september 2007.
Er is echter een waarborgregeling - zie hierna. Dit betekent dat vanaf 1 september 2007 voor alle betrokkene personeelsleden het recht op het aantal bezoldigde dagen ziekteverlof opnieuw wordt vastgesteld.
Waarborgregeling - geen weerslag op de situatie vóór 1 september 2007
De berekeningswijze van het bezoldigd ziekteverlof heeft voor de periode tot en met 31 augustus 2007 geen gevolgen, noch voor de personeelsleden, noch voor de bevoegde besturen.
Dit betekent dat de nieuwe berekeningswijze geen aanleiding mag geven tot een herziening van de toestand van het personeelslid in de periode vóór 1 september 2007. Deze toestand kan door de nieuwe berekeningswijze dus niet worden gewijzigd en is definitief verworven.
Wel een wijziging mogelijk vanaf 1 september 2007
Als gevolg van de gewijzigde reglementering kan een personeelslid op 1 september 2007 recht hebben op meer of op minder dagen bezoldigd ziekteverlof.
Het resultaat van deze nieuwe berekening is voor elk personeelslid afhankelijk van de twee volgende factoren:
1° het aantal jaren/maanden sociale anciënniteit verhoogt, omdat er meer diensten( zie punt 2.1.4.) - bv. sommige diensten die als bijbetrekking werden beschouwd - mogen worden meegerekend;
2° tijdens de periodes die volgens 1° op 1 september 2007 bijkomend mogen meetellen voor de berekening van de sociale anciënniteit heeft het personeelslid veel of weinig dagen bezoldigd ziekteverlof genoten.
De nieuwe regeling kan dus tot gevolg hebben dat een personeelslid dat op 31 augustus 2007 ter beschikking gesteld is wegens ziekte, door de nieuwe berekening op 1 september 2007, opnieuw recht krijgt op bezoldigd ziekteverlof en dus wegens ziekte niet meer ter beschikking gesteld zal zijn. Op 1 september 2007 ontvangt het personeelslid dan opnieuw zijn activiteitssalaris(toelage).
In eerder uitzonderlijke gevallen heeft het personeelslid in het verleden al veel dagen ziekteverlof genoten die vóór 1 september 2007 niet in mindering dienden te worden gebracht, omdat deze in periodes vielen die tot op heden voor de berekening niet mochten meetellen (bv. sommige diensten die als bijbetrekking werden beschouwd). Indien dit het geval is, kan het voorkomen dat een personeelslid dat op 31 augustus 2007 met ziekteverlof is vanaf 1 september 2007 ter beschikking moet worden gesteld wegens ziekte. Het zal dan een wachtgeld(toelage) ontvangen.
2.2.
Tijdelijk aangestelde personeelsleden
2.2.1.
Toepassingsgebied
Punt 2.2. is van toepassing op de volgende personeelsleden:
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken;
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
Let op: voor de personeelsleden van de centra voor basiseducatie die vóór 1 januari 2018 uitsluitend diensten hebben gepresteerd in een centrum voor basiseducatie en die op 1 januari 2018 of later uitsluitend prestaties blijven verrichten in een centrum voor basiseducatie, geldt een overgangsregeling. Meer informatie over de overgangsregeling: zie omzendbrief “Statuut personeelsleden basiseducatie”.
Het is niet van toepassing op de personeelsleden van:
- de universiteiten
- de hogescholen
- de Hogere Zeevaartschool
Punt 2.2. geldt voor alle personeelsleden die diensten presteren die hetzij als hoofdambt hetzij als bijbetrekking worden beschouwd.
De maatregelen die vervat zijn in deze regeling, voeren de bepalingen van cao VIII punt 3.4.3. uit in die zin dat voor het tijdelijk administratief personeel van alle onderwijsniveaus en het tijdelijk technisch personeel van de Centra voor Leerlingenbegeleiding de berekening van het ziekteverlof op dezelfde wijze zal gebeuren als voor alle tijdelijke personeelsleden van de andere personeelscategorieën.
Opmerking - tijdelijk administratief personeel en het tijdelijk technisch personeel van de Centra voor Leerlingenbegeleiding
Het ziekteverlof van het tijdelijk administratief personeel en het tijdelijk technisch personeel van de Centra voor Leerlingenbegeleiding werd vóór 1 september 2007 behandeld volgens de wet van 3 juli 1978 (wet op de arbeids-overeenkomsten). Sinds 1 september 2007 wordt dit ziekteverlof behandeld zoals voor het onderwijzend personeel. Dit betekent dat deze tijdelijke personeelsleden een aantal kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof krijgen, berekend naar rato van één dag per reeks van tien dagen waarvoor een salaris of een salaristoelage wordt verstrekt als tijdelijk personeelslid sinds 1 april 1969.
2.2.2.
Voorwaarde om bezoldigd ziekteverlof te krijgen
De personeelsleden vermeld in punt 2.2.1., die afwezig zijn wegens ziekte hebben recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof.
De hierna volgende bepalingen gelden enkel voor de afwezigheid wegens ziekte die ligt binnen de periode van aanstelling van een tijdelijk personeelslid.
Het tijdelijk personeelslid moet zijn opdracht effectief hebben opgenomen. Het volstaat niet dat een personeelslid door een bevoegd bestuur tijdelijk werd aangesteld. Hij moet ook daadwerkelijk in dienst getreden zijn en fungeren vooraleer hij aanspraak kan maken op bezoldigd ziekteverlof.
Deze regel geldt niet alleen voor nieuwe aanstellingen op 1 september van een schooljaar, maar ook voor nieuwe aanstellingen in de loop van een schooljaar.
Voorbeeld 1
Een personeelslid wordt tijdelijk aangesteld op 1 september 2007, maar kan als gevolg van een afwezigheid wegens ziekte (medisch attest) die start op 1 september, niet in dienst treden. Betrokkene neemt op 10 september 2007 effectief zijn opdracht op. Gedurende de periode van 1 tot en met 9 september 2007 kan het personeelslid geen aanspraak maken op bezoldigd ziekteverlof. Betrokkene heeft bijgevolg slechts recht op bezoldiging vanaf de datum van zijn effectieve indiensttreding, m.a.w. vanaf 10 september 2007.
Voorbeeld 2
Een personeelslid wordt tijdelijk aangesteld op 1 november 2007 tot het einde van het schooljaar, maar kan als gevolg van ziekte op deze datum niet in dienst treden. Betrokkene neemt op 21 november 2007 effectief zijn opdracht op. Gedurende de periode van 1 tot en met 20 november 2007 kan het personeelslid geen aanspraak maken op bezoldigd ziekteverlof en heeft dus slechts recht op bezoldiging vanaf de datum van zijn effectieve indiensttreding, m.a.w. vanaf 21 november 2007.
Deze regel geldt eveneens voor het tijdelijk personeelslid met bijvoorbeeld bevallingsverlof, bedreiging door een beroepsziekte, voltijds zorgkrediet… op 1 september en dat aansluitend afwezig is wegens ziekte.
Voorbeeld 3
Een persoon wordt tijdelijk aangesteld op 1 september 2007, maar kan als gevolg van bevallingsverlof op deze datum niet in dienst treden. Het bevallingsverlof eindigt op 14 november 2007. Het personeelslid wordt aansluitend met het bevallingsverlof ziek van 15 november 2007 tot 25 november 2007 en neemt op 26 november 2007 effectief haar opdracht op. Gedurende de periode van 15 november 2007 tot 25 november 2007 kan betrokkene geen aanspraak maken op bezoldigd ziekteverlof en heeft bijgevolg slechts recht op bezoldiging vanaf de datum van de effectieve indiensttreding, m.a.w. vanaf 26 november 2007.
Een personeelslid tijdelijk aangesteld van doorlopende duur(TADD) ((of een opdracht van onbepaalde duur in een CBE) ) op 1 september en onmiddellijk ziek op 1 september of aansluitend ziek na bijvoorbeeld bevallingsverlof, bedreiging door een beroepsziekte, voltijds zorgkrediet…, heeft recht op bezoldigd ziekteverlof voor zover er op de vooravond (31 augustus) een TADD-opdracht (of een opdracht van onbepaalde duur) is en voor zover het personeelslid uiteraard nog recht heeft op bezoldigd ziekteverlof.
Een personeelslid met bijvoorbeeld bevallingsverlof, bedreiging door een beroepsziekte, voltijds zorgkrediet… in de loop van het schooljaar en dat aansluitend afwezig is wegens ziekte geniet wel bezoldigd ziekteverlof voor zover betrokkene in het betrokken schooljaar, vóór de aanvang van het verlof, effectief in dienst was en voor zover het personeelslid uiteraard nog op bezoldigd ziekteverlof recht heeft.
Tijdens het ziekteverlof - nieuwe aanstelling of uitbreiding opdracht
Tijdens een periode van ziekteverlof kan het tijdelijk personeelslid met of zonder TADD of aanstelling van onbepaalde duur) een bijkomende aanstelling krijgen, maar ontvangt het geen bezoldiging voor deze nieuwe aanstelling. Het kan gaan om volledig nieuwe aanstellingen of om uitbreidingen van bestaande opdrachten. Het personeelslid kan immers omwille van de ziekte deze nieuwe aanstelling of bijkomende opdracht niet effectief opnemen.
Voorbeeld
Een personeelslid is tijdelijk aangesteld voor 10 uur voor het volledig schooljaar 2007-2008. Het personeelslid wordt ziek van 1 december 2007 tot 31 januari 2008. Het personeelslid krijgt op 1 december 2007 een uitbreiding van zijn opdracht met 5 uur. Het personeelslid wordt dan vanaf 1 december 2007 beschouwd als tijdelijk aangesteld voor 15 uur maar het personeelslid wordt maar bezoldigd voor 10 uur. Vanaf 1 februari 2008, wanneer het personeelslid de opdracht in zijn totaliteit ook effectief opneemt, wordt het personeelslid bezoldigd voor 15 uur.
2.2.3.
Bepaling van het recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof
2.2.3.1.
Het personeelslid is voor de eerste maal ziek
Algemeen principe
Het personeelslid dat aan de voormelde voorwaarde (punt 2.2.2.) voldoet en dat een eerste keer afwezig is wegens ziekte, krijgt een aantal kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof, berekend naar rato van één dag per reeks van tien dagen waarvoor een salaris of een salaristoelage wordt verstrekt als tijdelijk personeelslid sinds 1 april 1969.
Welke periodes tellen mee om het aantal bezoldigde dagen genoten als tijdelijk personeelslid te bepalen?
Alleen de perioden waarvoor het personeelslid als tijdelijk personeelslid in hoofdambt of in bijbetrekking, van 1 april 1969 af, een salaris of salaristoelage van de onderwijs-administratie heeft verkregen, ongeacht de aard van de instelling of het centrum waar die diensten werden gepresteerd. De termen “instelling” en “centra” verwijzen naar de definities in de decreten rechtspositieregeling.
Per schooljaar mogen maximaal 300 kalenderdagen worden aangerekend.
Voor de tijdelijke personeelsleden die tijdens de zomervakantie een uitgestelde bezoldiging ontvangen, geldt voor de telling van het aantal bezoldigde dagen genoten als tijdelijk personeelslid, de periode van 1 september tot 30 juni.
Er kunnen meer dan 300 dagen worden bezoldigd, maar voor de telling van het aantal bezoldigde dagen genoten als tijdelijk personeelslid, kunnen maximum 300 dagen worden aangerekend.
Voorbeeld
Een onderwijzer wordt tijdelijk aangesteld van 1 september 2007 tot 30 juni 2008. Dit zijn 303 dagen. Het personeelslid ontvangt uitgestelde bezoldiging tijdens de maanden juli en augustus 2008. Als tellingsperiode wordt de periode van 1 september 2007 tot 30 juni 2008 genomen. Voor de telling van het aantal bezoldigde dagen worden er voor het schooljaar 2007-2008 toch maar 300 dagen aangerekend.
Voor alle tijdelijke personeelsleden die geen recht hebben op uitgestelde bezoldiging (en doorbetaald worden in de maanden juli en augustus) wordt er geteld van 1 september tot 31 augustus met daarna een beperking tot 300 dagen.
Voorbeeld
Een tijdelijk administratief medewerker in het voltijds secundair onderwijs wordt aangesteld van 1 november 2007 tot 31 augustus 2008. Het personeelslid ontvangt tijdens de zomervakantie geen uitgestelde bezoldiging, maar wordt doorbetaald. Voor de telling van het aantal dagen recht op bezoldigd ziekteverlof als tijdelijk personeelslid wordt er geteld van 1 november 2007 tot 31 augustus 2008, omdat het personeelslid geen uitgestelde bezoldiging ontvangt. Dit zijn 304 dagen. Vervolgens wordt er beperkt tot 300 dagen. Voor het schooljaar 2007-2008 heeft dit personeelslid dus voor de telling van het aantal genoten bezoldigde dagen recht op 300 dagen.
Afwijking op het algemeen principe - aangesteld voor een volledig schooljaar
In afwijking van het voormelde algemeen principe kan het personeelslid dat aangesteld werd voor de volledige duur van het schooljaar en dat eenmaal zijn opdracht effectief heeft opgenomen en dat afwezig is wegens ziekte, voor dat schooljaar aanspraak maken op dertig kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof, als de toepassing van het voormelde algemeen principe in zijn geval minder gunstig is.
Voorbeeld
Een personeelslid wordt tijdelijk aangesteld voor het volledige schooljaar 2007/2008 en wordt ziek van 15/11/2007 t.e.m. 12/12/2007.
Berekening van het ziekteverlof volgens het algemeen principe.
Het personeelslid heeft als tijdelijk personeelslid bezoldigde diensten van:
- 02/10/2006 t.e.m. 03/12/2006 = 63 dagen;
- 06/12/2006 t.e.m. 31/01/2007 = 57 dagen;
- 01/09/2007 t.e.m. 14/11/2007 = 75 dagen = een totaal van 195 dagen.
Het personeelslid had voor 15 november 2007 al 5 bezoldigde ziektedagen genoten. Het recht op bezoldigd ziekteverlof bedraagt 195/10 = 19 dagen - 5 dagen(reeds genoten bezoldigde ziektedagen) = 14 dagen. Bij toepassing van het algemeen principe is het ziekteverlof van 15/11/2007 t.e.m. 28/11/2007 bezoldigd (14 dagen) en de periode van 29/11/2007 t.e.m. 12/12/2007 onbezoldigd. Aangezien het algemeen principe minder gunstig is dan de afwijkende regeling, wordt hem forfaitair voor het desbetreffend schooljaar 30 dagen bezoldigd ziekteverlof toegekend. Het ziekteverlof van 15/11/2007 t.e.m. 12/12/2007 (= 28 dagen) is aldus bezoldigd. Eenmaal deze werkwijze wordt toegepast (algemene principe versus de afwijkende regeling), is dit onomkeerbaar en bepalend voor de duur van het betrokken schooljaar. Bij ziekteverlof wordt deze “keuze” ieder schooljaar opnieuw bepaald.
Voorbeeld
Het voormelde personeelslid wordt in hetzelfde schooljaar opnieuw ziek van 05/03/2008 t.e.m. 23/03/2008. Als gevolg van de initiële “keuze” heeft het personeelslid nog recht op 30 - 28 (bezoldigde ziekteperiode van 15/11/2007 t.e.m. 12/12/2007) = 2 bezoldigde ziektedagen. Het ziekteverlof van 05/03/2008 t.e.m. 06/03/2008 is bezoldigd.
De periode van 07/03/2008 t.e.m. 23/03/2008 is onbezoldigd.
LET OP
Als het betrokken personeelslid echter vrijwillig of gedwongen zijn ambt neerlegt of onderbreekt voor het einde van het schooljaar, wordt, in voorkomend geval, het verschil berekend tussen:
- de bezoldiging die de betrokkene heeft gekregen op grond van de afwijkende regeling en
- de bezoldiging waarop hij aanspraak kon maken bij toepassing van het algemene principe.
Het bekomen bedrag wordt van het betrokken personeelslid teruggevorderd.
Voorbeeld
Een personeelslid is met ingang van 1 september 2007 voor het volledige schooljaar 2007 - 2008 aangesteld. Hij treedt effectief in dienst op 1 september 2007 (= eerste indiensttreding in het onderwijs). De betrokkene wordt ziek op 1 oktober 2007 en blijft ziek tot 5 november 2007. Hij bekomt gedurende de eerste dertig dagen van zijn ziekteverlof een bezoldiging (de toepassing van de afwijkende regeling is voor betrokkene immers gunstiger). De periode 01/10/2007 - 30/10/2007 = 30 dagen bezoldigd ziekteverlof; de periode 31/10/2007 - 05/11/2007 = 6 dagen onbezoldigd ziekteverlof. De betrokkene wenst echter het onderwijs te verlaten en dient daartoe ontslag in dat ingaat op 1 april 2008. Bijgevolg dient de situatie van het personeelslid te worden herzien. De bezoldiging waarop het aanspraak zou kunnen maken, bij toepassing van het algemene principe wordt als volgt berekend:
- bezoldigde diensten als tijdelijk personeelslid tot de vooravond van het ziekteverlof = periode 01/9/2007 - 30/9/2007 (30 dagen).
- recht op bezoldigd ziekteverlof: 30/10 dagen = 3 dagen
- periode 01/10/2007 - 03/10/2007 = 3 dagen bezoldigd ziekteverlof
- periode 04/10/2007 - 05/11/2007 = 33 dagen onbezoldigd ziekteverlof
Ingevolge zijn ontslag heeft de betrokkene slechts recht op 3 dagen bezoldigd ziekteverlof. De bezoldiging die het personeelslid voor zijn 30 dagen ziekteverlof heeft gekregen, wordt vergeleken met de bezoldiging waarop hij voor de 3 dagen ziekteverlof werkelijk recht heeft. Het verschil, nl. de bezoldiging die hij te veel heeft ontvangen (27 dagen = periode 04/10/2007 - 30/10/2007), wordt teruggevorderd.
Wanneer de betrokkene echter in de loop van dat schooljaar (na 1 september) een dienstonderbreking neemt, brengt dit geen herberekening van het recht op bezoldigd ziekteverlof met zich mee.
2.2.3.2.
Opnieuw afwezig wegens ziekte
Als het personeelslid opnieuw afwezig is wegens ziekte, is het aantal kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof waarop het aanspraak kan maken, gelijk aan het aantal kalenderdagen, berekend volgens de voormelde principes verminderd met het aantal kalenderdagen bezoldigd ziekteverlof dat het sinds 1 april 1969 heeft genoten.
Telling genoten bezoldigde ziektedagen
Voor de telling van het aantal genoten dagen ziekteverlof worden alleen de dagen bezoldigd ziekteverlof meegeteld die vallen binnen de periode die meetelt voor de berekening van het recht op het bezoldigd ziekteverlof.
2.2.4.
Administratieve toestand van het personeelslid
De bezoldigde afwezigheden wegens ziekte zijn periodes van bezoldigd verlof en worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Als die periode zich binnen de aanstelling bevindt, heeft het personeelslid tijdens dat verlof recht op een salaris of salaristoelage en op verhoging tot een hoger salaris of een hogere salaristoelage.
Als de afwezigheid wegens ziekte van een personeelslid langer duurt dan de periode waarvoor het werd aangesteld, mag de toepassing van de bepalingen m.b.t. het recht op bezoldigd ziekteverlof niet tot gevolg hebben dat de betrokkene bezoldigd wordt gedurende een periode na de datum waarop zijn tijdelijke aanstelling is beëindigd.
De onbezoldigde afwezigheden wegens ziekte zijn geen periodes van bezoldigd verlof en worden niet gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het personeelslid heeft tijdens het onbezoldigd ziekteverlof geen recht op een salaris of salaristoelage, noch op een verhoging tot een hoger salaris of een hogere salaristoelage.
2.2.5.
Afwezigheid wegens ziekte voor en na een weekend, een wettelijke feestdag en sommige vakanties (maar niet de zomervakantie)
Algemeen principe
Als een personeelslid afwezig is wegens ziekte de kalenderdag vóór een wettelijke feestdag, een weekend, een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie en eveneens afwezig is wegens ziekte de kalenderdag na dezelfde wettelijke feestdag, hetzelfde weekend, dezelfde herfst-,kerst-,krokus- of paasvakantie, dan word(t)(en) de tussenliggende kalenderdag(en) eveneens als afwezigheid wegens ziekte aangerekend.
Dit geldt eveneens indien een herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie of een wettelijke feestdag aansluit of voorafgaat aan een weekend.
Voor de centra voor leerlingenbegeleiding moet de zinsnede ‘herfst-, kerst-, krokus- of paasvakantie’ gelezen worden als ‘sluitingsperiode met uitzondering voor de verplichte sluitingsperiode van 15 juli tot en met 15 augustus’.
Afwijking op het algemeen principe
Het is uiteraard mogelijk dat de tweede ziekteperiode geen verband houdt met de eerste ziekteperiode. Om dit te bewijzen moet het personeelslid zelf het initiatief nemen.
Het bewijs wordt geleverd met een medisch attest/een medisch getuigschrift dat aan het controleorgaan (omzendbrief van 20 januari 1999, betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte) wordt voorgelegd. Hieruit moet blijken dat de tweede ziekteperiode inderdaad geen enkel verband houdt met de eerste ziekteperiode. Indien mogelijk kan het controleorgaan oordelen op grond van de attesten die reeds in zijn bezit zijn, zoniet is het mogelijk dat het controleorgaan aanvullende bewijsmiddelen vraagt.
Het controleorgaan zal dan op basis van deze elementen aan Agodi of Ahovoks meedelen dat op grond van de in zijn bezit zijnde elementen de tussenliggende kalenderdag(en) niet als bezoldigd ziekteverlof mag/mogen worden aangerekend.
Evaluatie - misbruiken vermijden
Deze maatregelen hebben tot doel het misbruik van het recht op bezoldigd ziekteverlof af te remmen. Om na te gaan of deze werkwijze in de praktijk moeilijkheden uitlokt of aanleiding geeft tot misbruiken, zal de overheid m.i.v. 1 september 2007 statistische gegevens verzamelen over de uitvoering van deze maatregelen. Zij zal ook nagaan of de betrokkenen de maatregel trachten te ontwijken.
Voorbeeld
Zie punt 2.1.8.
2.2.6.
Afwezigheden beschouwd als bezoldigd ziekteverlof
Een aantal afwezigheden wordt als bezoldigd ziekteverlof beschouwd. Het gaat om de afwezigheid naar aanleiding van:
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval op de weg naar en van het werk;
3° een beroepsziekte;
4° een bedreiging door een beroepsziekte.
Het recht om afwezig te zijn is in deze gevallen niet gekoppeld aan het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid nog recht zou hebben. Als de hogervermelde afwezigheid zich bevindt binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid dan worden deze afwezigheden dus zonder tijdsbeperking toegestaan.
Deze dagen afwezigheid worden niet in mindering gebracht van het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid nog recht heeft.
Voor de afwezigheid ten gevolge van een arbeidsongeval buiten de aanstellingsperiode heeft het personeelslid recht op een vervangingsinkomen - zie punt 5.3.2. van de omzendbrief van 15 december 1999.
2.2.7.
Afwezigheid te wijten aan een ongeval, veroorzaakt door de fout van een derde
Is de afwezigheid van een personeelslid te wijten aan een ongeval, veroorzaakt door de fout van een derde en waarbij het niet gaat om een ongeval zoals vermeld in punt 2.2.6.(= een zgn. buitendienstongeval waarvoor een derde verantwoordelijk is en dus geen arbeidsongeval), dan ontvangt het personeelslid zijn salaris of salaristoelage alleen als voorschot op de door de derde verschuldigde vergoeding. Het salaris of de salaristoelage wordt alleen uitbetaald op voorwaarde dat het betrokken personeelslid de Vlaamse Gemeenschap ten bedrage van de door de Vlaamse Gemeenschap betaalde som in haar rechten doet treden tegen de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt(= begrip subrogatie). Het salaris of de salaristoelage wordt door de Vlaamse Gemeenschap teruggevorderd van de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.
Hervatten na deze afwezigheid
Als het personeelslid het werk hervat, wordt het recht op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vermeerderd met het aantal dagen ten belope van het percentage waarvoor de derde aansprakelijk is gesteld.
De aanvulling gebeurt pas:
1° wanneer de derde heeft betaald;
2° wanneer de derde niet heeft betaald, maar de reden van de niet-betaling het gevolg is van de onvermogendheid van de derde, op voorwaarde dat de aansprakelijkheid en de periode van afwezigheid ten gevolge van het ongeval door een rechtbank is vastgesteld of door de derde werd erkend;
3° wanneer de derde niet heeft betaald wegens een beslissing van de Vlaamse Gemeenschap om het salaris of de salaris-toelage niet terug te vorderen van de derde,
en nadat het personeelslid heeft verklaard dat de periode van afwezigheid ten gevolge van het ongeval werd beëindigd.
Meer informatie over buitendienstongevallen vindt u in de omzendbrief van 1 september 2008.
Enkel voor latere ziekteperiodes
De aanvulling van het recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof heeft alleen gevolgen voor latere afwezigheden wegens ziekte.
2.2.8.
Geneeskundige controle
Het personeelslid dat afwezig is wegens ziekte, staat onder het geneeskundig toezicht van het controleorgaan bedoeld in de omzendbrief van 20 januari 1999 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte.
2.2.9.
Geen recht meer op bezoldigd ziekteverlof
Op het ogenblik dat het personeelslid het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het voor het geheel van zijn loopbaan recht heeft, heeft opgebruikt, ontvangt het niet langer een salaris of een salaristoelage. Het personeelslid ontvangt dan een uitkering van het ziekenfonds.
2.2.10.
Aandachtspunten rond de huidige regelgeving
2.2.10.1.
De aanrekening als ziekteverlof geldt voor alle opdrachten
Sinds 1 september 2007 wordt de afwezigheid wegens ziekte van een personeelslid voor alle opdrachten in het niet-tertiair onderwijs als ziekteverlof aangerekend. Dit geldt niet voor de opdrachten in het hoger onderwijs.
In het verleden was het mogelijk dat men in de hoofdopdracht tijdens de dag (hoofdambt) wegens ziekte niet kon fungeren, maar dat er geen ziekteverlof werd aangerekend in de bijkomende opdracht (bijbetrekking) in bv. het Volwassenenonderwijs. Vermits er niet langer een onderscheid wordt gemaakt tussen de berekening van het ziekteverlof voor de prestaties die als hoofdambt of als bijbetrekking worden beschouwd, zal deze situatie vanaf 1 september 2007 grondig wijzigen.
Vanaf die datum wordt de afwezigheid wegens ziekte als ziekteverlof aangerekend voor alle opdrachten (opdrachten in het hoger onderwijs blijven buiten beschouwing) die op dat ogenblik worden uitgeoefend.
2.2.10.2.
Gevolgen van de berekening
De huidige regeling mag geen weerslag hebben op de periode die 1 september 2007 voorafgaat.
De berekeningswijze van het recht op bezoldigd ziekteverlof werd vanaf 1 september 2007 toegepast.
Er is echter een waarborgregeling - zie hierna. Dit betekent dat vanaf 1 september 2007 voor elk personeelslid het recht op het aantal bezoldigde dagen ziekteverlof opnieuw wordt vastgesteld.
Waarborgregeling - geen weerslag op de situatie vóór
1 september 2007
De berekeningswijze van het bezoldigd ziekteverlof heeft voor de periode tot en met 31 augustus 2007 geen gevolgen, noch voor de personeelsleden, noch voor de bevoegde besturen.
Dit betekent dat de huidige berekeningswijze geen aanleiding mag geven tot een herziening van de toestand van het personeelslid in de periode vóór 1 september 2007. Deze toestand kan door de huidige berekeningswijze dus niet worden gewijzigd en is definitief verworven.
Mogelijk wel een wijziging op 1 september 2007
Als gevolg van de gewijzigde reglementering kan een personeelslid op 1 september 2007 recht hebben op meer of op minder dagen bezoldigd ziekteverlof.
Het resultaat van deze nieuwe berekening is voor elk personeelslid afhankelijk van de twee volgende doorslaggevende factoren:
1° sommige periodes - bv. sommige diensten die als bijbetrekking werden beschouwd - mogen nu wel worden meegerekend;
2° tijdens de periodes die volgens 1° op 1 september 2007 bijkomend mogen meetellen voor de berekening, heeft het personeelslid veel of weinig dagen ziekteverlof genoten.
In eerder uitzonderlijke gevallen heeft het personeelslid in het verleden al veel dagen bezoldigd ziekteverlof genoten die vóór 1 september 2007 niet in mindering werden gebracht, omdat deze in periodes vielen die tot op heden voor de berekening niet werden meegeteld (bv. sommige diensten die als bijbetrekking werden beschouwd). Indien dit het geval is, kan het voorkomen dat het saldo van het aantal dagen waarop een tijdelijk personeelslid nog recht heeft op 1 september 2007 wijzigt.
2.3.
Contractuele personeelsleden
Voorafgaand
Op grond van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, artikel X.58, kan Agodi of Ahovoks voor bepaalde categorieën van personeelsleden van het onderwijs die zijn aangesteld via een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, een jaarsalaris of jaarsalaristoelage uitbetalen.
Deze groep van contractuele personeelsleden is zeer divers. De belangrijkste categorieën zijn:
- het tijdelijk meesters- vak en dienstpersoneel
- de contractuelen departement onderwijs (CODO's)
- de gesubsidieerde contractuelen Brussels Gewest (GECO's)
- de gesubsidieerde contractuelen bij de Stichting Vlaams Schoolsport (GESCO's)
- contractuele kinderverzorgsters en verpleegsters van de Kinderdagverblijven verbonden aan de basisscholen van het gemeenschapsonderwijs te Brussel
- de deskundige van de lokale overlegplatforms (LOP-ers)
- de opvoeders voor- en nabewaking in de basisscholen verbonden aan het Koninklijk Atheneum van Brussel
- de startbaners.
De hierna vermelde bepalingen gelden alleen voor de afwezigheid die ligt binnen de periode van de arbeidsovereenkomst.
2.3.1.
Regeling op het gebied van ziekteverlof
Voor de contractuele personeelsleden die betaald worden door Agodi of Ahovoks, blijft de voormelde wet van 3 juli 1978 van toepassing.
2.3.2.
Voorwaarde om bezoldigd ziekteverlof te krijgen
Het contractueel personeelslid moet zijn opdracht effectief hebben opgenomen.
2.3.3.
De belangrijkste bepaling om het recht op een aantal dagen bezoldigd ziekteverlof vast te stellen - uitputting van dit recht
De eerste 30 dagen van afwezigheid wegens ziekte wordt het salaris doorbetaald. Vanaf de 31ste dag valt het personeelslid ten laste van het ziekenfonds.
Diensthervatting
Na een diensthervatting van meer dan 14 dagen geldt de 30-dagen regel in principe - zie echter hierna - opnieuw voor elke volgende periode van afwezigheid.
Hervatting is minder dan 14 dagen
Indien er geen 14 dagen diensthervatting is tussen twee ziekteverlofperioden in, dan worden de beide perioden van afwezigheid wegens ziekte samengeteld om het maximum van 30 dagen bezoldigd ziekteverlof te bekomen.
Toch opnieuw recht op 30 dagen
Het contractueel personeelslid heeft na een werkhervatting van minder dan 14 dagen toch opnieuw recht op 30 dagen bezoldigd ziekteverlof, indien de tweede ziekteperiode een andere ziekte is dan in de vorige ziekteperiode.
Voorbeeld
Een personeelslid is sinds 01/01/2002 halftijds vastbenoemd als kinderverzorger in een kinderdagverblijf verbonden aan een basisschool van het gemeenschapsonderwijs te Brussel. Een andere halftijdse opdracht wordt als contractueel personeelslid uitgeoefend. Het personeelslid heeft van een initiële sociale anciënniteit van 200 dagen op 01/09/2007 nog 24 dagen over. Op 01/09/2007 wordt betrokkene ziek tot en met 05/10/2007. Als vastbenoemd kinderverzorger wordt betrokkene vanaf 25/09/2007 voor 18/36 ter beschikking gesteld wegens ziekte en als contractueel kinderverzorger(18/36) ontvangt betrokkene vanaf 01/10/2007 een uitkering van het ziekenfonds.
2.3.4.
Administratieve toestand van het personeelslid
De bezoldigde afwezigheden wegens ziekte zijn periodes van bezoldigd ziekteverlof. Als die periode binnen de periode van de arbeidsovereenkomst van het personeelslid valt dan behoudt het personeelslid tijdens dat verlof het recht op een salaris en op verhoging tot een hoger salaris.
2.3.5.
Afwezigheden beschouwd als bezoldigd ziekteverlof
Een aantal afwezigheden wordt als bezoldigd ziekteverlof beschouwd. Het gaat om de afwezigheid naar aanleiding van:
1° een arbeidsongeval;
2° een ongeval op de weg naar en van het werk;
3° een beroepsziekte;
4° een bedreiging door een beroepsziekte.
Het recht om afwezig te zijn is in deze gevallen niet gekoppeld aan het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid nog recht zou hebben. Als de hogervermelde afwezigheid zich binnen de periode van de arbeidsovereenkomst van het personeelslid bevindt, dan worden deze afwezigheden dus zonder tijdsbeperking toegestaan.
Gedurende die periode van afwezigheid en op voorwaarde dat die periode zich binnen de periode van de arbeidsovereenkomst bevindt, behoudt het personeelslid het recht op een salaris en op verhoging tot een hoger salaris.
Voor de afwezigheid ten gevolg van een arbeidsongeval buiten de periode van de arbeidsovereenkomst heeft het personeelslid recht op een vervangingsinkomen - zie punt 5.3.3. van de omzendbrief van 15 december 1999.
2.3.6.
Afwezigheid te wijten aan een ongeval, veroorzaakt door de fout van een derde
Is de afwezigheid van een personeelslid te wijten aan een ongeval, veroorzaakt door de fout van een derde en dat geen ongeval is als vermeld in punt 2.3.5. ( = een zgn. buitendienstongeval waarvoor een derde verantwoordelijk is en dus geen arbeidsongeval) dan ontvangt het personeelslid zijn salaris alleen als voorschot op de door de derde verschuldigde vergoeding. Het salaris - zie punt 2.3.3. - wordt alleen uitbetaald op voorwaarde dat het betrokken personeelslid de Vlaamse Gemeenschap ten bedrage van de door de Vlaamse Gemeenschap betaalde som in haar rechten doet treden tegen de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt(= begrip subrogatie). Het salaris wordt door de Vlaamse Gemeenschap teruggevorderd van de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.
Meer informatie over buitendienstongevallen vindt u in de omzendbrief van 1 september 2008.
2.3.7.
Geneeskundige controle
Het contractueel personeelslid dat afwezig is wegens ziekte, staat onder het geneeskundig toezicht van het controleorgaan bedoeld in de omzendbrief van 20 januari 1999 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte.
3.
De terbeschikkingstelling wegens ziekte voor vastbenoemde personeelsleden
Een vastbenoemd personeelslid van wie het aantal opgebouwde ziektedagen uitgeput is omwille van ziekte, wordt ter beschikking gesteld wegens ziekte. Aan die terbeschikkingstelling wegens ziekte zijn een aantal gevolgen verbonden op administratief en geldelijk vlak. Daarnaast zal het personeelslid dat ter beschikking gesteld wordt wegens ziekte doorverwezen worden naar Medex, dat zal oordelen over de toekomstige situatie van het personeelslid.
3.1.
Administratief statuut
Het personeelslid vermeld in punt 2.1.1, dat vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten is, wordt door het bevoegd bestuur ter beschikking gesteld, nadat het personeelslid het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het recht had, heeft opgebruikt Dat betekent dat het personeelslid overgaat van de administratieve stand dienstactiviteit naar de administratieve stand terbeschikkingstelling.
Let op: een personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte, heeft recht op bevallingsverlof. Aangezien het bevallingsverlof van rechtswege een einde stelt aan de stand terbeschikkingstelling, bevindt het personeelslid zich tijdens het bevallingsverlof opnieuw in de stand dienstactiviteit, met alle voordelen die daaraan verbonden zijn, zoals het salaris.
3.2.
Geldelijk statuut
Het personeelslid dat wegens ziekte ter beschikking gesteld is, ontvangt een wachtgeld of wachtgeldtoelage.
Het bedrag van het wachtgeld of de wachtgeldtoelage tijdens de terbeschikkingstelling wegens ziekte wordt per jaar geldelijke anciënniteit, berekend op basis van het laatste activiteitssalaris naar rata van:
5% per jaar voor de eerste vijf jaren = 5 x 5 = 25%
4% per jaar voor de vijf volgende jaren = 4 x 5 = 20%
2% per jaar voor de resterende jaren = 2 x X = 2X%
Het bedrag van het wachtgeld of de wachtgeldtoelage mag niet lager zijn dan 50% en niet hoger zijn dan 75% van het laatste activiteitssalaris (brutosalaris).
Het bedrag van het wachtgeld of de wachtgeldtoelage blijft ongewijzigd tijdens de periode van terbeschikkingstelling wegens ziekte, uitgezonderd bij:
- wijziging in de regelgeving;
- vermindering van de opdracht (bv. door ontslag);
- uitbreiding van de vaste benoeming;
- indexverhoging.
Voorbeeld 1
Een personeelslid, vastbenoemd voor 8 uren en tijdelijk voor 10 uren, heeft zijn recht op bezoldigd ziekteverlof in de loop van november 2007 uitgeput, zowel voor zijn tijdelijke opdracht als voor zijn vastbenoemde opdracht.
Voor de vastbenoemde opdracht komt hij in de stand terbeschikkingstelling wegens ziekte. Hij ontvangt een wachtgeld berekend op het laatste activiteitssalaris voor de 8 uren vaste benoeming. Voor de tijdelijke opdracht van 10 uren krijgt hij van het ziekenfonds een uitkering. Op 1 januari 2008, tijdens de periode van terbeschikkingstelling, wordt zijn vaste benoeming uitgebreid van 8 naar 15 uren. Vanaf dezelfde datum wordt nu ook het wachtgeld herberekend op basis van het laatste activiteitssalaris voor 15 uren benoeming. Deze uitbreiding kan wel geen aanleiding geven tot een wijziging van het toe te kennen percentage (= geen verhoging van de geldelijke anciënniteit).
Voor het nog resterende aantal uren als tijdelijke - 3 - krijgt hij verder van het ziekenfonds een uitkering.
Voorbeeld 2
Indien voormeld personeelslid op 1 februari 2008, tijdens de periode van terbeschikkingstelling, ontslag neemt voor bv. 5 uren en de vaste benoeming wordt dus van 15 naar 10 uren teruggebracht, dan wordt het wachtgeld herberekend op basis van het laatste activiteitssalaris voor 10 uren vaste benoeming.
Voor de 3 tijdelijke uren krijgt hij verder van het ziekenfonds een uitkering.
Let op: in bepaalde situaties kan het personeelslid een hoger wachtgeld krijgen dat gelijk is aan het laatste activiteitssalaris. Daarvoor is echter een erkenning nodig van Medex. Medex beslist of de aandoening waaraan het personeelslid lijdt een ernstige en langdurige ziekte is.
De beslissing mag in geen geval genomen worden vooraleer het personeelslid voor een periode van ten minste zes maanden voor de aandoening waaraan hij lijdt met ziekteverlof was en/of wegens ziekte ter beschikking gesteld is geweest.
Uitwerking van elke eerste beslissing
Elke eerste beslissing waarin Medex de aandoening al dan niet als een ernstige en langdurige ziekte erkent, brengt een herziening mee van de toestand van het personeelslid, met geldelijke terugwerking tot de begindatum van zijn terbeschikkingstelling.
Voorbeeld
Een personeelslid is ononderbroken afwezig wegens ziekte vanaf 01/09/2006 en heeft zijn recht op bezoldigd ziekteverlof uitgeput op 26/03/2008. Hij heeft een geldelijke anciënniteit van 28 jaar en wordt ter beschikking gesteld met een wachtgeld van 75 % van zijn laatste activiteitssalaris. Medex deelt met een aangetekende brief van 21/05/2008 mee dat betrokkene aangetast is door een ernstige en/of langdurige ziekte. Zijn salaris wordt met terugwerkende kracht herzien vanaf de begindatum van zijn terbeschikkingstelling; hij heeft vanaf 26/03/2008 recht op 100 % salaris i.p.v. op een wachtgeld van 75 %.
Uitwerking van elke latere beslissing
In afwijking van de voormelde herziening tot de begindatum van de terbeschikkingstelling wegens ziekte hebben de beslissingen van het Bestuur van de Medische Expertise (Medex) getroffen na de eerste beslissing uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de betekening van de beslissing. Als de beslissing op de eerste dag van een maand wordt betekend, heeft de beslissing toch uitwerking vanaf de eerste dag van die maand.
Voorbeeld (nieuwe beslissing)
Een personeelslid is ononderbroken afwezig wegens ziekte gedurende meer dan 6 maand en heeft zijn recht op bezoldigd ziekteverlof uitgeput op 17/11/2007. Hij heeft een geldelijke anciënniteit van 7 jaar en wordt ter beschikking gesteld met een wachtgeld van 50 % van zijn laatste activiteitssalaris. Medex deelt met een aangetekende brief van 29/01/2008 mee dat hij na 9 maanden opnieuw moet worden onderzocht en dat hij niet aangetast is door een ernstige en/of langdurige ziekte. Betrokkene ontvangt verder het wachtgeld van 50 % van zijn laatste activiteitssalaris. Hij wordt na 9 maanden opnieuw onderzocht en Medex betekent bij brief van 20/11/2008 een nieuwe beslissing: betrokkene is nog ongeschikt, maar hij is nu wel aangetast door een ernstige en/of langdurige ziekte. Deze tweede nieuwe beslissing van Medex heeft uitwerking op de eerste dag van de maand na de betekening; d.w.z. dat hij pas recht heeft op 100 % salaris m.i.v. 01/12/2008.
3.3.
Doorverwijzing naar Medex
Het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte wordt doorverwezen naar Medex (bestuur Medische Expertise), dat een beslissing kan nemen over de verdere toekomst van het personeelslid in het onderwijs of in de centra voor leerlingenbegeleiding.
Vanaf 1 januari 2025 wijzigt de visie en werking van Medex en kunnen personeelsleden niet meer op definitief medisch pensioen gesteld worden. Er moet ook altijd een bewijs van re-integratie-inspanningen voorgelegd worden aan Medex.
Let op: de regelgeving die hieronder wordt toegelicht, is federale regelgeving. Ze is vastgelegd in de Wet van 18 mei 2024 tot invoering van de tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren en het KB van 18 oktober 2024 tot regeling van de procedure voor de medische evaluatie van de arbeidsgeschiktheid van de ambtenaren van sommige overheidsdiensten door het Bestuur van de medische expertise. Er vloeien een aantal verplichtingen uit voort voor de personeelsleden en de bevoegde besturen.
Voor het basis-, het secundair en het deeltijds kunstonderwijs moet “bevoegd bestuur” steeds gelezen worden als schoolbestuur, voor het volwassenenonderwijs als centrumbestuur, voor de centra voor leerlingenbegeleiding als bestuur en voor de leersteuncentra en onderwijsinternaten als bestuur van respectievelijk het leersteuncentrum of onderwijsinternaat.
3.3.1.
Hervorming medisch pensioen naar tijdelijke arbeidsongeschiktheid voor ambtenaren (tava) in 2028
De nieuwe visie en werking van Medex hangt samen met de hervorming van het medisch pensioen. De federale overheid heeft beslist om de regeling met betrekking tot het medisch pensioen grondig te wijzigen vanaf 2028. Die regeling is immers niet meer aangepast aan de huidige maatschappelijke context en laat niet toe om te re-integreren in geval van verbetering van de medische toestand. Daarom zullen personeelsleden die wegens lichamelijke ongeschiktheid van onbepaalde duur niet langer in staat zijn hun ambt uit te oefenen vanaf 2028 niet langer een definitief pensioen krijgen, maar wel een tijdelijke arbeidsongeschiktheid.
Kenmerken van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid:
- De tijdelijke arbeidsongeschiktheid krijgt de naam tava, wat staat voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid(suitkering) voor ambtenaren.
- Gedurende de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid zal de medische situatie van het personeelslid worden opgevolgd en kan het personeelslid blijven genieten van ondersteuning en begeleiding.
- Het personeelslid dat tijdelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren (=tava). Die uitkering vervangt het huidige medisch pensioen. Daarbij zullen ook aanpassingen gebeuren aan het supplement gewaarborgd minimum en de cumulatieregels.
De regeling met betrekking tot tava gaat in vanaf 1 januari 2028, want de uitvoering van deze regeling vraagt de nodige voorbereiding in de diverse personeelsstatuten. De gevolgen van deze regelgeving op de personeelsleden van het onderwijs worden verder onderzocht en uitgewerkt.
3.3.2.
Overgangsperiode 2025-2027
De periode 2025-2027 wordt een overgangsperiode. In aanloop naar de invoering van de tava zullen al vanaf 1 januari 2025 geen definitieve pensioenen om medische redenen meer worden toegekend maar enkel nog tijdelijke pensioenen. De werking van de zogeheten “Pensioencommissie” wordt vanaf die datum aangepast en heeft ook gevolgen voor de personeelsleden van het onderwijs. Die gevolgen worden hieronder verder toegelicht.
3.3.2.1.
Naamsverandering naar MEVA
Om de nieuwe visie met betrekking tot het medisch pensioen mee te ondersteunen krijgt de zogeheten “Pensioencommissie” een nieuwe naam: MEVA. MEVA is de afkorting van Medisch Expertisecentrum voor Arbeidsgeschiktheid, dat behoort tot het Bestuur van de medische expertise (Medex) van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.
Met deze naamsverandering wordt benadrukt dat MEVA bij het beoordelen van de arbeidsgeschiktheid zal uitgaan van de (rest)capaciteiten van het personeelslid en geen definitief medisch pensioen meer zal toekennen.
3.3.2.2.
Bewijs van re-integratie-inspanningen
Vooraleer een personeelslid doorverwezen kan worden naar MEVA zal het bevoegd bestuur het bewijs moeten leveren dat er re-integratie-inspanningen gebeurd zijn. Voor personeelsleden zonder handicap betekent dat dat het personeelslid een re-integratietraject doorloopt. Voor personeelsleden met een handicap moet het bevoegd bestuur redelijke aanpassingen doen.
Let op: deze bijkomende vraag van MEVA tot aantonen van de re-integratie-inspanningen gaat in vanaf 1 januari 2025. Dat betekent dat het bevoegd bestuur voor elk personeelslid van wie het ziekteverlof uitgeput is en dat doorverwezen wordt naar MEVA, de nodige bewijsstukken zal moeten kunnen voorleggen. Agodi en Ahovoks moeten immers bij elke aanvraag tot beoordeling bij MEVA een omstandig verslag toevoegen waaruit alle concrete initiatieven blijken die het bevoegd bestuur heeft genomen om het personeelslid te re-integreren.
3.3.2.2.1.
Wat beschouwt MEVA als concrete initiatieven?
Bij het aantonen van de re-integratie-initiatieven maakt MEVA een onderscheid tussen twee situaties, naargelang het personeelslid al dan niet een persoon met een handicap is.
Is het personeelslid geen persoon met een handicap, dan geldt de organisatie van een re-integratietraject als initiatief. Als dat traject niet tot resultaten leidt, verwacht MEVA een gedetailleerd rapport over de re-integratie-inspanningen.
Mogelijke elementen om op te nemen in dat verslag:
- de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsarts (beslissing A of B);
- het resultaat van een informeel traject;
- eventuele gesprekken met het personeelslid en het resultaat hiervan;
- het resultaat van het traject:
- Re-integratieplan en eventuele weigering;
- Een verslag waarin staat dat het technisch of objectief onmogelijk is om een re-integratieplan op te stellen of dat dit om gegronde redenen niet kan worden opgemaakt.
Is het personeelslid een persoon met een handicap, dan vraagt MEVA de organisatie van een passend onderzoek naar de mogelijkheden van redelijke aanpassingen als concreet initiatief van re-integratie. De definitie van “persoon met een handicap” is opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties.
3.3.2.2.2.
Vrijstellingen
MEVA stelt het bevoegd bestuur in een aantal situaties vrij van het nemen van concrete initiatieven:
1° het re-integratie traject is om medische redenen onmogelijk;
2° het personeelslid gaat zonder gegronde reden niet in op de verschillende verzoeken van het bevoegd bestuur en/of de preventieadviseur-arbeidsarts;
3° het personeelslid weigert drie aanbiedingen voor een aangepaste functie of een andere functie, wanneer het voorstel wordt gedaan op basis van een re-integratietraject of van een informeel traject;
4° de arts-expert van MEVA heeft eerder een beslissing genomen om het personeelslid op een later tijdstip opnieuw te onderzoeken en het personeelslid heeft zijn functies ondertussen niet hervat;
Als het bevoegd bestuur wordt vrijgesteld van het nemen van concrete initiatieven tot re-integratie, bezorgt het een omstandig verslag waarin het motief voor de vrijstelling wordt beschreven en de documenten die toelaten om deze te identificeren.
Mogelijke elementen om op te nemen als bewijs van vrijstelling:
- een document met een beslissing C van de preventieadviseur-arbeidsarts (= resultaat van een formeel re-integratietraject);
- een verslag van een overleg met het personeelslid waaruit blijkt dat het personeelslid momenteel nog te ziek is om te hervatten (= resultaat van een informeel re-integratietraject);
- oproepingsbrieven en data van het bevoegd bestuur of de preventieadviseur-arbeidsarts waarop niet gereageerd werd;
- de beschrijving van de aangepaste functies die geweigerd werden;
- de vermelding dat MEVA voordien beslist had om het personeelslid later te onderzoeken en dat het werk sindsdien nog niet hervat werd.
3.3.2.3.
Geen definitief medisch pensioen meer
Vanaf 1 januari 2025 zal een personeelslid van wie het ziekteverlof uitgeput is, niet meer definitief met pensioen gesteld kunnen worden om medische redenen. MEVA zal in de periode 2025-2027 in plaats daarvan enkel nog tijdelijke pensioenen toekennen. Het tijdelijk pensioen zal maximaal drie jaar kunnen duren in plaats van de huidige twee jaar.
Vanaf 1 januari 2028 zal MEVA enkel nog de tava toekennen.
Dat heeft gevolgen voor de personeelsleden die een uitspraak moeten krijgen van MEVA na uitputting van hun ziekteverlof.
- Personeelsleden die voor 1 december 2024 een uitspraak tijdelijk of definitief medisch pensioen kregen (ingangsdatum van het pensioen is op de eerste dag van de maand volgend op de uitspraak, dus uiterlijk op 1 december 2024):
Een personeelslid dat een beslissing tot definitief medisch pensioen krijgt, zal dat definitief medisch pensioen behouden. Een personeelslid dat een tijdelijk medisch pensioen krijgt, kan dat tijdelijk pensioen maximaal 24 maanden behouden. Na 24 maanden wordt het tijdelijk medisch pensioen omgezet in een definitief medisch pensioen.
- Personeelsleden die vanaf 1 december 2024 een uitspraak krijgen (ingangsdatum van het pensioen is op de eerste van de maand volgend op de uitspraak, dus uiterlijk op 1 januari 2025):
Voor deze personeelsleden zal MEVA geen beslissing tot definitief medisch pensioen meer nemen bij blijvende medische ongeschiktheid. In plaats daarvan zullen deze personeelsleden een tijdelijk medisch pensioen krijgen dat loopt tot en met 31 december 2027. Dat tijdelijk medisch pensioen zal op 1 januari 2028 automatisch worden omgezet naar een tava, tenzij het personeelslid intussen aanspraak kan maken op een rustpensioen.
- Personeelsleden die vanaf 1 januari 2028 een uitspraak krijgen:
Vanaf 1 januari 2028 zal MEVA aan deze personeelsleden met een blijvende medische ongeschiktheid een tava toekennen.
3.3.2.4.
Mogelijke beslissingen van MEVA
MEVA zal na onderzoek oordelen over de medische toestand van het personeelslid.
Na onderzoek van het personeelslid van wie het ziekteverlof uitgeput is, zal MEVA vanaf 1 januari 2025 één van de volgende beslissingen nemen:
Behalve bovenstaande uitspraken kon Medex in het verleden ook volgende uitspraken doen:
- Tot 30 november 2024: definitief medisch pensioen;
- Tot 31 december 2024: tijdelijk geschikt voor een aangepast werk;
- Tot 31 december 2022: wederaanpassing met halve dagtaak.
4.
Ambtshalve pensionering na ziekte
Hoewel er geen definitief pensioen om medische redenen meer zal worden toegekend, zijn er alsnog twee situaties waarin vastbenoemde personeelsleden na ziekte ambtshalve gepensioneerd kunnen worden.
Er is een wettelijke en een decretale regeling m.b.t. het ambtshalve pensioneren van zieke personeelsleden.
4.1.
63 jaar en 365 dagen afwezig wegens ziekte
Het artikel 83 van de wet van 5 augustus 1978 bepaalt dat een personeelslid ambtshalve gepensioneerd wordt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij, sedert zijn drieënzestigste verjaardag, 365 kalenderdagen afwezig is wegens ziekte.
Als het personeelslid niet valt onder de bepalingen van de terbeschikkingstelling wegens ziekte van punt 4.2, kunnen deze 365 dagen zowel door ziekteverlof, door terbeschikkingstelling wegens ziekte, als door beide worden gevormd.
De volgende dagen komen niet in aanmerking: de afwezigheden te wijten aan een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar en van het werk of een beroepsziekte, de wederaanpassingsperiode met halve dagtaak en deeltijdse afwezigheden als onderdeel van een verlof wegens verminderde prestaties wegens ziekte.
Deze 365 dagen hoeven geen aaneensluitende periode te zijn. De pensionering gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 365 dagen afwezigheid worden bereikt.
Deze maatregel is eveneens van toepassing op de personeelsleden die tot het tijdelijk vroegtijdig pensioen zijn toegelaten. Voor de berekening van de termijn van 365 dagen wordt het tijdelijk vroegtijdig pensioen gelijkgesteld met een afwezigheid wegens ziekteverlof.
4.2.
Ter beschikking gesteld wegens ziekte vanaf de datum waarop het personeelslid aanspraak kan maken op een rustpensioen met 30 aanneembare dienstjaren
Artikel 57 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs en artikel 83 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs bepalen dat niemand ter beschikking kan worden gesteld of gehouden vanaf de datum waarop hij aanspraak kan maken op een rustpensioen en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen.
Het gaat bij deze regeling over meerdere vormen van terbeschikkingstelling, waaronder de terbeschikkingstelling wegens ziekte. Met dienstjaren worden bedoeld de “aanneembare diensten” zoals bepaald in de wetgeving betreffende pensioenen.
4.3.
De combinatie van deze artikelen toepassen
De wijze waarop de bovengenoemde artikelen moeten worden toegepast, wordt het best toegelicht aan de hand van concrete voorbeelden.
Voorbeelden
Een personeelslid wordt 63 jaar op 15/01/2018 en:
1. - heeft recht op 400 dagen bezoldigd ziekteverlof
- is doorlopend ziek vanaf 10/01/2018
Berekening
- recht op 365 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 15/01/2018
- ambtshalve met pensioen vanaf 01/02/2019
2. kan nog geen aanspraak maken op een rustpensioen en telt geen 30 dienstjaren die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen
- heeft recht op 200 dagen bezoldigd ziekteverlof
- is doorlopend ziek vanaf 10/01/2018
Berekening
- recht op 365 dagen “ziekte” vanaf 15/01/2018 (dit is de som van de dagen ziekteverlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte)
- ambtshalve met pensioen vanaf 01/02/2019
3. kan wel aanspraak maken op een rustpensioen en telt 30 dienstjaren die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen
- heeft recht op 200 dagen bezoldigd ziekteverlof
- is doorlopend ziek vanaf 10/01/2018
Berekening
- recht op 195 dagen bezoldigd ziekteverlof vanaf 15/01/2018
- het bezoldigd ziekteverlof is uitgeput op 28/07/2018. Het personeelslid komt in de stand terbeschikkingstelling wegens ziekte.
- ambtshalve met pensioen vanaf 01/08/2018. Dit is de eerste van de maand volgend op de inwerkingtreding van de terbeschikkingstelling wegens ziekte.
5.
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte
5.1.
Inleiding
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte heeft als doel het personeelslid de kans te geven na zijn afwezigheid omwille van een ernstige of langdurige ziekte de opdracht(en) die het uitoefende voor de aanvang van zijn afwezigheid wegens ziekte opnieuw volledig op te nemen. Het controleorgaan zal oordelen of de gezondheidstoestand van het personeelslid de deeltijdse hervatting via een verlof voor verminderde prestaties toelaat.
5.2.
Wie kan het verlof aanvragen?
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte (VVP wegens ziekte) kan worden aangevraagd door de volgende personeelsleden:
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
Van de personeelscategorieën vermeld in 1° tot en met 5° kunnen zowel vastbenoemde als tijdelijke personeelsleden een verlof voor verminderde prestaties nemen.
5.3.
Aanvraag, goedkeuring en controle
5.3.1.
Aanvraag
Personeelsleden hebben de mogelijkheid om het werk te hervatten met verminderde prestaties wegens ziekte.
Het verlof voor verminderde prestaties kan door het controleorgaan worden toegestaan:
- op vraag van het personeelslid;
- op voorstel van het controleorgaan zelf.
Als aanvraag stelt de behandelende arts een plan op met als doel het opnieuw opnemen van de opdracht(en) die het personeelslid uitoefende vóór de afwezigheid wegens ziekte. In dat plan vermeldt de behandelende arts:
- de vermoedelijke duur van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte
- én het percentage van werkhervatting.
De totale duur van het verlof kan ook bestaan uit opeenvolgende periodes met een verschillend tewerkstellingspercentage. Het percentage van de nog te verrichten prestaties moet in dat geval telkens groter worden.
Voorbeeld
Als de behandelende arts oordeelt dat een personeelslid na zijn afwezigheid wegens ziekte het werk deeltijds kan hervatten en oordeelt dat het personeelslid na drie maanden deeltijds werken het werk volledig zal kunnen hervatten, kan hij een plan opstellen dat er als volgt uitziet:
- 1 maand hervatten aan 20% van een voltijdse betrekking;
- Vervolgens 2 maanden hervatten aan 50% van een voltijdse betrekking.
Het personeelslid stuurt de aanvraag, nl. het plan, door naar het controleorgaan (zie punt 5. in omzendbrief van 20 januari 1999 betreffende de controle op de afwezigheid wegens ziekte). Het brengt ook het best de directeur op de hoogte van die aanvraag.
5.3.2.
Goedkeuring
Het controleorgaan kan het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte goedkeuren of weigeren.
Als het controleorgaan oordeelt dat de gezondheidstoestand van het personeelslid dat toelaat, brengt het controleorgaan het betrokken Team Onderwijspersoneel), de directeur en het personeelslid op de hoogte van die beslissing.
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte kan pas aanvangen na de voorafgaande goedkeuring van het plan door het controleorgaan.
5.3.3.
Tussentijdse controle
Als het controleorgaan het nodig acht, kan het een tussentijdse controle vastleggen om na te gaan of de gezondheidstoestand van het personeelslid de verdere uitvoering van het plan nog wettigt. In dat geval geldt de goedkeuring voor het verlof verminderde prestaties wegens ziekte voor een beperktere periode.
Over de eventuele tussentijdse controle maakt het controleorgaan bij de goedkeuring van het plan afspraken met het personeelslid. Bij de tussentijdse controle maakt het controleorgaan eventueel nieuwe afspraken over een volgende controle.
Als het personeelslid niet op de door het controleorgaan voorgestelde datum naar de controle kan gaan, dan contacteert het personeelslid tijdig en vooraf het controleorgaan en leggen zij in samenspraak een nieuwe afspraak vast zonder de termijn van de reeds goedgekeurde periode te overschrijden.
5.4.
Volume van de nog uit te oefenen opdrachten
Als het controleorgaan het personeelslid geschikt verklaart om zijn ambt met verminderde prestaties uit te oefenen, dan heeft dat personeelslid het recht elke week zoals vastgelegd in het plan, een of meer ambten uit te oefenen die samen exact een percentage van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. De nog uit te oefenen prestaties moeten altijd ten minste 20% van een voltijdse opdracht bedragen.
De totale duur van het verlof kan ook bestaan uit opeenvolgende periodes met een verschillend volume van nog te verrichten prestaties. Het volume van de nog te verrichten prestaties moet in dat geval telkens groter worden aangezien het doel van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte is om de opdracht die uitgeoefend werd voor de afwezigheid wegens ziekte volledig te hervatten.. Die periodes en volumes worden vastgelegd in het plan.
Het volume van de uitgeoefende prestaties kan bijgevolg veranderen tijdens de periode van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, maar moet steeds conform het plan zijn.
Als het personeelslid het percentage dat in het plan vooropgesteld wordt niet kan nakomen en hij aan een ander percentage wil hervatten, dan moet hij een nieuw plan laten opstellen door de behandelende arts en dat plan opnieuw laten goedkeuren door het controleorgaan. Dat is bijvoorbeeld het geval als het personeelslid sneller dan voorzien een hoger percentage kan hervatten dan werd vooropgesteld in het plan of als het herstel net trager verloopt dan voorzien.
Voorbeeld:
Een personeelslid heeft een plan om het werk halftijds te hervatten gedurende twee maanden en vervolgens nog twee maanden aan 80% van een voltijdse betrekking. Na de twee maanden halftijdse hervatting stelt het personeelslid vast dat een hervatting aan 80% niet haalbaar is. In dat geval moet het personeelslid een nieuw plan laten opstellen en maakt de behandelende arts opnieuw een inschatting van het te verwachten percentage van hervatting.
Prestaties die als overwerk of als bijbetrekking worden beschouwd komen in aanmerking, zowel om het aantal uren verlof te bepalen, als voor het bepalen van de nog effectief te presteren uren.
Voor het vaststellen van de deeltijdse opdracht die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen, komen de prestaties in een opdracht aan een hogeschool zoals vermeld in artikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 eveneens in aanmerking.
Ook prestaties verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht komen in aanmerking voor het vaststellen van de deeltijdse opdracht die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen.
De nog te verrichten prestaties moeten steeds worden afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, op een volledige lestijd, een volledig lesuur, een volledig uur.
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een personeelslid is vast benoemd voor 20/20.
Dit personeelslid krijgt een VVP ziekte en moet nog 20% van een voltijdse opdracht blijven uitoefenen of 2000/10000sten
Het personeelslid moet nog 4/20 (=2000/10000sten) blijven presteren.
Voorbeeld 2
Een personeelslid is 12/21 vastbenoemd (V) + 7/20 tijdelijk (T)
Dit personeelslid krijgt een VVP ziekte en moet nog 70% van een voltijdse opdracht blijven uitoefenen
Het personeelslid moet nog 7000/10000 blijven presteren
Mogelijke combinaties:
-12/21 (V) en 3/20 (T) (= 7214/10000sten)- 8/21 (V) en 7/20 (T) = (7309/10000sten)- ........
De keuze wordt gemaakt in overleg met het bevoegd bestuur.
Voorbeeld 3
Een personeelslid van een centrum voor volwassenenonderwijs oefent als vastbenoemde 32/32 uit en als tijdelijke 5/20 in bijbetrekking en moet nog 50% werken als gevolg van VVP ziekte
Voor het uitoefenen van de halftijdse prestaties, heeft hij volgende mogelijkheden:
- of 5/20 (bijbetrekking) (=2500/10000sten) + 8/32 (=2500/10000sten)(hoofdambt)
- of 16/32 (=5000/10000sten)
De keuze wordt gemaakt in overleg met het bevoegd bestuur.
Voorbeeld 4
Een personeelslid is 24/24 vastbenoemd waarvan 6/24 VVP en mag als gevolg van VVP ziekte nog 50% werken
Uit te oefenen prestaties 12/24 (=5000/10000sten)
VVP ziekte voor 6/24
5.5.
Aanvang van het verlof
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte moet onmiddellijk aansluiten op
- een periode van ziekteverlof
- of van terbeschikkingstelling wegens ziekte
- of een verlof voor verminderde prestaties wegens arbeidsongeval (toepassing artikel 32bis van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector e.d. - zie punt 5.8.1 van de omzendbrief arbeidsongevallen van 15/12/1999)
- of een verlof voor verminderde prestaties wegens beroepsziekte (toepassing artikel 19bis van het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector - zie punt 5.8.1 van de omzendbrief beroepsziekten van 15/12/1999).
- of een wederaanpassingsperiode met halve dagtaak die is ingegaan voor 1 januari 2023.
5.6.
Duur van het verlof
De duur van de periode van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte is opgenomen in het plan dat ter goedkeuring aan het controleorgaan werd voorgelegd.
Een personeelslid kan gedurende zijn loopbaan maximaal 24 maanden verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte opnemen, waarvan gedurende maximaal 6 maanden minder dan 50% van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties mag worden gepresteerd.
Enkel de periodes van verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte opgenomen vanaf 1 januari 2023 tellen mee voor de berekening van de hierboven vermelde maximumtermijnen.
Voorbeeld
Een personeelslid doet een aanvraag voor een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023. Het wil gedurende één maand hervatten met een percentage van 20% en vervolgens twee maanden met een percentage van 50%. Het personeelslid heeft in het verleden al verlof voor verminderde prestaties opgenomen van 1 september 2017 tot en met 31 augustus 2018, van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019 en van 1 september 2021 tot en met 30 juni 2022.
De aanvraag van het personeelslid wordt goedgekeurd.
Voor de berekening van de maximale duur worden de 24 maanden gelijkgesteld met 730 kalenderdagen en de 6 maanden met 183 kalenderdagen.
Bij de berekening van de 730 kalenderdagen worden de dienstonderbrekingen VVP wegens ziekte 50-74% (code 158), VVP wegens ziekte >=75% (code 159) en VVP wegens ziekte 20-49% (code 241) samen genomen. Bij de berekening van de maximumduur van 183 kalenderdagen wordt alleen de VVP wegens ziekte 20-49% (code 241) in aanmerking genomen. Er wordt voor beide berekeningen geteld per kalenderdag.
5.7.
Einde van het verlof
Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte eindigt in de volgende gevallen:
1° op het ogenblik dat het personeelslid de opdracht herneemt die het uitoefende aan de vooravond van het verlof. Het personeelslid dat deeltijds werkt wegens ziekte en dat zijn volledige opdracht weer opneemt, beëindigt automatisch het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte. Als het personeelslid opnieuw wil genieten van een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte moet het een nieuwe aanvraag indienen;
2° als het controleorgaan na een tussentijdse controle niet instemt met de verdere uitvoering van het plan;
3° op het ogenblik dat het tijdelijk personeelslid geen recht (meer) heeft op bezoldigd ziekteverlof;
4° als het volume van de nog uitgeoefende prestaties kleiner wordt dan het volume dat op dat ogenblik vooropgesteld wordt in het plan . Zo kan het voorkomen dat een tijdelijke aanstelling volledig of gedeeltelijk wegvalt waardoor het volume van de aanstelling van het personeelslid kleiner wordt dan het volume dat dit personeelslid nog moet uitoefenen;
5° als de duur van de goedgekeurde periode van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte verstrijkt;
6° als het personeelslid zich zonder wettige redenen onttrekt aan de controle van het controleorgaan;
7° als het personeelslid 24 maanden verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte heeft opgenomen, te rekenen vanaf 1 januari 2023;
8° als het personeelslid de maximumduur van zes maanden waarbij minder dan 50% van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties wordt gepresteerd, overschrijdt.
5.8.
Aanrekening van het aantal dagen ziekteverlof
De aanrekening van het aantal dagen ziekteverlof tijdens het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte gebeurt als volgt :
- per dag wordt drie vierde dag ziekteverlof aangerekend als het personeelslid een opdracht uitoefent die groter dan of gelijk is aan 20% en kleiner dan 50% van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties;
- per dag wordt een halve dag ziekteverlof aangerekend als het personeelslid een opdracht uitoefent die groter dan of gelijk is aan 50% en kleiner dan 75 % van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties;
- per dag wordt een vierde dag ziekteverlof aangerekend als het personeelslid een opdracht uitoefent die minstens 75 % bedraagt van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.
Opmerkingen:
De aanrekening gebeurt bij een combinatie met een ander verlofstelsel ook op basis van het hervattingspercentage (…) (zie het voorbeeld onder punt 5.9.1).
De aanrekening gebeurt bij een combinatie van vastbenoemde en tijdelijke opdrachten zoals bij voltijds ziekteverlof; dat wil zeggen zowel op het aantal opgebouwde ziektedagen als tijdelijke als op het aantal opgebouwde ziektedagen als vastbenoemde. Het is immers niet de bedoeling dat deze groep personeelsleden in tegenstelling tot zuiver vastbenoemden of zuiver tijdeiijken de ziektedagen tweemaal zou kunnen opnemen. Is het ziektekrediet als tijdelijke uitgeput of heeft het tijdelijk personeelslid geen recht op ziekteverlof, dan kan het personeelslid ook als vastbenoemde niet of niet langer genieten van een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, zelfs al is het ziektekrediet als vastbenoemde nog niet uitgeput. Dit personeelslid kan eventueel wel deeltijds hervatten na ziekte in het kader van een beslissing van de adviserend arts van het ziekenfonds (zie punt 7).
Voorbeeld
Een personeelslid is voor 12/21 vastbenoemd en voor 7/20 tijdelijk. Hij krijgt de goedkeuring voor een VVP wegens ziekte van 01/3/2023 tot 31/5/2023 en moet nog 70 % van een voltijdse opdracht blijven uitoefenen.
Hij presteert 8/21 (vast) en 7/20 (tijdelijk) = (7309/10000sten). Daarnaast neemt hij 4/21 VVP wegens ziekte op vastbenoemde uren.
Als vastbenoemde heeft hij nog bezoldigd ziekteverlof tot en met 02/6/2023. Als tijdelijke heeft hij nog recht op bezoldigd ziekteverlof tot 15/5/2023. Vanaf 16/5/2023 komt er een einde aan het VVP wegens ziekte omdat het ziekteverlof als tijdelijke vanaf die dag uitgeput is. Ofwel herneemt het personeelslid vanaf die dag voltijds ofwel kan hij zich vooraf tot zijn ziekenfonds wenden om deeltijds te kunnen hervatten in het kader van een beslissing van de adviserend arts.
5.9.
Combinatie met andere dienstonderbrekingen
5.9.1.
Dienstonderbrekingen die al ingegaan zijn voor de ingangsdatum van de VVP ziekte
Dienstonderbrekingen die al zijn ingegaan voor de ingangsdatum van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte, kunnen hiermee gecombineerd worden of ze kunnen stopgezet worden voor zover de bepalingen van dat verlofstelsel het toelaten. De combinatie is mogelijk als het volume van de nog te verrichten prestaties dat is opgenomen in het plan wordt gerespecteerd.
Voorbeeld
Een personeelslid geniet van een verlof voor verminderde prestaties voor 30% van 1/2/2023 tot 31/5/2023 .
Het personeelslid wordt ziek en hervat halftijds met een VVP ziekte vanaf 1/4/2023 tot 31/8/2023.
Toestand van 1/4/2023 tot 31/5/2023
50% werken
20% VVP wegens ziekte
30% VVP.
Per dag wordt een halve dag ziekteverlof aangerekend.
Toestand vanaf 1/6/2023tot 31/8/2023
50% werken
50% VVP ziekte
Per dag wordt een halve dag ziekteverlof aangerekend.
5.9.2.
Dienstonderbrekingen die ingaan na de ingangsdatum van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte
Principe: Het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte wordt geschorst zodra het personeelslid een dienstonderbreking opneemt. Tijdens de periode van schorsing worden geen dagen ziekteverlof aangerekend. Na de beëindiging van de dienstonderbreking kan het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte verder lopen tot de voorziene einddatum van het plan. De periode van schorsing wordt niet meegerekend om het totaal van 24 maanden verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte te berekenen.
Uitzondering: het omstandigheidsverlof, het verlof wegens overmacht en een ziekteverlof van minder dan veertien kalenderdagen schorsen het verlof voor verminderde prestaties niet. Dat betekent dat het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte verder loopt en dat de periode mee gerekend wordt om het totaal van 24 maanden verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte te berekenen.
Ook een verlof voor het opnemen van een tijdelijk andere opdracht en een afwezigheid voor verminderde prestaties die opgenomen wordt om tijdelijk een andere opdracht in onderwijs uit te oefenen schorsen het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte niet. De combinatie van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte met het verlof tijdelijk andere opdracht of de afwezigheid voor verminderde prestaties is maar toegestaan op voorwaarde dat het voorgeschreven percentage van werkhervatting gerespecteerd wordt.
5.9.3.
Combinatie met een toegelaten activiteit na beslissing van het ziekenfonds
Een combinatie van VVP wegens ziekte met een afwezigheid wegens aangepaste arbeid ziekenfonds (zie punt 7) is niet mogelijk. Als het ziekteverlof als tijdelijk personeelslid uitgeput is, kan eventueel enkel nog de adviserend arts van het ziekenfonds beslissen hoeveel uren of lestijden het personeelslid deeltijds mag hervatten. In dat geval moet het personeelslid dan minstens opnieuw alle vastbenoemde uren of lestijden presteren
5.10.
Administratieve toestand
Als het vastbenoemd of tijdelijk personeelslid nog beschikt over bezoldigd ziekteverlof, wordt het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte beschouwd als ziekteverlof en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Als het vastbenoemd personeelslid geen bezoldigd ziekteverlof meer heeft, wordt het verlof voor verminderde prestaties beschouwd als een terbeschikkingstelling wegens ziekte.
5.11.
Geldelijke toestand
Tijdens het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte heeft het personeelslid dat nog recht heeft op bezoldigd ziekteverlof recht op het salaris dat of de salaristoelage die het zou gehad hebben als het geen verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte zou genoten hebben.
Het vastbenoemd personeelslid dat geen recht meer heeft op bezoldigd ziekteverlof, heeft recht op een salaris of salaristoelage voor de uitgeoefende prestaties. Voor de niet-verrichte prestaties waarvoor het personeelslid het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte opneemt, ontvangt het personeelslid een wachtgeld van 60% van het salaris dat of de salaristoelage die het zou gehad hebben als het geen verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte zou genoten hebben.
Vermeerdering van het volume van de opdracht tijdens de periode van VVP ziekte
Als een personeelslid tijdens de periode van het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte een bijkomende aanstelling als tijdelijk personeelslid krijgt, dan zal het hiervoor geen salaris ontvangen. Als het tijdelijk personeelslid zijn bijkomende opdracht effectief opneemt (= na de beëindiging van de VVP ziekte) zal het hiervoor een salaris ontvangen.
Vermindering van het volume van de opdracht tijdens de VVP ziekte
Als het volume van de aanstelling daalt tijdens de periode van VVP ziekte, zal het salaris vastgesteld worden op basis van de resterende opdrachten. Het personeelslid moet echter nog steeds het minimumpercentage blijven presteren zoals vastgelegd in het plan.
Bijkomende vaste benoeming tijdens de periode van VVP ziekte
Voor de bijkomende uren of lestijden waarin het personeelslid vastbenoemd wordt tijdens de periode van VVP ziekte, wordt een salaris toegekend vanaf de datum waarop de vaste benoeming ingaat.
5.12.
Overgangsregeling
Voor personeelsleden die een verlof voor verminderde prestaties hebben dat ingegaan is voor 1 januari 2023 gelden volgende overgangsmaatregelen:
- Een personeelslid dat een verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte neemt dat ingegaan is voor 1 januari 2023, kan zijn plan dat goedgekeurd werd voor 1 januari 2023 voortzetten tot de voorziene einddatum. Het personeelslid hoeft dus geen nieuw plan te laten goedkeuren.
- De eerstvolgende tweemaandelijkse controle na 1 januari 2023 blijft behouden. Bij die eerstvolgende tweemaandelijkse tussentijdse controle kan het controleorgaan een volgende tussentijdse controle vastleggen als het dat nodig acht. Eventuele volgende controles gebeuren bijgevolg niet noodzakelijk meer tweemaandelijks.
- De periode van verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte opgenomen vanaf 1 januari 2023 telt mee voor de berekening van de maximumtermijn van 24 maanden verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte gedurende de loopbaan.
6.
Het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
6.1.
Inleiding
Als een personeelslid wegens langdurige medische ongeschiktheid de totale opdracht van zijn aanstelling en/of vaste benoeming niet meer kan uitoefenen, en de arts-specialist geen volledige hervatting van zijn oorspronkelijke opdracht in het vooruitzicht kan stellen tot aan het einde van de loopbaan volgens de huidige stand van de medische wetenschap, heeft het personeelslid de mogelijkheid om met verminderde prestaties te werken via een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen, hierna afgekort als langdurig VVP medische redenen. Omdat het hier gaat om een dienstonderbreking die repercussies heeft voor de verdere onderwijsloopbaan van het personeelslid, wordt expliciet voorzien dat een arts-specialist zich uitspreekt over de medische ongeschiktheid en de maximumprestaties die nog mogelijk zijn voor het personeelslid.
Belangrijk: het langdurig VVP medische redenen moet steeds worden genomen op opdrachten waarvoor het personeelslid vastbenoemd is.
6.2.
Wie kan dit verlof aanvragen?
Het langdurig VVP medische redenen kan worden aangevraagd door de hierna volgende personeelsleden die voor ten minste een halve opdracht vastbenoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn:
1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
5° de personeelsleden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie.
Deze regeling is eveneens van toepassing op mandaathouders, op voorwaarde dat zij over een onderliggende vaste benoeming beschikken.
Het langdurig VVP medische redenen is niet van toepassing op de personeelsleden van:
- de universiteiten
- de hogescholen
- de Hogere Zeevaartschool.
Voor de contractuele personeelsleden vermeld in punt 2.3. geldt een aparte regeling. Deze personeelsleden vallen onder de ziekteverzekering. De toestemming voor deeltijdse prestaties wordt toegestaan door de adviserend arts van het ziekenfonds. Er geldt een specifieke ziekte-uitkering bovenop het loon voor deeltijdse prestaties. De werkgever is niet verplicht deeltijdse prestaties aan contractuele personeelsleden toe te staan.
6.3.
Aanvraag en goedkeuring
Personeelsleden die om medische redenen hun ambt niet meer kunnen uitoefenen voor de omvang van hun aanstelling of vaste benoeming hebben de mogelijkheid om het werk uit te oefenen met verminderde prestaties.
Het verlof kan alleen worden toegestaan aan een personeelslid voor wie een volledige herneming van zijn opdracht niet meer mogelijk is tot aan het einde van de loopbaan volgens de huidige stand van de medische wetenschap.
Het langdurig VVP medische redenen kan alleen genomen worden voor de opdrachten waarvoor het personeelslid vastbenoemd is.
Het personeelslid dient een aanvraag in bij het controleorgaan via
- het aanvraagformulier “Aanvraag langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen”, opgemaakt door een arts-specialist;
- en een recent (maximaal zes maanden oud) geneeskundig verslag van de behandelende arts-specialist, eventueel aangevuld met geneeskundige verslagen van andere behandelende artsen.
De aanvraag voor het langdurig VVP medische redenen wordt door de controlearts
- toegestaan
- toegestaan, maar met aanpassing van het percentage van de nog te verrichten prestaties
- geweigerd.
De volledige procedure voor de aanvraag, goedkeuring en eventueel beroep tegen een weigering is vermeld in omzendbrief 13AC/B.Ph./SH/js, punt 6.1.en punt 6.2.
6.4.
Volume van de nog uit te oefenen opdrachten
Als het personeelslid van het controleorgaan de goedkeuring krijgt om zijn ambt met verminderde prestaties uit te oefenen, dan heeft dat personeelslid het recht om één of meer ambten uit te oefenen die samen exact een percentage van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. De nog uit te oefenen prestaties moeten altijd ten minste 50% en maximaal 75% van een voltijdse opdracht bedragen.
Uitzondering: een personeelslid dat vastbenoemd is in een ambt dat slechts kan toegewezen worden aan één personeelslid (ondeelbaar ambt) of aan twee personeelsleden die elk met een halve opdracht worden belast (beperkt deelbaar ambt), moet zijn ambt steeds opnemen met 50%.
Voorbeelden van dergelijke ambten in bepaalde onderwijsniveaus zijn: directeur, adjunct-directeur, technisch adviseur, technisch adviseur-coördinator ....
Het volume van de nog te verrichten prestaties blijft ongewijzigd tijdens de periode van het langdurig VVP medische redenen.
Hierop geldt één uitzondering: als de gezondheidstoestand van het personeelslid achteruit gaat en hij het vastgelegde percentage niet meer aankan, dan kan hij tijdens een lopende periode van langdurig VVP medische redenen een nieuw onderzoek aanvragen bij het controleorgaan om het percentage van de werkhervatting te laten aanpassen. In dat geval moet hij ook opnieuw een verslag toevoegen van de arts-specialist, die een voorstel doet voor een aangepast percentage.
Voor het vaststellen van de deeltijdse opdracht die het personeelslid nog moet blijven uitoefenen, komen de prestaties in een opdracht aan een hogeschool zoals vermeld in artikel V.80, 21° van de Codex Hoger Onderwijs eveneens in aanmerking.
Afronding
De nog te verrichten prestaties moeten steeds worden afgerond naar de hogere eenheid, naargelang van het geval, op een volledige lestijd, een volledig lesuur, een volledig uur.
Voorbeeld 1
Een personeelslid is vastbenoemd voor 20/20.
Dit personeelslid krijgt de goedkeuring voor een langdurig VVP medische redenen en moet nog 60% van een voltijdse opdracht blijven uitoefenen of 6000/10000sten)
Het personeelslid moet nog 12/20 (=6000/10000sten) blijven presteren en neemt voor 8/20 langdurig VVP medische redenen.
Voorbeeld 2
Personeelslid is 12/21 (V) + 7/20 (T)
Dit personeelslid krijgt de goedkeuring voor een langdurig VVP medische redenen en moet nog 70% van een voltijdse opdracht blijven uitoefenen
Het personeelslid moet nog 7000/10000 blijven presteren.
Het presteert 8/21 (V) en 7/20 (T) = (7309/10000sten). Daarnaast neemt het 4/21 langdurig VVP medische redenen op vastbenoemde uren.
Voorbeeld 3
Een personeelslid in een Centrum voor volwassenenonderwijs is vastbenoemd voor 21/21 (14 modules van 60 lestijden).
Dit personeelslid krijgt de goedkeuring voor een langdurig VVP medische redenen en moet nog 50% van een voltijdse opdracht uitoefenen of 5000/10000sten.
Gezien de modulaire organisatiestructuur van het volwassenenonderwijs kan betrokkene in dit geval nog 7 modules van 60 lestijden blijven presteren, wat overeenstemt met een totale opdracht op jaarbasis van 10,5/21.
Voorbeeld 4
Een personeelslid is 60% aangesteld in een hogeschool en 40% in een secundaire school.
Het personeelslid wil nog 50% blijven werken en vraagt een langdurig VVP medische redenen aan.
Langdurig VVP medische redenen is echter uitgesloten omdat het personeelslid geen 50% is aangesteld in het secundair onderwijs.
6.5.
Aanvang van het verlof
Het langdurig VVP medische redenen kan pas ingaan na een voorafgaande goedkeuring door de controlearts of de arts-scheidsrechter ingeval van een beroepsprocedure. Zonder een dergelijke goedkeuring kan het langdurig VVP medische redenen nooit starten.
Als de controle gebeurt na de aangevraagde ingangsdatum van het langdurige VVP medische redenen, impliceert de goedkeuring van de controlearts dat het personeelslid deeltijds kan werken vanaf de kalenderdag na de goedkeuring en dat dit verlofstelsel ook start vanaf die dag. Het personeelslid mag dus niet langer voltijds afwezig blijven wegens ziekte tenzij de controlearts instemt met een latere aanvangsdatum en die datum bevestigt aan het controleorgaan.
Voorbeeld:
Een personeelslid vraagt een langdurig VVP medische redenen aan met ingangsdatum 04-01-2021. De controle gebeurt op 07-01-2021 en het verlofstelsel wordt goedgekeurd. Het langdurig VVP medische redenen gaat in op 08-01-2021. Als het personeelslid op het ogenblik van controle met ziekteverlof is en niet in staat is om het werk de dag erna deeltijds te hervatten, kan hij/zij verder afwezig blijven wegens ziekte als de controlearts er mee instemt. Het personeelslid begint dan met het langdurig VVP medische redenen op de datum na 08-01-2021, die de controlearts vooropstelt.
Wanneer de controlearts zijn goedkeuring geeft, laat hij de aanvangsdatum die is vermeld op de initiële aanvraag, ongewijzigd. Hij bepaalt immers enkel of het personeelslid op medisch vlak aan de voorwaarden van dit verlof voldoet. Het controleorgaan staat in voor de administratieve verwerking van de beslissingen van de controleartsen en vermeldt op de resultaatmeldingen de aanvangsdatum volgens de onderwijsregelgeving.
Voorbeeld:
Een personeelslid vraagt een langdurig VVP medische redenen aan met ingangsdatum 04-01-2021. Omdat de aanvraag laattijdig werd ingediend gebeurt de controle pas op 12-01-2021 en de controlearts keurt het verlofstelsel goed. Op het document dat de arts aan het personeelslid geeft, staat dat de verminderde prestaties worden aanvaard vanaf 04-01-2021. Aangezien het langdurig VVP medische redenen volgens de regelgeving maar kan starten na de goedkeuring door de controlearts, gaat het verlofstelsel effectief in op 13-01-2021.
Het langdurig VVP wegens medische redenen kan op om het even welk moment van het schooljaar ingaan.
Het moet wel beginnen na een periode van ten minste dertig dagen ononderbroken afwezigheid wegens
- ziekteverlof;
- terbeschikkingstelling wegens ziekte;
- verlof voor verminderde prestaties na een arbeidsongeval.
Daarnaast kan het langdurig VVP medische redenen ook beginnen aansluitend op een periode waarin een personeelslid minstens halftijds heeft gewerkt en daarnaast een dienstonderbreking heeft opgenomen. Als het personeelslid de goedkeuring ontvangt voor een langdurig VVP medische redenen, eindigt in dat geval de dienstonderbreking vanaf de aanvang van het langdurig VVP medische redenen.
Opgelet: het langdurig VVP medische redenen kan niet starten aansluitend op een periode van verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte.
Voorbeeld 1
Een kleuteronderwijzeres werkt van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2015 12/24sten en neemt daarnaast een halftijdse loopbaanonderbreking voor 12/24. Ze doet een aanvraag voor een langdurig VVP medische redenen. Na goedkeuring van de controlearts start het langdurig VVP medische redenen op 1 januari 2015. De halftijdse loopbaanonderbreking eindigt op 31 december 2014.
Voorbeeld 2
Een leerkracht is afwezig wegens ziekte van 1 september 2014 tot en met 18 februari 2015. Op 19 februari 2015 krijgt ze de goedkeuring om te starten met een langdurig VVP medische redenen. Dit kan, aangezien ze minstens dertig opeenvolgende dagen afwezig is wegens ziekte.
Overgangsmaatregel voor personeelsleden die een wederaanpassingsperiode met halve dagtaak opnemen die ingegaan is voor 1 januari 2023:
Personeelsleden die een wederaanpassingsperiode met halve dagtaak opnemen die ingegaan is voor 1 januari 2023 hebben na afloop van de periode van wederaanpassing met halve dagtaak het recht om aansluitend een langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen aan te vragen. Een nieuwe periode van volledige afwezigheid wegens ziekte is dus niet vereist.
6.6.
De duur van het verlof
Hoewel het langdurig VVP medische redenen een stelsel is dat onomkeerbaar is aangezien het gaat om een situatie waarin de arts-specialist geen volledige hervatting van de oorspronkelijke opdracht in het vooruitzicht kan stellen (zie punt 6.1), gebeurt de aanvraag niet eenmalig.
Het langdurig VVP medische redenen wordt in principe aangevraagd voor een volledig schooljaar. Enkel de eerste aanvraag vormt hierop een uitzondering en loopt tot het einde van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin het langdurig VVP medische redenen is gestart. Voor elke volgende verlenging is een aanvraag voor een periode van twaalf maanden nodig. Het langdurig VVP medische redenen kan meermaals worden verlengd, telkens voor een periode van twaalf maanden. Voor elke verlenging moet telkens een nieuwe aanvraag worden ingediend bij het controleorgaan.
Voorbeeld 1
Het langdurig VVP medische redenen start op 1 januari 2015. Deze eerste aanvraag loopt tot en met 31 augustus 2016. De daaropvolgende verlenging loopt van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2017.
Voorbeeld 2
Het langdurig VVP medische redenen start op 19 februari 2015. Deze eerste aanvraag loopt tot en met 31 augustus 2016. De daaropvolgende verlenging loopt van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2017.
Voorbeeld 3
Het langdurig VVP medische redenen start op 1 september 2016. Deze eerste aanvraag loopt tot en met 31 augustus 2018. De daaropvolgende verlenging loopt van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019.
6.7.
Einde van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
Het langdurig VVP medische redenen eindigt in de volgende gevallen:
1° als de duur van de goedgekeurde periode van het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen verstrijkt
2° als niet meer voldaan is aan het volume van de werkhervatting
3° als de controlearts, of in geval van beroep de arts-scheidsrechter, over een aanvraag tot wijziging van het volume van de nog te verrichten prestaties omwille van een achteruitgang van de gezondheidstoestand van het personeelslid, oordeelt dat het personeelslid niet meer in aanmerking komt voor een langdurig VVP medische redenen.
Voorbeeld
Een leerkracht is vastbenoemd voor 10/20 in school A en oefent daarnaast in school B een opdracht uit van 10/20 van 1 september tot en met 30 juni. Ze krijgt een langdurig VVP medische redenen vanaf 1 januari februari en mag maar 75% meer presteren. In dat geval heeft ze een langdurig VVP medische redenen van 1 februari tot 30 juni voor 5/20 van haar vastbenoemde uren en oefent ze daarnaast 5/20 van haar vastbenoemde uren in school A + 10/20sten tijdelijke uren uit in school B. Vanaf 1 juli vallen haar tijdelijke uren weg. Op dat ogenblik vervalt haar langdurig VVP medische redenen vermits niet meer voldaan is aan het volume van de werkhervatting.
6.8.
Aanrekening van het aantal dagen ziekteverlof
Het langdurig VVP medische redenen wordt niet aangerekend op het aantal dagen bezoldigd ziekteverlof waarop het personeelslid nog recht heeft.
6.9.
Langdurig VVP medische redenen en TBSOB
Een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking maakt geen einde aan het langdurig VVP medische redenen.
Het langdurig VVP medische redenen wordt eerst genomen op de opdracht waarvoor een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking wordt uitgesproken en waarvoor het personeelslid niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is. Indien het personeel wedertewerkgesteld is als “administratieve ondersteuning” wordt het langdurig VVP medische redenen hierop eerst genomen.
Voorbeeld 1
Een personeelslid is vastbenoemd voor 22/22, waarvan 4/22 TBSOB. Het neemt langdurig VVP medische redenen op en mag nog 50% blijven presteren. Het langdurig VVP medische redenen moet allereerst genomen worden op de 4 TBSOB-uren. Het personeelslid presteert in dat geval 11/22sten en is voor 11/22sten in langdurig VVP medische redenen.
Voorbeeld 2
Een onderwijzer heeft een aanstelling van 24/24sten, maar is TBSOB gesteld voor 6/24sten. Hij neemt langdurig VVP medische redenen op en mag nog 50% blijven presteren. Het langdurig VVP medische redenen moet allereerst genomen worden op de 6 TBSOB-uren. Het personeelslid presteert in dat geval 12/24sten en is voor 12/24sten in langdurig VVP medische redenen.
6.10.
Administratieve toestand
Het langdurig VVP medische redenen wordt beschouwd als verlof, gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
6.11.
Geldelijke toestand
Tijdens dit verlof heeft het personeelslid recht op het salaris of de salaristoelage voor de uitgeoefende prestaties. Voor de niet-verrichte prestaties waarvoor het personeelslid het langdurig VVP medische redenen opneemt, ontvangt het 60% van zijn salaris of salaristoelage.
Het personeelslid heeft geen recht op salaris of salaristoelage voor opdrachten of delen van opdrachten die het ambt met volledige prestaties overschrijden.
Voorbeeld 1
Een onderwijzer is volledig vastbenoemd. Hij neemt halftijds langdurig VVP medische redenen op. Hij krijgt 50% van zijn salaris voor de opdracht die hij blijft uitoefenen en daarbovenop 60% van zijn salaris voor de 50% van zijn opdracht die hij niet meer uitoefent. Samen ontvangt hij dus 80% van zijn salaris.
Voorbeeld 2
Een leraar secundair onderwijs is volledig vastbenoemd. Hij is halftijds leraar secundair onderwijs (salarisschaal 501) en halftijds zorgcoördinator (salarisschaal 148). Hij neemt verlof langdurig VVP medische redenen op in het gedeelte dat hij uitoefent als leraar SO. Bijgevolg ontvangt hij nog 50% van zijn salaris aan salarisschaal 148 en daarbovenop 30% aan salarisschaal 501 voor de niet-uitgeoefende prestaties.
Voorbeeld 3
Een leraar secundair onderwijs heeft een aanstelling van 16/20sten. Hij krijgt een langdurig VVP medische redenen en moet nog 65% blijven presteren. Hij moet m.a.w. nog 13/20sten presteren en heeft voor 3/20sten langdurig VVP medische redenen. Hij ontvangt van zijn oorspronkelijk salaris 65% voor zijn uitgeoefende prestaties en daarbovenop 60% voor het gedeelte langdurig VVP medische redenen. Samen ontvangt hij dus 92,5% van zijn oorspronkelijk salaris oftewel 74 % van een voltijds salaris.
Voorbeeld 4
Een onderwijzer heeft een aanstelling van 24/24sten, maar is TBSOB gesteld voor 6/24sten. Hij neemt langdurig VVP medische redenen op en mag nog 50% blijven presteren. Het langdurig VVP medische redenen moet allereerst genomen worden op de 6 TBSOB-uren. Het personeelslid presteert in dat geval 12/24sten en is voor 12/24sten in langdurig VVP medische redenen. Hij krijgt zijn salaris voor de halftijds verrichte prestaties en 60% van zijn salaris voor de niet-verrichte prestaties waarvoor hij halftijdse langdurig VVP medische redenen opneem., dus samen 80% van zijn oorspronkelijke salaris voor een volledige opdracht.
6.12.
Gevolgen inzake tijdelijke aanstelling en vaste benoeming
6.12.1.
Tijdelijke aanstelling
Personeelsleden die de goedkeuring hebben gekregen om een langdurig VVP medische redenen op te nemen, kunnen gedurende dit langdurig VVP medische redenen hun tijdelijke aanstelling niet uitbreiden ten opzichte van het volume van de tijdelijke aanstelling op de vooravond van dit verlof. Datzelfde principe is ook van toepassing op de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. In de omzendbrief PERS/2003/05 -Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur vindt u meer info hierover.
Voorbeeld
Een personeelslid is halftijds vastbenoemd en heeft daarnaast op 1/9/2015 een tijdelijke aanstelling van 3/20sten. Het personeelslid krijgt de goedkeuring om vanaf 1/10/2015 een langdurig VVP medische redenen voor 15% (= 3/20) op te nemen en blijft 10/20 verder presteren. Op 1/12/2015 zijn er 5 bijkomende tijdelijke uren beschikbaar. Het personeelslid kan deze 5 uren echter niet opnemen, aangezien het volume tijdelijke uren (8/20) dan groter wordt dan de 3/20, het volume aan tijdelijke uren dat hij uitoefende aan de vooravond van het langdurig VVP medische redenen.
6.12.2.
Vaste benoeming
Personeelsleden die op de vooravond van het langdurig VVP medische redenen deeltijds vastbenoemd zijn, kunnen hun vaste benoeming slechts uitbreiden tot een volume dat maximaal gelijk is aan het volume van werkhervatting dat in de beslissing over het langdurig VVP medische redenen goedgekeurd werd.
Voorbeeld
Een personeelslid is 50% vastbenoemd en oefent daarbovenop 50% tijdelijke uren uit. Het krijgt de goedkeuring om een langdurig VVP medische redenen op te nemen voor 25% en kan nog 75% blijven presteren. Het personeelslid heeft dus 25% langdurig VVP medische reden. Het kan in dat geval voor maximum 75% vastbenoemd worden, m.a.w. het kan nog maximaal voor 25% een uitbreiding van zijn vaste benoeming krijgen.
Daarnaast wordt het deel van de vastbenoemde opdracht waarvoor het personeelslid de goedkeuring heeft gekregen om het langdurig VVP medische redenen op te nemen, na een periode van 24 maanden een vacante betrekking. Het personeelslid blijft echter na de vacantwording van die betrekking in de administratieve en geldelijke toestand die verbonden is aan zijn verlof.
Voorbeeld
Een vastbenoemd onderwijzer krijgt de goedkeuring om vanaf 1 februari 2015 een langdurig VVP medische redenen op te nemen voor 25%. Hij blijft 75% werken en presteert bijgevolg 18/24sten. Na 24 maanden, dus op 1 februari 2017, wordt 6/24 van zijn opdracht een vacante betrekking.
Na een periode van 24 maanden LVVP med is een andere dienstonderbrekingscode alsook een OOM code (oorsprong omkadering) van toepassing en moeten er aangepaste zendingen gebeuren voor het personeelslid en de oorspronkelijke vervanger (zie 8.3. Melding langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
De gevolgen inzake vaste benoeming zijn eveneens verduidelijkt in de omzendbrief met referentie 13CC/VB/ML Vaste benoeming - Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Ministerie van Onderwijs en Vorming.
6.13.
Combinatie met andere dienstonderbrekingen gedurende het langdurig VVP medische redenen
6.13.1.
Dienstonderbrekingen waarvoor het personeelslid een wachtgeld of salaris ontvangt
Dienstonderbrekingen waarvoor het personeelslid een wachtgeld(toelage) of salaris ontvangt, maken geen einde aan het langdurig VVP medische redenen.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het personeelslid een omstandigheids-, bevallings- , ziekte- of opvangverlof opneemt gedurende zijn langdurig VVP medische redenen.
Voorbeeld
Een vastbenoemde leerkracht SO mag nog halftijds werken als gevolg van een langdurig VVP medische redenen vanaf 1/4/2015 tot 31/8/2016. Van 3 juni tot 5 juni is het personeelslid ziek.
Toestand van 1/4/2015 tot 2/6/2015: het personeelslid neemt 10/20 langdurig VVP medische redenen en blijft 10/20 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 10/20 en daarbovenop 60% van zijn salaris voor de 10/20sten langdurig VVP medische redenen.
Toestand van 3/6/2015 tot 5/6/2015: het personeelslid neemt 10/20 langdurig VVP medische redenen en neemt daarnaast voor 10/20 ziekteverlof. Het ontvangt 100% van zijn salaris voor de 10/20 ziekteverlof en daarbovenop 60% van zijn salaris voor de 10/20sten langdurig VVP medische redenen.
6.13.2.
Dienstonderbrekingen waarvoor het personeelslid geen wachtgeld of salaris ontvangt
Dienstonderbrekingen waarvoor het personeelslid geen wachtgeld(toelage) of salaris ontvangt, schorsen het langdurig VVP medische redenen. Dit betekent dat het personeelslid gedurende de periode van de dienstonderbreking tijdelijk geen langdurig VVP medische redenen opneemt. Na afloop van de dienstonderbreking wordt het langdurig VVP medische redenen weer automatisch voorgezet tot het einde van de goedgekeurde periode
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het personeelslid een loopbaanonderbreking of een AVP opneemt gedurende zijn langdurig VVP medische redenen.
Voorbeeld
Een vastbenoemde leerkracht SO mag nog halftijds werken als gevolg van een langdurig VVP medische redenen vanaf 1/4/2015 tot 31/8/2016. Van 3 juni tot 5 juni 2015 neemt zij een AVP.
Toestand van 1/4/2015 tot 2/6/2015: het personeelslid neemt 10/20 langdurig VVP medische redenen en blijft 10/20 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 10/20 en daarbovenop 60% van zijn salaris voor de 10/20sten langdurig VVP medische redenen.
Toestand van 3/6/2015 tot 5/6/2015: het personeelslid neemt 20/20 AVP en ontvangt voor deze periode geen salaris.
Toestand van 6/6/2015 tot 31/8/2016: het personeelslid zet neemt opnieuw haar 10/20 langdurig VVP medische redenen verder en blijft daarnaast verder10/20 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 10/20 en daarbovenop 60% van zijn salaris voor de 10/20sten langdurig VVP medische redenen.
Uitzondering: een verlof voor het opnemen van een tijdelijk andere opdracht en een afwezigheid voor verminderde prestaties die opgenomen wordt om tijdelijk een andere opdracht in onderwijs uit te oefenen schorsen het langdurig VVP medische redenen niet. De combinatie van het langdurig VVP medische redenen met het verlof tijdelijk andere opdracht of de afwezigheid voor verminderde prestaties is maar toegestaan op voorwaarde dat het voorgeschreven percentage van werkhervatting gerespecteerd wordt.
6.14.
Gevolgen voor het pensioen
Het langdurig VVP medische redenen komt in aanmerking voor het pensioen.
7.
Deeltijdse hervatting na ziekte in het kader van een beslissing van de adviserend arts van het ziekenfonds
7.1.
Inleiding
Tijdelijke personeelsleden die geen recht op bezoldigd ziekteverlof hebben, kunnen van de adviserend arts van het ziekenfonds de toestemming krijgen om het werk deeltijds te hervatten tijdens een periode van ziekteverlof. Voor het ziekenfonds mag het personeelslid dan een “toegelaten activiteit” uitoefenen tijdens een periode van ziekte. De adviserend arts bepaalt de periode en het volume van de toegelaten activiteit. Het volume van de nog te presteren uren moet minimum 1 uur bedragen. Voor de niet-uitgeoefende prestaties neemt het personeelslid de dienstonderbreking “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” (AAAZ) waarvoor het kan vervangen worden volgens de gewone vervangingsregels. Vanaf het schooljaar 2019-2020 wordt deze situatie voor tijdelijke personeelsleden in het onderwijs administratief geregeld.
7.2.
Voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor deze maatregel moet het tijdelijk personeelslid een beslissing hebben van de adviserend arts. Die beslissing is maximaal twee jaar geldig. In die beslissing staat welk volume van zijn oorspronkelijke opdracht het personeelslid opnieuw kan uitoefenen. De beslissing van de adviserend arts van het ziekenfonds is enkel van toepassing op de tijdelijke uren. In geval van een gecombineerde opdracht (personeelsleden die aangesteld zijn in tijdelijke en vastbenoemde uren) kan de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds enkel genomen worden op de tijdelijke uren. De vastbenoemde uren moet het personeelslid in elk geval opnemen.
De afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds (AAAZ) is geen recht is voor het personeelslid. De werkgever moet hiermee instemmen.
7.3.
Administratieve toestand
Gedurende de toegelaten activiteit is het personeelslid in de stand dienstactiviteit voor de nog uitgeoefende prestaties en ontvangt het daarvoor een salaris. Voor het gedeelte van zijn opdracht dat het personeelslid niet uitoefent, is het personeelslid ten laste van het ziekenfonds en bevindt het zich in de stand non-activiteit. Het personeelslid ontvangt daarvoor een uitkering van het Riziv.
Omdat het personeelslid nog minstens 1 uur blijft presteren komt die periode – volgens de geldende regels – in aanmerking voor:
- de geldelijke anciënniteit;
- de dienstanciënniteit;
- de berekening van het recht op bezoldigd ziekteverlof.
7.4.
Combinatie met andere dienstonderbrekingen
7.4.1.
Opname van een dienstonderbreking tijdens de toegelaten activiteit, behalve volledige loopbaanonderbreking en volledig zorgkrediet
Dienstonderbrekingen maken geen einde aan de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds. Dat betekent dat de dienstonderbreking genomen kan worden op de toegelaten activiteit, uiteraard voor zover aan de voorwaarden van de dienstonderbreking is voldaan. Daarnaast blijft de afwezigheid waarvoor het personeelslid ten laste is van het ziekenfonds verder lopen. Het personeelslid moet zelf bij het ziekenfonds nagaan of de toestemming voor AAAZ geldig blijft met het gewenste verlofstelsel.
De verloven kunnen dus gecombineerd worden met de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds. Dat geldt ook in het geval van ziekteverlof.
Omgekeerd blijven ook dienstonderbrekingen die al liepen voorafgaand aan de periode van AAAZ verder lopen.
Voorbeeld 1
Een tijdelijke leerkracht SO mag halftijds werken als gevolg van een toegelaten activiteit ziekenfonds vanaf 1/4/2020 tot 30/6/2020. Van 3 juni tot 5 juni is het personeelslid voltijds afwezig wegens ziekte en heeft vanaf 1/4/2020 opnieuw recht op bezoldigd ziekteverlof opgebouwd..
Toestand van 1/4/2020 tot 2/6/2020: het personeelslid is 10/20 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en blijft 10/20 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 10/20 en daarbovenop een uitkering van het ziekenfonds voor de 10/20 afwezigheid.
Toestand van 3/6/2020 tot 5/6/2020: het personeelslid is 10/20 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en is daarnaast voor 10/20 met ziekteverlof. Het ontvangt 100% van zijn salaris voor de 10/20 ziekteverlof en daarbovenop een uitkering van het ziekenfonds voor de 10/20 afwezigheid.
Voorbeeld 2
Een tijdelijke leerkracht SO mag halftijds werken als gevolg van een toegelaten activiteit ziekenfonds vanaf 1/4/2020 tot 30/6/2020. Van 3 juni tot 17 juni is het personeelslid ziek.
Toestand van 1/4/2020 tot 2/6/2020: het personeelslid is 10/20 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en blijft 10/20 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 10/20 en daarbovenop een uitkering van het ziekenfonds voor de 10/20 afwezigheid.
Toestand van 3/6/2020 tot 8/6/2020: het personeelslid is 10/20 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en neemt daarnaast voor 10/20 ziekteverlof. Het heeft immers 6 dagen bezoldigd ziekteverlof opgebouwd. Het ontvangt 100% van zijn salaris voor de 10/20 ziekteverlof en daarbovenop een uitkering van het ziekenfonds voor de 10/20 afwezigheid.
Toestand van 9/6/2020 tot en met 17/6/2020: het personeelslid heeft geen recht meer op bezoldigd ziekteverlof en valt volledig ten laste van het ziekenfonds. Het ontvangt een uitkering van het ziekenfonds voor 20/20.
Voorbeeld 3
Een kleuteronderwijzer werkt halftijds 12/24 als gevolg van een toegelaten activiteit ziekenfonds vanaf 1/4/2020 tot 30/6/2020. Van 4 mei tot 8 mei kan de kleuteronderwijzer om persoonlijke redenen haar opdracht niet uitoefenen. Ze maakt daarom gebruik van een afwezigheid voor verminderde prestaties.
Toestand van 1/4/2020 tot 3/5/2020: het personeelslid is 12/24 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en blijft 12/24 presteren. Het ontvangt een salaris voor de prestaties van 12/24 en daarbovenop een uitkering van het ziekenfonds voor de 12/24 afwezigheid.
Toestand van 4/5/2020 tot 8/5/2020: het personeelslid is 12/24 afwezig omwille van toegelaten activiteit ziekenfonds en neemt daarnaast voor 12/24 een afwezigheid voor verminderde prestaties. Het ontvangt geen salaris voor de 12/24 afwezigheid voor verminderde prestaties, maar wel een uitkering van het ziekenfonds voor de 12/24 afwezigheid.
7.4.2.
Opname van een volledige loopbaanonderbreking of een volledig zorgkrediet tijdens de toegelaten activiteit
De opname van een volledige loopbaanonderbreking of een volledig zorgkrediet is mogelijk. In dat geval wordt de toegelaten activiteit tijdelijk stopgezet. Na afloop van de loopbaanonderbreking of het zorgkrediet mag het personeelslid de toegelaten activiteit opnieuw uitoefenen, uiteraard op voorwaarde dat de toestemming van de adviserend arts nog geldig is. Het personeelslid moet de tijdelijke stopzetting meedelen aan het ziekenfonds.
Voorbeeld
Een onderwijzer mag een toegelaten activiteit uitoefenen van 12/24 van 1 januari 2021 tot en met 30 april 2021. Hij wil een volledige loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen opnemen van 5 april 2021 tot en met 4 mei 2021. Dat is mogelijk. Hij meldt de tijdelijke stopzetting van de toegelaten activiteit aan zijn ziekenfonds.
7.5.
Einde van de toegelaten activiteit
Als de aanstelling van een tijdelijk personeelslid eindigt in de loop van of op het einde van het schooljaar en hij later een nieuwe tijdelijke aanstelling krijgt, moet het personeelslid zich opnieuw wenden tot het ziekenfonds om na te gaan of de goedkeuring nog geldig is.
Het personeelslid moet ook iedere wijziging in de toestemming van het ziekenfonds via zijn instelling meedelen aan Agodi of Ahovoks.
7.6.
Regularisatie vanaf 1 september 2019
Personeelsleden die sinds 1 september 2019 een beslissing kregen van de adviserend arts van het ziekenfonds dat ze deeltijds mogen hervatten na ziekte, konden die situatie tot nu toe niet correct laten registreren in het Elektronisch Personeelsdossier. Zij hebben in sommige gevallen een dienstonderbreking opgenomen of hun opdrachtbreuk verminderd.
In dat geval is het mogelijk om de situatie van het personeelslid alsnog correct door te geven, voor zover de toegekende omkadering dat toelaat. In punt 8.4. is toegelicht hoe dat moet gebeuren.
8.
Formaliteiten en elektronische communicatie
8.1.
Melding ziekteverlof
Opsturen van RL-2 / gebeurteniscode 23001.
Ziekteverlof (Code 001) is een persoonsgebonden dienstonderbreking die geldt voor alle opdrachten van het personeelslid.
In de agentschappen wordt het ziekteverlof verwerkt en bepaald of het ziekteverlof bezoldigd, onbezoldigd of TBS-ziekte is. Onbezoldigd ziekteverlof voor tijdelijken (code 057) of terbeschikkingstelling wegens ziekte (code 060) voor vastbenoemde personeelsleden kunnen niet door de scholen worden opgezonden. Dit zijn interne verwerkingscodes voor de agentschappen.
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een personeelslid heeft ziekteverlof van 15-10-2011 tot 31-10-2011.
RL-2 met melding ziekteverlof (gebeurteniscode 23001) met begindatum 15-10-2011 en einddatum 31-10-2011.
Het personeelslid verlengt zijn ziekteverlof van 1-11-2011 tot 22-11-2011.
RL-2 met melding ziekteverlof (gebeurteniscode 23001) met begindatum 1-11-2011 en einddatum 22-11-2011.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft ziekteverlof van 15-10-2011 tot 31-10-2011.
Het personeelslid keert echter vervroegd terug op 25-10-2011.
Het eerst opgezonden ziekteverlof moet eerst worden geannuleerd.
RL-2 Annulatie ziekteverlof (gebeurteniscode 25001) van 15-10-2011 tot 31-10-2011.
Vervolgens moet de nieuwe periode ziekteverlof worden doorgegeven :
RL-2 met melding ziekteverlof (gebeurteniscode 23001) met begindatum 15-10-2011 en einddatum 24-10-2011.
In de RL-3 (opmerkingen) vermeldt de school de vervroegde werkhervatting.
8.2.
Melding verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte
Er zijn drie dienstonderbrekingscodes voor verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte :
Dienstonderbreking 241 : VVP wegens ziekte 20 - 49%
- voor een hervattingspercentage van 20 tot en met 49%
- wordt aangerekend voor drievierde dag ziekteverlof
Dienstonderbreking 158 : VVP wegens ziekte 50 - 74 %
- voor een hervattingspercentage van 50 tot en met 74%
- wordt aangerekend voor een halve dag ziekteverlof
Dienstonderbreking 159 : VVP wegens ziekte >= 75 %
- voor een hervattingspercentage van 75% en meer
- wordt aangerekend voor 1/4de dag ziekteverlof
Dat zijn opdrachtgebonden dienstonderbrekingen die worden gezonden samen met de opdrachten met een RL-1.
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een personeelslid is vastbenoemd leraar voor 20/20 u.
Dit personeelslid krijgt een VVP wegens ziekte van 1-03-2023 tot 30-03-2023 en moet nog 70 % (hervattingspercentage) van een ambt met volledige prestaties uitoefenen.
Op geldigheidsdatum 1-03-2023 :
RL-1 leraar ato 4 voor 20/20 u met als einddatum van de opdracht 31-12-4444 (onbepaald) en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking 158 wegens ziekte 50-74 % (gebeurteniscode 23158) voor 6/20 u met als einddatum 30-03-2023.
Het personeelslid oefent dus nog 14/20 u (= 7.000/10.000 sten) effectief uit.
Het verlof voor verminderde prestaties wordt hier aangerekend voor 15 dagen ziekteverlof.
Dit zijn 30 dagen VVP wegens ziekte 50-74 % gedeeld door 2.
Voorbeeld 2
Een personeelslid heeft een tijdelijke aanstelling tot 31-08-2023 voor 20/20 u.
Dit personeelslid krijgt een VVP wegens ziekte van 17-04-2023 tot 30-06-2023 en moet nog 75 % (hervattingspercentage) van een ambt met volledige prestaties uitoefenen.
Op geldigheidsdatum 17-04-2023 :
RL-1 leraar ato 01 voor 20/20 u met als einddatum van de opdracht 31-08-2023 (onbepaald) en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking 159 wegens ziekte >= 75% (gebeurteniscode 23159) voor 5/20 u met als einddatum 30-06-2023.
Het personeelslid oefent dus nog 15/20 u (= 7.500/10.000 sten) effectief uit.
Het verlof voor verminderde prestaties wordt hier aangerekend voor 7,5 dagen ziekteverlof.
Dit zijn 30 dagen VVP wegens ziekte >= 75 % gedeeld door 4.
Voorbeeld 3
Een onderwijzer is vastbenoemd voor 16/24 en tijdelijk in een openstaande betrekking voor 6/24. Het personeelslid krijgt een VVP wegens ziekte van 01-02-2023 tot en met 30-06-2023 en moet 30% van een ambt met volledige prestaties uitoefenen van 01-02-2023 tot en met 28-02-2023, 50% van 01-03-2023 tot en met 30-04-2023 en 80% van 01-05-2023 tot en met 31-05-2023. Vanaf 01-06-2023 neemt het personeelslid weer haar volledige opdracht op.
Het personeelslid spreekt met haar schoolbestuur af op welke uren zij het VVP wegens ziekte zal nemen in de opeenvolgende periodes.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01-02-2023:
RL-1 onderwijzer ato 4 voor 16/24 u met als einddatum van de opdracht 31-12-4444 (onbepaald) en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte 20 tot 49% (gebeurteniscode 23241) voor 8/24 u met als einddatum 28-02-2023.
RL-1 onderwijzer ato 2 voor 6/24 u met als einddatum van de opdracht 30-06-2023 en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte 20-49% (gebeurteniscode 23241) voor 6/24 u met als einddatum 28-02-2023.
Het personeelslid oefent dus nog 8/24 u (3.333/10.000 sten) effectief uit. Het personeelslid moet eigenlijk nog 7,2/24 u uitvoeren maar deze uren worden afgerond naar de volgende eenheid.
Het verlof voor verminderde prestaties wordt hier aangerekend voor 21 dagen ziekteverlof.
Dit zijn 28 dagen VVP wegens ziekte 20-49 % vermenigvuldigd met 3/4de.
Bericht geldig op 01-03-2023:
RL-1 onderwijzer ato 4 voor 16/24 u met als einddatum van de opdracht 31-12-4444 (onbepaald) en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte 50 tot 74% (gebeurteniscode 23158) voor 4/24 u met als einddatum 30-04-2023.
RL-1 onderwijzer ato 2 voor 6/24 u met als einddatum van de opdracht 30-06-2023 en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte 50-74% (gebeurteniscode 23158) voor 6/24 u met als einddatum 30-04-2023.
Het personeelslid oefent dus nog 12/24 u (5.000/10.000 sten) effectief uit.
Het verlof voor verminderde prestaties wordt hier aangerekend voor 30,5 dagen ziekteverlof.
Dit zijn 61 dagen VVP wegens ziekte 50-74 % gedeeld door 2.
Bericht geldig op 01-05-2023:
RL-1 onderwijzer ato 4 voor 16/24 u met als einddatum van de opdracht 31-12-4444 (onbepaald).
(Hier worden geen uren opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte meer vermeld.)
RL-1 onderwijzer ato 2 voor 6/24 u met als einddatum van de opdracht 30-06-2023 en met de opdrachtgebonden dienstonderbreking VVP wegens ziekte >=75% (gebeurteniscode 23159) voor 2/24 u met als einddatum 31-05-2023.
Het personeelslid oefent dus nog 20/24 u (8.3333/10.000 sten) effectief uit.
Het vastgestelde hervattingspercentage in het plan is voor de periode van 01-03-2023 tot 30-04-2023 80%. Dit betekent dat het personeelslid nog 19,2 u (80 % van 24/24u) moet uitvoeren maar deze uren worden afgerond naar de volgende eenheid.
Het verlof voor verminderde prestaties wordt hier aangerekend voor 7,75 dagen ziekteverlof.
Dit zijn 31 dagen VVP wegens ziekte >= 75 % gedeeld door 4.
Bericht geldig op 01-06-2023:
RL-1 onderwijzer ato 4 voor 16/24 u met als einddatum van de opdracht 31-12-4444 (onbepaald).
RL-1 onderwijzer ato 2 voor 6/24 u met als einddatum van de opdracht 30-06-2023.
De opdrachten geldig op de vooravond van de VVP wegens ziekte worden terug van toepassing. Bij deze opdrachten worden dus de opdrachtgebonden dienstonderbrekingen VVP wegens ziekte niet meer vermeld.
8.3.
Melding langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen
Eerste 24 maanden van het verlof: langdurig VVP medische redenen
RL-1 ato 4 (vastbenoemd) met dienstonderbreking 189 voor de titularis
RL-1 ato 1 (niet-vacante betrekking) voor de vervanger met vermelding van het stamboeknummer en de dienstonderbreking 189 van de titularis
Na een periode van 24 maanden : langdurig VVP MED na 24 maanden
RL-1 ato 4 (vastbenoemd) met dienstonderbreking 221 en OOM 23 voor alle uren langdurig VVP medische redenen voor de titularis
RL1- ato 2 (vacante betrekking) voor de oorspronkelijke vervanger of een ander personeelslid; na een nieuwe vaste benoeming geldt een ato 4.
Langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen (code 189) en langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen na 24 maanden (code 221) zijn opdrachtgebonden dienstonderbrekingen die kunnen worden genomen voor een deel van de opdracht(en) van het personeelslid. De eerste dienstonderbreking kan worden genomen vanaf 1 januari 2015. De tweede kan ten vroegste vanaf 1 januari 2017 worden genomen én altijd aansluitend op dienstonderbreking code 189. Op opdrachten met OOM code 23 kan men geen vervanger doorsturen.
Voorbeeld
Een voltijds vastbenoemd onderwijzer krijgt de goedkeuring om vanaf 13 februari 2015 een langdurig VVP medische redenen op te nemen voor 25%. Hij blijft 75% werken en presteert bijgevolg nog 18/24. Na 24 maanden, dus op 13 februari 2017, wordt 6/24 van zijn opdracht een vacante betrekking.
Zendingen
Voor de periode van 13 februari 2015 tot en met 12 februari 2017:
Voor de titularis:RL-1 onderwijzer ato 4 voor 24/24 met langdurig VVP medische redenen (DO 189) voor 6/24.
Voor de vervanger:RL-1 onderwijzer ato 1 voor 6/24 met opgave van het stamboeknummer van de titularis en als reden langdurig VVP medische redenen (DO 189).
Vanaf 13 februari 2017:
Voor de titularis:
- RL-1 onderwijzer ato 4 voor 18/24.
- RL-1 onderwijzer ato 4 voor 6/24 met langdurig VVP MED 24 maanden (DO 221) voor 6/24 en OOM code 23. (Hier moeten de uren van de opdracht gelijk zijn aan het aantal uren van het langdurig VVP MED.)
Beide RL-1’s worden in één bericht doorgestuurd.
Voor de oorspronkelijke vervanger of een ander personeelslid:
RL 1 ato 2 voor 6/24 (na vaste benoeming later RL1 ato 4 voor 6/24)
8.4.
Melding toegelaten activiteit na een beslissing van het ziekenfonds
Tijdelijke personeelsleden die hun bezoldigd ziekterecht hebben uitgeput, ontvangen een uitkering van het ziekenfonds. De adviserend arts van het ziekenfonds kan de toestemming geven om het werk deeltijds te hervatten. Het deel dat het tijdelijk personeelslid niet meer moet presteren, meldt de school met een dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds”. Een DO 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” is een opdrachtgebonden dienstonderbreking.
De uren waarop de dienstonderbreking wordt genomen, komen uit de omkadering die aan de school werd toegekend.
Voor de periode van 01-09-2019 tot en met 30-06-2020 bezorgt het personeelslid via de instelling de volgende documenten:
Voorbeeld
Een voltijds tijdelijk onderwijzer 24/24 is voor een volledig schooljaar 2019-2020 aangesteld. Hij is ziek vanaf 12/02/2020 tot 30/06/2020 en heeft vanaf 01/03/2020 zijn ziekterecht uitgeput. Bijgevolg is hij dus met onbezoldigd ziekteverlof. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 10/24 kan hervatten vanaf 10/03/2020 tot 30/06/2020. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2019:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2020
Bericht geldig op 12/02/2020:
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 12/2/2020 en einddatum 30/6/2020
Bericht geldig op 10/03/2020:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/6/2020 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 14 u met begindatum 10/03/2020 en met einddatum 30/06/2020.
Bericht geldig op 12/2/2020 (situatie 10/3/2020)
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 12/02/2020 en einddatum 30/06/2020
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 12/02/2020 en einddatum 09/03/2020
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
Het tijdelijk personeelslid ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 29/02/2020 een salaris voor 24/24.
Daarna ontvangt de onderwijzer in de periode van 01/03/2020 tot en met 09/03/2020 een uitkering van het ziekenfonds.
Ten slotte ontvangt hij gedurende de periode van 10/03/2020 tot 30/06/2020 een salaris voor 10/24 en een uitkering van het ziekenfonds.
Sinds 01/07/2020 nemen de agentschappen de rol van de schoolbesturen over inzake ASR-verplichtingen t.a.v. de ziekenfondsen.
Het personeelslid bezorgt dan via de instelling de initiële toestemming van het ziekenfonds tot de toegelaten activiteit.
Voorbeeld 1
Een voltijds tijdelijk leraar secundair onderwijs is aangesteld voor een volledig schooljaar 2020-2021 voor een opdracht van 20/20. Hij is met ziekteverlof vanaf 15/09/2020 tot 30/04/2021. Op 01/10/2020 is zijn ziekterecht uitgeput en is hij dus met onbezoldigd ziekteverlof. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid halftijds kan hervatten vanaf 01/02/2021 tot 30/04/2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 20u leraar ATO 2 t.e.m. 30/6/2021
Bericht geldig op 15/09/2020:
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) van 15/09/2020 tot 30/04/2021
Bericht geldig op 1/2/2021:
RL-1 20u leraar ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 10 u met begindatum 01/02/2021 en met einddatum 30/04/2021.
Bericht geldig op 01/02/2021 :
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 15/09/2020 en einddatum 30/04/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 15/09/2020 en einddatum 31/01/2021
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
Het tijdelijk personeelslid ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 30/09/2020 een salaris voor een opdracht van 20/20.
In de periode van 01/10/2020 tot en 31/01/2021 ontvangt de leraar een uitkering van het ziekenfonds. Vanaf 01/02/2021 tot met 30/04/2021 ontvangt hij een salaris voor 10/20 uur en een uitkering van het ziekenfonds.
Vanaf 01/05/2021 ontvangt het personeelslid opnieuw een salaris voor 20/20 u. Het is niet nodig om hiervoor nog een nieuw bericht op te zenden, tenzij de adviserend arts van het ziekenfonds de periode van aangepaste arbeid verlengt.
Voorbeeld 2
Een voltijdse tijdelijke lerares secundair onderwijs met een opdracht van 22/22 uur is voor een volledig schooljaar 2020-2021 aangesteld. Ze is met verlof wegens ziekte vanaf 01/11/2020 tot 30/06/2021. Vanaf 10/11/2020 is haar ziekterecht uitgeput en wordt het ziekteverlof onbezoldigd. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 8/22 kan hervatten vanaf 15/11/2020 tot 30/06/2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord. Het personeelslid wordt opnieuw ziek van 25/04/2021 tot 26/05/2021. Gedurende de periode van 15/11/2020 tot 24/04/2021 heeft het tijdelijk personeelslid opnieuw ziekterecht (16 bezoldigde ziektedagen) opgebouwd voor het deel van zijn aangepaste arbeid (8/22). De lerares ontvangt voor de periode van 25/04/2021 tot 10/05/2021 een salaris voor 8/22. Het ziekteverlof voor de periode van 11/05/2021 tot 26/05/2021 is onbezoldigd.
Elektronische melding;
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 22u leraar ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Bericht geldig op 01/11/2020:
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) van 01/11/2020 tot 30/06/2021
Bericht geldig op 15/11/2020:
RL-1 22u leraar ATO 2 t.e.m. 30/6/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 14 u met begindatum 15/11/2020 en met einddatum 30/06/2021.
Bericht geldig op 15/11/2020:
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 01/11/2020 en einddatum 30/11/2020
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 01/11/2020 en einddatum 14/11/2020
Bericht geldig op 25/04/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 25/04/2021 tot 26/05/2021
Ziekteverlof is een persoonsgebonden dienstonderbreking en wordt doorgestuurd met een RL/2. Het personeelslid is op basis van de nog effectief gepresteerde tijdelijke opdrachten (8 u) opnieuw bezoldigd voor 16 ziektedagen.
Het is niet nodig dat het bericht van 15/11/2020 met de opdracht en opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 opnieuw wordt herhaald vanaf 25/4/2021.
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
Voor de periode van 01/09/2020 tot 09/11/2020 ontvangt de lerares een salaris voor 22/22.
Zij ontvangt voor de periode van 10/11/2020 tot 14/11/2020 geen salaris, maar een uitkering van het ziekenfonds. Vanaf 15/11/2020 ontvangt de lerares een salaris voor een opdracht van 8/22. Het personeelslid ontvangt tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds. Deze regeling blijft ook geldig voor de periode van het bezoldigd ziekteverlof van 25/04/2021 tot 10/05/2021.
Vervolgens ontvangt zij voor de periode van 11/05/2021 tot 26/05/2021 geen salaris meer omdat het bezoldigd ziekteverlof is uitgeput. Het personeelslid ontvangt wel een uitkering van het ziekenfonds.
Ten slotte ontvangt de lerares voor de periode van 27/05/2021 tot 30/06/2021 opnieuw een salaris voor 8/22 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds.
Voorbeeld 3
Een voltijdse, tijdelijke kleuteronderwijzeres met een opdracht van 24/24 is voor een volledig schooljaar 2020/2021 aangesteld. Ze is ziek van 01/12/2020 tot 30/06/2021. Op de aanvangsdatum is haar ziekterecht al uitgeput en dus wordt ze onmiddellijk onbezoldigd ziek. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 12/24 kan hervatten vanaf 15/01/2021 tot 30/06/2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord.
Voor de periode van 10/04/2021 tot 30/04/2021 neemt de kleuteronderwijzeres een afwezigheid voor verminderde prestaties (AVP) voor 12/24 op haar nog uitgeoefende prestaties.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 24u kleuteronderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Bericht geldig op 01/12/2020
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) van 01/12/2020 tot 30/06/2021
Bericht geldig op 15/01/2021:
RL-1 24u kleuteronderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 12 u met begindatum 15/01/2021 en met einddatum 30/06/2021.
Bericht geldig op 15/01/2021:
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 01/12/2020 en einddatum 30/06/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 01/12/2020 en einddatum 14/01/2021
Bericht geldig op 10/04/2021:
RL-1 24u kleuteronderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 12 u met begindatum 10/04/2021 en met einddatum 30/06/2021.
RL-1 24u kleuteronderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 220 “afwezigheid voor verminderde prestaties” voor 12 u met begindatum 10/04/2021 en met einddatum 30/04/2021.
Omdat het hier gaat om 2 opdrachtgebonden dienstonderbrekingen op éénzelfde opdracht, moet de totale opdracht herhaald worden telkens met één van de twee opdrachtgebonden dienstonderbrekingen eraan gekoppeld.
Bericht geldig op 1/5/2021:
RL-1 24u kleuteronderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 12 u met begindatum 1/5/2021 en met einddatum 30/06/2021.
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
Het personeelslid ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 30/11/2020 een salaris voor 24/24.
Daarna ontvangt het personeelslid geen salaris meer van 01/12/2021 tot 14/01/2021 maar wel een uitkering van het ziekenfonds. Bij de aanvang van de aangepaste arbeid ontvangt ze een salaris 12/24 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds.
Tijdens de duur van de AVP ontvangt het personeelslid voor de periode van 10/04/2020 tot 30/04/2020 alleen een uitkering van het ziekenfonds. Voor de 12/24 afwezigheid voor verminderde prestaties ontvangt het personeelslid geen salaris.
Daarna ontvangt de kleuteronderwijzeres voor de periode van 01/05/2021 tot 30/06/2021 opnieuw een salaris voor 12/24 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds.
Voorbeeld 4
Een voltijds tijdelijk onderwijzer 24/24 is aangesteld voor een volledig schooljaar 2020/2021. De onderwijzer wordt ziek van 11/01/2021 tot 30/06/2021. Hij heeft vanaf 01/02/2021 zijn ziekterecht uitgeput en is onbezoldigd ziek. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 16/24 kan hervatten vanaf 08/02/2021 tot 30 juni 2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord.
Hij wil een volledige loopbaanonderbreking wegens palliatieve zorgen opnemen van 01/03/2021 tot 31/03/2021. Nadien loopt de afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds door tot 30/06/2021.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Bericht geldig op 11/01/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 30/6/2021
Bericht geldig op 08/02/2021:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 8 u met begindatum 08/02/2021 en met einddatum 30/6/2021.
Bericht geldig op 08/02/2021:
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 30/06/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 07/02/2021
Bericht geldig op 01/03/2021:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
De opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” wordt niet meer vermeld. Het personeelslid moet zelf de stopzetting van de toegelaten activiteit aan zijn ziekenfonds melden voor de periode van 01/03/2021 tot 31/03/2021.
RL-2 melding volledige loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen (stuurcode 23087) met begindatum 1/03/2021 tot 31/03/2021
Bericht geldig op 01/04/2021:
RL-1 24u onderwijzer ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 8 u met begindatum 01/04/2021 en met einddatum 30/06/2021.
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
De onderwijzer ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 31/01/2021 een salaris voor 24/24. Van 01/02/2021 tot 07/02/2021 ontvangt hij geen salaris, maar een uitkering van het ziekenfonds.
Bij de aanvang van de aangepaste arbeid ontvangt het personeelslid een salaris voor 16/24 van 08/02/2021 tot 28/02/2021 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds voor dezelfde periode.
Het salaris en de uitkering van het ziekenfonds stoppen van 01/03/2021 tot 31/03/2021. De onderwijzer ontvangt wel een onderbrekingsuitkering voor een volledige loopbaanonderbreking van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA).
Het personeelslid ontvangt ten slotte voor de periode van 01/04/2021 tot 30/06/2021 opnieuw een salaris voor 16/24 en tegelijkertijd een bijkomende uitkering van het ziekenfonds.
Voorbeeld 5
Een opvoeder is voor 18/36 aangesteld in ATO 2 voor een volledig schooljaar 2020/2021. De opvoeder wordt ziek van 11/01/2021 tot 30/06/2021. Hij heeft vanaf 01/02/2021 zijn ziekterecht uitgeput en is onbezoldigd ziek. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 7/36 kan hervatten vanaf 08/02/2021 tot 30 juni 2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 18uopvoeder ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Bericht geldig op 11/01/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 30/6/2021
Bericht geldig op 08/02/2021:
RL-1 18u opvoeder ATO 2 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 11 u met begindatum 08/02/2021 en met einddatum 30/6/2021.
Bericht geldig op 08/02/2021:
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 30/06/2021
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/01/2021 en einddatum 07/02/2021
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
De opvoeder ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 31/01/2021 een salaris voor 18/36. Van 01/02/2021 tot 07/02/2021 ontvangt hij geen salaris, maar een uitkering van het ziekenfonds.
Bij de aanvang van de aangepaste arbeid ontvangt het personeelslid een salaris voor 7/36 van 08/02/2021 tot 30/06/2021 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds voor de periode en het deel van de opdracht waarvoor hij ziek blijft.
Voorbeeld 6
Een opvoeder is voor 18/36 aangesteld in ATO 2 voor een volledig schooljaar 2020-2021 en voor 11/36 in ATO 1 van 1/9 tot 30/11/2020. De opvoeder wordt ziek van 11/10/2020 tot 30/06/2021. Hij heeft vanaf 18/10/2020 zijn ziekterecht uitgeput en is onbezoldigd ziek. De adviserend arts van het ziekenfonds oordeelt dat het personeelslid voor 18/36 (50%) kan hervatten vanaf 22/10/2020 tot 30/06/2021. Het schoolbestuur gaat hiermee akkoord. Zijn opdracht in ATO 1 wordt daarna voor 11/36 verlengd vanaf 1/12/2020 tem 30/06/2021.
Elektronische melding:
Bericht geldig op 01/09/2020:
RL-1 18u opvoeder ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
RL-1 11u opvoeder ATO 1 t.e.m. 30/11/2020
Bericht geldig op 11/10/2020
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/10/2020 en einddatum 30/06/2021
Bericht geldig op 22/10/2020:
RL-1 11u opvoeder ATO 1 t.e.m. 30/11/2020 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 11u met begindatum 22/10/2020 en met einddatum 30/11/2020.
RL-1 18u opvoeder ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Bericht geldig op 22/10/2020:
RL-2 annulatie ziekteverlof (stuurcode 25001) met begindatum 11/10/2020 en einddatum 30/06/2021.
RL-2 melding ziekteverlof (stuurcode 23001) met begindatum 11/10/2020 en einddatum 21/10/2020
Bij verlenging opdracht in ATO 1 van 11/36 tem 30/06/2021: Bericht geldig op 01/12/2020:
RL-1 11u opvoeder ATO 1 van 1/12/2020 t.e.m. 30/06/2021 met opdrachtgebonden dienstonderbreking 225 “afwezigheid aangepaste arbeid ziekenfonds” voor 11u met begindatum 01/12/2020 en met einddatum 30/06/2021
RL-1 18u opvoeder ATO 2 t.e.m. 30/06/2021
Hoe wordt het personeelslid bezoldigd?
De opvoeder ontvangt voor de periode van 01/09/2020 tot 17/10/2020 een salaris voor 29/36. Van 18/10/2020 tot 21/10/2020 ontvangt hij geen salaris, maar een uitkering van het ziekenfonds.
Bij de aanvang van de aangepaste arbeid ontvangt het personeelslid een salaris voor 18/36 van 22/10/2020 tot 30/06/2021 en tegelijkertijd een uitkering van het ziekenfonds voor de periode van 22/10/2020 tem 30/06/2021 voor het deel van de opdracht waarvoor hij ziek blijft.
8.5.
Melding afwezigheid te wijten aan een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde
Opsturen van RL-2 / gebeurteniscode 23056.
Ongeval buiten dienstverband (schuld derde) (Code 056) is een persoonsgebonden dienstonderbreking die geldt voor alle opdrachten van het personeelslid.
8.6.
Melding arbeidsongeval – Ongeval op de weg naar en van het werk
Opsturen van RL-2 / gebeurteniscode 23008.
Arbeidsongeval (Code 008) is een persoonsgebonden dienstonderbreking die geldt voor alle opdrachten van het personeelslid.
8.7.
Melding tewerkstelling met verminderde prestaties n.a.v. een arbeidsongeval / ongeval op de weg naar en van het werk
Opsturen van RL-1 / gebeurteniscode 23009.
Verlof voor verminderde prestaties n.a.v. een arbeidsongeval (Code 009) is een opdrachtgebonden dienstonderbreking die kan worden genomen voor een deel van de opdracht(en) van het personeelslid.
8.8.
Melding beroepsziekte
Opsturen van RL-2 / gebeurteniscode 23048.
Beroepsziekte (Code 048) is een persoonsgebonden dienstonderbreking die geldt voor alle opdrachten van het personeelslid.
8.9.
Melding tewerkstelling met verminderde prestaties n.a.v. een beroepsziekte
Opsturen van RL-1 / gebeurteniscode 23121.
Verlof voor verminderde prestaties wegens beroepsziekte (Code 121) is een opdrachtgebonden dienstonderbreking die kan worden genomen voor een deel van de opdracht(en) van het personeelslid.