Opgelet!
Naar aanleiding van de modernisering van het secundair onderwijs, werd het organisatiebesluit van het secundair onderwijs aangepast. Bij de uitwerking van deze regelgeving werd beslist om de regelgeving rond duaal leren op drie vlakken af te stemmen op die van het niet-duale voltijds onderwijs. Ten eerste, op het vlak van evaluatie werd beslist om voor duaal leren de keuze voor graad- of leerjaarevaluatie bij de scholen te leggen. Ten tweede, en daarmee gepaard gaande, wordt de systematiek van oriënteringsattesten ook van toepassing op duaal leren. Ten derde, worden de data tot welke een leerling van rechtswege kan starten in een opleiding afgestemd op de data van toepassing op het voltijds onderwijs. Concreet impliceert dit dus dat dit niet meer standaard de eerste lesdag na de herfstvakantie is, maar dit kan verschillen naargelang het leerjaar.

Deze drie maatregelen zullen stelselmatig met de uitrol van de modernisering van toepassing worden op duaal leren. Dit gebeurt concreet volgens de volgende kalender:
- vanaf 1 september 2022 start dit in duale structuuronderdelen van de tweede graad;
- vanaf 1 september 2023 start dit het eerste leerjaar van de derde graad;
- vanaf 1 september 2024 start dit in het tweede leerjaar van de derde graad;
- vanaf 1 september 2025 start dit in de zevende leerjaren.

Vanaf 1 september 2023 worden de curriculumdossiers geïntroduceerd in het gewoon secundair onderwijs en opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs. Met de stapsgewijze uitrol van deze curriculumdossiers worden de standaardtrajecten opgeheven. Dit gebeurt volgens de volgende kalender:
- vanaf 1 september 2023 starten de curriculumdossiers in het eerste leerjaar van de tweede graad en het eerste leerjaar van de derde graad; voor deze leerjaren zijn de standaardtrajecten niet meer van toepassing. Voor het tweede leerjaar van de tweede graad, het tweede leerjaar van de derde graad en de 7de jaren zijn de standaardtrajecten nog van toepassing;
- vanaf 1 september 2024 zijn de curriculumdossiers ook van toepassing in het tweede leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de derde graad; in schooljaar 24-25 zijn de standaardtrajecten enkel nog van toepassing in de 7de jaren;
- vanaf 1 september 2025 zijn de curriculumdossiers ook van toepassing in de 7de jaren; vanaf dat jaar zijn er geen standaardtrajecten meer. Voor duaal leren in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs blijft de werkwijze met standaardtrajecten behouden.

1. Opzet

In het secundair onderwijs zijn er uiteenlopende vormen van werkplekleren die verschillen qua intensiteit, gaande van het observeren van bedrijfsactiviteiten tot daadwerkelijke kennismaking met een werkplek. De meest doorgedreven vorm van werkplekleren in het secundair onderwijs is duaal leren. In deze omzendbrief lichten we de regelgeving van dit stelsel toe.

Duaal leren is bedoeld voor leerlingen die voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht en die klaar (of op zijn minst bereid) zijn om te leren en te participeren op een werkplek. Hierbij ligt de focus volledig op leren; zowel bij de aanbieder duaal leren als op de werkplek gaat de jongere nieuwe competenties aanleren in het kader van zijn opleidingsprogramma. De aanbieder duaal leren blijft steeds verantwoordelijk voor het opleidingstraject van de leerling en volgt vanuit die rol op hoe de opleiding op de werkplek verloopt.

Duaal leren kan aangeboden worden in zowel het gewoon als buitengewoon secundair onderwijs.

  • Voor het gewoon secundair onderwijs richt duaal leren zich op opleidingen met een arbeidsmarktgerichte of een dubbele finaliteit in 2e en 3e graad. Dit wil echter niet zeggen dat elke opleiding uit deze finaliteiten duaal zal uitgewerkt worden; voor elke opleiding zal worden nagegaan of een duaal traject mogelijk en relevant is. Duaal leren zal bij verschillende aanbieders kunnen gevolgd worden: in een school voor voltijds secundair onderwijs, in een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (CDO) of in een centrum voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen (Syntra vzw). Ongeacht de aanbieder wordt duaal leren beschouwd als voltijds secundair onderwijs.

  • Voor het buitengewoon secundair onderwijs is duaal leren mogelijk in de kwalificatie- en integratiefase van opleidingsvorm 3 (OV3) en opleidingen in de 2e en 3e graad met een arbeidsmarktgerichte of dubbele finaliteit in opleidingsvorm 4 (OV4).

Voor leerlingen die wel bereid zijn om te leren op een werkplek maar nog niet klaar voor zijn, is de aanloopfase uitgewerkt (zie deel 8. Aanloopfase); hierin kunnen ze op hun eigen tempo voorbereid worden op een instap in duaal leren. Deze aanloopfase is enkel mogelijk in het gewoon secundair onderwijs. In het buitengewoon secundair onderwijs werkt men immers al zo geïndividualiseerd dat een aanloopfase hier geen bijkomend nut heeft.

Scholen zijn vrij om te beslissen of ze in duaal leren instappen of niet; enkel de Syntra vzw en de CDO’s moeten op termijn hun hele aanbod overzetten naar duaal leren (voor meer info i.v.m. deze transitie zie deze pagina). Een school maakt best een weloverwogen keuze voor duaal leren aangezien het een duurzame samenwerking met ondernemingen veronderstelt. Ook moet er een overlegde aanpak zijn met het personeel waarbij de personeelsleden die werken rond duaal leren, voldoende ruimte krijgen om duaal leren kwaliteitsvol in te vullen, inclusief de nodige vorming en opleiding.

Deze omzendbrief verduidelijkt duaal leren voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Hierbij wordt vertrokken van het kader voor het gewoon secundair onderwijs waarbij een eventuele afwijkende regeling voor buitengewoon secundair onderwijs wordt vermeld. Indien er voor die laatste geen afwijkende regeling is vermeld, is daar de regeling voor het gewoon secundair onderwijs van toepassing.

Voor alle aspecten met betrekking tot de organisatie van duaal leren die niet expliciet in deze omzendbrief geregeld zijn, blijven de andere relevante omzendbrieven van toepassing.

2. Organisatie schooljaar

Binnen duaal leren wordt er steeds gesproken over opleidingsdagen. Een opleidingsdag is elke kalenderdag waarop opleiding onder de vorm van lessen of ermee gelijkgestelde activiteiten (extramuros activiteiten, evaluatie …) of opleiding op de werkplek wordt georganiseerd. De duur van een opleidingsuur varieert, nl. 50 minuten voor een les of ermee gelijkgestelde activiteit (schoolcomponent) en 60 minuten voor opleiding op de werkplek (werkplekcomponent). Om het totaal aantal uren vast te stellen wordt geen omrekening naar minuten gemaakt, waardoor een uur van 50 minuten en een uur van 60 minuten fictief aan elkaar gelijkgesteld worden.

De schoolcomponent in duaal leren omvat zowel algemene vorming als praktijkgerichte vorming. In duaal leren gebeurt een belangrijk deel van de praktische opleiding op de werkplek. Echter, ook bij de aanbieder duaal leren zal er nog praktijkgerichte vorming gegeven worden; daarom is het ook noodzakelijk dat materiële infrastructuur aanwezig is om de praktijkgerichte vorming aan te kunnen bieden. Voor de CDO moet hierbij vermeld worden dat het aantal uren van de schoolcomponent niet strikt is vastgelegd, zoals dat in het verleden wel het geval was; CDO’s hebben hier dus ook de vrijheid om te bepalen hoeveel uren de schoolcomponent bedraagt.

Er kan afgeweken worden van de gebruikelijke regeling dat de schoolweek wordt ingevuld gedurende 9 halve dagen lopende van maandag tot en met vrijdag. Hierbij moet er rekening gehouden worden met de arbeidswetgeving en de sectorale afspraken. Daarnaast zijn ook alle wettelijke, arbeidsrechtelijke en reglementaire bepalingen inzake arbeidstijdregeling van toepassing op duaal leren. Het gaat hierbij o.m. over het principieel verbod op arbeid op zon- en feestdagen en op nachtarbeid behoudens afwijkingen en de verplichte rusttijden. Meer informatie over deze regelgeving in combinatie met duaal leren is te vinden op deze pagina onder het luik “sociale en financiële verplichtingen”.

In duaal leren wordt de schoolvakantieregeling gevolgd. Op dit principe zijn een aantal afwijkingen mogelijk voor leerlingen die een overeenkomst alternerende opleiding hebben:

1. In samenspraak tussen leerling, onderneming en school kan men afspreken dat de leerling tijdens een schoolvakantie naar de werkplek gaat. Deze afwijking is enkel mogelijk wanneer er zich daadwerkelijk leeropportuniteiten voordoen. Het opvangen van een afwezige collega in een vakantieperiode, het bijspringen in een drukke periode, etc. waarbij er geen aanwijsbare leeropportuniteit is, kan niet. Als er een leeropportuniteit is en de leerling gaat in de schoolvakantie naar de werkplek, wordt dit opgenomen in de overeenkomst en het schoolreglement. De leerling mag het aantal dagen dat er gewerkt wordt in een schoolvakantie compenseren binnen hetzelfde schooljaar op dagen waarop hij normaal gezien naar de werkplek zou gaan;

2. Waar de eerste afwijking betrekking heeft op een individuele afspraak tussen leerling, onderneming en aanbieder, kan ook op het niveau van een opleiding worden afgesproken dat de leerling een aantal dagen in een schoolvakantie naar de werkplek gaat ten gevolge van een leeropportuniteit; in deze situatie geldt de afwijking voor alle leerlingen die de opleiding volgen. Men kan hierbij denken aan een seizoensgebonden leeropportuniteit, zoals een specifieke oogst in de zomer in de tuinbouwsector. Ook in deze situatie heeft de leerling recht op compensatie van deze dagen binnen hetzelfde schooljaar op dagen waarop hij normaal gezien naar de werkplek zou gaan. Deze afwijking wordt op het niveau van het sectoraal partnerschap vastgelegd per studierichting, waarna de Vlaamse Regering deze bekrachtigt;

3. Op niveau van de opleiding kunnen onderwijsverstrekkers (koepels en netten) in consensus met sectorale partners (en na validering door het Vlaams Partnerschap en de Vlaamse Regering) ervoor kiezen om voor derdegraadsopleidingen (of opleidingen van de kwalificatie- en integratiefase voor BuSO OV3) het aantal weken vakantie op jaarbasis terug te brengen van 15 naar 12 weken. Dit is evenwel enkel mogelijk bij een overeenkomst alternerende opleiding, niet bij een stageovereenkomst alternerende opleiding.

Er dienen echter twee bemerkingen te worden geplaatst bij bovenstaande regeling, gekoppeld aan de verschillende mogelijke overeenkomsten (zie 7.3 Afsluiten Overeenkomst). Ten eerste is bovenstaande regeling niet van toepassing op deeltijdse arbeidsovereenkomsten die worden afgesloten in het kader van duaal leren. Vakantieregelingen dienen daar te worden afgesproken tussen de verschillende betrokken partijen. Ten tweede is het bij de overeenkomst alternerende opleiding zo dat de leerling betaalde vakantie opbouwt. Als een leerling zo betaalde vakantie opbouwt, kan hij deze niet additioneel aan de schoolvakantieweken opnemen, maar moeten deze binnen die schoolvakanties opgenomen worden. Zo heeft hij dan een aantal betaalde vakantiedagen tijdens de schoolvakantieweken. Een leerling in duaal leren kan ook studentenarbeid doen; meer info hierover vind je op deze pagina onder het luik "sociale en financiële verplichtingen".

3. Studieaanbod en standaardtrajecten

3.1. Studieaanbod

3.1.1. Duale opleidingen

Het studieaanbod binnen duaal leren is afgestemd op de matrix secundair onderwijs. Dit betekent dat zowel de naamgeving als de inhoud van de opleidingen in lijn zijn met die van de matrix. In afwachting van de uitrol van de matrix in de niet-duale studierichtingen, wijken de duale studierichtingen mogelijk af van de bestaande niet-duale studierichtingen.

Een structuuronderdeel kan pas in aanmerking worden genomen als "duaal", wanneer dit bestaat uit de combinatie van een schoolcomponent en een werkplekcomponent, die samen minstens 28 opleidingsuren per week omvat (32 opleidingsuren in OV3 van het BuSO). Op jaarbasis dient de werkplekcomponent minstens 14u per week te omvatten.

Binnen een duale opleiding moet minstens 28 (of 32 voor BuSO OV3) uren worden opgeleid, maar in de realiteit zal dit aantal vaak hoger liggen. Dit laatste heeft te maken met de gebruikte overeenkomst (zie 7.3 Afsluiten overeenkomst):

  • Bij een overeenkomst alternerende opleiding is het aantal wekelijkse opleidingsuren in een duale opleiding gekoppeld aan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de cao binnen de sector. Voor het merendeel van de sectoren is dit 38 uur, wat dan meteen ook het aantal wekelijkse opleidingsuren van de opleiding is.
  • Bij een stageovereenkomst alternerende opleiding en een deeltijdse arbeidsovereenkomst is er niet noodzakelijk een koppeling aan de cao van de sector. Hier kan men dus ook minder wekelijkse opleidingsuren hebben dan de cao van de sector.

De decreetgever heeft expliciet bepaald dat tenminste de officiële benamingen van duale structuuronderdelen, zoals ook opgenomen in bijlage 1 bij deze omzendbrief, moeten worden gebruikt bij elke communicatie en informatieverstrekking naar ouders, leerlingen, personeel en derden. Alleen op deze wijze ontstaat in het Vlaams onderwijslandschap een transparant overzicht van het opleidingsaanbod en wordt uniform geregeld welke vlag welke lading dekt. Bij manifeste overtreding van deze decretale bepaling kan een financiële sanctie volgen in de zin van een gedeeltelijke inhouding of terugvordering op het werkingsbudget, berekend voor de school waar de overtreding wordt vastgesteld.

3.1.2. Programmatie van een duaal structuuronderdeel

Aanbieders duaal leren die een duale opleiding aan willen bieden, dienen hiervoor een programmatieaanvraag in. Voor het gewoon secundair onderwijs wordt in omzendbrief SO 61 uitgelegd hoe deze programmatieaanvraag dient te worden opgesteld. Voor het buitengewoon secundair onderwijs is dit opgenomen in omzendbrief SO/2006/03(BuSO). Vanaf 1 september 2023 wordt de programmatieprocedure in het secundair onderwijs aangepast. Deze aanpassingen zijn ook van toepassing op duaal leren; voor meer info zie voormelde omzendbrieven SO 61 en SO/2006/03(BuSO)Één belangrijke wijziging stippen we hier al aan; een school mag een duaal structuuronderdeel vrij programmeren als ze het niet-duale structuuronderdeel met dezelfde naam al organiseren, en vice versa. Dit geldt niet bij programmatie van een niet-duaal structuuronderdeel door een school voor voltijds secundair onderwijs als alleen het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat aan die school is verbonden, het gelijknamige duale structuuronderdeel al organiseert. Voor meer info hierover verwijzen we naar voorgemelde omzendbrieven.

Programmatieaanvragen moeten ingediend worden tegen 30 november van het voorafgaande schooljaar waarna de beslissing volgt tegen 31 maart. Een door de Vlaamse Regering goedgekeurde programmatie van een structuuronderdeel per 1 september heeft betrekking op de oprichting van het betrokken structuuronderdeel vanaf het eerste of het tweede schooljaar volgend op het schooljaar van goedkeuring. Wanneer de aanbieder duaal leren in het eerste schooljaar na de goedkeuring door de Vlaamse regering niet opstart met het goedgekeurde structuuronderdeel (dit wil zeggen dat er geen leerlingen waren ingeschreven op 1 oktober), heeft de school de mogelijkheid om pas in het daaropvolgende schooljaar dit aanbod in te richten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

Op dezelfde manier kan een aanbieder duaal leren die gedurende één schooljaar geen leerlingen heeft in een duale opleiding die ervoor wel al werd aangeboden (dus met leerlingen ingeschreven op 1 oktober), het daaropvolgende schooljaar de opleiding opnieuw inrichten, zonder bijkomende aanvraag of goedkeuring.

Voor een aanloopstructuuronderdeel is er een uitzondering voorzien op de regel van 1 oktober; ook als er op 1 oktober geen leerling was ingeschreven in de duale opleiding of een daaraan verbonden aanloopstructuuronderdeel, kunnen leerlingen na 1 oktober toch worden ingeschreven in de aanloopfase. Deze leerlingen mogen erna ook doorstromen naar het duale structuuronderdeel (ook wanneer dit op 1 oktober geen leerlingen had). Op 1 juni wordt vervolgens nogmaals gekeken of er op die datum leerlingen zijn ingeschreven in de duale opleiding of een daaraan verbonden aanloopstructuuronderdeel.

Een programmatieaanvraag is telkens gekoppeld aan een specifieke vestigingsplaats; meer informatie hierover vind je in omzendbrief SO 42.

De opleidingen binnen het stelsel van leren en werken zullen de komende schooljaren concorderen naar duale opleidingen. Uit geconcordeerde opleidingen volgen dezelfde rechten als uit geprogrammeerde opleidingen zoals beschreven in deze paragraaf. Concordantie is pas mogelijk vanaf de vooraf bepaalde data. Centra die vroeger wensen te starten met een opleiding, dienen hiervoor een programmatieaanvraag in.

3.2. Standaardtrajecten en curriculumdossiers

Tot en met schooljaar 2022-2023 werd voor elke duale opleiding een standaardtraject uitgewerkt, waarin de minimale inhoudelijke en organisatorische modaliteiten van een opleiding vervat zitten. Vanaf 1 september 2023 worden de curriculumdossiers geïntroduceerd in het gewoon secundair onderwijs en opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs. Met de stapsgewijze uitrol van deze curriculumdossiers worden de standaardtrajecten opgeheven. Dit gebeurt volgens de volgende kalender:

  • vanaf 1 september 2023 starten de curriculumdossiers in het eerste leerjaar van de tweede graad en het eerste leerjaar van de derde graad; voor deze leerjaren zijn de standaardtrajecten niet meer van toepassing. Voor het tweede leerjaar van de tweede en derde graad, en de 7de jaren zijn de standaardtrajecten nog van toepassing;

  • vanaf 1 september 2024 zijn de curriculumdossiers ook van toepassing in het tweede leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de derde graad; in schooljaar 24-25 zijn de standaardtrajecten enkel nog van toepassing in de 7de jaren;

  • vanaf 1 september 2025 zijn de curriculumdossiers ook van toepassing in de 7de jaren; vanaf dat jaar zijn er geen standaardtrajecten meer.

De curriculumdossiers zijn generiek opgesteld voor de duale en de niet-duale leerweg (met uitzondering van de curriculumdossiers voor duaal leren in de tweede graad). In de curriculumdossiers zijn de specifieke modaliteiten voor duaal leren en de aanloopfase opgenomen, zoals specifieke toelatingsvoorwaarden, de mogelijkheden van de flexibele instap en de overeenkomst die gebruikt moet worden. De curriculumdossiers zijn hier terug te vinden. Voor meer info verwijzen we naar deze rubriek uit omzendbrief SO 64.

Voor duaal leren in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs blijft de werkwijze met standaardtrajecten behouden.

3.2.1. Standaardtraject

De standaardtrajecten worden ontwikkeld in een samenwerking tussen onderwijs en werk: concreet zijn dit de onderwijsverstrekkers (onderwijskoepels en -netten en Syntra vzw) die samen met de sectoren, het Departement Werk en Sociale Economie, en VDAB de standaardtrajecten uitwerken. Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) heeft hier de rol van procesbegeleider. Elk standaardtraject dient te worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Alle standaardtrajecten die tot dusver werden uitgewerkt, zijn terug te vinden via dit zoekinstrument. De standaardtrajecten worden regelmatige geüpdatet. Indien een aanbieder in het voorafgaande schooljaar al startte met een duale opleiding die een update ondergaat, starten ze voor nieuwe cohortes met de nieuwe versie van het standaardtraject. Voor leerlingen die al een jaar met het oude standaardtraject deden, kan het traject verder gezet worden met dat oude standaardtraject.

Een standaardtraject is opgebouwd uit algemene (en sociale) vorming (met uitzondering van de zevende leerjaren waar er geen algemene vorming wordt voorzien) en beroepsgerichte vorming.

  • De algemene (en sociale) vorming bestaat uit de eindtermen (voor gewoon secundair onderwijs en BuSO OV4) of ontwikkelingsdoelen (voor BuSO OV3). In duaal leren moet ook levensbeschouwing en lichamelijke opvoeding onderwezen worden aan de leerlingen. De enige uitzondering hierop is er voor leerlingen die duaal leren volgen in een CDO of een Syntra vzw; zij moeten geen levensbeschouwing en lichamelijke opvoeding krijgen. Voor de algemene en sociale vorming worden de leerplannen gebruikt die ook in het niet-duale onderwijs worden gehanteerd.

  • De beroepsgerichte vorming vloeit voort uit de beroepskwalificaties (en/of daaruit afgeleide deelkwalificaties). In een beroepskwalificatie worden de competenties opgesomd die een beginnende werknemer in een bepaald beroep moet kunnen uitoefenen; een deelkwalificatie is een afgerond geheel van competenties uit een beroepskwalificatie dat op zichzelf relevant is voor de arbeidsmarkt. Door de beroeps- en deelkwalificaties als uitgangspunt te nemen bij het uitwerken van een standaardtraject, wordt de maximale afstemming op de noden op de arbeidsmarkt gegarandeerd. We willen benadrukken dat in duaal leren de beroepsgerichte vorming wordt aangeboden zowel bij de aanbieder als op de werkplek; ook bij de aanbieder duaal leren moet dus een zekere materiële infrastructuur voor de opleiding aanwezig zijn om ook beroepsgerichte vorming aan de leerling te geven. Dit moet ook aangetoond worden in de programmatie-aanvraag.

Verder omvatten de standaardtrajecten de volgende elementen:

  • De reguliere opleidingsduur uitgedrukt in jaren en semesters (in OV3 kan de klassenraad nog steeds beslissen om het traject van de leerling per leerjaar te verlengen op basis van het individueel aangepast curriculum);
  • De specifieke toelatingsvoorwaarden;
  • Voor het gewoon secundair onderwijs en BuSO OV4: de onderwijsvorm, de graad en het studiegebied waartoe de opleiding behoort;
  • Voor BuSO OV3: de fase waartoe de opleiding behoort;
  • De omvang van de werkplekcomponent, waar automatisch uit voortvloeit welke overeenkomst gebruikt moet worden in die opleiding (zie 7.3 Afsluiten overeenkomst);
  • De verschillende vormen van studiebekrachtiging die in de opleiding behaald kunnen worden en wanneer deze uitgereikt kunnen worden;
  • De aanloopstructuuronderdelen die worden afgeleid uit of gekoppeld aan het standaardtraject in gewoon secundair onderwijs.

3.2.2. Modulair of lineair

Een duale opleiding kan modulair of lineair georganiseerd worden. De aanbieder duaal leren mag zelf beslissen welke organisatievorm ze hanteert. In de standaardtrajecten is nog een modulaire en een lineaire variant uitgewerkt. In sommige standaardtrajecten zijn er sequentiële modules uitgewerkt in het standaardtraject; in dat geval wordt de volgorderelatie aangeduid met een pijl en moet deze volgorde gerespecteerd worden. In andere standaardtrajecten is er geen volgorderelatie, en kan de aanbieder vrij kiezen hoe ze dit organiseren; in dat geval kunnen modules ook parallel aangeboden worden.

Vanaf 1 september 2022 zijn er geen aparte administratieve groepsnummers meer voor de lineaire en modulaire organisatiewijze. Aanbieders kunnen nog steeds kiezen op welke manier ze de opleiding organisatie (modulair of lineair); het is echter niet meer noodzakelijk om dit via administratieve groepsnummers door te geven. Er is per hoofdstructuur nog één administratief groepsnummer per leerjaar, en dit zowel voor aanloopstructuuronderdelen als voor duale structuuronderdelen.

4. Doelgroep

Duaal leren is toegankelijk voor leerlingen die voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht (15 jaar zijn en de eerste twee jaar van het secundair onderwijs hebben beëindigd – geslaagd zijn moet niet – of 16 jaar zijn).

Verder mikt duaal leren op leerlingen die arbeidsrijp (competent om te leren en participeren op de werkplek) of op zijn minst arbeidsbereid (gemotiveerd om te leren en te participeren op de werkplek) zijn. Dit wil dus zeggen dat leerlingen op zijn minst de motivatie moeten hebben om te leren op een werkplek. Wanneer deze motivatie ontbreekt, is duaal leren niet de geschikte leerweg voor de leerling. De klassenraad van het niet-duale jaar zal aan leerlingen een niet-bindend advies geven met betrekking tot de arbeidsrijpheid en bereidheid van de leerling (zie 6. Niet-bindend advies en verkennende leerlingenstage).

5. Toelatings- en overgangsvoorwaarden

5.1. Moment van instap in een duaal structuuronderdeel

Een instap in een duale opleiding kan van rechtswege tot en met de eerste lesdag van november. Na de eerste lesdag van november kan een instap in duaal leren ook nog maar moet deze verlopen via een toelatingsklassenraad. Vanaf de geleidelijke uitrol van de modernisering wordt de periode waarin men van rechtswege kan instappen in duaal leren afgestemd op die van het voltijds onderwijs. Dit ziet er concreet als volgt uit:

  • vanaf 1 september 2022: tot 15 januari voor het eerste leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de tweede graad;

  • vanaf 1 september 2023: tot 15 januari voor het eerste leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de tweede graad en voor het eerste leerjaar van de derde graad;

  • vanaf 1 september 2024: tot 15 januari voor het eerste leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de tweede graad en voor het eerste leerjaar van de derde graad; voor het tweede leerjaar van de derde graad is geen datum van toepassing; een verandering van structuuronderdeel is enkel mogelijk wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt;

- vanaf 1 september 2025: tot 15 januari voor het eerste leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de tweede graad en voor het eerste leerjaar van de derde graad ; voor het tweede leerjaar van de derde graad is geen datum van toepassing; een verandering van structuuronderdeel is enkel mogelijk wegens een ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige reden en op voorwaarde van een gunstige beslissing van de klassenraad, na advies van de klassenraad van het structuuronderdeel waaruit de leerling overstapt; voor een zevende leerjaar is geen datum van toepassing; de verandering van een structuuronderdeel tijdens het schooljaar is enkel mogelijk via toelating door de klassenraad.

5.2. Toelatingsvoorwaarden

Leerlingen moeten aan de onderstaande voorwaarden voldoen om als regelmatige leerling beschouwd te kunnen worden:

1. De leerling moet voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht (15 jaar zijn en de eerste twee jaar van het secundair onderwijs hebben beëindigd – geslaagd zijn moet niet – of 16 jaar zijn). In afwijking hiervan kan bijzondere toelating gegeven worden aan een leerling om vanaf het begin van het schooljaar waarin hij gaat voldoen aan de voltijdse leerplicht toegelaten te worden tot een aanloopstructuuronderdeel. In afwachting van het hebben voldaan aan de voltijdse leerplicht, mag de leerling geen arbeid verrichten. Voor deze toelating moet het bestuur van de aanbieder duaal leren advies inwinnen bij het centrum voor leerlingenbegeleiding.

2. De leerling moet voldoen aan de (specifieke) toelatingsvoorwaarden van die duale opleiding. Voor een inschrijving in de aanloopfase moet de leerling eveneens voldoen aan de toelatingsvoorwaarde van de bovenliggende duale opleiding en bijkomend voor de aanloopfase positief gescreend zijn. Leerlingen met studiebewijzen die zijn uitgereikt door scholen die niet door de Vlaamse Gemeenschap worden erkend, gefinancierd of gesubsidieerd (dit gaat voornamelijk over scholen uit het buitenland of van een andere Gemeenschap), of leerlingen uit het buitengewoon secundair onderwijs (met uitzondering van OV4) die de overstap naar het gewoon secundair onderwijs maken, kunnen toegelaten worden via een gunstige beslissing van de klassenraad.

In duaal leren in het gewoon secundair onderwijs en OV4 van het buitengewoon secundair onderwijs dezelfde algemene toelatingsvoorwaarden van toepassing als gangbaar in het niet-duale voltijds secundair onderwijs (zie omzendbrief SO 64 voor een omschrijving hiervan per leerjaar en onderwijsvorm). Voor de interpretatie van de toelatingsvoorwaarden zijn drie opmerkingen van belang:

  • Ten eerste, voor de toelating tot en overstap van en naar niet-duale opleidingen uit een bepaald studiegebied, beschouwen we de duale opleidingen uit dat studiegebied, als een andere studierichting.

  • Ten tweede werkt men in het deeltijds beroepssecundair onderwijs en de leertijd niet met studiegebieden. Als in de toelatingsvoorwaarden van omzendbrief SO 64 wordt verwezen naar studiegebied, kunnen de CDO’s en Syntra vzw dit als volgt interpreteren: opleidingen die verwant zijn met het studiegebied van de duale opleiding.

  • Ten derde, is er voor CDO’s en Syntra vzw een belangrijke wijziging vanaf het schooljaar 2022-2023: vanaf 1 september 2022, kunnen leerlingen die de overstap maken van leren en werken naar duaal leren, door de klassenraad ook toegelaten worden tot het tweede leerjaar van een graad. In de derde graad is dit uiteraard enkel mogelijk als de leerling al voldoet aan de voorwaarden om te starten in de derde graad. Hiermee wordt aan klassenraden de bevoegdheid gegeven om voor leerlingen die de overstap maken van leren en werken naar duaal leren in te schatten of deze leerling best start in het eerste of tweede leerjaar van een graad.

Voor OV3 van het buitengewoon secundair onderwijs zijn de gangbare toelatingsvoorwaarden, alsook de leeftijdsvoorwaarden opgenomen in omzendbrief SO/2011/03/Buso.

Het is mogelijk dat er bijkomende toelatingsvoorwaarden zijn per studierichting, aanvullend op de bovenstaande voorwaarden. Deze staan telkens opgenomen in het standaardtraject of curriculumdossier van de opleiding (voor meer info kan je via dit zoekinstrument voor elke opleiding het standaardtraject opzoeken; voor meer info per curriculumdossier zie deze pagina).

In duaal leren zijn er verder een aantal belangrijke uitzonderingen wat de toelatings- en overgangsvoorwaarden betreft.

a) Een leerling die in een duale opleiding van het gewoon secundair onderwijs of OV4 op niveau van de tweede graad de onderliggende beroepskwalificatie of deelkwalificatie behaalt, mag al overstappen naar de derde graad, zonder de algemene (en sociale) vorming behaald te hebben. Dit kan wel enkel in een opleiding van de derde graad die inhoudelijk aansluit bij de opleiding op niveau van de tweede graad; in dit document is opgenomen welke beroeps- of deelkwalificaties uit de tweede graad deze flexibele instap toelaten in duale structuuronderdelen in de derde graad. Door deze mogelijkheid, kan een traject op maat van de leerling worden uitgezet. Tijdens dit traject op maat dient er eerst gefocust te worden op de ontbrekende algemene vorming van de tweede graad zodat de leerling deze competenties tijdig behaalt. Wanneer wordt gekozen voor het systeem van leerjaarevaluatie (zie 12. Evaluatie, klassenraad en studiebekrachtiging) in de derde graad, dan dient deze leerling te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van het tweede jaar van de derde graad, alvorens te kunnen doorstromen naar dat leerjaar. Indien de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het tweede leerjaar in het systeem van leerjaarevaluatie, kan deze enkel tot het tweede leerjaar toegelaten via het systeem van overgaan met tekorten (zie omzendbrief SO 64 voor meer info hieromtrent). Als een leerling die via de flexibele instap wordt toegelaten tot de derde graad, de competenties van de tweede graad behaalt, wordt het getuigschrift hiervan op het einde van het traject uitgereikt (en dus niet noodzakelijk op het moment van behalen ervan). De leerling kan na het behalen van de competenties van de tweede graad, verder werken aan het behalen van de competenties van de derde graad om hiervan op het einde van het traject eventueel ook een studiebewijs te behalen.

b) In duaal leren van OV3 kunnen leerlingen niet toegelaten worden tot de integratiefase van de identieke duale opleiding en de integratiefase (of ABO) van de nauw-verwante niet-duale opleiding wanneer zij in het bezit zijn van één van de volgende studiebewijzen behaald in de kwalificatiefase van een duaal structuuronderdeel: getuigschrift van de opleiding, bewijs van beroepskwalificatie, bewijs van deelkwalificatie,... Zij hebben immers de maximale studiebekrachtiging reeds behaald. Andere overgangen zijn wel mogelijk.

c) Er moet geen toelatingsklassenraad zijn voor overgangen van een aanloopstructuuronderdeel naar een duaal structuuronderdeel die in hetzelfde standaardtraject of curriculumdossier zijn opgenomen. Vanaf 1 september 2023 start de modernisering op niveau van het eerste leerjaar van de derde graad. Hierdoor worden daar opleidingen aangeboden met identiek dezelfde benaming als de duale opleidingen in de derde graad (met uitzondering van de toevoeging "duaal"). Als een leerling overstapt van de duale naar de niet-duale leerweg (of vice versa) in een opleiding met identiek dezelfde benaming (met uitzondering van de toevoeging "duaal"), is ook geen toelatingsklassenraad nodig.

3. Voor zij-instromers (voor omschrijving van deze doelgroep zie 6.1. Niet-bindend advies) geldt dat zij een gunstige beslissing moeten hebben van de klassenraad.

Een leerling die wordt toegelaten tot een duale opleiding moet ingeschreven worden onder het juiste administratieve groepsnummer. Voor elke duale opleiding zijn er per aanbieder administratieve groepsnummers aangemaakt per leerjaar. Vanaf 1 september 2022 zijn er geen afzonderlijke administratieve groepsnummers meer voor de modulaire en lineaire organisatiewijze. Aanbieders kunnen nog steeds kiezen op welke manier ze de opleiding organiseren (modulair of lineair) maar het is niet meer nodig om dit via administratieve groepsnummers door te geven.

De administratieve groepsnummers vindt u in bijlage 1 bij deze omzendbrief. Voor het gewoon secundair onderwijs zijn deze afzonderlijk opgenomen voor scholen voltijds onderwijs (hoofdstructuur 311), centra voor deeltijds onderwijs (hoofdstructuur 312) en Syntra vzw (hoofdstructuur 315).

6. Niet-bindend advies en verkennende leerlingenstage

6.1. Niet-bindend advies

Elke leerling in een studierichting die gecategoriseerd wordt met de finaliteiten arbeidsmarktgericht of dubbel (dus na concordantie met de matrix van het secundair onderwijs zoals opgenomen in de concordantietabel bij omzendbrief SO 61) krijgt van de delibererende klassenraad een niet-bindend advies over zijn arbeidsrijpheid en -bereidheid in het schooljaar voorafgaand aan een mogelijke instap in duaal leren. Dit advies is niet-bindend en kan dus niet gebruikt worden om leerlingen de toegang tot een duale opleiding te ontzeggen. Het kan best beschouwd worden als een element dat leerlingen kunnen meenemen in hun studiekeuze; daarom wordt het advies best tijdig aan de leerling bezorgd. Alleszins wordt het advies geformaliseerd via het oriënteringsattest A of B dat aan de leerling bij het einde van het schooljaar wordt toegekend (zie omzendbrief SO 64 voor het model van oriënteringsattest). Voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt het niet-bindend advies uitgereikt in opleidingsvormen 3 en 4. Aangezien er in opleidingsvorm 3 van BuSO niet met oriënteringsattesten gewerkt wordt, kan de klassenraad een eigen document uitwerken om dit advies aan hun leerlingen te formuleren.

Het is mogelijk dat een leerling uit een doorstroomgerichte studierichting beslist om over te stappen naar duaal leren. Deze leerling ontvangt dan op zijn vraag een advies van de klassenraad van de voorafgaande opleiding of de trajectbegeleider van de duale opleiding.

Ook personen die het onderwijs al even verlaten hebben (de zogenaamde zij-instromers) kunnen beslissen om in te stappen in duaal leren. Een advies wordt dan verstrekt door het OCMW voor (equivalent) leefloongerechtigden en door VDAB bij andere zij-instromers. Respectievelijk OCMW of VDAB gaan na wat de meest passende opleiding naar werk is voor de zij-instromer. Hierbij kan een positief of een negatief advies gegeven worden over een instap in duaal leren. Bij een negatief advies, wordt een meer gepast traject voorgesteld aan de zij-instromer.

Scholen kunnen gebruik maken van de screeningsinstrumenten die worden gehanteerd bij de aanloopfase (zie 8. Aanloopfase) of een verkennende leerlingenstage voor het bepalen van het niet-bindend advies, maar scholen kunnen er ook voor kiezen om eigen criteria te hanteren.

6.2. Verkennende leerlingenstage

In het schooljaar voorafgaand aan duaal leren, kan de leerling al een verkenning van de arbeidsmarkt volgen van maximaal één week. Deze week kan in één keer of in verschillende verkenningen van enkele dagen worden opgenomen; gezamenlijk mag dit slechts één week bedragen. Het doel van deze verkenning is vooral gericht op kennismaking met een beroep en/of werkgever. Het is verder de bedoeling dat de verkennende leerlingenstage informatie oplevert aan de klassenraad die kan helpen bij het formuleren van het niet-bindend advies.

De modaliteiten van de verkenning verschillen naargelang de leerling voldaan heeft aan de voltijdse leerplicht (15 jaar zijn en de eerste twee jaar van het secundair onderwijs hebben gevolgd – geslaagd zijn moet niet – of 16 jaar zijn) of niet.

  • Voldaan aan de voltijdse leerplicht: de leerling kan een verkennende leerlingenstage volgen, waarbij de leerling kan participeren in het arbeidsproces. Voor deze leerlingenstage kan de overeenkomst gebruikt worden zoals vastgelegd in omzendbrief SO/2015/01 voor het gewoon secundair onderwijs en OV4, en omzendbrief SO/2016/01(BuSO) voor het buitengewoon secundair onderwijs OV3.

  • Nog voltijds leerplichtig: de leerling kan observatieactiviteiten verrichten in een onderneming, zonder deel te nemen aan het arbeidsproces. In bijlage 2 is een modelovereenkomst voor deze observatieactiviteiten te vinden.

Voor beide varianten geldt dat de verkenning geen deel moet uitmaken van het huidige leerprogramma van de leerling, maar de verkenning mag evenmin afbreuk doen aan het bereiken van de doelen van dat leerprogramma. Ook is het voorafgaande akkoord van de begeleidende klassenraad en de betrokken personen nodig.

Terwijl de leerling een verkennende activiteit volgt, moet er iemand van de onderwijsinstelling (eventueel telefonisch) bereikbaar zijn voor de leerling (zelfs indien dit in een vakantieperiode of weekend valt). Het is de autonomie van de school om te bepalen welk personeelslid bereikbaar is (leerkracht, administratief medewerker, directie, etc.). Deze verplichting mag geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van het personeel. Als deze bepaling verplichtingen met zich meebrengt voor het personeel die er anders niet geweest zouden zijn, voorziet het bestuur in een passende compensatieregeling. Als hier beroep op wordt gedaan, moet erover onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité of in de ondernemingsraad. Die regeling vergt het uitdrukkelijke, schriftelijke en voorafgaande akkoord van het betrokken personeelslid.

Op verkennende activiteiten die gebeuren onder de vorm van een leerlingenstage zijn de geldende welzijns- en arbeidsreglementen van toepassing, zoals opgenomen in omzendbrief SO/2015/01. Voor observatieactiviteiten is de welzijnswetgeving niet rechtstreeks van toepassing maar kan er eveneens meer informatie gevonden in omzendbrief SO/2015/01.

7. Kiezen van onderneming tot afsluiten overeenkomst

7.1. Kiezen van een onderneming

Voor elke leerling in duaal leren dient een onderneming gevonden te worden. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Zo kunnen leerlingen zelf op zoek gaan naar ondernemingen, maar kan de trajectbegeleider hier ook bij helpen door ondernemingen voor te stellen voor de leerling. Scholen kunnen vaak beroep doen op het eigen netwerk van ondernemingen. Daarnaast hebben ook de sectoren, het Departement Werk en Sociale Economie en VDAB zich geëngageerd om de scholen te ondersteunen bij deze zoektocht en ontwikkelden ze hiervoor diverse tools. Indien er zich toch nog problemen zouden voordoen in het vinden van geschikte werkplekken, kunnen deze gesignaleerd worden via het webformulier "Meld een werkplektekort" op deze pagina.

Het is van belang dat leerlingen tijdig een werkplek hebben. Het is daarom niet nodig om te wachten tot het schooljaar gestart is om een werkplek te zoeken. Idealiter is er al een werkplek gevonden voordat het schooljaar start. Om ervoor te zorgen dat leerlingen niet te lang zonder werkplek in duaal leren ingeschreven zijn, heeft een leerling per schooljaar een periode van 20 opleidingsdagen om een overeenkomst met een werkplek af te sluiten. Deze termijn begint te tellen vanaf de eerste lesbijwoning van de leerling in de duale opleiding. De periode waarin de leerling nog geen werkplek heeft gevonden, wordt deze geacht een voltijdse invulling van minstens 28 uren per week te krijgen van de aanbieder duaal leren. Het is daarbij wel toegestaan om afwezig te zijn om contacten met ondernemingen te leggen of om een intakegesprek te gaan doen.

Er zijn 3 situaties waarin de periode van 20 opleidingsdagen per schooljaar verlengd kan worden:

1. Bij gewettigde afwezigheden (zie omzendbrief SO/2005/04 voor het gewoon secundair onderwijs en omzendbrief SO/2002/05/buso voor het buitengewoon secundair onderwijs) wordt de periode verlengd met de duur van de gewettigde afwezigheid;

2. Als de onderneming nog een erkenning moet aanvragen, wordt de periode verlengd met het aantal opleidingsdagen dat in beslag wordt genomen door de erkenning. Deze uitzondering geldt enkel als er effectief een erkenningsaanvraag is ingediend. Is dit niet het geval, dan valt men terug op de algemene periode van 20 opleidingsdagen;

3. De trajectbegeleider kan per schooljaar eenmalig een nieuwe periode van 20 opleidingsdagen voor het gewoon secundair onderwijs en 40 opleidingsdagen voor het buitengewoon secundair onderwijs (OV3 en OV4) toekennen op basis van de inspanningen die de leerling al geleverd heeft en de specifieke context. Voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt voor deze toekenning ook rekening gehouden met het individueel aangepast curriculum van de leerling. Er moet geen specifieke aanvraagprocedure gevolgd worden om deze uitzondering toe te kennen; de trajectbegeleider kan dit zelf toekennen op basis van de inschatting over de context en inspanningen van de leerling. Er wordt best wel een aantekening gemaakt in het dossier van de leerling.

Indien de leerling na 20 opleidingsdagen (eventueel aangevuld met bovenstaande drie uitzonderingen) geen werkplek gevonden heeft, moet hij uit de duale opleiding uitgeschreven worden en in een andere opleiding (in dezelfde of een andere school) inschrijven. Als een leerling tijdens het schooljaar zijn werkplek verliest, moet nagegaan worden hoeveel dagen er nog resteren van de 20 opleidingsdagen (aangevuld met bovenstaande drie uitzonderingen). Dit resterend aantal kan hij dan gebruiken om een nieuwe werkplek te zoeken. Het aantal dagen zonder werkplek wordt niet beïnvloed door een wijziging van onderneming en/of opleiding gedurende het lopende schooljaar. Bij de start van een nieuw schooljaar wordt opnieuw een nieuwe periode van 20 opleidingsdagen toegekend.

Elke onderneming in duaal leren moet erkend worden door het Vlaams of een sectoraal partnerschap (zie deel 15. Ondernemingen voor meer info).

7.2. Intake en matching

Als er een onderneming gevonden is, vindt er een intakegesprek plaats tussen de leerling en de werkplek. Hierbij wordt nagegaan of alle partijen akkoord gaan met de modaliteiten van de opleiding en/of er een persoonlijke "match" kan gevonden worden. De trajectbegeleider kan hierbij ondersteuning aanbieden aan de leerling; dit kan door te focussen op de voorbereiding van of de nazorg bij het intakegesprek of door aanwezig te zijn tijdens het gesprek. Hoe dit wordt ingevuld kan de trajectbegeleider bepalen op basis van de noden van de leerling.

Voor het BuSO is de ondersteuning van de trajectbegeleider bij de voorbereiding of opvolging van het intakegesprek, of tijdens het intakegesprek verplicht. Ook moet de mentor aanwezig zijn tijdens het intakegesprek. Dit laatste wordt echter ook sterk aangeraden voor alle intakegesprekken, ongeacht of deze kaderen binnen gewoon secundair onderwijs of buitengewoon secundair onderwijs.

7.3. Afsluiten overeenkomst

In duaal leren kunnen er drie mogelijke overeenkomsten afgesloten worden:

  • Een onbezoldigde stageovereenkomst alternerende opleiding (SAO) voor opleidingen waarin er gemiddeld op jaarbasis minstens 14 en maximaal 19 opleidingsuren per week op de werkplek (reëel en/of gesimuleerd samen) wordt gerealiseerd;

  • Een bezoldigde overeenkomst alternerende opleiding (OAO) voor opleidingen waarin er gemiddeld op jaarbasis 20 uur of meer per week op de reële werkplek wordt gerealiseerd;

  • Een deeltijdse arbeidsovereenkomst voor bepaalde opleidingen uit de social profit en de zeevisserij waarin er gemiddeld op jaarbasis 20 uur of meer per week op de reële werkplek wordt gerealiseerd.

Meer info over de verschillende overeenkomsten is te vinden op deze pagina.

Het type overeenkomst kan niet bepaald worden in onderling overleg met de betrokken partijen maar wordt vastgelegd in het standaardtraject/curriculumdossier van de opleiding. Hiervan kan men niet afwijken. Alle ondernemingen in duaal leren moeten ook erkend worden (zie 15. Ondernemingen). Een overeenkomst kan pas afgesloten worden na de erkenning van de onderneming.

Voor de toepassing van de welzijnswetgeving bij een stageovereenkomst alternerende opleiding, verwijzen we naar de bepalingen m.b.t. stages opgenomen in omzendbrieven SO/2015/01 en SO/2016/01 (BuSO). Het uitvoeren van de risicoanalyse en het nemen van de preventiemaatregelen behoren tot de verantwoordelijkheid van de onderneming. Het afsluiten van een arbeidsongevallenverzekering voor de leerlingen is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing tijdens de verkennende leerlingenstage (zie deel 6.2 verkennende leerlingenstage).

Bij de uitvoering van een overeenkomst alternerende opleiding en de deeltijdse arbeidsovereenkomst berusten alle verantwoordelijkheden m.b.t. de toepassing van de welzijnswetgeving bij de onderneming. De arbeidsongevallenverzekering wordt door de onderneming afgesloten en is van toepassing op zowel de werk- als de schoolcomponent.

Aanmaak en registratie van de overeenkomsten dient steeds te gebeuren via de daartoe ontwikkelde online tool Werkplekduaal. Deze tool bevat ook de gegevens van erkende ondernemingen, waardoor het opmaken van een overeenkomst grotendeels wordt geautomatiseerd. Na ondertekening moet de overeenkomst ook terug opgeladen worden in de applicatie door de aanbieder duaal leren.

7.4. Extra ondersteuning werkplekcomponent (OAL)

Leerlingen kunnen extra ondersteuning krijgen bij de zoektocht naar een werkplek of tijdens de invulling van de werkplekcomponent op een werkplek; deze ondersteuning vindt plaats onder het project Ondersteuning Alternerend Leren. Het is de aanbieder duaal leren die nagaat of een dergelijke begeleiding nuttig kan zijn en dit dan opstart met een organisator van de OAL-begeleiding. De noodzaak om dergelijke begeleiding op te starten voor een leerling moet opgenomen worden in het opleidingsplan, en er moet overleg gebeuren tussen de leerling, de werkplek en de aanbieder duaal leren.

De OAL-begeleiding wordt aangeboden door externe organisatoren (op deze pagina vind je een overzicht met alle organisatoren). Zij tekenen hiervoor in op een oproep vanuit de overheid om deze begeleiding te mogen aanbieden. Deze ondersteuning kan echter nooit in de plaats komen van de rol van een trajectbegeleider.

Indien voor een leerling beroep wordt gedaan op de extra ondersteuning via een externe organisator, moet een registratie gebeuren van het traject van de leerling in Mijn Loopbaan voor partners van VDAB.

Het aanbod aan extra ondersteuning is afhankelijk van de beschikbare kredieten.

7.5. Redelijke aanpassingen

Leerlingen met een beperking die een opleiding volgen in het kader van duaal leren hebben recht op speciale onderwijsleermiddelen en/of bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen (BTOM’s). Zowel voor de school- als de werkplekcomponent kunnen aanpassingen aangevraagd worden. Leerlingen uit het buitengewoon onderwijs kunnen enkel een aanvraag indienen voor aanpassingen voor de werkplekcomponent.

Zowel de aanvragen die betrekking hebben op de schoolcomponent als de aanvragen die betrekking hebben op de werkplekcomponent worden ingediend bij de cel Speciale Onderwijsleermiddelen van AGODI door middel van het aanvraagformulier "Aanvraag tot financiering van speciale onderwijsleermiddelen en bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen voor leerlingen in het duaal leren" in bijlage 3 bij deze omzendbrief.

Wat de behandeling van aanvragen betreft, wordt voor duaal leren de volgende werkwijze gehanteerd:

- Voor aanpassingen met betrekking tot de schoolcomponent, wordt de aanvraag behandeld door de cel Speciale Onderwijsleermiddelen van AGODI. Concreet kunnen er verschillende categorieën van ondersteuning aangevraagd worden.

- Voor aanpassingen met de betrekking tot de werkplekcomponent, wordt de aanvraag behandeld door VDAB. De cel Speciale Onderwijsleermiddelen van AGODI bezorgt de aanvraag hiervoor rechtstreeks aan VDAB. Meer informatie over aanpassingen met betrekking tot de werkplekcomponent is terug te vinden op de website van VDAB.

8. Aanloopfase (enkel in het gewoon secundair onderwijs)

Duaal leren mikt op leerlingen die klaar zijn om te leren en te participeren op een werkplek. Voor leerlingen die wel de motivatie hebben om te leren op een werkplek, maar hier nog niet helemaal klaar voor zijn, wordt de aanloopfase uitgewerkt. Het doel van de aanloopfase is om de leerling voor te bereiden op een instap in duaal leren. De aanloopfase is hierbij zo kort als mogelijk, maar zo lang als nodig. Dit laatste impliceert dat de leerling op eender welk moment van het schooljaar kan doorstromen naar de duale opleiding, zelfs als er op 1 oktober geen leerlingen in die opleiding zaten (zie 3.1 Studieaanbod).

De aanloopfase kan aangeboden worden door verschillende aanbieders; een school voor voltijds onderwijs, een CDO of Syntra vzw. Een leerling die inschrijft in de aanloopfase moet gescreend worden bij de aanbieder van de aanloopfase. Deze screening moet binnen de 25 opleidingsdagen gebeuren en bepaalt of de leerling ingeschreven mag blijven in de aanloopfase. Indien de leerling gewettigd afwezig is tijdens deze periode, kan de periode verlengd worden. Indien de leerling ongewettigd afwezig is, kan de klassenraad binnen de voorziene periode het screeningsadvies uitspreken.

De screening laat aan de klassenraad toe om inzicht te krijgen in de arbeidsrijpheid, arbeidsbereidheid, studieoriëntatie, interesses, motivatie en eerder verworven competenties van de leerling. Belangrijk bij deze screening is dat bij de leerling een zekere motivatie is om een arbeidsmarkgerichte leerweg te volgen, waar bij ook deze motivatie als een dynamisch gegeven beschouwd kan worden. Indien de klassenraad op basis van de screening beslist dat de leerling niet wordt toegelaten tot de aanloopfase, wordt de leerling uitgeschreven uit het aanloopstructuuronderdeel, en de bestaande inschrijving ontbonden. Vooraleer over te gaan tot deze ontbinding, krijgt de leerling na de screening de nodige tijd om zich in te schrijven in een ander (aanloop)structuuronderdeel in dezelfde of een andere school, waarbij een maximumtermijn geldt van een maand (vakantieperioden niet inbegrepen) na kennisgeving van de beslissing. Het CLB ondersteunt de leerling in het maken van een nieuwe studiekeuze. Indien de leerling zich terug wenst in te schrijven in de voorgaande school, kan een eventuele capaciteitsoverschrijding of volzetverklaring nooit op die leerling van toepassing zijn. De inschrijving in het aanloopstructuuronderdeel wordt ontbonden op het moment dat de leerling in een ander (aanloop)structuuronderdeel is ingeschreven of wanneer de maximumtermijn is overschreden. Bij de beslissing van de uitschrijving u wordt een mededeling van een niet-gerealiseerde inschrijving opgemaakt, waarbij wordt aangegeven dat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarde (zie hiervoor bijlage 24 bij deze omzendbrief, waar de niet-gerealiseerde inschrijving gemotiveerd kan worden door te verwijzen naar de negatieve screening). Een niet-gerealiseerde inschrijving moet ook worden gemeld via het schoolsoftwarepakket aan AGODI.

De uitkomst van de screening beperkt zich tot het aanloopstructuuronderdeel waarvoor de leerling was ingeschreven, én is niet overdraagbaar naar een andere opleidingsverstrekker.

Opgelet: voor een leerling die inschrijft met een IAC-verslag of OV4-verslag, geldt er eveneens de ontbindende voorwaarde die het schoolbestuur de tijd geeft om een grondige afweging te maken van de redelijkheid van aanpassingen die nodig zijn. De screening voor aanloopfase doet geen uitspraak over deze redelijkheid van aanpassing en schort deze niet op.

De aanbieder van de aanloopfase heeft voor deze screening een keuze uit onderstaande tools:

Voor de aanloopfase zijn afzonderlijke opleidingen (aanloopstructuuronderdelen) uitgewerkt. Hierbij zijn er twee vormen van aanloopstructuuronderdelen. Ten eerste zijn er aanloopstructuuronderdelen die een selectie zijn van competenties uit de beroepskwalificatie(s)/deelkwalificatie(s) van één duale opleiding en ook als dusdanig zijn opgenomen in het standaardtraject/curriculumdossier. De koppeling van de aanloopstructuuronderdelen aan standaardtrajecten benadrukt en faciliteert de instap in een specifieke duale studierichting. Ten tweede zijn er aanloopstructuuronderdelen die een bundeling van competenties zijn, gekoppeld aan een studiedomein, of een afgebakend geheel binnen een studiedomein; deze invulling is énkel mogelijk op niveau van de tweede graad. De finaliteit van beide vormen van aanloopstructuuronderdelen is dezelfde, namelijk de leerling op eigen tempo voorbereiden om een overstap naar duaal leren.

In bijlage 23 is een overzicht te vinden van de aanloopstructuuronderdelen die er zijn, en de duale structuuronderdelen waar elk aanloopstructuuronderdeel aan gekoppeld is. Via dit zoekinstrument kan er meer inzicht gekregen worden in de inhoud van de verschillende aanloopstructuuronderdelen.

De programmatie van een opleiding in de aanloopfase vloeit automatisch voort uit de programmatie van de duale opleiding waaraan een aanloopstructuuronderdeel gekoppeld is. Als een aanbieder duaal leren na programmatie dus een bepaalde duale opleiding aanbiedt, mag deze beslissen om ook de bijhorende aanloopstructuuronderdelen aan te bieden; dit is echter geen verplichting. Voor de aanloopstructuuronderdelen zijn afzonderlijke administratieve groepsnummers per leerjaar aangemaakt (zie bijlage 1): een leerling die wordt ingeschreven in een specifiek aanloopstructuuronderdeel, dient dus ook geregistreerd te worden onder het administratieve groepsnummer van dat structuuronderdeel.

Binnen elk aanloopstructuuronderdeel kan het onderscheid gemaakt worden tussen een schoolcomponent en een aanloopcomponent.

- De schoolcomponent wordt ingericht bij de aanbieder van de aanloopfase en wordt aangegrepen om algemene en beroepsgerichte competenties aan de leerling aan te leren.

- De aanloopcomponent kan inhoudelijk focussen op (een combinatie van) drie types van competenties:

  • Loopbaangerichte competenties voor leerlingen die nog geen duidelijkheid hebben over hun concrete onderwijsloopbaan, maar wel overtuigd zijn om een duale leerweg te volgen;

  • Arbeidsgerichte competenties voor leerlingen die bepaalde generieke competenties missen die noodzakelijk zijn om te kunnen leren en participeren op een werkplek. Voorbeelden hiervan zijn samenwerken, op tijd komen, werken onder gezag, …

  • Vaktechnische competenties voor leerlingen die op vaktechnisch vlak geen of onvoldoende bagage hebben om een duale opleiding aan te vatten.

Tijdens de screening van de leerling kan er nagegaan worden op welk van de drie bovenstaande vlakken de leerling moet ondersteund worden.

Wat de invulling van de aanloopcomponent betreft, zijn er eveneens verschillende mogelijkheden:

  • De aanbieder van de aanloopfase kan zelf een invulling uitwerken;

  • De aanbieder van de aanloopfase kan beroep doen op een externe organisator. Deze externe organisatoren tekenen in op een oproep vanuit de overheid om de begeleiding van een aanloopfase, in het kader van het project Ondersteuning Alternerend Leren, te mogen aanbieden. Indien voor een leerling beroep wordt gedaan op een externe organisator, moet een registratie gebeuren van het traject van de leerling in Mijn Loopbaan voor partners van VDAB. De lijst van aanbieders van deze projecten is te vinden op de website van VDAB;

  • De leerling kan een begeleide leerervaring volgen op een reële werkplek. Immers, ook op een reële werkplek kunnen leerlingen bepaalde competenties aanleren die nuttig zijn om later over te stappen naar een duale opleiding. De leerling maakt hiervoor gebruik van een leerlingenstageovereenkomst, zoals bepaald in omzendbrief SO/2015/01.

Per leerling dient te worden nagegaan welk van bovenstaande invullingen het meest wenselijk en haalbaar is. Tijdens het traject van de aanloopfase kan er ook van invulling veranderd worden. Zo zal het voor veel leerlingen in het begin van de aanloopfase moeilijk zijn om een begeleide leerervaring te doen, terwijl dit op het einde van een aanloopfase al veel realistischer is. Op deze manier kan er ook een groeipad in de invulling van de aanloopfase gezien worden. Er kan ook gekozen worden voor een combinatie van invullingen.

Een aanloopfase is een instrument dat leerlingen die nog niet klaar zijn om te leren op een werkplek kan helpen om de overstap naar duaal leren te maken. Echter, duaal leren is zeker niet het enige mogelijke vervolg van een aanloopfase. Ook een overstap naar een niet-duale opleiding op een school of een opleiding bij een andere opleidingsverstrekker is een mogelijkheid.

Wanneer een leerling de overstap doorheen het jaar maakt naar een duaal structuuronderdeel vanuit het onderliggende aanloopstructuuronderdeel, is een beslissing van de klassenraad niet vereist.

9. Schoolreglement

Een aantal aspecten van duaal leren zijn nieuw en bijgevolg niet vanzelfsprekend voor ouders en leerlingen. Daarom worden deze opgenomen in het school- of centrumreglement. Dit gaat onder andere om de volgende aspecten:

10. Opleidingsplan en begeleiding leerlingen

Voor elke leerling wordt – op basis van het standaardtraject/curriculumdossier, de specifieke noden van de leerling en de context van de werkplek – een individueel opleidingsplan uitgewerkt door de trajectbegeleider, in overleg met de leerling en de onderneming. In het opleidingsplan is het individuele leertraject van de leerling opgenomen, inclusief de afstemming van het leerprogramma tussen de aanbieder en de werkplek van de leerling. Ook als een leerling extra ondersteuning nodig heeft (zie deel 7.4 Extra ondersteuning), moet dit geduid worden in het opleidingsplan. Het opleidingsplan wordt ook als bijlage toegevoegd aan de overeenkomst. Voor leerlingen met een IAC-verslag wordt het opleidingsplan opgenomen in het individueel aangepast curriculum.

In artikel 136 tot 136/6 van de Codex Secundair Onderwijs voor het gewoon secundair onderwijs en omzendbrief SO/2011/03/BuSO voor het buitengewoon secundair onderwijs, zijn vrijstellingsmogelijkheden opgenomen die ook van toepassing zijn op duaal leren. In het bijzonder artikel 136 uit deze codex verdient de aandacht; immers, met toepassing van dat artikel is het mogelijk om een leerling die de algemene vorming van een graad bereikte, vrij te stellen van algemene vorming van die graad. De vrijgekomen tijd moet dan besteed worden aan extra beroepsgerichte vorming, via extra werkplekleren of extra uren beroepsgerichte vorming bij de aanbieder. Eens de leerling overstapt naar een volgende graad, dient deze wel terug algemene vorming te volgen. In aanvulling op de voorgaande vrijstellingsmogelijkheden kan voor duaal leren de klassenraad vrijstelling verlenen van (een deel van) de algemene (en sociale) vorming aan jongeren vanaf het schooljaar dat begint in het kalenderjaar waarin de leerling 18 jaar wordt. De klassenraad moet dan in een alternatieve invulling voorzien van de vrijgekomen opleidingsuren; dit kan via extra werkplekleren of extra uren beroepsgerichte vorming bij de aanbieder.

In duaal leren worden verschillende vormen van ondersteuning aan de leerling aangeboden. Vaktechnische ondersteuning zal door de praktijkleerkracht worden aangeboden aan de leerling. Immers, ook in duaal leren zal de leerling nog beroepsgerichte en technische vorming bij de aanbieder duaal leren krijgen. Daarom is bij de aanbieder duaal leren ook een zekere materiële infrastructuur nodig. Daarnaast zal de aanbieder ook een trajectbegeleider moeten aanduiden; dit personeelslid staat in voor de opvolging en begeleiding van de leerling met het oog op het volledig realiseren van het opleidingsplan. Belangrijk is dat de trajectbegeleiding betrekking heeft op zowel de school- als de werkplekcomponent. Ten slotte zal een leerling op de werkplek begeleid en opgeleid worden door een mentor vanuit de onderneming. Een goede communicatie tussen de verschillende betrokken personen is cruciaal om een goed zicht te houden op het leertraject van de leerling en adequate ondersteuning te kunnen bieden.

De begeleiding van de leerling veronderstelt ook dat de jongere tijdens de periodes dat hij/zij de werkplekcomponent effectief invult, een vertegenwoordiger van de school moet kunnen bereiken (zelfs indien dit in een vakantieperiode of weekend valt). Het is de autonomie van de school om te bepalen welk personeelslid bereikbaar is (leerkracht, administratief medewerker, directie, etc.). Deze verplichting mag geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van het personeel. Als deze bepaling verplichtingen met zich meebrengt voor het personeel die er anders niet geweest zouden zijn, voorziet het bestuur in een passende compensatieregeling. Als hier beroep op wordt gedaan, moet erover onderhandeld worden in het bevoegde lokaal comité of in de ondernemingsraad. Die regeling vergt het uitdrukkelijke, schriftelijke en voorafgaande akkoord van het betrokken personeelslid.

11. Aan- en afwezigheden

Zolang de werkplekcomponent niet is gestart, wordt de opleiding volledig georganiseerd via de schoolcomponent, d.w.z. dat de leerling voltijds aanwezig is op school.

Een leerling kan om diverse redenen afwezig zijn.

- Voor de schoolcomponent geeft omzendbrief SO/2005/04 voor het gewoon secundair onderwijs en omzendbrief SO/2002/05/buso voor het buitengewoon secundair onderwijs een overzicht van (1) de “van rechtswege” gewettigde afwezigheden, (2) de afwezigheden die door de aanbieder kunnen worden gewettigd en (3) de problematische afwezigheden. De staving hiervan gebeurt volgens de gebruikelijke weg. In afwijking van deze omzendbrieven wordt ook de afwezigheid van de leerling tijdens de opleidingsuren waarop intakegesprekken zijn gepland (met inbegrip van de verplaatsingen die daarbij horen), beschouwd als een van rechtswege gewettigde afwezigheid.

- Afwezigheden voor de werkplekcomponent moeten gewettigd worden conform de betrokken wetgeving of het arbeidsreglement.

In het aanwezigheidsregister worden de aan- en afwezigheden van de leerling geregistreerd, per halve dag. De codes worden aangevuld in omzendbrief SO 70 voor het gewoon secundair onderwijs en omzendbrief BUSO 04 voor het buitengewoon secundair onderwijs.

De aan- en afwezigheden worden geregistreerd voor de periode van 1 september tot en met 30 juni (voor de maanden juli en augustus is er geen enkele vorm van registratie).

12. Evaluatie, klassenraad en studiebekrachtiging

Voor gemoderniseerde duale structuuronderdelen gelden de bepalingen van omzendbrieven SO 64 en SO/2011/03/BuSO voor evaluatie, klassenraad en studiebekrachtiging.

12.1. Evaluatie en klassenraad

Een belangrijk uitgangspunt blijft dat de aanbieder duaal leren de hoofdverantwoordelijke is voor het opleidingstraject van de leerling, en de evaluatie daarvan. Hierbij is het van belang dat zij een goed zicht behouden op het deel van de opleiding dat plaatsvindt op de werkplek. Een aanbieder duaal leren is vrij om zijn evaluatiebeleid voor duaal leren uit te stippelen, waarbij dit ingebed kan worden in het bredere evaluatiebeleid van de aanbieder.

Meerjarige duale opleidingen in het gewoon secundair onderwijs en OV4 van het buitengewoon secundair onderwijs waren in beginsel geconcipieerd als graadsopleidingen, en boden geen mogelijkheid tot leerjaarevaluatie. Hier komt met de modernisering van het secundair onderwijs echter verandering in. Gelijktijdig met de progressieve uitrol van de modernisering, zal er voor aanbieders duaal leren ook de keuze ontstaan voor graad- of leerjaarevaluatie. Een bestuur dat voor graadevaluatie kiest, moet dit expliciet vastleggen door dit te vermelden in het schoolreglement; indien dit niet wordt vastgelegd, is leerjaarevaluatie de norm.

Het invoeren van de mogelijkheid om te kiezen voor graad- of leerjaarevaluatie, volgt dus de modernisering van het secundair onderwijs: voor leerjaren van duale opleidingen die nog niet gevat zijn door de modernisering van het secundair onderwijs, blijft graadevaluatie behouden. Vanaf een leerjaar gevat is door de modernisering, zal er keuze zijn tussen graad- en leerjaarevaluatie (vanaf 1 september 2022 is dit voor de hele tweede graad, vanaf 1 september 2023 voor het eerste leerjaar van de derde graad, vanaf 1 september 2024 voor het tweede leerjaar van de derde graad, en vanaf 1 september 2025 voor het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als een zevende leerjaar).

- Bij graadevaluatie stromen leerlingen van rechtswege door van het eerste naar het tweede leerjaar van een graad; dit impliceert dat leerlingen het eerste jaar van een tweejarige opleiding niet kunnen overzitten. De klassenraad reikt op het einde van het eerste leerjaar van een tweejarige opleiding geen oriënteringsattest uit, maar een attest van regelmatige lesbijwoning (zie model in bijlage 4). Voor de opleidingen gevat door de modernisering: bijlage 19. Op het einde van de tweede graad moet er ook bij graadevaluatie een oriënteringsattest uitgereikt worden. In welke gevallen er verder nog een oriënteringsattest wordt uitgereikt, is terug te vinden in punt 10.1.2. van omzendbrief SO 64.

- Bij leerjaarevaluatie, die vanaf de geleidelijke uitrol van de modernisering ook toegepast kan worden in duaal leren, wordt er per leerjaar een uitspraak gedaan over het slagen of niet-slagen van een leerling. Hiervoor moeten de oriënteringsattesten gebruikt worden als per leerjaar vermeld in omzendbrief SO 64.

Net zoals in niet-duale studierichtingen, beslist de klassenraad over de studiebekrachtiging van de leerlingen. Belangrijk hierbij is dat dit zowel gedurende het schooljaar als op het einde ervan kan. Dit impliceert dat in duaal leren, leerlingen ook voor de datum van 30 juni al een studiebekrachtiging kunnen krijgen, en dit ongeacht of de aanbieder voor een lineaire of modulaire organisatiewijze kiest. Evengoed kan een leerling die op 30 juni nog niet alle competenties verwierf, in het daaropvolgende schooljaar de opleiding verderzetten om dan de studiebekrachtiging te krijgen op het moment dat de resterende competenties zijn verworven.

Wat de vervroegde studiebekrachtiging betreft, is er een verschil tussen opleidingen met graad- en leerjaarevaluatie. Bij graadevaluatie worden de doelen over de twee leerjaren van de graad bekeken; iedereen die graadevaluatie volgt dient op 30 juni van het eerste leerjaar de overstap te maken naar het tweede leerjaar waarbinnen er vervroegde eindstudiebekrachtiging uitgereikt kan worden. Bij leerjaarevaluatie worden de doelen van de graad opgesplitst in twee leerjaren. Op het moment dat een leerling alle studiebekrachtiging van een leerjaar behaalde, kan deze een A-attest krijgen, en met dat A-attest overstappen naar het tweede leerjaar van de graad.

Aangezien de leerling een substantieel deel van zijn tijd op een werkplek leert, is het van belang om ook de evaluatie van de mentor over het deel op de werkplek mee te nemen. Om dit te waarborgen, is de mentor een stemgerechtigd lid van elke klassenraad, met uitzondering van de toelatingsklassenraad. Wanneer de mentor een bloed- of aanverwant is van de leerling in kwestie, tot en met de vierde graad, kan deze mentor niet deelnemen aan de klassenraad. Het kan zijn dat een leerling naar meerdere ondernemingen gaat voor zijn duale opleiding. In dit geval kunnen de verschillende mentoren gezamenlijk slechts één stem uitbrengen. Wanneer er meerdere mentoren zijn en men tot een ex aequo in de stemming komt voor de bepaling van hun gezamenlijke stem, kan de trajectbegeleider in de plaats van de mentoren stemmen, bovenop de eigen stem van de trajectbegeleider. Er worden praktische afspraken gemaakt tussen de onderneming en de aanbieder over het functioneren van de mentor in de klassenraad, ook wat zijn aanwezigheid betreft. Hoe dan ook moet de mentor zich houden aan het ambtsgeheim dat van toepassing is op elk lid van de klassenraad.

De organisatie van een geïntegreerde proef (GIP) is facultatief in duaal leren, en dit op het niveau van de voltallige groep, en niet op niveau van de individuele leerling. Voor duaal leren in OV3 van het BuSO is de kwalificatieproef eveneens facultatief.

12.2. Studiebekrachtiging

12.2.1. Gewoon secundair onderwijs en BuSO OV4

Vanaf de progressieve uitrol van de modernisering verloopt de studiebekrachtiging in duale opleidingen volgens dezelfde principes als in niet-duale opleidingen (zie omzendbrief SO 64). Zo krijgen aanbieders duaal leren de keuze tussen graad- en leerjaarevaluatie (zie deel 12.1). De evaluatiewijze bepaalt of er oriënteringsattesten gebruikt worden.

- Bij graadevaluatie krijgen leerlingen op het einde van het eerste leerjaar van een graad een attest van regelmatige lesbijwoning (zie model in bijlage 4 of bijlage 19 voor de opleidingen gevat door de modernisering). Op het einde van de tweede graad moet er ook bij graadevaluatie een oriënteringsattest uitgereikt worden. In welke gevallen er verder nog een oriënteringsattest wordt uitgereikt, is terug te vinden in punt 10.1.2. van omzendbrief SO 64.

- Bij leerjaarevaluatie worden er jaarlijks oriënteringsattesten uitgereikt als per leerjaar vermeld in omzendbrief SO 64.

In duaal leren in het gewoon secundair onderwijs en OV4 van het BuSO kunnen er op het einde van een structuuronderdeel verschillende vormen van studiebekrachtiging worden uitgereikt (zie modellen in bijlage 5 tot en met 10), die per leerling worden opgesomd in het proces-verbaal (zie voor model in bijlage 12). Voor elk duaal structuuronderdeel is in het standaardtraject/curriculumdossier vastgelegd welke studiebewijzen er uitgereikt kunnen worden:

  • Onderwijskwalificaties: afhankelijk van het niveau en de onderwijsvorm van de opleiding kan dit een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 2 (bijlage 5), een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de 3e graad van het bso (bijlage 6), een diploma secundair onderwijs (bijlage 7) of een studiegetuigschrift van het 3e jaar van de derde graad van het bso (bijlage 8) zijn. De onderwijskwalificatie van een opleiding wordt toegekend aan leerlingen die geslaagd zijn voor het geheel van de onderwijsdoelen van de opleiding (beroepsgerichte vorming en algemene – en sociale – vorming) zoals vermeld in het standaardtraject/curriculumdossier van de opleiding;

  • Bewijs van beroepskwalificatie (bijlage 9 of bijlage 20 voor opleidingen gevat door de modernisering): dit wordt uitgereikt aan leerlingen die niet slagen voor het geheel van de onderwijsdoelen van het standaardtraject/curriculumdossier, maar wel voor alle competenties die deel uitmaken van een beroepskwalificatie. Sommige opleidingen zijn gebaseerd op meerdere beroepskwalificaties, waardoor de leerling ook meerdere bewijzen van beroepskwalificatie kan behalen met één opleiding;

  • Bewijs van deelkwalificatie (bijlage 10 of bijlage 21 voor opleidingen gevat door de modernisering): een deelkwalificatie is een afgerond geheel van competenties uit een beroepskwalificatie dat relevant is voor de arbeidsmarkt. Niet voor elke opleiding zullen er deelkwalificaties afgebakend kunnen worden aangezien niet elke beroepskwalificatie toelaat om nog kleinere gehelen af te bakenen met afzonderlijke relevantie op de arbeidsmarkt;

  • Bewijs van competenties (bijlage 11 of bijlage 22 voor de opleidingen gevat door de modernisering): aan leerlingen die geen afgerond geheel van competenties bereikten, kan een bewijs van competenties uitgereikt worden waarop de afzonderlijke competenties staan die de leerling behaalde. Daarnaast kan dit ook toegekend worden aan een leerling die bovenop een beroepskwalificatie of deelkwalificatie, nog verschillende andere competenties behaalde zonder dat dit echter een afgerond geheel van competenties vormt.

  • Indien een leerling zijn opleiding stopzet, zonder competenties te hebben bereikt, krijgt deze een attest van regelmatige lesbijwoning (zie model in bijlage 4). Dit kan enkel in opleidingen die nog niet gemoderniseerd zijn. Voor gemoderniseerde opleidingen waarin een leerling stopt zonder competenties te hebben behaald, reikt de aanbieder een school- of centrumeigen attest uit.

Leerlingen ontvangen bovenstaande studiebewijzen niet cumulatief. Wanneer een leerling de onderwijskwalificatie behaalt, omvat deze reeds de beroepskwalificatie(s) en/of deelkwalificatie(s). De leerling krijgt in dat geval dan ook enkel de onderwijskwalificatie en niet de onderliggende bewijzen uitgereikt. Hetzelfde geldt voor de beroepskwalificatie met onderliggende deelkwalificaties. Als een leerling bovenop een bewijs van beroepskwalificatie of een bewijs van deelkwalificatie bijkomende competenties verwierf, kan dit wél bijkomend gecertificeerd worden via een bewijs van competenties.

Leerlingen krijgen op het einde van hun traject één van de bovenstaande studiebewijzen uitgereikt die dan een indicatie geven van de competenties die reeds bereikt zijn. Leerlingen die geen onderwijskwalificatie behaalden, maar dit wel nastreven, kunnen zich dan opnieuw inschrijven in de duale opleiding; er kan dan tijdens het verdere traject ingezet worden op de ontbrekende competenties.

Voor de centra voor deeltijds onderwijs is het van belang om aan te stippen dat we afstappen van de systematiek dat elke module recht geeft op een deelcertificaat. In duaal leren is er ten eerste geen tussentijdse studiebekrachtiging, maar wordt de studiebekrachtiging telkens gegeven op het einde van de opleiding (hetzij doorheen of op het einde van het schooljaar). Ten tweede is het niet zo dat elke cluster de facto overeenkomt met een kwalificatie; in bepaalde gevallen kan dit zo zijn, maar in andere niet. Hiervoor wordt best het standaardtraject/curriculumdossier geraadpleegd waarin duidelijk is opgenomen in welke situaties de leerling recht heeft op welke studiebekrachtiging.

Aan leerlingen die een duaal structuuronderdeel verlaten in de periode van 20 opleidingsdagen (eventueel verlengd met nog eens 20 opleidingsdagen) wordt een attest regelmatige lesbijwoning uitgereikt, en hoeft geen oriënteringsattest uitgereikt te worden.

12.2.2. Aanloopfase

Ook in de aanloopfase worden er studiebewijzen toegekend. Het is belangrijk om mee te geven dat ook voor aanloopstructuuronderdelen samen met de geleidelijke uitrol van de modernisering de keuze kan gemaakt worden voor graad- of leerjaarevaluatie. In schooljaar 2023-2024 zal dit dus mogelijk zijn in de tweede graad en het eerste leerjaar van de derde graad en vanaf 1 september 2024 ook in aanloopstructuuronderdelen van het tweede leerjaar van de derde graad.

Wat de studiebekrachtiging op het einde van de aanloopfase betreft, is het belangrijk om te duiden op het voorbereidende karakter van de aanloopfase. Een aanloopfase duurt dan ook zo kort als mogelijk, maar zo lang als nodig. Als uitgewerkt in deel 8, wordt voor een aanloopstructuuronderdeel altijd een set van competenties afgebakend uit een duaal structuuronderdeel, of uit verschillende duale structuuronderdelen van een studiedomein, of inhoudelijk afbakening binnen een studiedomein. In een aanloopstructuuronderdeel kan steeds een bewijs van competenties uitgereikt worden (zie model 11 in bijlage, voor opleidingen gevat door de modernisering bijlage 22).

De studiebekrachtiging voor leerlingen is concreet als volgt:

- Wat de studiebekrachtiging betreft voor leerlingen die overstappen van het aanloopstructuuronderdeel naar duaal leren, is er een verschil tussen de gemoderniseerde en niet-gemoderniseerde opleidingen in de aanloopfase.

Niet-gemoderniseerde opleidingen (i.e. is dit in schooljaar 2023-2024 enkel nog het tweede leerjaar van de derde graad): Indien een leerling in de loop van het schooljaar, of op het einde van het schooljaar de aanloopfase beëindigt, om nadien met een duaal structuuronderdeel te starten, wordt aan de leerling een attest regelmatige lesbijwoning of bewijs van competenties uitgereikt (afhankelijk van wat de leerling behaald heeft).

Gemoderniseerde opleidingen (i.e. zijn dit in schooljaar 2023-2024 aanloopstructuuronderdelen in de tweede graad en in het eerste leerjaar van de derde graad): indien de leerling overgaat naar duaal leren, krijgt deze een school- of centrumeigen attest indien er geen competenties werden behaald.

- Indien een leerling langer dan een schooljaar in de aanloopfase blijft, wordt op het eind van het eerste leerjaar een attest regelmatige lesbijwoning of een oriënteringsattest uitgereikt, afhankelijk van de keuze voor graad- of leerjaarevaluatie.

Vanaf 1 september 2022 is een kwalificerend traject op maat via de aanloopfase mogelijk op niveau van de tweede graad. Concreet wil dit zeggen dat voor leerlingen op niveau van de tweede graad, ingeschreven in een aanloopstructuuronderdeel dat rechtstreeks is afgeleid van een duaal structuuronderdeel (en dus niet een aanloopstructuuronderdeel afgebakend op niveau van het studiedomein of een inhoudelijk geheel binnen het studiedomein), waarvoor gedurende het traject in de aanloopfase blijkt dat de overstap naar het bovenliggende structuuronderdeel “duaal” 2e graad niet mogelijk is, de klassenraad kan beslissen om de doelen van het bovenliggende structuuronderdeel "duaal" 2e graad na te streven in een kwalificerend traject op maat. De school moet deze noodzaak kunnen aantonen. Dit moet voorgelegd kunnen worden aan de onderwijsinspectie bij een doorlichting. Aan een leerling waarvoor de klassenraad beslist om de overstap te maken naar een kwalificerend traject en bijgevolg de doelen van het bovenliggende duale structuuronderdeel na te streven, kan de studiebekrachtiging uitgereikt worden die is vastgelegd in het standaardtraject/curriculumdossier van die duale opleiding. Op deze manier kan een leerling, wanneer deze het onderwijs verlaat via de aanloopfase, dus de beroeps- of deelkwalificatie uit dat duale structuuronderdeel van de tweede graad behalen, of een onderwijskwalificatie niveau 2.

12.2.3. BuSO OV3

Voor OV3 van het BuSO kunnen eveneens verschillende vormen van studiebekrachtiging uitgereikt worden, die per leerling worden opgesomd in het proces-verbaal (voor model zie bijlage 12). Voor elk duaal structuuronderdeel is in het standaardtraject vastgelegd welke studiebewijzen er uitgereikt kunnen worden. Voor zowel de kwalificatie- als de integratiefase gaat dit over de volgende:

  • Een getuigschrift van de opleiding voor leerlingen die slagen voor het luik beroepsgerichte vorming en algemene en sociale vorming (bijlage 13);

  • Een bewijs van beroepskwalificatie (zie bijlage 14): dit wordt uitgereikt aan leerlingen die niet slagen voor het geheel van de onderwijsdoelen van het standaardtraject, maar wel voor alle competenties die deel uitmaken van een beroepskwalificatie. Sommige opleidingen zijn gebaseerd op meerdere beroepskwalificaties, waardoor de leerling ook meerdere bewijzen van beroepskwalificatie kan behalen met één opleiding. Daarnaast zijn er in BuSO OV3 ook opleidingen die niet tot een volledige beroepskwalificatie leiden, maar enkel tot een deelkwalificatie (zie volgende punt);

  • Een bewijs van deelkwalificatie (zie bijlage 15): een deelkwalificatie is een afgerond geheel van competenties uit een beroepskwalificatie dat relevant is voor de arbeidsmarkt. Niet voor elke opleiding zullen er deelkwalificaties afgebakend kunnen worden aangezien niet elke beroepskwalificatie toelaat om nog kleinere gehelen af te bakenen met afzonderlijke relevantie op de arbeidsmarkt;

  • Een model van bewijs van competenties (bijlage 16) behaald in een structuuronderdeel in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs. Dit wordt uitgereikt als de leerling beroepsgerichte competenties heeft bereikt die geen deelkwalificatie of beroepskwalificatie vormen;

  • Een attest van verworven bekwaamheden (zie bijlage 17): aan leerlingen die geen afgerond geheel van competenties bereikten, kan een attest van verworven bekwaamheden uitgereikt worden waarop de afzonderlijke competenties staan die de leerling behaalde. Daarnaast kan dit ook toegekend worden aan een leerling die bovenop een beroepskwalificatie of deelkwalificatie, nog verschillende andere competenties behaalde zonder dat dit echter een afgerond geheel van competenties vormt;

  • Een attest beroepsonderwijs (bijlage 18) wordt toegekend aan leerlingen in OV3 die geen recht hebben op één van de andere studiebewijzen die hierboven werden opgesomd;

Ook voor BuSO OV3 moet herhaald worden dat leerlingen bovenstaande studiebewijzen niet cumulatief ontvangen. Wanneer een leerling een getuigschrift van de opleiding behaalt, omvat deze reeds de beroepskwalificatie(s) en/of deelkwalificatie(s). De leerling krijgt in dat geval dan ook enkel het getuigschrift en niet de onderliggende bewijzen uitgereikt. Hetzelfde geldt voor de beroepskwalificatie met onderliggende deelkwalificaties. Als een leerling bovenop een bewijs van beroepskwalificatie of een bewijs van deelkwalificatie bijkomende competenties verwierf, kan dit wél bijkomend gecertificeerd worden via een attest van verworven bekwaamheden.

Een belangrijke wijziging voor het buitengewoon secundair onderwijs van OV3 is dat leerlingen meerdere kwalificaties kunnen behalen (en dit zowel voor het duale als het niet-duale OV3-onderwijs). Na het succesvol afronden van een kwalificatie- of integratiefase, kan de klassenraad de leerling toelaten om een bijkomende kwalificatie- of integratiefase te volgen. Wat deze overstap betreft zijn eigenlijk alle overstappen van kwalificatiefase naar integratiefase of van integratiefase naar een andere integratiefase mogelijk, met twee belangrijke uitzonderingen:

  • Indien een leerling geen getuigschrift, bewijs van beroepskwalificatie of bewijs van deelkwalificatie behaalt in de kwalificatiefase, maar wel een attest van verworven bekwaamheden, moet de klassenraad van de integratiefase een gunstig advies verlenen.

  • Leerlingen die een getuigschrift, een bewijs van beroepskwalificatie of een bewijs van deelkwalificatie behaalden in de kwalificatiefase van duaal leren, mogen niet naar de integratiefase van dezelfde duale opleiding, noch naar de integratiefase van de nauw-verwante niet-duale opleiding.

13. Financiering

13.1. Scholen voltijds onderwijs, scholen buitengewoon onderwijs en centra voor deeltijds onderwijs

Voor de scholen voltijds secundair onderwijs, scholen voor buitengewoon secundair onderwijs en de centra voor deeltijds onderwijs blijft de financieringswijze gelijk aan de financiering zoals deze nu bestaat voor de niet-duale studierichtingen in die onderwijsvorm, en dit voor de omkadering en de globale puntenenveloppe. Vanaf 1 september 2022 zal het werkingsbudget voor leerlingen die ingeschreven zijn in een duaal structuuronderdeel of aanloopstructuuronderdeel in de centra voor deeltijds onderwijs op dezelfde manier berekend worden als het werkingsbudget in voltijdse scholen. Voor leerlingen die ingeschreven zijn in een duaal structuuronderdeel of aanloopstructuuronderdeel volgen in een centrum voor deeltijds onderwijs, zal dan geen aanvullend werkingsbudget meer worden toegekend.

Voor het buitengewoon secundair onderwijs wordt voor de wekelijkse lesuren telkens gerekend met de wekelijkse lesuren die de school doorgeeft voor de duale opleiding (zij gebruikt hiervoor als referentie de wekelijkse lesuren van een niet-duale tegenhanger van de duale opleiding in dezelfde fase en leerjaar, rekening houdend met het reglementair vastgelegde minimaal en maximaal aantal mogelijke wekelijks in te richten lesuren). Voor scholen voor voltijds secundair onderwijs zal de financiering voor duaal leren berekend worden zoals vastgelegd in omzendbrieven SO 55, SO 16 en PERS/2009/06. Voor de CDO wordt de omkadering voor duaal leren op identiek dezelfde manier berekend als vastgelegd in omzendbrief SO/2008/08. De telling vindt plaats op de gebruikelijke teldatum.

13.2. Centra voor de vorming van zelfstandigen en KMO

De financiering van duale opleidingen bij de centra voor vorming van zelfstandigen en KMO (Syntra vzw) is gelijk aan de financiering van de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, inclusief de aanpassing in de berekening van het werkingsbudget dat op CDO’s van toepassing is vanaf 1 september 2022. Voor de Syntra vzw zullen de leerlingen op 1 oktober van het lopende schooljaar geteld worden zolang het aanbod van leertijd niet geheel is omgezet naar een duaal aanbod. Wanneer dit laatste het geval is, worden leerlingen geteld op 1 februari van het voorafgaande schooljaar.

Middelen die voortvloeien uit die telling worden nog datzelfde schooljaar uitbetaald in de vorm van een krediet. Omkaderingsmiddelen kunnen enkel aangewend worden voor personeel in duaal leren. Werkingsmiddelen kunnen enkel gebruikt worden voor de werking van de duale opleidingen die er aangeboden worden. Dit dient via een analytische boekhouding aangetoond te kunnen worden.

Regelgeving over de rechtspositie van onderwijspersoneel is niet van toepassing op de personeelsleden van de Syntra vzw. De enige uitzondering hierop heeft betrekking op de verloning van de lesgevers: personeelsleden van de Syntra vzw die voldoen aan de regeling voor bekwaamheidsbewijzen die van toepassing is in het secundair onderwijs, dienen ook verloond te worden overeenkomstig de geldende salarisschalen.

13.3. Besteding van uren

13.3.1. Trajectbegeleiding

Van het beschikbare urenpakket van de aanbieder, moeten er uren besteed worden aan trajectbegeleiding waardoor leraren de rol van trajectbegeleider kunnen opnemen. Deze uren vallen in de categorie "uren die geen lesuren zijn" en dienen dan ook niet in een klassieke klassituatie ingezet te worden, maar kunnen ook aangewend worden voor bedrijfsbezoeken, coaching van leerlingen et cetera. Wat het aantal uren betreft is er momenteel geen minimum vastgelegd, maar de uren dienen in het elektronisch personeelsdossier te worden geregistreerd als "trajectbegeleiding duaal" met de code 00001744. Deze aparte registratie laat een doorgedreven monitoring toe.

13.3.2. Gastleraars

In duaal leren kunnen er gastleraars aangesteld worden. Gastleraars zijn personen die geen deel uitmaken van het bestuur of het personeel van de aanbieder en die voordrachten geven aan leerlingen vanuit hun expertise en ervaring. Per week kan er gemiddeld op jaarbasis maximum 2 uur van de wekelijkse lessentabel, wat de schoolcomponent betreft, van een bepaalde opleiding voor gastleraars aangewend worden.

13.3.3. Overdracht van uren

Duaal leren biedt eveneens een grote flexibiliteit aan overdracht van middelen. Volgende overdrachten zijn mogelijk:

  • Tussen een school voor voltijds onderwijs, een school voor buitengewoon secundair onderwijs en een centrum voor deeltijds onderwijs voor wat betreft de overdracht van uren-leraar;

  • Tussen een school voor voltijds onderwijs en een Syntra vzw (of vice versa) voor wat betreft de overdracht van omzettingen van uren-leraar naar krediet. Dit bedraagt in deze situatie een krediet van 34,27 euro. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar;

  • Ook tussen een centrum voor deeltijds onderwijs en een Syntra vzw (of vice versa) wordt een krediet uitbetaald per uur-leraar. Dit bedraagt in deze situatie een krediet van 29,63 euro. Dat krediet wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar;

  • Bij de overdracht tussen een school voor buitengewoon secundair onderwijs en een Syntra vzw (of vice versa) wordt een krediet van 31,72 euro uitbetaald voor een lesuur. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar;

  • Bij de overdracht tussen een school voor buitengewoon secundair onderwijs en een Syntra vzw (of vice versa) wordt een krediet van 22,46 euro uitbetaald voor een uur. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar.

Verder zijn ook samenwerkingen met centra voor volwassenenonderwijs mogelijk. Bij de overdracht van uren-leraar van een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs of een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs aan een centrum voor volwassenenonderwijs wordt elk overgedragen uur-leraar omgezet in een leraarsuur (meer info: zie de omzendbrief SO 55 voor scholen voltijds onderwijs en omzendbrief SO/2008/08 voor de centra voor deeltijds onderwijs).

Als een Syntra vzw uren overdraagt naar een centrum voor volwassenenonderwijs (of vice versa), gebeurt dit in de vorm van een krediet. Dit bedraagt in deze situatie een krediet van 33,77 euro. Dat krediet wordt gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Dat krediet wordt vanaf 1 januari 1990 aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De indexaanpassingen die na 1 oktober van het schooljaar worden doorgevoerd, hebben evenwel pas uitwerking met ingang van het daaropvolgende schooljaar.

Centra voor deeltijds 1beroepssecundair onderwijs kunnen uren-leraar overdragen naar een organisatie die in het schooljaar 2018-2019 erkend was als centrum voor deeltijdse vorming, voor de realisatie van een les- of lesvervangend aanbod ter ondersteuning van de leerling. De uren-leraar in kwestie worden omgezet naar een krediet.

14. Kwaliteitstoezicht

Ook in duaal leren heeft de onderwijsinspectie de opdracht om tijdens een doorlichting na te gaan of een aanbieder duaal leren de onderwijsreglementering respecteert en of zij aan de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het Referentiekader voor Onderwijskwaliteit, tegemoetkomt. In deze optiek blijft de aanbieder duaal leren ook de eerste verantwoordelijke voor het opleidingstraject van de leerling en de evaluatie daarvan. Het toezicht wordt geïntegreerd met het reguliere kwaliteitstoezicht van de onderwijsinspectie en zal gebeuren met het instrumentarium inspectie 2.0. dat aangepast werd om de specifieke context van duaal leren te vatten. Voor wat de werkplekcomponent betreft wordt de onderwijsinspectie bijgestaan door toezichthouders van het Departement Werk en Sociale Economie. De werkplekbezoeken maken namelijk deel uit van het onderzoek van het duale traject in de opleidingsinstelling. Tijdens de doorlichting voeren toezichthouders van de beide inspectiediensten de activiteiten van het toezicht op het duale traject samen uit. De toezichthouders komen uiteindelijk tot één gezamenlijke conclusie.

15. Ondernemingen

In duaal leren is het uiteraard van belang dat elke leerling een werkplek heeft om zijn duaal leren in te vullen. Elke onderneming in duaal leren dient een erkenning aan te vragen. Deze erkenning wordt aangevraagd door de onderneming voor een specifieke opleiding bij een Vlaams of een sectoraal partnerschap; dit moet online gebeuren via Werkplekduaal. Pas nadat de erkenning is verleend, kan een overeenkomst met die onderneming worden afgesloten.

16. Bijlagen

Bijlage 1 - Standaardtrajecten duaal – administratieve groepsnummers 2023-2024

/documenten/bestanden/12070.xlsx (nr. 12070, xlsx, 1 blad, 80 kB)

Bijlage 2 - Overeenkomst voor het uitvoeren van observatieactiviteiten buiten de school (snuffelstages)

/documenten/bestanden/11800.docx (nr. 11800, docx, 8 p., 56 kB)

Bijlage 3 - Aanvraag tot financiering van speciale onderwijsleermiddelen en bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen voor leerlingen in het duaal leren

/documenten/bestanden/11635.docx (nr. 11635, docx, 6 p., 920 kB)

Bijlage 4 - Attest van regelmatige lesbijwoning in een duale opleiding of een opleiding in de aanloopfase in het secundair onderwijs

/documenten/bestanden/11801.docx (nr. 11801, docx, 2 p., 24 kB)

Bijlage 5 - Getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, onderwijskwalificatie niveau 2

/documenten/bestanden/11814.docx (nr. 11814, docx, 3 p., 26 kB)

Bijlage 6 - Studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs in een duale opleiding van het secundair onderwijs

/documenten/bestanden/11813.docx (nr. 11813, docx, 2 p., 30 kB)

Bijlage 7 - Diploma van secundair onderwijs in een duale opleiding

/documenten/bestanden/11812.docx (nr. 11812, docx, 2 p., 23 kB)

Bijlage 8 - Studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, georganiseerd in de vorm van een specialisatiejaar in een duale opleiding van het secundair onderwijs

/documenten/bestanden/11811.docx (nr. 11811, docx, 2 p., 23 kB)

Bijlage 9 - Model van bewijs van beroepskwalificatie (niet-gemoderniseerde structuuronderdelen)

/documenten/bestanden/11810.docx (nr. 11810, docx, 2 p., 24 kB)

Bijlage 10 - Model van bewijs van deelkwalificatie (niet-gemoderniseerde structuuronderdelen)

/documenten/bestanden/11809.docx (nr. 11809, docx, 2 p., 24 kB)

Bijlage 11 - Model van bewijs van competenties (niet-gemoderniseerde structuuronderdelen)

/documenten/bestanden/11808.docx (nr. 11808, docx, 1 p., 23 kB)

Bijlage 12 - Proces-verbaal met betrekking tot de studiebekrachtiging, na leerlingenevaluatie, in een duale opleiding of een opleiding in de aanloopfase van het secundair onderwijs

/documenten/bestanden/11807.docx (nr. 11807, docx, 2 p., 24 kB)

Bijlage 13 - Getuigschrift van een opleiding in een duale opleiding van opleidingsvorm 3 (BuSO)

/documenten/bestanden/11806.docx (nr. 11806, docx, 8 p., 38 kB)

Bijlage 14 - Bewijs van beroepskwalificatie in een duale opleiding van opleidingsvorm 3 (BuSO)

/documenten/bestanden/11805.docx (nr. 11805, docx, 4 p., 34 kB)

Bijlage 15 - Bewijs van deelkwalificatie in een duale opleiding van opleidingsvorm 3 (BuSO)

/documenten/bestanden/11804.docx (nr. 11804, docx, 4 p., 34 kB)

Bijlage 16 - Bewijs van competenties behaald in een structuuronderdeel in opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs

/documenten/bestanden/24078.docx (nr. 24078, docx, 2 p., 22 kB)

Bijlage 17 - Attest van verworven bekwaamheden behaald in een duale opleiding van opleidingsvorm 3 (BuSO)

/documenten/bestanden/11803.docx (nr. 11803, docx, 1 p., 23 kB)

Bijlage 18 - Attest beroepsonderwijs in een duale opleiding van opleidingsvorm 3 (BuSO)

/documenten/bestanden/11802.docx (nr. 11802, docx, 1 p., 23 kB)

Bijlage 19 - Attest van lesbijwoning als regelmatige leerling

/documenten/bestanden/4480.docx (nr. 4480, docx, 4 p., 30 kB)

Bijlage 20 - Model van bewijs van beroepskwalificatie

/documenten/bestanden/18815.docx (nr. 18815, docx, 5 p., 27 kB)

Bijlage 21 - Model van bewijs van deelkwalificatie

/documenten/bestanden/18812.docx (nr. 18812, docx, 4 p., 28 kB)

Bijlage 22 - Model van bewijs van competenties

/documenten/bestanden/17978.docx (nr. 17978, docx, 2 p., 26 kB)

Bijlage 23 - Koppeling mogelijke aanloopstructuuronderdelen duaal aan structuuronderdelen duaal

/documenten/bestanden/21647.docx (nr. 21647, docx, 5 p., 32 kB)

Bijlage 24 - Weigering of ontbinding van een inschrijving van een leerling om een andere reden dan capaciteit of volzetverklaring

/documenten/bestanden/19702.docx (nr. 19702, docx, 3 p., 908 kB)